![]()
5491 XD Sint Oedenrode Tel. 0413-490387 Fax. 0413-490386 Sint Oedenrode, 13 mei 2002. PLEITNOTITIE
Raad van State,
Uw nummer: 200001519/1/R3.
De volgende zaken in dit geschil zijn van belang.
(Ad van Rooij is milieu- en veiligheidskundige en betrokken bij het Ecologisch Kennis Centrum te Sint Oedenrode). Door dit artikel geplaatst te krijgen in het eerstvolgende VMD-bulletin maakt duidelijk dat de Vereniging Milieudefensie, met betrekking tot de opwekking van groene stroom uit biomassa in de nabije toekomst een andere koers zal gaan volgen dan dat ze tot op heden hebben gedaan. Het bijstoken van sloophout, RWZI-slib, kippenmest e.d. als biomassa voor de opwekking van gesubsidieerde groene stroom heeft hiermee dan ook het maatschappelijk draagvlak verloren. Mocht u desondanks het in geding zijnde besluit hierop niet vernietigen dan zal ik de Vereniging Milieudefensie verzoeken daartegen een landelijke actie te starten. Daarbij zal een afschrift van deze pleitnotitie worden overlegd.
Bijgevoegd vindt u de brief van 2 september 1996, kenmerk: GZB/C&O/963400, van staatssecretaris Erica Terpstra van het ministerie van VWS aan ondergetekende (zie bijlage 1). Daarin schrijft zij aan mij letterlijk het volgende: Voor zover u in uw brieven de milieu-aspecten van verduurzaamd hout in de afvalfase aansnijdt, mag ik u erop wijzen dat de primaire verantwoordelijkheid voor die problematiek niet bij mij, maar bij de minister van VROM ligt. Zo'n 40 procent van het sloophout bestaat uit geïmpregneerd hout, dat in de afvalfase visueel niet te scheiden is van onbehandeld sloophout. Gewolmaniseerd hout kan zo'n hoge concentratie's aan arseenzuur, chroomtrioxide (chroom VI) en koperIIoxide bevatten dat het de concentratiegrens van gevaarlijk afval 100 maal te boven gaat. Tot 10 à 15 jaar geleden werd het hout in de woningbouw massaal geïmpregneerd met pentachloorfenol. Dit betekent dat betreffend sloophout ook grote hoeveelheden pentachloorfenol moet bevatten. De door de overheid gesubsidieerde biomassa, zijnde sloophout, bevat dan ook benevens arseenzuur en vele andere chemische stoffen een mix van pentachloorfenol, koper- en chroomverbindingen. De koper en chroomverbindingen vormen een katalysator op het aanwezige pentachloorfenol waardoor ook de dioxine uitstoot drastisch wordt verhoogd. De dioxineramp in Seveso in Italië in 1982 was nu juist het gevolg van een gecombineerde verbranding van pentachloorfenol en koperverbindingen. Het uitgeloogde arseen, chroom VI en koper uit het geïmpregneerde hout in tuinen, erfafscheidingen, beschoeiingen e.d. heeft het RWZI-slib vergiftigd met grote hoeveelheden arseen, chroom en koper. Jarenlang en nog steeds werd/wordt pentachloorfenol/trichloorfenol gebruikt als bestrijdingsmiddel in de champignonteelt en werd/wordt jaarlijks zo'n 800.000 ton met dit bestrijdingsmiddel vergiftigde champignonmest uitgereden als "grondverbeteraar" over de tuinbouw- en landbouwgronden. Dit heeft het RWZI-slib vergiftigd met grote hoeveelheden pentachloorfenol/trichloorfenol. Ook het RWZI-slib bevat dus een mix van pentachloorfenol/trichloorfenol, koper- en chroomverbindingen. Het verbranden ervan verhoogt de dioxine uitstoot drastisch. Benevens deze sterk verhoogde uitstoot aan dioxine worden enorme hoeveelheden kankerverwekkende zware metalen als arseen (halfvluchtig), kwik (vluchtig), chroom VI, naar de lucht uitgestoten en via het vliegas al dan niet via tijdelijke producten als cement, beton, asfalt, baksteen in het milieu gebracht. Het moge u duidelijk zijn dat voortzetting van dit project geen duurzame ontwikkeling inhoudt zoals door Gedeputeerde Staten van Limburg in het in geding zijnde besluit wordt beweerd. Het tegenovergestelde is waar. Omwonenden en degenen die moeten werken met dat vergiftigde vliegas of met dit vliegas vergiftigde cement, beton en bakstenen lopen zeer grote risico's en kunnen binnen 10 tot 35 jaar na de eerste blootstelling daarvan ernstig ziek worden of kanker krijgen. Het in geding zijnde besluit heeft derhalve een "chemische genocide" op termijn van vele duizenden mensen tot gevolg. Dit alles is bedacht om de verantwoordelijke minister van VROM Jan Pronk (Staat der Nederlanden) behulpzaam te zijn om onder een niet meer te betalen schade uit te komen. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak wordt gesubsidieerd door deze minister van VROM en is derhalve niet onafhankelijk. Van een onafhankelijk advies/deskundigenverslag kan dan ook geen sprake zijn. In geval u niet overgaat tot vernietiging van het bestreden besluit dan verzoek ik u te beslissen dat er alsnog een nieuw onafhankelijk deskundigenrapport gemaakt moet worden en de inhoudelijke behandeling ervan ter zitting wordt opgeschort tot een nader te bepalen tijdstip.
