't Achterom 9a
5491 XD
Sint Oedenrode
Tel. 0413-490387
Fax. 0413-490386
Afgegeven met ontvangstbevestiging.
Sint Oedenrode, 27 januari 2003.
Burgemeester en wethouders
Van Sint Oedenrode,
Postbus 44,
5490 AA Sint Oedenrode.
Tevens verstuurd per fax 0413 - 478060.
Ons kenmerk: Aar/27013/bz.
Betreft: A.M.L. van Rooij en J.E.M. van Rooij van Nunen (appellant)/
- Bezwaarschrift tegen uw op 20 december 2002 verzonden besluit van 18 december 2002, nummer: 02/62.
- Tevens verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.
- Tevens schade-aansprakelijkheidsstelling.
Geacht college,
Namens de heer A.M.L. van Rooij en J.E.M. van Rooij van Nunen, gevestigd aan 't Achterom 9-9a, 5491 XD Sint Oedenrode, hierna te noemen appellanten, tekenen wij hierbij bezwaar aan tegen uw op 20 december 2002 verzonden besluit van 18 december 2002, nummer: 02/62.
Motivering bezwaarschrift.
Ons dwangsomverzoek van 6 januari 2002, kenmerk: Aar/06012/vz, handelt u af met uw besluit van 18 december 2002 met een volgende inhoud:
Ecologisch Kennis Centrum BV
t.a.v. de heer A.M.L. van Rooij
't Achterom 9a,
5491 XD Sint Oedenrode.
Afdeling: GGB-BM-CBD
Doorkiesnr: (0413) 481332
Bijlagen 4
Uw nummer: Uw brief van Ons nummer Sint Oedenrode,
Aar/06012/vz 06-01-2002 02/62 28-12-2002
Onderwerp: Verzoek tot stillegging Gebr. Van Aarle Verzonden, 20 dec. 2002
Geachte heer Van Rooij,
Met uw bovenaangehaalde brief heeft u ons verzocht om onder oplegging van een last onder dwangsom het bedrijf Gebr. van Aarle aan de Ollandseweg 159 te dwingen tot onmiddellijke stillegging van de houtimpregneeractiviteiten. Wij hebben hierop gereageerd in onze brief van 21 januari 2002. Deze brief heeft u niet beschouwd als een beschikking op uw verzoek om handhaving en, na briefwisseling met de VROM-inspectie Regio Zuid (brief van 18 juli 2002) heeft u op 29 november 2002 een beroepschrift en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de Raad van State in verband met het uitblijven van een beslissing op uw verzoek.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van 13 december jl. bepaald dat ons college alsnog binnen twee weken na die uitspraak een inhoudelijke beslissing dient te nemen op uw verzoek van 6 januari 2002.
Uw verzoek is gebaseerd op uw mening dat er bij het bedrijf sprake is van uitstoot van genotoxische carcinogene zwarte lijststoffen arseen en chroom VI, zonder dat het bedrijf beschikt over een daarvoor vereiste vergunning. U baseert die mening op de volgende in de aan de geldende milieuvergunning ten grondslag liggende aanvraag opgenomen passage: "Van het impregneerproces is expiratie van impregneermiddel zowel van impregneervloeistof als gereed product of componenten hiervan mede door de procesvoering naar het compartiment lucht uitgesloten". Bij uw verzoek voegt u een deel van een rapportage die betrekking heeft op een ander bedrijf en aan de hand waarvan u meent te kunnen concluderen dat er bij het onderhavige bedrijf van Van Aarle sprake is van emissie van de door u genoemde stoffen naar de lucht.
Ten aanzien van uw verzoek merken wij het volgende op. Voorafgaand aan de thans geldende vergunning voor het bedrijf beschikte het bedrijf Van Aarle ook over een vergunning voor o.a. het impregneren van hout met hetzelfde middel. Naar aanleiding van die vergunning zijn meerdere beroeps- en schorsingszaken gevoerd bij de Raad van State. Een aantal van die zaken had expliciet betrekking op het wel of niet vrijkomen van (schadelijke) dampen als gevolg van het impregneerproces. Wij willen u nadrukkelijk wijzen op de 2 bijgevoegde uitspraken van 15 oktober 1992, nr. B05.92.09988 en van 2 december 1992, nr. B05.92.1293. In met name laatstgenoemde uitspraak is bepaald dat: "Op doelmatige wijze dient te worden voorkomen dat zich stoom of damp, afkomstig van afkoelende houtstapels welke zijn gefixeerd, op hinderlijke wijze buiten de inrichting kan verspreiden".
Verder is het aspect stoomvorming en in relatie daarmee luchtverontreiniging nadrukkelijk aan de orde geweest bij de behandeling van het door u ingestelde beroep tegen onze beschikking van 19 november 1991 waarbij de thans geldende milieuvergunning is verleend. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 oktober 1994 zijn met name de op de pagina's 14 en 15 passages hieraan gewijd. Voor de volledigheid is deze uitspraak in kopie bijgevoegd.
Verder is in deze uitspraak nadrukkelijk aangegeven dat bij de beoordeling van het verzoek om vergunning nadrukkelijk aansluiting is gezocht bij het, op dat moment nog concept, "werkprogramma milieumaatregelen bij houtimpregneerbedrijven" van mei 1992. Tot slot verwijst u in uw verzoek naar (een deel van) een bijlage van een rapport dat betrekking heeft op een onderzoek bij een ander bedrijf. Daaraan verbindt u conclusies die naar onze mening voorbarig zijn. Weliswaar staat in het stuk dat er bij het impregneerproces stoom vrijkomt; er wordt echter geen uitspraak gedaan over de samenstelling van die stoom. Achter stoom staat iedere keer tussen haakjes geschreven "tevens chroom en arseen?". Hiermee wordt naar onze mening aangegeven dat het onderzoek niet heeft aangetoond dat zich in die stoom ook chroom en arseen bevinden.
Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat er bij het onderhavige bedrijf geen sprake is van het emitteren van (verontreinigde) stoom zonder vergunning. Het bedrijf heeft een vergunning gevraagd en gekregen voor het impregneren van hout met een in de aanvraag beschreven stoom-/fixatieproces. Het vrijkomen van stoom is, zoals uit de vele gevoerde procedures over dit bedrijf en uit de genoemde en bijgevoegde uitspraken blijkt inherent aan het proces en behoeft derhalve niet expliciet in de aanvraag vermeld te worden. Bij de beoordeling van de aanvraag om vergunning, voorafgaand aan de verlening daarvan, is dit aspect wel nadrukkelijk betrokken bij de afweging.
Gelet op het bovenstaande wijzen wij uw verzoek om handhaving dan ook (nogmaals) af.
Voor de mogelijkheden om tegen deze beschikking bezwaar te maken verwijzen wij u naar de bijlage.
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders van Sint Oedenrode,
De secretaris De burgemeester
J.W.F. Compagne P. Schriek
|
Tegen dit besluit dienen wij hierbij de volgende bezwaren in:
In uw besluit schrijft u letterlijk het volgende:
Ten aanzien van uw verzoek merken wij het volgende op. Voorafgaand aan de thans geldende vergunning voor het bedrijf beschikte het bedrijf Van Aarle ook over een vergunning voor o.a. het impregneren van hout met hetzelfde impregneermiddel.
Dit besluit-gedeelte kan nooit in stand blijven omdat de Gebr. van Aarle B.V. op 11 augustus 1992 voor het eerst is begonnen met het impregneren van hout met superwolmanzout-Co zonder een vereiste hinderwetvergunning en zonder een schriftelijke gedoogbeschikking van burgemeester en wethouders. Als feitelijk bewijs daarvoor vindt u bijgevoegd het beroepschrift van 13 augustus 1992 aan de Afdeling Geschillen van Bestuur van de Raad van State van A.M.L. van Rooij (zie bijlage 1). Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen. Met dit besluit-gedeelte heeft u beslist dat de Gebr. van Aarle B.V. ook vóór 19 november 1991 hout heeft geïmpregneerd met superwolmanzout-Co door middel van dompelen zonder een daarvoor vereiste hinderwetvergunning en zonder een schriftelijke gedoogbeschikking. Wij richten aan u dan ook het nadrukkelijke verzoek om ons de volgende informatie te verstrekken:
Wij verzoeken u aan ons alle beschikbare informatie te laten toekomen waaruit blijkt dat het bedrijf Gebr. van Aarle B.V. vóór 19 november 1991 hout heeft geïmpregneerd met het superwolmanzout Co van Hickson Garantor B.V. Ingevolge artikel 6 van de Wet openbaarheid van bestuur bent u wettelijk verplicht om ons die informatie binnen twee weken na ontvangst van dit bezwaarschrift te verstrekken.
Al jarenlang is bij ons bekend dat u structureel de maximale wettelijke termijnen overtreedt. Daarom maken wij u hierbij op voorhand zeer nadrukkelijk kenbaar dat als u het wettelijke termijn van twee weken nu weer overtreedt, wij tegen uw weigering om te beschikken in beroep zullen gaan bij de rechtbank en de president om voorlopige voorziening zullen verzoeken. Alle daarmee samenhangende kosten zullen op u, als wetsovertreder,worden verhaald.
In uw besluit schrijft u letterlijk het volgende:
Uw verzoek is gebaseerd op uw mening dat er bij het bedrijf sprake is van uitstoot van genotoxische carcinogene zwarte lijststoffen arseen en chroom VI, zonder dat het bedrijf beschikt over een daarvoor vereiste vergunning. U baseert die mening op de volgende in de aan de geldende milieuvergunning ten grondslag liggende aanvraag opgenomen passage: "Van het impregneerproces is expiratie van impregneermiddel zowel van impregneervloeistof als gereed product of componenten hiervan mede door de procesvoering naar het compartiment lucht uitgesloten". Bij uw verzoek voegt u een deel van een rapportage die betrekking heeft op een ander bedrijf en aan de hand waarvan u meent te kunnen concluderen dat er bij het onderhavige bedrijf van Van Aarle sprake is van emissie van de door u genoemde stoffen naar de lucht.
Ook dit besluit-gedeelte kan nooit in stand blijven en wel op grond van de volgende feiten:
- Het bedrijf Gebr. van Aarle B.V. heeft hinderwetvergunning (milieuvergunning) aangevraagd voor het impregneren van hout in een impregneerproces waarbij expiratie van impregneermiddel (arseen, chroom VI, en koper) zowel van impregneervloeistof als gereed product of componenten hiervan naar de lucht is uitgesloten. Er kan en mag door u nooit een ruimere vergunning zijn verleend als waarvoor is aangevraagd. Dit omdat de aanvraag onderdeel uitmaakt van de vergunning.
Dit besluit-gedeelte kan nooit in stand blijven omdat de in geding zijnde vergunning van 19 november 1991 is, en het bedrijf de Gebr. van Aarle B.V. op 11 augustus 1992 voor het eerst is begonnen met het impregneren van hout met superwolmanzout-Co zonder een vereiste hinderwetvergunning en zonder een schriftelijke gedoogbeschikking van burgemeester en wethouders. Als feitelijk bewijs daarvoor vindt u bijgevoegd het beroepschrift van 13 augustus 1992 aan de Afdeling Geschillen van Bestuur van de Raad van State van A.M.L. van Rooij (zie bijlage 1). Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.
Met dit besluit-gedeelte hebt u ons wel het feitelijk bewijs in handen gegeven dat de Gebr. van Aarle B.V. vóór 19 november 1991 van u hout heeft mogen impregneren met superwolmanzout-Co van Hickson Garantor B.V. zonder een daarvoor vereiste hinderwetvergunning.
In de aanvraag en dus in de vergunning zijn emissies van arseen, chroom VI en koper naar de lucht uitgesloten en moeten dus nul zijn. Dit des te meer arseen en chroom VI zwarte lijststoffen zijn voor lucht en deze zwarte lijststoffen met de best bestaande techniek, via een maximaal brongerichte aanpak, uit de lucht moeten worden geweerd. Als feitelijk bewijs daarvoor vindt u bijgevoegd, het Indicatief Meerjarenprogramma Milieubeheer 1986-1990, nummer 19204, van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (zie bijlage 2). Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.
- Bijgevoegd vindt u:
- het arrest d.d. 29 september 1999 in zaak C-231/97 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (zie bijlage 3).
- bijbehorend artikel "Giftige stoffen via lucht lozen mag niet meer" uit de Leeuwarder Courant van 7 oktober 1999 (zie bijlage 4).
Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.
Met dit arrest C-231/97 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, is door ons hoogste Europese rechtscollege beslist dat niet wordt betwist dat bij het door de Gebr. van Aarle B.V. toegepaste impregneerproces expiratie van de zwarte lijststoffen arseen en chroom VI naar de lucht plaatsvindt. Ook dit arrest van het Europese Hof van Justitie heeft u langs u neergelegd.
In uw besluit schrijft u letterlijk het volgende:
|
Tot slot verwijst u in uw verzoek naar (een deel van) een bijlage van een rapport dat betrekking heeft op een onderzoek bij een ander bedrijf. Daaraan verbindt u conclusies die naar onze mening voorbarig zijn. Weliswaar staat in het stuk dat er bij het impregneerproces stoom vrijkomt; er wordt echter geen uitspraak gedaan over de samenstelling van die stoom. Achter stoom staat iedere keer tussen haakjes geschreven "tevens chroom en arseen?". Hiermee wordt naar onze mening aangegeven dat het onderzoek niet heeft aangetoond dat zich in die stoom ook chroom en arseen bevinden.
|
|
Daarmee geeft u ons te kennen dat de aanvraag van 11 december 1990, waarop u op 19 november 1991 vergunning heeft verleend, vergezeld had moeten gaan met een onderzoekrapport naar de arseen en chroom VI emissie's naar de lucht. Dit om zeker gesteld te krijgen dat expiratie van die zwarte lijststoffen naar de lucht is uitgesloten. Op ons verzoek om informatie d.d. 21 december 2002 heeft u letterlijk het volgende beslist (zie bijlage 5).
Ecologisch Kennis Centrum BV
t.a.v. de heer A.M.L. van Rooij
't Achterom 9a,
5491 XD Sint Oedenrode.
Afdeling: GGB-BM-CVE
Doorkiesnr: (0413) 481335
Bijlagen 4
Uw nummer: Uw brief van Ons nummer Sint Oedenrode,
Aar/21122/VZ 21-12-2002 02/5507 09-01--2003
Onderwerp: Verzoek om informatie Verzonden, 10 jan. 2003
Geachte heer Van Rooij,
In uw brief van 21 december 2002 verzoekt u om een van de aanvraag om vergunning deel uitmakend onderzoeksrapport
waaruit blijkt dat expiratie van impregneermiddel; naar het compartiment lucht is uitgesloten bij het bedrijf Gebr. van Aarle
aan de Ollandseweg 159. Hierbij delen wij u mede dat een dergelijk onderzoeksrapport niet bestaat.
Voor het overige verwijzen wij u naar onze brief van 18 december 2002 (nr.02/62).
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders van Sint Oedenrode,
Namens dezen,
Ing. C.A.M. Kerstholt,
Hoofd afdeling Bouwen en Milieu
|
Hiermee is onomstotelijk komen vast te staan dat de Gebr. van Aarle B.V. van u van meet af aan (vanaf 11 augustus 1992) een onbekende hoeveelheid arseen en chroom VI, zijnde zwarte lijststoffen, naar de lucht heeft mogen emitteren zonder een daartoe vereiste milieuvergunning. Bijgevoegd vindt u het artikel "Europa verbiedt geïmpregneerd hout" uit het Katholiek Nieuwsblad van 24 januari 2003 (zie bijlage 6). Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen. Uit die inhoud kunt u opmaken dat arseenzuur en chroom VI niet alleen via de ademhaling, maar ook via de huid het lichaam binnendringen en dat deze stoffen zo gevaarlijk zijn dat de kleinste hoeveelheid, al is het maar een molecuul, theoretisch al kanker kan verwekken.
Op grond van bovengenoemde bezwaren kan het in geding zijnde besluit nooit in stand blijven. Wij richten aan u dan ook het nadrukkelijke verzoek om:
I. Het in geding zijnde besluit te vernietigen.
II. Het bedrijf Gebr. van Aarle B.V. met de oplegging van een last onder dwangsom van 50.000 euro per dag tot een maximum van 5.000.000 euro alsnog te dwingen tot onmiddellijke stillegging van alle door dit bedrijf uitgevoerde houtimpregneeractiviteiten.
SCHADE-AANSPRAKELIJKSTELLING.
In de hierboven genoemde bezwaren hebben we u de feitelijke bewijzen laten toekomen, met arrest C-231/97 d.d. 29 september 1999 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen onderbouwd, dat het bedrijf Gebr. van Aarle B.V. vanaf 11 augustus 1991 tot op heden (10,5 jaar lang) van u onbeperkte hoeveelheden zwarte lijststoffen arseenzuur en chroom VI naar de lucht heeft mogen uitstoten zonder een daarvoor vereiste milieuvergunning. Ook heeft u het bedrijf Gebr. Van Aarle B.V. nooit verplicht om daarop te meten.
Arseenzuur en Chroom VI (chroomtrioxide) zijn genotoxische carcinogene stoffen. Deze stoffen hebben appellanten en de kinderen van appellanten, zo'n 10,5 jaar lang via de ademhaling, via de huid, en via het plaatselijk geteelde voedsel het lichaam binnengekregen. Omdat de effecten van die stoffen 10 tot 40 jaar na de eerste blootstelling tot kanker kunnen leiden, stellen wij u hierbij verantwoordelijk en aansprakelijk voor elke eventuele toekomstige kanker bij appellanten en/of haar kinderen, waarvan u niet kunt bewijzen dat die niet door arseenzuur en chroomtrioxide kunnen zijn veroorzaakt.
Deze 10,5 jaar illegale uitstoot naar de lucht heeft ook de gronden van appellanten vergiftigd met de zwarte lijststoffen arseen en chroom VI. Ook voor die schade stellen wij u hierbij volledig verantwoordelijk en aansprakelijk. Ten slotte stellen wij u hierbij volledig aansprakelijk voor alle materiele en immateriële schade die u bij appellanten heeft aangericht, waaronder de kosten en tijd van de honderden gevoerde gerechtelijke procedures tegen deze vorm van georganiseerde misdaad van u als bevoegd gezag. De machtiging van appellanten vindt u bijgevoegd (zie bijlage 7).
Hoogachtend,
Ecologisch Kennis Centrum B.V.
voor deze,
Ing. A.M.L. van Rooij,
directeur.
C.c.
- R. Brockhus, Sociale Databank Nederland (www.sdnl.nl)
- H. Rijkers, Katholiek Nieuwsblad.
- T. v/d Ham, Twee Vandaag.
Bijlage:
- Beroepschrift van 13 augustus 1992 van A.M.L. van Rooij aan de Afdeling Geschillen van Bestuur van de Raad van State (4 pagina's).
- Blz. 3, 52 t/m 55 uit het Indicatief Meerjarenprogramma Milieubeheer 1986 - 1990, 19204, nrs. 1-2 van de Tweede Kamer der Staten- Generaal. (5 pagina's).
- Het arrest in zaak C-231/97 van 29 september 1999 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (10 pagina's).
- Het artikel " Giftige stoffen via lucht lozen mag niet meer" uit de Leeuwarder Courant van 7 oktober 1999 (1 pagina).
- Besluit d.d. 9 januari 2003, nummer 02/5507, op ons Wob-verzoek van burgemeester en wethouders van Sint Oedenrode (1 pagina).
- Het artikel " Europa verbiedt geïmpregneerd hout" uit het Katholiek Nieuwsblad van 24 januari 2002 (1 pagina).
- De machtiging van appellanten (1 pagina).
|