De mening van Professor Peter Hoefnagels.
Ik nodig u uit om in uw zaak na te gaan of u wel een eerlijk rechtsproces heeft gehad bij de RvdK?
Ik nodig u uit het ouderschap op te eisen en tegen de Raad voor de Kinderbescherming bij de Hoofdofficier van Justitie in uw arrondissement aangifte te doen als u een slachtoffer van de "ongeschreven misdaad van de eeuw" van de Raad voor de Kinderbescherming bent. Deze misdaden worden dan tenminste opgeschreven en geregistreerd en door samenwerking van de slachtoffers van de Raad voor de Kinderbescherming georganiseerd aangeklaagd!
De resultaten van alle aangiften en de afhandeling daarvan zullen niet alleen een aanzet zijn de Tweede Kamer der Staten Generaal te bewegen een parlementaire enquête te entameren teneinde de misdaden van de Raad voor de Kinderbescherming middels aanpassing van wetgeving te beteugelen. De slachtoffers van de Raad dienen altijd bij hun aangifte schade en letsel in te vullen zodat een toekomstige schadeclaim tegen de Staat der Nederlanden (RvdK) tijdig is ingediend!
De mening van de Staatssecretaris en de Minister van Justitie.
Het is van eminent belang voortdurend aandacht te hebben voor de kwaliteit van het recht en voor de wijze waarop recht wordt toegepast. Justitie moet zich er systematisch en periodiek van vergewissen wat de oordelen en wensen van haar afnemers zijn. En moet ook oog hebben voor de waarde van een procedureel juiste bejegening. Justitie dient in al haar gedragingen uitdrukking te geven aan essentiële rechtsprincipes als erkenning van het uniek en gelijkwaardig zijn van individuen, eerlijkheid en respect voor de individuele grondrechten. Justitie kortom, dient gemeten aan haar eigen maten, onberispelijk te zijn.
Oplossing Openbaar Ministerie vermindering werkdruk
Jurisprudentie: Afhandeling aangiften Hop (R.) tegen Raad voor Kinderbescherming Noord.
Handleiding voor de ouder die verdacht wordt van een valse incestbeschuldiging, met de RvdK te maken krijgt.
Handleiding voor de ouder die verdacht wordt van een valse incestbeschuldiging, met de RvdK te maken krijgt.
Handleiding voor de ouder die verdacht wordt van een valse incestbeschuldiging, met de RvdK te maken krijgt.
Alles op basis van gelijkwaardige behandeling en jurisprudentie en aangiften van J. Hop contra de Raad voor de kinderbescherming Noord.
Regel 1.
Als u ergens van verdacht wordt en daarop door Justitie wordt aangesproken overlegt u de verbalisant eerst even een uitdraai van deze site (kind-138.htm).
Regel 2.
U wijst de verbalisant erop dat het Openbaar Ministerie niet langer onafhankelijk is en eerst aan de verdachte advies moet vragen of het Openbaar Ministerie u wel mag verhoren zonder dat u over een kopie van de aangifte beschikt om uw verdediging zo goed mogelijk voor te bereiden. U verwijst naar de jurisprudentie op deze site aangiften Hop c RvdK Noord.
Regel 3.
U zegt niets maar eist eerst een afschrift van de aangifte zodat u eerst uw verdediging zo goed mogelijk kunt voorbereiden.
Regel 4.
Met een afschrift van de aangifte heeft u gelijk het adres van het slachtoffer. U neemt contact op
met het slachtoffer en intimideert het slachtoffer met uw macht en gezag. Immers: U beschikt over een afschrift van de aangifte en u probeert het slachtoffer ervan te "overtuigen" dat het beter is de aangifte in te trekken.
Regel 5.
Als verdachte adviseert u natuurlijk het OM dat er geen sprake is van strafbare feiten.
Regel 6.
In gaat in de tegenaanval en probeert het slachtoffer en zijn raadsman te criminaliseren. U bent niet de verdachte maar het slachtoffer en dat blijkt ook uit de aangifte want daarvan kan een lasterlijk karakter niet worden ontzegd.
Regel 7.
Het Openbaar Ministerie zal vermoedelijk de aangifte seponeren om de werkdruk te verminderen en u
als slachtoffer adviseren dat u maar een civiele procedure moet aanspannen want daar kan de overheid veel meer geld aan verdienen.
Als duizenden slachtoffers van de Raad voor de Kinderbescherming aangifte gaan doen tegen de Raad voor de Kinderbescherming medewerkers zal onmiddellijk gaan opvallen tegen welke medewerkers de meeste aangiften worden ingediend. Als er tientallen aangiften tegen bepaalde medewerkers gaan binnenkomen kan Justitie de situatie niet meer negeren.
