Verzetschrift tegen uitspraak 200106097/2/M1 van staatsraad mr. J.P.H. Donner


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens

't Achterom 9a
5491 XD
Sint Oedenrode
Tel. 0413-490387
Fax. 0413-490386

Afgegeven met ontvangstbevestiging.

Per fax 070-3651380

De Vice-President van de Raad van State,
Postbus 20019,
2500 EA 's-Gravenhage.

Sint Oedenrode, 6 maart 2002.

Tevens verstuurd per fax 070 - 3651380 op 14 februari 2002.

OPEN BRIEF

Tevens, excl. bijlagen, verstuurd per fax 070 - 3651380.


Ons kenmerk: SBL/rijksw/06032/VZ.

Uw nummer: 200106097/2/M1.

Betreft:

  1. Stichting tot behoud leefmilieu Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem en naaste omgeving,
    Holstraat 17, 6082 BA Buggenum met 15 gemachtigden.
  2. J. Hoebers, Haelenerweg 9, 6082 AA Buggenum.
  3. J. Rulkens, Dorpsstraat 94, 6082 AR Buggenum.
  4. P. Topeeters, Neel Doffstraat 18, 6082 AE Buggenum.
  5. H. Slabbers, Galgenberg 35, 6082 AZ Buggenum.
  6. L.G.G.M. Mom, Bergstraat 13, 6082 AJ Buggenum.
  7. H.P.J. Vissers, Holstraat 6, 6082 BC Buggenum.
  8. A.M. Schreuder, Thorbeckestraat 24, 6042 CR Roermond.
  9. J. Schuermans, Roermondseweg 92, 6081 NW Haelen.
  10. C.J. Schreuder, Eikendreef 23, 6081 EA Haelen.
  11. C.J.M. Wijers, Poelakkerweg 3, 6082 NC Buggenum.
  12. H.J.J. Sleutels, Holstraat 9, 6082 BA Buggenum.

Verzetschrift tegen uw uitspraak 200106097/2/M1 van 25 januari 2002 van staatsraad mr. J.P.H. Donner, lid van de Enkelvoudige Kamer


Geacht college,

Namens opgemelde stichtingen en personen hierna te noemen: appellanten, tekenen wij hierbij verzet aan tegen uw uitspraak van 25 januari 2002, nummer 200106097/2/M1. Van de in geding zijnde uitspraak vindt u een kopie bijgevoegd (zie bijlage 1).


Motivering verzetschrift.

Staatsraad mr. J.P.H. Donner, Lid van de Enkelvoudige Kamer, verklaart bij uitspraak, nummer 200106097/2/M1, ons verzoek van 9 december 2001, kenmerk: SBL/rijksw/09121/hz, niet ontvankelijk op grond van de volgende overwegingen:

===============================================================

2.1 Verzoekers hebben bij brief van 1 januari 2002 verzocht om wraking op voorhand van het lid van de Afdeling dat uitspraak doet op het verzoek om herziening.

2.1.1. De Afdeling heeft dit verzoek buiten behandeling gelaten. Daartoe heeft zij het volgende overwogen. Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Uit de aard en het doel van het instituut wraking volgt dat een verzoek om wraking betrekking moet hebben op een of meer met name genoemde rechters en moet worden onderbouwd met concrete, op de betrokken rechter of rechters toegespitste argumenten. Het onderhavige verzoek om wraking behelst het op voorhand wraken van ieder lid van de Afdeling dat het verzoek om herziening zal behandelen. Hiermee worden aldus alle leden van de Afdeling dan wel de Afdeling als geheel op voorhand gewraakt. een dergelijk verzoek behoort, gelet op het vorenstaande, niet tot de mogelijkheden die artikel 8:15 van de Awb biedt en komt dan ook in aanmerking om buiten behandeling te worden gelaten. In dit verband zij ook verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 10 december 1997, nr. E01.96.0532/W3, JB 1998/28 en van de Centrale Raad van Beroep van 6 december 1996, nos. 95/7669AAWAO en 96/265ZW, JB 1997,13.

===============================================================

Met deze overwegingen kan appellant zich niet verenigen en wel op grond van de volgende motivering:

Het is niet juist dat appellanten op voorhand alle leden van de Afdeling dan wel de Afdeling als geheel op voorhand hebben gewraakt. In de bij brief van 1 januari 2002 toegezonden nadere stukken hebben wij letterlijk het volgende geschreven (zie bijlage 2). Toezending nadere stukken in opgemeld verzoek om herziening, tevens wraking op voorhand van de staatsraad die na 1 januari 2002 uitspraak wil doen in opgemeld verzoekschrift, waarbij die beslissing is gebaseerd op de peildatum van na 31 december 2001.

