't Achterom 9a Sint Oedenrode, 16 februari 2004. Afdeling bestuursrechtspraak Mr. K. Brink, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
PLEITNOTITIE
Uw nummer: 200400951/1/M1
tegen:
Verweerder Tijdstip hoorzitting 16 februari 2004 om 11.45 uur
Met betrekking tot deze zaak heeft u de volgende stukken ontvangen:
Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud, die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen en volledig mee te nemen in uw beslissing.
Om niet in herhaling te vallen met wat wij hebben geschreven in ons verzoekschrift van 29 januari 2004, aangevuld met de brieven van 13 en 14 februari 2004 nader toegezonden stukken, beperken wij ons in deze pleitnotitie tot het toelichten van de daarin genoemde feiten. Feit 1. Met het in geding zijnde besluit heeft M. den Ouden & Zn. B.V. van Gedeputeerde Staten van Noord Brabant (hierna: GS) op 13 januari 2004 met een melding ex artikel 8:19 van de Wet milieubeheer zijn inrichting mogen veranderen, bestemd tot het winnen en opslaan van zand gelegen aan de Erica en de Paardenbloem ongenummerd, plaatselijk genaamd "plas de Kienehoef" te Sint Oedenrode. Alvorens daarop positief had mogen worden beschikt hadden GS van Brabant moeten nagaan of het bedrijf M. den Ouden & Zn. B.V. ten tijde van het in geding zijnde besluit op 13 januari 2004 wel beschikte over een daarvoor vereiste ontgrondingsvergunning voor het winnen van zand. Bijgevoegd vindt u: Blz. 7 uit de bij besluit van 5 juli 1995, nummer 332886, door GS van Noord Brabant verleende ontgrondingsvergunning aan M. den Ouden & Zn. B.V. Hermalen 7 te Schijndel. (zie bijlage 1).
BESLUITEN: Geldigheidsduur 1e De geldigheidsduur van deze vergunning loopt af op het moment dat de ingevolge het betreffende voorschrift gestelde c.q. betaalde waarborg wordt vrijgegeven dan wel wordt terugbetaald; de ontgrondings- activiteiten respectievelijk opleveringsverplichtingen moeten uiterlijk op 1 januari 1999 zijn voltooid. 2e De in het voorgaande voorschrift genoemde geldigheidsduur van deze vergunning kunnen Gedeputeerde Staten, conform de daarvoor voorgeschreven procedure, verlengen. Een zodanige verlenging dient ten minste 16 weken voor het verstrijken van de in het eerste voorschrift genoemde geldigheidsduur van deze vergunning bij Gedeputeerde Staten te worden aangevraagd. Bijgevoegd vindt u het op 16 oktober 1998 ingekomen verzoek d.d. 15 oktober 1998, ref: 98.5430/EH, van M. den Ouden en Zn. Holding B.V. aan GS van Noord Brabant om verlenging van de geldigheidsduur van de op 5 juli 1995 onder nummer 332886 verleende ontgrondingsvergunning (zie bijlage 2). Hiermee is feitelijk komen vast te staan:
Met bovengenoemd 2-tal punten hebben we feitelijk bewezen dat de bij besluit van 5 juli 1995 aan M. den Ouden & Zn. B.V. verleende ontgrondingsvergunning op 1 januari 1999 is vervallen. Dit betekent dat ten tijde van het in geding zijnde besluit op 13 januari 2004 het bedrijf M. den Ouden en Zn. B.V. al ruim 5 jaar lang niet beschikte over een daarvoor vereiste ontgrondingsvergunning voor het winnen van zand. Gedeputeerde Staten van Noord Brabant hadden op grond van dit feit nooit positief mogen beschikken op de op 5 december 2003 ingekomen melding d.d. 4 december 2003 van M. den Ouden & Zn. B.V. Nu zij dat toch hebben gedaan betekent dat M. den Ouden en zn. B.V. van GS van Noord Brabant bij besluit van 13 januari 2004 hun inrichting hebben mogen veranderen ten behoeve van het winnen van zand zonder een daarvoor vereiste ontgrondingsvergunning van henzelf. Als het in geding zijnde besluit hierop niet wordt geschorst dan betekent dit dat u daarmee jurisprudentie laat ontstaan dat ingevolge het gelijkheidsbeginsel aan elk bedrijf (elke rechtspersoon) in Nederland milieuvergunning moet worden verleend voor het winnen van zand zonder dat betreffend bedrijf (rechtspersoon) beschikt over een daarvoor vereiste ontgrondingsvergunning. Bij brief van 1 februari 2004, kenmerk: Pla/prov/01024/bz/vv, heeft appellant 1 de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak verzocht om middels een spoedeisende behandeling met het opleggen van een dwangsom per dag deze illegale zandwinning zonder een daarvoor vereiste ontgrondingsvergunning onmiddellijk te laten stilleggen. Betreffend verzoek om voorlopige voorziening resp. schorsing d.d. 1 februari 2004 heeft de Raad van State ingeboekt onder nummer 200400952/1/R2. Ondanks ons aandringen daartoe weigert de behandelend voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreffend verzoekschrift op de agenda te zetten. Appellanten vinden een dergelijk handelen van de behandelend voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onbegrijpelijk omdat hij daarmee het bedrijf M. den Ouden en Zn. B.V. helpt met de voortzetting van het illegaal winnen van zand zonder een daarvoor vereiste ontgrondingsvergunning. De onafhankelijke positie van de Raad van State is hiermee zeer nadrukkelijk in geding als niet onverwijld tot schorsing wordt overgegaan. Feit 2. Voor dit feit verwijzen wij u naar "bezwaargrond 1" uit ons bijbehorend bezwaarschrift van 29 januari 2004 aan GS van Noord Brabant. Betreffende tekst is zo helder dat die ons inziens geen toelichting behoeft. Mocht u hierover nog toelichting wensen dan vernemen wij dat gaarne.
Voor dit feit verwijzen wij u naar "bezwaarpunt 2" uit ons bijbehorend bezwaarschrift van 29 januari 2004 aan GS van Noord Brabant. Bijgevoegd vindt u blz. 9 uit de bij besluit van 5 juli 1995, nummer: 332886, door GS van Noord Brabant verleende ontgrondingsvergunning aan M. den Ouden & Zn. B.V. Hermalen 7 te Schijndel (zie bijlage 4). Daarin staat letterlijk het volgende voorgeschreven:
13e De ontgrondingswerkzaamheden beneden de ter plaatse voorkomende grondwaterstand dienen te worden uitgevoerd met behulp van een zandzuiger in een gesloten circuit en wel zodanig dat het door de zandzuiger via de persleiding mee opgezogen water weer de in aanleg zijnde plas terugvloeit. Het in geding zijnde leidingentracé had op grond van dit voorschrift, uit de inmiddels ruim 5 jaar verlopen ontgrondingsvergunning, een gesloten circuit moeten vormen en wel zodanig dat het door de zandzuiger via de persleiding mee opgezogen water weer naar de in aanleg zijnde plas terugvloeit. Hieraan voldoet het in geding zijnde leidingentracé in de verste verte niet. Het betreft een "open circuit" waarbij het omwalde zanddepot op zo'n 700 meter van de zandwinningslocatie wordt gebruikt als 'open reservoir' dat zo lek is als een zeef (zie foto's). De verontreinigingsituatie van de bodem en de aangebrachte omwalling om het zanddepot, van waaruit het water wordt opgezogen en wordt geloosd op het oppervlaktewater van de winplaats en de omgevingssloten, is als volgt:
Met bovengenoemde feiten en in de zitting getoonde foto's is onomstotelijk komen vast te staan dat voor deze aangevraagde veranderingen een Wvo-vergunning van het dagelijks bestuur van het waterschap de Dommel is vereist. Omdat het bedrijf M. den Ouden en Zn. B.V. niet over een daarvoor vereiste Wvo-vergunning beschikt, heeft appellant 1 het dagelijks bestuur van het waterschap De Dommel bij brief van 9 januari 2004, kenmerk: Pla/Wat/09014/vz, verzocht om daartegen handhavend op te treden. Zonder appellant 1 in de gelegenheid te hebben gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, daarmee handelend in strijd met de Algemene wet bestuursrecht, wijst ir. J.H.E.M. van Haren sectormanager waterbeheer namens het dagelijks bestuur van het waterschap De Dommel bij besluit van 3 februari 2004, kenmerk: U-04-00520, ons bestuursdwangsomverzoek d.d. 9 januari 2004 ongemotiveerd af. Dit besluit heeft ambtenaar ir. J.H.E.M. van Haren genomen kort nadat hij kennis had kunnen nemen van de inhoud van het in geding zijnde verzoekschrift. Dat is zeer opmerkelijk. Dit des te meer GS van Noord Brabant betreffend besluit d.d. 3 februari 2004 van het dagelijks bestuur in deze zaak weer kan gebruiken als bewijsstuk dat voor deze grootschalige lozingen geen Wvo-vergunning van het waterschap De Dommel is vereist. Zie hiervoor ook de getoonde foto's. Om te voorkomen dat dit gebeurt, heeft appellant bij brief van 14 februari 2004, kenmerk: Pla/Wat/14024/bz, daartegen bezwaar ingediend bij het dagelijks bestuur van het waterschap De Dommel en bij brief van 14 januari 2004, kenmerk: Pla/Wat/14024/bz/vv, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om voorlopige voorziening verzocht. Daarmee is betreffend besluit van 3 februari 2004, kenmerk: U-04-00520, van het dagelijks bestuur van het waterschap de Dommel op dit moment geschorst. Deze stukken hebben appellant bij brief van 14 februari 2004 op tijd als nadere stukken ingebracht in deze zaak. Op grond van deze feiten is zeer nadrukkelijk komen vast te staan dat voor al deze oppervlaktewaterlozingen zeer nadrukkelijk een Wvo-vergunning is vereist van het dagelijks bestuur van het waterschap De Dommel. Hiervoor geldt een coördinatieplicht met de in geding zijnde Wm-vergunning. Nu GS van Noord Brabant heeft verzaakt uitvoering te geven aan deze coördinatieplicht met de Wvo-vergunning van het dagelijks bestuur van het waterschap De Dommel kan het in geding zijnde besluit ook hierop nooit in stand blijven. Ook hierop dient het in geding zijnde besluit te worden geschorst. Gebeurt dat niet dan laat u hierbij jurisprudentie ontstaan dat ieder bedrijf (rechtspersoon) in Nederland voortaan zonder een daarvoor vereiste Wvo-vergunning mag lozen wat hij wil. Wij vertrouwen erop dat u het niet zover laat komen.
Voor dit feit verwijzen wij u naar "bezwaargrond 3" uit ons bijbehorend bezwaarschrift van 29 januari 2004 aan GS van Noord Brabant. Betreffende tekst is zo helder dat die ons inziens geen toelichting behoeft. Mocht u hierover nog toelichting wensen dan vernemen wij dat gaarne.
Hierbij laten wij u een aantal foto's zien van de werkelijke situatie ter plaatse. Daarop ziet u o.a.
Appellanten vragen zich eerlijkheidshalve af of er eerst een of meerdere kinderen moeten verdrinken of onder het zand bedolven moeten worden voordat betrokken handhavingsambtenaren van de provincie Noord Brabant iets zien. Op grond van bovengenoemde 5-tal feiten kan het in geding zijnde besluit geen moment langer in stand blijven. Wij verzoeken u dan ook:
Hoogachtend,
Ecologisch Kennis Centrum BV
Ing. A.M.L. van Rooij, Bijlage: Deze pleitnotitie bevat een 5- bijlagen bestaande uit 5 pagina's. |
Columns
SDN-rubrieken
Milieu-onderwerpen
Nuloptie van Edelchemie
Ecologisch Kennis Centrum
Raad van State verbiedt shredderen afvalhout
Falende handhaving van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Zienswijze over milieueffecten van Groene stroom aan GS Limburg
Falende handhaving van de raad van de Gemeente Son en Breugel
Nuon Power Buggenum werkt zonder Wvo-vergunning, verzoek tot schorsing RvS
Voorz. van de Raad van State, Mr. van Dijk krijgt verantwoordelijkheid op z'n bord
Verzoek de jacht te openen op een van de grootste Brabantse vervuilers: Gebr. van Aarle BV
Staatsraad Boll klapte ooit uit de school met: Mijnheer van Rooij u kunt wel doorgaan met
procederen tegen houtimpregneerbedrijf gebr. van Aarle B.V., maar u wint dat nooit. Ik raad
u aan om hierover in overleg te treden met de commissaris van de koningin mr. F.J.M. Houben.