Ieder jaar worden er kinderen mishandeld en vermoord waarbij de Raad voor de Kinderbescherming wel degelijk van de situatie op de hoogte was maar de RvdK komt dan systematisch met het smoesje "we hebben geen signalen ontvangen" dat het mis zou gaan. Met aangifte doen tegen de Raad voor de Kinderbescherming kunt u bewijzen dat u de situatie heeft aangeklaagd en iedere Justitie-ambtenaar die bij het afdekken betrokken is geweest aanklagen goed onderbouwd met de achterliggende aangifte en artikel 12 SV procedure dat hij/zij medeplichtig is geweest aan de aangeklaagde misdaden.
Faxbericht 0592-318104.
Arrondissementsparket te Assen,
Hoofdofficier van Justitie,
Mr. J.M.M. van Woensel,
Brinkstraat 4,
9401 HZ Assen.
Ermelo, 8 mei 1998.
Geachte heer van Woensel,
Naar aanleiding van een gesprek met mevrouw Soesja Bandell van uw parket stuur ik u dit faxbericht. Ondergetekende is de gemachtigde van de heer G.R. en heeft namens hem aangifte gedaan tegen een aantal personen werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdhulpverlening.
Met stomme verbazing ontving ik vanmorgen een brief van de Directeur van de Raad voor de Kinderbescherming Directie Noord de heer Drs. J. H. Jansen. Arrogant en overtuigd van zijn machtspositie bevestigde de directeur van de Raad dat hij de aangiften bij uw parket heeft opgevraagd en die ook kreeg toegestuurd.
Zelf heb ik steeds geweigerd een afschrift aangifte aan hen op te sturen omdat ik het onderzoek van de Hoofdofficier van Justitie niet wilde frustreren en voor de voeten wilde lopen. De handelwijze van uw parket in deze bevestigt de landelijke indruk dat het met het Justitie-apparaat in het Noorden goed mis is.
Het hele systeem is kennelijk nog steeds verrot en de collusie druipt er vanaf. Hoe is anders te verklaren dat aangiften ingediend tegen medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming worden doorgestuurd naar degene waartegen aangifte is gedaan zodat zij hun verdediging zo goed mogelijk kunnen voorbereiden en mijn cliënt met deze gegevens kunnen intimideren, hun macht kunnen tonen om hem maximaal onder druk te zetten om de aangiften in te trekken.
Ik verzoek u met spoed aan mij mede te delen welke maatregelen u hiertegen gaat nemen nu mijn cliënt door de verdachten onder druk wordt gezet de aangifte in te trekken?
Is het gebruikelijk bij het parket Assen dat de verdachten van de slachtoffers de aangiften krijgen toegestuurd om de werkdruk bij het parket in Assen te verminderen zodat zij van tevoren hun verdediging al goed kunnen voorbereiden en de klager kunnen intimideren?
Het enige positieve van deze zaak is dat de collusie bij Justitie Assen zwart op wit wordt aangetoond. Ik had mijn cliënt daar van tevoren op gewezen en hem meegedeeld dat niet te verwachten zou zijn dat Justitie in Assen de zaak serieus zou nemen maar de zaak zou proberen af te dekken.
Ik wil nu n.a.v. de brief van Jansen mijn aangifte speciaal tegen J.H. Jansen aanvullen met nieuwe feiten en de brief van Jansen van 4 mei 1998 daarvoor als onderbouwing gebruiken. Sowieso ga ik ervan uit dat het arrondissement Assen deze aangiften niet meer gaat afhandelen. Ik verzoek u daarom dringend passende maatregelen te nemen en de afhandeling van deze aangiften over te dragen aan een Hoofdofficier van Justitie in een arrondissement buiten het ressort Leeuwarden om iedere verdere schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. Ik verzoek u daarom dringend passende maatregelen te nemen om te voorkomen dat de verdachten mijn cliënt nog verder kunnen intimideren en onder druk kunnen zetten om de aangifte in te trekken.
Gaarne verneem ik omgaand welke maatregelen u genomen heeft omdat mijn cliënt door de handelwijze van het parket Assen psychologisch mishandeld wordt door de druk die op hem momenteel wordt uitgeoefend.
Voor alle gevolgen die dit staaltje van collusie bij het parket Assen voor mijn cliënt heeft stel ik u hierbij aansprakelijk. Als u weigert onmiddellijk maatregelen te nemen om de psychologische mishandeling van mijn cliënt stop te zetten resp. de enorme druk op hem te beëindigen neem ik aan dat ik dit met opzet doet om de belangen van de verdachten te bevoordelen.
Hoogachtend,
J. Hop (kinderbeschermingsdeskundige
)
Joubertstraat 24,
3851 DM Ermelo,
Mobiel: 06-53710648
E-mail j.hop3@chello.nl
C.c.:
Ministerie van Justitie Directie Rechtspleging
Procureur Generaal van de Hoge Raad
De heer G. R.