Hierin staat dus nadrukkelijk geschreven wraking op voorhand van de staatsraad die na 1 januari 2002 uitspraak wil doen in opgemeld verzoekschrift.

De zinsnede:

    Wraking op voorhand van de staatsraad die in opgemeld verzoekschrift uitspraak wil doen geeft nadrukkelijk aan dat hier sprake is van maar één staatsraad en wel degene die de in geding zijnde uitspraak heeft gedaan te weten: Mr. J.P.H. Donner.

Hierbij stellen wij aan u de volgende vraag:

    Kunt u een staatsraad vóór de uitspraak 'op naam' wraken als u de uitspraak van die staatsraad zonder enige vooraankondiging onverwachts thuis in de brievenbus krijgt. Ja/Nee?

Ingeval u deze vraag met 'nee' beantwoord, hetgeen mijns inziens niet anders kan, betekent dat u ons verzet op dit punt gegrond zult moeten verklaren. Verklaart u desondanks ons verzet op grond van deze feiten toch ongegrond, dan laat u daarbij onherroepelijke jurisprudentie ontstaan waarmee u het wrakingsrecht volledig hebt uitgeschakeld, hetgeen in strijd is met het Verdrag van het Europese Hof van de Rechten voor de Mens.

Vooralsnog gaan wij ervan uit dat u het niet zover laat komen.

In de overwegingen schrijft staatsraad mr. J.P.H. Donner verder letterlijk het volgende: ===============================================================

2.2 Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

  • hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
  • bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn; en
  • ware zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

2.3 Verzoekers hebben verzocht om herziening van de uitspraak van de Voorzitter van 6 november 2001, no. 200104739/1. Bij deze uitspraak is het verzoek van verzoekers om toepassing van artikel 8:81 van de Awb afgewezen. Gelet op de tekst en de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 8:88 van de Awb is herziening slechts mogelijk van onherroepelijke uitspraken van de Afdeling als bedoeld in afdeling 8.2.6. van de Awb en uitspraken van de Voorzitter van de Afdeling als bedoeld in artikel 8:86 van de Awb.

2.4. De Afdeling stelt vast dat de uitspraak van de Voorzitter van 6 november 2001, no. 200104739/1, geen uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb en geen uitspraak als bedoeld in artikel 8:86 van de Awb is. Herziening van deze uitspraak van de Voorzitter is dan ook niet mogelijk.

===============================================================

Met deze overwegingen kan appellant zich niet verenigen en wel op grond van de volgende motivering:

Het is niet juist dat appellanten een verzoek om herziening hebben aangevraagd als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Dit kunt u nergens in ons verzoek van 9 december 2001 terugvinden. Dit heeft staatsraad mr. J.P.H. Donner gewoon verzonnen.

Wel kunt u in ons verzoek van 9 december 2091 terugvinden dat betreffend verzoek gebaseerd is op drie nieuwe feiten en wij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak hebben verzocht om het in geding zijnde besluit lopende de bezwaarprocedure op grond van deze drie nieuwe feiten te schorsen. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan lopende de beroeps- en bezwaarprocedure op grond van 'nieuwe feiten' meerdere malen verzoeken om voorlopige voorzieningen worden gedaan, zolang er nog niet onherroepelijk op is beslist.

Voor ondergetekende is duidelijk geworden dat staatsraad mr. J.P.H. Donner niet op de inhoud van ons verzoek van 9 december 2001 als zodanig heeft beslist, maar op grond van het woordje 'herziening' in de aanhef. Bijgevoegd vindt u het beroepschrift tegen voorlopige voorziening hinderwetvergunningsvoorwaarden van 14 november 1992 van de Gebr. van Aarle B.V. aan de voorzitter van de Afdeling Geschillen van Bestuur der Raad van State (zie bijlage 3). Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

Hierin schrijft de Gebr. van Aarle B.V. letterlijk het volgende:

Betreft: Beroepschrift tegen voorlopige voorziening hinderwetvergunningsvoorwaarden

Geachte voorzitter,

Naar aanleiding van een recente uitspraak (zaak B05.92.0988) tot het treffen van een voorlopige voorziening, mede bepaald door het ambtsbericht van de Adviseur Beroepen Milieubeheer (BABM/25505/SN), het volgende gemotiveerde verzoek tot herziening van genoemde uitspraak.- het is bedrijfstechnisch en procestechnisch onmogelijk om geen waterdamp te emitteren daar de temperatuur van het met stoom gefixeerde product, zeker in het huidige jaargetijde na het complete impregneer- en fixeerproces altijd warmer zal zijn dan de omgeving die tevens een relatieve vochtigheid bezit tegen de 100%. Hierdoor zal altijd een mist ontstaan.

- de ontstane mist is van dien aard dat, evenals in het ambtsbericht gesteld, maar nu met cijfers bevestigd (zie Bijlage), van enig risico voor de volksgezondheid geen sprake kan zijn. Op dit moment is het onmogelijk voor ons bedrijf om op welke manier dan ook te produceren, hetgeen vanaf het moment dat de voorlopige voorziening is geëffectueerd een aanzienlijke bedrijfsschade betekent. Met klem verzoeken wij u dan ook uw standpunt in deze te herzien op een zo kort mogelijke termijn.

Hoogachtend,

A.J. van Aarle, Directeur


In dit verzoekschrift schrijft de Gebr. van Aarle B.V. letterlijk het volgende:

  • Betreft: Beroepschrift tegen de voorlopige voorziening.
  • Verzoek tot herziening van genoemde uitspraak.
  • Met klem verzoeken wij u dan ook uw standpunt in deze te herzien op een zo kort mogelijke termijn.

Zelfs dit verzoekschrift is door de voorzitter van de Afdeling Geschillen van Bestuur van de Raad van State toentertijd in behandeling genomen als schorsingsverzoek op grond van nieuwe feiten. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het houtimpregneerbedrijf gebr. van Aarle B.V. door de georganiseerde milieumisdaad wordt gebruikt als dekmantelbedrijf om jaarlijks vele duizenden kilogrammen arseenzuur en chroomtrioxide (zwarte lijststoffen) op een ongecontroleerde wijze in water, bodem en lucht te dumpen. Kennelijk krijgen dergelijke bedrijven van onze Raad van State en veel betere behandeling.

Op grond van deze feiten zult u ons verzet ook op dit punt gegrond moeten verklaren. Verklaart u desondanks ons verzet op grond van deze feiten toch ongegrond dan laat u daarbij onherroepelijke jurisprudentie ontstaan dat u bedrijven die door de georganiseerde milieumisdaad worden gebruikt als dekmantel, om jaarlijks vele duizenden kilogrammen zwarte lijststoffen in water, bodem en lucht te dumpen, een betere behandeling geeft dan degenen die daartegen bij u op een rechtmatige wijze procederen. Hiermee is de belangenverstrengeling van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met betrekking tot het dumpen van jaarlijks duizenden kilogrammen zwarte lijststoffen (levensgevaarlijk afval) via o.a. houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle B.V. als dekmantel dan toch echt bewezen.

Vooralsnog gaan wij ervan uit dat u het niet zover laat komen.

CONCLUSIE

Op grond van vorenstaande feiten kan de in geding zijnde uitspraak nooit in stand blijven. Wij richten aan u dan ook het nadrukkelijke verzoek ons verzetschrift hierop gegrond te verklaren. Tevens verzoeken wij u ons hierover in ieder geval te horen in dit verzet op een dinsdag of donderdag in afstemming met de drukke agenda van ondergetekende.

    Hoogachtend,

    ing.A.M.L. van Rooij, veiligheids- en milieudeskundige Ecologisch Kennis Centrum BV
    Voor deze

    Ing. A.M.L. van Rooij,
    directeur.


Websiteadres: www.sdnl.nl/ekc.htm

Bijlage:

  1. Uw uitspraak, nummer 200106097/2/M1 van 25 januari 2002 aan het Ecologisch Kennis Centrum B.V. (5 pagina's)
  2. Pagina 1 van onze bij brief van 1 januari 2002, nader toegezonden stukken (1 pagina)
  3. Het beroepschrift d.d. 14 november 1992 (=behandeld als schorsingsverzoek) van de Gebr. van Aarle B.V. aan de voorzitter van de Afdeling Geschillen van Bestuur van de Raad van State (1 pagina).


Bijlage: A. Proces-verbaal, nummer 199900791/11. (5 pagina's)