De volgende twee voorbeelden maken duidelijk hoe ver de inhoud van bijbehorend deskundigenrapport, kenmerk StAB/34961/H, is achterhaald.
Op Blz. 8 van het deskundigenrapport staat letterlijk het volgende: In dit kleine stukje deskundigenrapport is bijna alles onjuist, te weten:
Op blz. 15 van het deskundigenrapport staat letterlijk het volgende: Ook in dit kleine stukje deskundigenrapport is bijna alles onjuist, te weten: - men gaat ervan uit dat de Willem-Alexander Centrale (thans Nuon Power Buggenum) geen afval verbrand/vergast? Dat doet men wel. Dit veroorzaakt juist veel meer stof uitstoot. - deze Nuon-Power Buggenum Centrale beschikt nog steeds niet over een rechtsgeldige Wm-vergunning van Gedeputeerde Staten van Limburg, een vereiste Wvo-vergunning van de Minister van Verkeer en Waterstaat, een vereiste Wvo-vergunning van het Zuiveringschap Limburg en een vereiste MER-rapportage. Dit wordt al zo'n twee jaar lang gedoogd met actieve hulp van de niet onafhankelijke en/of belangenverstrengelde staatsraden van de Raad van State (zie onder punt 3A). Ik kan tenminste nog tientallen van deze onjuistheden in betreffend advies opsommen. Ik ga er echter van uit dat deze twee u reeds voldoende hebben overtuigd. In geval u niet overgaat tot vernietiging van het bestreden besluit dan verzoek ik u te beslissen dat er alsnog een nieuw "up to date" onafhankelijk deskundigenrapport gemaakt moet worden en de inhoudelijke behandeling ervan ter zitting wordt opgeschort tot een nader te bepalen tijdstip.
Op blz. 16 en 17 van het deskundigenrapport schrijven de adviseurs mr. drs. M. Braakensiek en ir. P.J. de Weijer dat EPZ (de voormalige eigenaar van de Maascentrale) als gevolg van het jarenlang overtreden van de milieuvergunningvoorschriften de bodem ter plaatse sterk heeft verontreinigd maar niet behoeft op te draaien voor de multifunctionele sanering van zo'n 100 miljoen gulden. De beroepsgrond "de vervuiler betaalt" wordt door hen als emotioneel van de hand gewezen. Met andere woorden, deze adviseurs adviseren dat in navolging van EPZ elk bedrijf in Nederland, omwille van een beter bedrijfsresultaat, de milieuvergunningvoorschriften mag overtreden, gevaarlijk afval in de bodem mag laten uitvloeien, zonder dat die bodem op kosten van de vervuiler in oorspronkelijke staat behoeft te worden teruggebracht. Dergelijke adviseurs zijn niet onafhankelijk. Ik verzoek u het in geding zijnde besluit hierop te vernietigen en de vervuiler EPZ alsnog te verplichten tot multifunctionele sanering. Doet u dat niet dan is hiermee uw niet onafhankelijkheid in deze zaak wederom bewezen. Daarbij laat u tevens onherroepelijk jurisprudentie ontstaan dat voortaan alle bedrijven in Nederland onbeperkt de bodem en het grondwater mogen vergiftigen middels overtreding van de vergunningvoorschriften en dat alle daaruit voortvloeiende sterke verontreinigingen door anderen, "de niet-vervuiler", zal moeten worden geaccepteerd of betaald. Het is aan u om te beslissen hoe ver u gaat?
De Wet geluidhinder bepaalt dat hogere grenswaarden dienen te worden vastgesteld alvorens het desbetreffende bestemmingsplan wordt vastgesteld. Voor jurisprudentie verwijs ik u naar o.a. uitspraak ABRvS 15/7/1994 nr. 94.005695, M en R 1995, 3, nr. 24K. Tegen de vaststelling van deze hogere grenswaarden heeft appellant bij brief van 3 mei 2000 (kenmerk: SBL/Gk/03050/B) beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de voorzitter bij brief van 3 mei 2000 (kenmerk: SBL/Gh/03050/VV) verzocht om schorsing. Uit die inhoud kunt u opmaken dat appellant betreffend schorsingsverzoek van 3 mei 2000 nog niet nader heeft gemotiveerd en de voorzitter heeft verzocht een nader termijn te vergunnen van zes weken voor de nadere motivering. Vanwege het feit dat appellant dit beroepschrift voor 9 juni 2000 nader moet motiveren, en de nadere motivering van het schorsingsverzoek d.d. 3 mei 2000 van het besluit van 21 maart 2000 (kenmerk: 2000/10601W) tegen de vaststelling van de hogere grenswaarden na 9 juni 2000 plaatsvindt, betekent dat het in geding zijnde besluit hierop dient te worden vernietigd. Dit omdat eerst de hogere grenswaarden dienen te worden vastgesteld en derhalve beslist dient te zijn op bijbehorend schorsingsverzoek van 3 mei 2000, alvorens het in geding zijnde bestemmingsplan kan worden vastgesteld. Heden, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in zaaknr. 200002174/1/M1 nog niet onherroepelijk beslist op de beroepschriften tegen de vaststelling hogere grenswaarden. Dit impliceert dat het in geding zijnde bestemmingsplan hierop dient te worden vernietigd. Dit omdat na de behandeling ter zitting van vandaag het dossier in deze zaak is gesloten en een onherroepelijke uitspraak op de vaststelling hogere grenswaarden, waarop na vandaag wordt beslist, daarvan geen onderdeel mag uitmaken.
Op pagina 47 onder de "punt 9.1" van het ontwerp bestemmingsplan 'Omleiding Maascentrale' d.d. 28 mei 1998 (nummer X 4156.500.2233) staat letterlijk het volgende: Dit principe vertaalt zich in een aantal hoofduitgangspunten: De verschillende na te streven ambities zullen zoveel mogelijk kwantitatief aan deze uitgangspunten worden getoetst. Het streven is erop gericht om tot een overlegorgaan te komen waarin de verschillende initiërende partijen gezamenlijk komen tot een duurzaam beleid. Appellanten maken zich terecht zorgen over deze 'zogenaamde' duurzame planontwikkeling en heeft daar ernstige bedenkingen tegen. Dit omdat in het ontwerp bestemmingsplan daar niet dieper op wordt ingegaan. Achter het in geding zijnde bestemmingsplan zit geen duurzame planontwikkeling maar een allesvernietigend collusiecircuit die 'omwille van de winst voor enkelen' bereid is om daarvoor hun eigen kinderen en kleinkinderen op te offeren. Uit onze bij brief van 1 mei 2002 nader toegezonden stukken, en uit hetgeen hierover staat geschreven onder de punten 3A en 3B van deze pleitnotitie, kan zelfs gesproken worden van een door de overheid uitgevoerde "chemische genocide op termijn" waarbij de omwonenden van het plan worden gebruikt als proefpersonen om te bezien hoe dit de komende 10 tot 35 jaar op hen en hun nageslacht zal uitwerken. Het is een grove schande dat de Nederlandse overheden zo diep zijn gezakt. Het Europese Hof heeft bepaald dat bouw- en sloophout gezien moet worden als afvalhout en niet als biomassa. Ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 mei 2002 in een zaak rondom de Energiecentrale Electrabel Nederland N.V. als zodanig beslist. Als bewijs daarvoor zie bijgevoegd artikel "Electrabel, maandelijks half miljoen schade" uit de Gelderlander van 8 mei 2002 (zie bijlage 2). Betreffend sloophout is verontreinigd met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen; denk hierbij aan houtimpregneermiddelen (bestrijdingsmiddelen), verven, lakken, kitten, lijmen. Overeenkomstig de "Integrale tekst Afvalstoffenlijst" zoals die op 19 april 2002 stond gepubliceerd in de Staatscourant nr. 76 op blz. 9 t/m 14 betreft dit 'gevaarlijk afval' hetgeen onder nummer 170204* als zodanig staat vernoemd (zie bijlage 3). Ook het daaruit vrijkomende vliegas betreft gevaarlijk afval, hetgeen onder nummer 190113* als zodanig staat vernoemd (zie bijlage 4). Dit vliegas mag dan ook absoluut niet verwerkt worden in cement, beton, asfalt, stenen e.d., hetgeen desondanks nu toch gebeurt. Betreffend RWZI-slib is eveneens, met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen verontreinigd; denk hierbij aan uitgeloogde houtimpregneermiddelen, bestrijdingsmiddelen, zware metalen, industriële lozingen. Ook dit betreft 'gevaarlijk afval', hetgeen onder de nummers 190811* en 190813* als zodanig staat genoemd (zie bijlage 4). Het moge u duidelijk zijn dat ik hiermee heb bewezen dat in de Willem-Alexander Centrale (thans Nuon Power Buggenum) grote hoeveelheden gevaarlijk afval wordt bijgestookt. Een dergelijke grootschalige bewerking, verwerking en verbranding van gevaarlijk afval op betreffende locatie is absoluut in strijd met onderliggend streekplan.
Hierbij verwijs ik u naar de inhoud van onze bij brief van 6 juni 2000 ingediende nadere motivering van het beroepschrift. Deze beroepsgronden 4 t/m 7 behoeven geen nadere toelichting of uitleg.
Op blz. 7 van bijbehorend deskundigenrapport (StAB/36961/H) staat geschreven dat het vorige bedrijventerrein van de Maascentrale en de Willem-Alexander centrale, inclusief de daarbij behorende geluidszone, een oppervlakte van 375 hectare had en dat de uitbreiding van het bedrijventerrein slechts 15 hectare is; en dat enkel die 15 hectare op grond van het Besluit milieu-effectrapportage van 1994 moet worden beoordeeld op haar MER-plicht. Een dergelijke redenering is te gek voor woorden. Het bedrijventerrein van de Maascentrale en de Willem-Alexander centrale krijgen een nieuwe bestemming; te weten de bestemming opslag, ver- en bewerking en verbranding (vergassing) van afval en gevaarlijk afval. Dit betekent dat de MER-beoordeling dient plaats te vinden op de totale 390 hectare. Temeer daar al zo'n vijf jaar lang geen gebruik is gemaakt van de milieuvergunning die rustte op het Maascentrale complex en daarmee van rechtswege is vervallen. De drempel waarboven het maken van een milieu-effectrapportage voor een bedrijventerrein verplicht is ligt op 100 hectare. Dit betekent dat voor deze 390 hectare zeer nadrukkelijk een MER-rapport had moeten worden opgesteld. Het in geding zijnde besluit dient hierop te worden vernietigd.
In de zienswijze van 27 juni 1998 op het ontwerp-bestemmingsplan "Omleiding-Maascentrale" aan de gemeenteraad van de gemeente Haelen schrijft appellant onder punt 3.2 letterlijk het volgende: Ingevolge artikel 8:18, eerste lid, van de Wet milieubeheer is hiermee (na 3 jaar) de onderliggende milieuvergunning van rechtswege komen te vervallen. Voor jurisprudentie verwijzen wij u naar de onherroepelijke uitspraak E03.98.1069/p90 en F03.98.0645 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Onder punt 3.2 schrijft appellant verder: De MER-plicht is door de Europese Commissie afgedwongen op grond van bijlage I van de MER-richtlijn 85/337/EEG gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG van 3 maart 1997. De goedkeuring van een bestemmingsplan vervat tevens een vergunning als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de richtlijn 85/337/EEG, dat wil zeggen een besluit van de bevoegde instantie waardoor de opdrachtgever het recht verkrijgt het betrokken project uit te voeren. Voor jurisprudentie verwijzen wij u naar het arrest C-81/96 van 18 juni 1998 van het Europese Hof. Met het in geding zijnde besluit wordt goedkeuring verleend tot uitvoering van een project dat op betreffende locatie, ten behoeve van de productie van elektriciteit een verbrandingsinstallatie wordt opgericht die èn steenkool èn afval én gevaarlijk afval verbrandt (vergast). Een verbrandingsinstallatie met een warmte vermogen van ten minste 300 megawatt is op grond van de bijlage I van de gewijzigde MER-richtlijn 97/11/EG van 3 maart 1997 MER-plichtig. Een afvalverwijderingsinstallatie voor de verbranding van afvalstoffen zoals gedefinieerd in punt D9 van bijlage II A bij richtlijn 75/442/EEG is op grond van bijlage I van de gewijzigde MER-richtlijn 97/11/EG van 3 maart 1997 eveneens MER-plichtig. Naast de MER-plicht is er ook een MER-beoordelingplicht. Deze MER-beoordelingsplicht is door de Europese commissie afgedwongen op grond van bijlage II van de gewijzigde MER-richtlijn 97/11/EG van 3 maart 1997. In bijlage II van die richtlijn staan opgenomen: Met het in geding zijnde bestemmingsplan wordt goedkeuring verleend tot uitvoering van een project dat op betreffende locatie, ten behoeve van de productie van elektriciteit, een verbrandingsinstallatie tevens (gevaarlijk) afvalverwijderingsinstallatie wordt opgericht die onbekende hoeveelheden steenkool verbrandt (vergast) en onbekende hoeveelheden onbekend afval en gevaarlijk afval verbrandt (vergast). Hiervoor is een MER-beoordeling overeenkomstig artikel 4, lid 2, richtlijn 97/11/EG, wettelijk verplicht. Bij de voorbereiding van het in geding zijnde bestemmingsplan heeft geen MER-beoordeling plaatsgevonden. Het in geding zijnde besluit is derhalve tot stand gekomen in strijd met artikel 4, lid 2, richtlijn 97/11/EG en dient hierop in zijn geheel te worden vernietigd. Op grond van bovengenoemde feiten 3A t/m 3J kan het in geding zijnde besluit nooit in stand blijven. Ik verzoek u dan ook het daarop te vernietigen en Gedeputeerde Staten van Limburg te veroordelen in de proceskosten. Het ingevulde proceskostenformulier vindt u bijgevoegd.
Hierbij neem ik de vrijheid u kenbaar te maken dat ik nog steeds diep geschokt ben met hetgeen er vorige week rondom Pim Fortuyn is gebeurd. De oorzaak daarvan moet gezocht worden in een totaal uit de hand gelopen 'gedoogcultuur' ten dienste van de vanuit de politiek georganiseerde misdaad die door de Raad van State al meer dan 10 jaar lang met alle mogelijk middelen wordt afgedekt. Rondom het houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle B.V. te Sint Oedenrode heb ik dat in de reeds honderden gevoerde rechtszaken al 14 jaar lang aan de lijve ondervonden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft daarbij zo'n 14 jaar lang al haar macht misbruikt om daarmee houtimpregneerbedrijf de Gebr. van Aarle B.V. behulpzaam te zijn met de ongecontroleerde dumping van jaarlijks meer dan tienduizend kilogram arseenzuur en chroomtrioxide (zwarte lijststoffen) in water, bodem en lucht via het door hen geproduceerde gebrekkige product "geïmpregneerd hout". Dit alles, in strijd met het bestemmingsplan, zonder de daarvoor vereiste vergunningen en met de wetenschap dat al zo'n 18 jaar geleden in internationaal verband is besloten dat deze zwarte lijststoffen (arseenzuur en chroomtrioxide) zo gevaarlijk zijn dat die via een maximale brongerichte aanpak uit het milieu moeten worden geweerd. Hiermee heb ik toch echt bewezen dat de Raad van State meer belang heeft in het met grote winsten dumpen van enorme hoeveelheden hoogproblematisch gevaarlijk afval van de metaalindustrie en ertssmelterijen (SHELL, Billiton, Budelco) via houtimpregneerbedrijven en kolengestookte electriciteitscentrales als 'dekmantel' dan bij het naleven van wetgeving. Zelfs nu nog perst mijn buurman de gebr. van Aarle B.V. dagelijks grote hoeveelheden arseenzuur en chroomtrioxide (zwarte lijststoffen) in hout. Dit met de wetenschap dat het later in kolengestookte electriciteitscentrales met subsidie onder de dekmantels van 'biomassa' en 'Co2-reductie' wordt opgestookt. Te gek voor woorden maar wel waar. Met deze al ruim 10 jaar lang voortdurende handelwijze voelen de Nederlandse burgers zich zelfs door ons hoogste Nederlandse rechtscollege in de steek gelaten en verraden. Waar dat heden toe heeft geleid hebt u allen vorige week kunnen zien. Hiervoor is met name de Raad van State verantwoordelijk en aansprakelijk. De Raad van State, als hoogst verantwoordelijk rechtscollege, had namelijk deze 'politieke gedoogcultuur' nooit 10 jaar lang mogen afdekken. Met nadruk verzoek ik u hieraan nu een einde te maken.
Hoogachtend,
Ecologisch Kennis Centrum B.V.
ing. A.M.L. van Rooij. C.c.
|
Stichting Sociale Databank Nederland
E-mailadres: sdn@planet.nl
Internet site:
http://www.sdnl.nl/ekc/ekc-rs94.htm
Westkade 227, 1273 RJ Huizen (NH)
Tel.: (31)-35-5244141