Inhoud van de brief van de Raad van de Kinderbescherming aan de Hoofdofficier van Justitie
Postadres, Postbus 11008, 9700 CA Groningen Bezoekadres: Engelse Kamp 2 Arrondissementsparket Assen 9722 AX Groningen Aan de Hoofdofficier van justitie Telefoon (050) 5205222 Brinkstraat 4 Fax (050) 5205294 Postbus 30004 Girorekeningnr. 110286 9400 RA Assen
Onderdeel Directiebureau Noord bij beantwoording Contactpers dhr.J.H. Jansen de datum en ons Doorkiesnrs 050-5205284 kenmerk vermelden Datum 04-05-98 Onderwerp Aangifte
Geachte heer Van Woensel,
Op 23 april 1998 ontving de Raad voor de Kinderbescherming Vestiging Assen een faxbericht van de heer J. Hop waarin deze aangaf bij U een 9 pagina's tellende aangifte tegen een aantal medewerkers van de Raad te hebben ingediend. Nadat de heer Hop weigerde om de Raad daarvan een afschrift toe te sturen, heeft de Raad via het parket inmiddels de beschikking over de aangifte gekregen. Deze aangifte vormt voor de Raad aanleiding tot het maken van enkele opmerkingen.
De heer Hop heeft namens de heer G.R. jegens een aantal medewerkers van de Raad aangifte van een groot aantal 'strafbare' feiten gedaan. De Officier van Justitie is gevraagd daarnaar een strafrechterlijk onderzoek in te stellen, alsmede te vorderen dat tot vernietiging van het raadsrapport in de zaak van de heer G.R. zal worden overgegaan.
Alvorens een strafrechterlijk onderzoek kan worden ingesteld zal erop zijn minst sprake moeten zijn van een vermoeden dat de Raad, of een medewerker van de Raad, zich aan het plegen van enig strafbaar feit schuldig heeft gemaakt. Weliswaar heeft de heer Hop in zijn aangifte het Wetboek van Strafrecht nagenoeg uitputtend geciteerd, doch van een dergelijk vermoeden is de Raad in ieder geval niet gebleken. Uit de feitelijke onderbouwing van de aangifte - voorzover deze al terzake doende is - blijkt niet van enig strafrechtelijk relevant feit waarvoor vervolging zou kunnen worden ingesteld.
Wel blijkt uit de aangifte dat er zijdens de heer Hop en de heer G.R. onvrede bestaat over de adviezen die de Raad heeft uitgebracht inzake het verzoek tot het vaststelling van een omgangsregeling tussen de heer G.R. en zijn kinderen, alsmede onvrede over de beschikkingen die door de kinderrechter in de zaak G.R. gegeven zijn. De Raad is echter van mening dat de in de aangifte aangevoerde bezwaren thuishoren in de civiele procedure betreffende de omgangsregeling, danwel in het kader van de daarvoor speciaal door de overheid in het leven geroepen Beklagregeling van de Raad voor de Kinderbescherming.
Overigens hadden de heer G.R. en mevrouw Van P., praktijkleider bij de Raad Vestiging Assen, op 22 april 1998 in goed onderling overleg een afspraak gemaakt om op 28 april 1998 gezamenlijk om tafel te gaan zitten teneinde de zaak van de heer G.R. te bespreken. Het bevreemdt de Raad dat deze afspraak één dag later door een schrijven van de heer Hop wordt afgezegd en dat door deze inmiddels ook aangifte blijkt te zijn gedaan. Bij het telefonisch contact tussen de Raad en de heer Hop deelde de laatste overigens mede, dat het hem niets kon schelen of Justitie in deze zaak tot vervolging zou overgaan of niet. De Raad vraagt zich gezien het vorenstaande, alsmede gezien het feit dat de heer G.R. tegenover een medewerkster van de Raad heeft gezegd dat hij de aangifte wilde intrekken, in gemoede af welk belang met de onderhavige aangifte wordt gediend.
Concluderend is de Raad van mening dat deze aangifte geen enkele aanknoping biedt voor het instellen van een strafrechterlijk onderzoek. De Raad zou U dan ook willen verzoeken op korte termijn te berichten omtrent de beslissing in deze zaak.
Overigens - maar dat staat buiten de orde van deze correspondentie - is de Raad van mening dat deze aangifte een lasterlijk karakter niet kan worden ontzegt.
i.a.a.
dhr. G. R.
dhr. J. Hop
dhr. P.A. K.
mw. C. van P.
mw. S. D.
mw. E. de R.
mw. K.
mw. A. van D.
mw. K.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |