De
persoonlijkheid van Edith Leete had mij op zulk een vreemde wijze overweldigd
van het oogenblik af dat ik haar zag, en het was te verwachten, dat zij mij nog
meer zou bezighouden na wat er den vorigen avond gebeurd was. Reeds dadelijk was
ik getroffen geworden door hare gelijkmoedige openhartigheid en eenvoudigen,
rechten zin, meer van een nobelen, smetteloozen knaap, dan van een meisje. Ik
was begeerig te weten in hoeverre deze verrukkelijke hoedanigheden haar eigen
aard was, en in hoe ver mogelijk een gevolg van de sociale veranderingen in den
toestand van de vrouwen, die sedert mijn tijd konden geschied zijn. Dien dag
vond ik gelegenheid, toen ik met Dr. Leete alleen was, om het gesprek te brengen
in die richting.
~ "Ik denk," zeide ik, "dat de
vrouwen tegenwoordig, nu zij ontslagen zijn van de lasten van een huishouden,
geen andere bezigheden hebben dan de verpleging van hare bekoorlijkheden."
~ "Wat ons mannen betreft,"
antwoordde Dr. Leete, "zouden wij meenen dat zij, om een van uwe uitdrukkingen
te gebruiken, haar plaats ruimschoots betaalden als zij zich tot die bezigheid
beperkten, maar gij kunt er zeker van zijn, dat zij te veel geest hebben om op
kosten van de maatschappij te leven, zelfs in ruil voor de versiering, die zij
zouden vertegenwoordigen. Inderdaad verheugden zij zich in het bevrijd worden
van huiselijke lasten, omdat die niet alleen op zichzelf buitengewoon afmattend
waren, maar ook een onnoodige verspilling van kracht, vergeleken bij het
stelsel van samenwerking; doch zij aanvaardden de verlossing uit deze soort van
arbeid alleen om op andere en op meer nuttige en aangename wijze tot het
algemeen welzijn bij te dragen. De vrouwen zijn lid van het arbeidsleger,
evengoed als de mannen en verlaten het alleen wanneer zij moederlijke plichten
te vervullen hebben. Het gevolg is dat de meeste vrouwen vijf of tien of
vijftien jaren in den openbaren dienst doorbrengen, terwijl zij, die geen
kinderen hebben, den geheelen termijn uitblijven.
~ " Dus een vrouw verlaat
het leger niet als zij trouwt?"
~ "Evenmin als een man,"
antwoordde de dokter. "Waarom zou zij ook? Getrouwde vrouwen hebben immers geen
huishoudelijke plichten en een echtgenoot is geen klein kind, dat opgepast
moet worden."
~ "Een van de ergste plagen in
onze beschaving was, vonden wij, dat de vrouwen zooveel moesten werken," zeide
ik, "maar het schijnt mij toe, dat gij meer van haar gedaan krijgt dan wij."
Dr. Leete lachte
~ "Dat
doen wij inderdaad," hervatte hij, "net als van de mannen. Toch
zijn de vrouwen van deze eeuw zeer gelukkig, en die van de negentiende eeuw, als
het getuigenis van tijdgenooten ons niet zeer misleidt, waren erg ongelukkig. De
reden, dat de vrouwen thans zooveel deugdelijker helpsters van de mannen zijn,
en tegelijkertijd zooveel gelukkiger, is dat wij, met betrekking tot haren
arbeid, het beginsel volgen van iedereen zooveel mogelijk datgene te laten
verrichten, waartoe zij het best in staat is. De vrouwen zijn minder sterk dan
de mannen en bovendien voor sommige bezigheden niet zoo goed geschikt; de
bezigheden, die wij voor haar uitzoeken, moeten rekening houden met deze
omstandigheden. In geen geval mag een vrouw een beroep uitoefenen, dat niet
volkomen strookt, zoowel in aard als in zwaarte van het werk, met haar geslacht.
Bovendien zijn de werkuren voor vrouwen belangrijk korter dan die voor mannen,
haar worden veelvuldiger vakanties gegund en rusttijden indien noodig.
De mannen
van deze eeuw zijn zich zoo wel bewust dat zij aan de schoonheid en
lieftalligheid van de vrouw de voornaamste bekoringen van hun leven en den grootsten prikkel tot inspanning verschuldigd zijn, dat zij haar alleen daarom
over 't geheel toestaan te werken, omdat men duidelijk inziet, dat een zekere
regelmatige bezigheid, van eene soort geschikt voor de krachten, goed is voor
ziel en Iichaam, gedurende het tijdvak van de hoogste physieke ontwikkeling. Wij
gelooven, dat de prachtige gezondheid, die onze vrouwen van de uwe onderscheidt,
grootendeels te danken is aan het feit, dat allen zonder uitzondering een
gezonde en opwekkende bezigheid hebben."
~ "Ik begreep van u," zeide ik,
"dat de vrouwelijke arbeidsters tot het maatschappelijk leger behooren, maar
hoe kunnen zij hetzelfde stelsel van rangen en van tucht hebben als de mannen,
wanneer de condities van haar werk zoo verschillend zijn?"
~ "Zij leven onder geheel andere
regels," antwoordde Dr. Leete, "en maken eerder een bevriende macht uit dan
een onderdeel van het mannenleger. Zij hebben een vrouwelijk generaal en leven
onder uitsluitend vrouwelijk bestuur. Deze generaal, zoowel als de hoogere
officieren, worden gekozen door de vrouwen, die haar tijd hebben uitgediend,
overeenkomstig de manier, waarop de chef van de mannen en de President van de
natie worden benoemd. De aanvoerster van het vrouwelijk leger heeft zitting in
den raad van den President en het recht van veto over maatregelen, betreffende
den vrouwenarbeid, met beroep op het Congres. Sprekende over de rechterlijke
macht, moest ik u gezegd hebben dat wij ook vrouwelijke rechters hebben, die
door de generaal van de vrouwen worden aangesteld. Gevallen, waarin beide
partijen vrouwen zijn, worden door een vrouw beslist, en als het een man en
een vrouw samen betreft, moeten twee rechters, van de beide geslachten, één
stem uitbrengen in het geding."
~ "Het vrouwendom
schijnt georganiseerd te zijn als een soort van imperium in impeno (staat
in een staat) in uw stelsel," merkte ik op.
~ "Eenigszins," antwoordde Dr.
Leete; "maar het binnenste imperium is er een, waarvan gij zult
toegeven, dat het geen gevaar oplevert voor het volk. Het gebrek van een
dergelijke erkenning van de verschillende persoonlijkheid van de geslachten
was een van de tallooze fouten van uw systeem. De verhouding, zoo als zij door
de hartstochten van man en vrouw beheerscht werd, heeft te dikwijls belet
iedereen het diepgaande verschil te doen gevoelen, dat in vele gevallen de leden
van beide geslachten van elkaar vervreemdt en hen alleen met de leden van hun
eigen geslacht doet instemmen. Juist door het onderscheid der seksen vrij spel
te laten, in plaats van dat onderscheid te willen uitwisschen, wat blijkbaar
het doel was van eenige hervormers van uw tijd, wordt het genoegen, dat iedere
sekse op zichzelf en in elkander kan vinden, gelijkelijk verhoogd. In uw tijd
bestond er geen werkkring voor vrouwen, behalve in een onnatuurlijke concurrentie
met de mannen. Wij hebben haar een wereld apart gegeven, met hare prikkels, hare
eerzucht en hare loopbanen, en ik verzeker u, dat zij er zeer gelukkig in zijn.
Het schijnt ons toe, dat bij u de vrouwen de ergste slachtoffers van uwe beschaving
waren.
Ondanks den afstand van den tijd, vinden wij iets zeer aangrijpends in
het schouwspel van hare leege, onontwikkelde levens; in het huwelijk was hun
beperkte horizon stoffelijk bepaald door de vier wanden van de woning en
geestelijk door een kleinen kring van persoonlijke belangen. Ik spreek nu niet
van de vrouwen uit de arme klassen, die zich gewoonlijk dood werkten, maar ook
van welvarende en rijke. Van de groote smarten, zoowel als van de kleine
verdrietelijkheden des levens, hadden zij geen toevluchtsoord in de opwekkende
wereld van menschelijke zaken, of eenig belang buiten het gezin. Zulk een
bestaan zou de hersenen van de mannen hebben doen uitdrogen of hun gek hebben
gemaakt. Dat is nu alles veranderd. Geen vrouw hoort men nu zeggen, dat zij
graag een man zou zijn, of ouders, die liever jongens dan meisjes wenschen. Onze
meisjes zijn even vervuld met liefde voor haar werk als de jongens. Als zij
trouwen, beteekent dat niet, dat zij opgesloten worden, noch worden
zij er door afgezonderd van de hoogere belangen der maatschappij of van de
drukte van het openbare leven. Alleen als het moederschap in een vrouwelijk
gemoed nieuwe instincten doet ontwaken, trekt zij zich voor een tijd uit de
wereld terug. Later kan zij te allen tijde weer terugkeeren tot hare gezellen
en zij behoeft nimmer alle punten van aanraking met haar op te geven. De vrouwen
zijn thans een zeer gelukkig geslacht, vergeleken bij wat zij ooit te voren
waren, en haar vermogen om mannen gelukkig te maken is natuurlijk in
evenredigheid toegenomen."
~ "Ik vrees bijna," zeide
ik, "het belang dat meisjes stellen in haar loopbaan als leden van het
arbeidsleger en als candidaten voor hoogere rangen, haar van het huwelijk zal
terughouden."
Dr. Leete glimlachte.
~ "Wees
daar maar niet bang voor, Mijnheer West," hernam hij, "de Schepper heeft wel
zorg gedragen dat, welke verandering de plaats van mannen en vrouwen in den
loop des tijds mocht ondergaan, zij niet hunne aantrekkelijkheid voor
elkaar zouden verliezen. Dit feit alleen, dat in een eeuw als de uwe, toen de
strijd om het bestaan de menschen weinig tijd voor andere gedachten moet hebben
gelaten, en de toekomst zoo onzeker was, dat het aanvaarden van ouderlijke
verplichtingen een misdadige zorgeloosheid moest schijnen, er zelfs toen ten
huwelijk vragen en in huwelijk geven bestond, moet op dit punt afdoende wezen.
Wat de liefde betreft, een van onze schrijvers zegt, dat de ledige plaats, die
in de gemoederen van mannen en vrouwen door de afwezigheid van zorg voor het
onderhoud is gemaakt, geheel aangevuld is door den teederen hartstocht. Ik moet
u evenwel verzoeken, dit voor overdrijving te houden. Overigens is het
huwelijk zoo weinig een beletsel in de carričre van een vrouw, dat de hoogere
rangen in het ~ arbeidsleger alleen gegeven worden aan haar, die vrouw en
moeder zijn of geweest zijn, want zij alleen vertegenwoordigen ten volle
hare sekse."
~ "Krijgen de vrouwen ook
kredietkaarten, evenals de mannen?''
~ "Zeker."
~ "Maar de credieten van de vrouwen zijn zeker kleiner wegens het
veelvuldiger oponthoud in haar werk door familiezorgen?"
~ "Kleiner!" riep Dr.
Leete uit. ~"O neen. Het onderhoud van alle menschen is gelijk. Op dien regel
zijn geen uitzonderingen, maar als eenig verschil gemaakt werd wegens het
oponthoud waarvan gij spreekt, zou dat wezen om het crediet van de vrouwen te
vergrooten, in plaats van te verkleinen. Kunt gij u eenigen dienst denken, die
een sterker verplichting aan het volk zou opleggen, dan het baren en zoogen van
de kinderen van het volk? Naar onze zienswijze maken geen menschen zich zoo verdienstelijk
als goede ouders. Er is geen taak., zoo onzelfzuchtig, zoo geheel zonder belooning, ofschoon het gemoed voldoening vindt, als het opvoeden van kinderen,
die de wereld zullen bevolken wanneer wij heengegaan zijn."
~ "Het schijnt te volgen uit
wat gij zegt, dat de vrouwen niet van hare mannen afhankelijk zijn."
~ "Natuurlijk zijn zij dat
niet," hervatte Dr. Leete; "kinderen van hunne ouders ook niet, d.w.z. voor
het onderhoud, want zij blijven het naar het gemoed. De arbeid van het kind, als
het groot wordt, zal strekken tot vermeerdering van den algemeenen voorraad,
niet van dien van zijn ouders, die gestorven kunnen zijn, en daarom wordt het
gevoed uit den algemeenen voorraad. Iedereen, moet gij weten, het zij man, vrouw
of kind, rekent direct met de natie, en nooit met eenig tusschenpersoon,
ofschoon natuurlijk de ouders tot op zekere hoogte voor hunne kinderen optreden
als voogden. Gij weet, dat krachtens de betrekking tusschen personen en de
natie, zij recht hebben op onderstand en deze titel is geenszins verbonden of
gewijzigd door hunne betrekking tot andere personen, die hunne medeleden zijn.
Dat iemand van een ander afhankelijk zou wezen, zou redelijkerwijze hinderlijk
zijn zoowel als onverdedigbaar op maatschappelijke gronden.
Wat zou er bij zulk
een schikking van de persoonlijke vrijheid en waardigheid overblijven? Ik weet,
dat gij meendet vrij te zijn in de negentiende eeuw. De beteekenis van het woord
moet toen anders zijn geweest dan nu, of gij zoudt het zeker niet hebben
toegepast op een maatschappij, waarvan bijna elk lid in een toestand van
pijnlijke persoonlijke afhankelijkheid verkeerde van anderen ten aanzien van
zijn middelen van bestaan, de arme van de rijken, de werkman van den werkgever,
vrouwen van mannen, kinderen van ouders. In plaats van de producten der natie
onmiddellijk onder hare leden te verdeelen, wat de natuurlijkste eenvoudigste
manier schijnt, lijkt het werkelijk, alsof gij uitgedacht hadt een stelsel van
verdeeling van de eene hand in de andere, waarvan het gevolg was een toppunt van
persoonlijke vernedering in alle rangen van consumenten.
~ "Wat betreft de afhankelijkheid
van vrouwen van hare mannen, die toen regel was, de natuurlijke
aantrekkelijkheid in huwelijken uit liefde, zal haar die dikwijls draaglijk
hebben gemaakt, ofschoon ik mij verbeeld, dat zij voor vrouwen van veel geest
toch steeds vernederend moet geweest zijn. Wat moest het dan wezen in de
ontelbare gevallen, waarin vrouwen, met of zonder huwelijksvorm,, zich
verkoopen moesten aan de mannen om te kunnen leven? Zelfs uwe tijdgenooten
onverschillig als zij waren voor de meeste van de hinderlijke trekken uit uw
beschaving schijnen gevonden te hebben, dat dit niet geheel was zooals het
behoorde, maar toch beklaagden zij uit medelijden alleen het lot van de vrouwen.
Het kwam niet bij hen op, dat het wreedheid en diefstal was, als de mannen de
geheele opbrengst van de wereld voor zich in beslag namen, en de vrouwen lieten
bedelen en kunstjes maken voor haar aandeel. Maar Mijnheer West, ik sla
eigenlijk door, alsof de afzetterij, het verdriet en de schande welke die arme
vrouwen ondergingen, niet een eeuw geleden waren en of gij verantwoordelijk
waart voor hetgeen gij zonder twijfel evenzeer betreurt als ik."
~ "Ik moet mijn aandeel in
de verantwoordelijkheid voor den toenmaligen toestand van de wereld dragen,"
zeide ik. "Alles wat ik bij wijze van verzachtende omstandigheden kan doen opmerken
is, dat alvorens het volk rijp was voor het tegenwoordige stelsel van productie
en distributie, geen ingrijpende hervormingen van de positie der vrouw
mogelijk waren. De oorzaak van haar onvermogen was, zooals gij zegt, hare
afhankelijkheid van de mannen voor haar bestaan, en ik kan geen anderen vorm van
maatschappij dan dien gij aangenomen hebt, bedenken, waardoor de vrouwen vrij
konden worden ten opzichte van de mannen, gelijk de mannen het onderling
geworden zijn. Ik denk, dat een zoo geheele verandering in den toestand van de
vrouwen niet heeft kunnen geschieden, zonder op duidelijke wijze de
maatschappelijke verhouding van de geslachten te wijzigen. Dat zal een
interessante studie voor mij worden."
~ "De verandering, die gij
zult opmerken," zeide Dr. Leete, "zal wel hoofdzakelijk de groote oprechtheid
en ongedwongenheid zijn, welke die verhouding tegenwoordig kenmerkt, vergeleken
bij de kunstmatigheid, waaronder zij in uw tijd geleden moet hebben. De seksen
ontmoeten elkander met het gemak van lieden, die volkomen gelijk aan elkander
zijn, zij vragen elkander niets dan liefde. In uw tijd maakte de omstandigheid,
dat vrouwen door hare mannen werden onderhouden, dat de vrouw de eenige was, die
bij een huwelijk werkelijk voordeel had.
~ "Dit feit, te oordeelen
naar berichten van tijdgenooten, schijnt ruwelijk gegolden te hebben als
zoodanig onder de lagere klassen, terwijl het bij de meer beschaafden vernist
werd door een stelsel van uitvoerige conventie, waarvan het doel was een tegenovergestelde
meening ingang te doen vinden, namelijk dat de man de bevoordeelde partij was.
Om deze conventie moest hij noodzakelijk de vrijer zijn. Niets achtte men daarom
meer in strijd met de welvoegelijkheid, dan dat een vrouw hare genegenheid
voor een man zou doen blijken, vóór hij zijn wensch te kennen had gegeven om
met haar te trouwen. Hebben wij niet boeken uit uw tijd, geschreven met geen
andere bedoeling, dan om het vraagstuk te onderzoeken, of, onder eenige denkbare
omstandigheden, een vrouw, zonder haar geslacht in discrediet te brengen, een
ongevraagde liefde mocht openbaren. Dit alles schijnt ons wondervreemd toe, en
toch weten wij, dat voor u het vraagstuk een ernstigen kant kan gehad hebben:
als, voor een vrouw, die een man hare Iiefde verklaarde, dit hetzelfde was als
hem te vragen de zorg voor haar bestaan op zich te nemen, is het duidelijk, dat
trots en fijngevoeligheid de stem van het hart het zwijgen moest opleggen. Als u
bij ons in de wereld komt, Mijnheer West, moet gij er op voorbereid zijn
hieromtrent dikwijls door de jongelui te zullen worden ondervraagd, die
natuurlijk veel belang stellen in ouderwetsche manieren op dit punt."
~ "En dus verklaren de
meisjes van de twintigste eeuw hunne liefde," zeide Ik.
~ "Als zij willen," antwoordde
Dr. Leete, "er is voor haar niet meer reden om hare gevoelens te verbergen dan
voor de mannen. Behaagzucht zou in een vrouw evenzeer veracht worden als in den
man. Voorgewende koelheid, die vroeger een minnaar zelden misleidde, zou hem nu
geheel van de wijs brengen, want niemand denkt er aan haar in practijk te
brengen."
~ "Een gevolg van de
onafhankelijkheid der vrouwen, dit zie ik duidelijk in," ging ik voort. "Er
kunnen tegenwoordig geen huwelijken zijn, dan uit liefde."
~ "Dat spreekt vanzelf,"
zeide Dr. Leete.
~ "Verbeeld u een wereld met enkel
huwelijken uit liefde! Helaas, Dr.
Leete, hoever zijt gij er van af te begrijpen welk een verbazingwekkend wonder
zulk een wereld schijnt voor een man uit de negentiende eeuw!"
~ "Ik kan het toch
eenigszins begrijpen," antwoordde de toegesprokene. "Want het feit, dat u zoo
verrukt, beteekent dat voor het eerst in de geschiedenis van de menschheid, het
beginsel van de natuurlijke keus tot voortbrenging, met hare strekking om de
betere schepselen te bewaren en voort te planten en de mindere te laten
verdwijnen, een ongehinderde toepassing vindt. De nooddruft, de behoefte aan een
tehuis, verleidt de vrouwen niet langer om als vaders van hunne kinderen mannen
te nemen, die zij noch achten, noch liefhebben kunnen. Rijkdom en rang trekken
niet meer de aandacht in plaats van persoonlijke deugden.
Het goud verguldt niet
meer het voorhoofd van den dwaas. De begaafdheden van de menschen, van geest en
gemoed: schoonheid, vernuft, welsprekendheid, zachtheid, edelmoedigheid,
talent, worden op het nageslacht overgebracht. Elk geslacht wordt door een eenigszins fijner net gezift dan het vorige. De eigenschappen die bewondering
wekken worden behouden, de andere verdwijnen. Er zijn natuurlijk veel vrouwen,
die aan hare liefde eerbied paren en groote huwelijken zoeken, maar zij
gehoorzamen aan dezelfde wet, want tegenwoordig is een groot huwelijk doen niet,
trouwen met mannen van geld of titels, maar met hen, die zich boven hunne
medemenschen hebben verheven door de deugdelijkheid van hunne verdiensten jegens
de menschheid. Dit is thans de eenige aristocratie waarin te trouwen een onderscheiding
is.
"Gij spraakt een paar dagen geleden over de physieke voortreffelijkheid van
onze menschen. Misschien is nog belangrijker dan eenige reden die ik toen
noemde, de invloed van ongehinderde natuurlijke keus op de lichamelijke
gesteldheid van twee of drie opvolgende geslachten. Ik geloof, dat als gij een
vollediger studie van de tegenwoordige wereld gemaakt zult hebben, gij niet
enkel een physieken, maar ook een verstandelijken en zedelijken vooruitgang zult
opmerken. Het zou vreemd wezen indien het niet zoo was, want niet alleen is
thans een van de groote natuurwetten bezig het heil van de bevolking te bevorderen,
maar een diep-zedelijke overtuiging is haar te hulp gekomen.
Het individualisme,
dat in uw tijd de levenwekkende kracht der samenleving was, was niet alleen doodelijk voor alle wezenlijke broederschap en gemeenschappelijke
belangstelling, maar ook ten aanzien van het gevoel van verantwoordelijkheid
voor het volgend geslacht. Tegenwoordig is dit gevoel, in vroeger tijden nooit
in practijk gebracht, een van de moreele gronddenkbeelden van het volk
geworden, zoodat door een krachtig plichtbesef de natuurlijke aandrift, om
voor het huwelijk de besten en edelsten van de andere sekse te zoeken, versterkt
wordt. Het gevolg is, dat geen van de belooningen en prikkels van welke soort
ook, die wij hebben bedacht om vlijt, talent, aanleg en alle begaafdheden te
ontwikkelen, in hunne uitwerking te vergelijken zijn bij het feit, dat onze
vrouwen als rechters zitten over het mannendom en zich zelven geven als prijzen
aan de overwinnaars. Niets haalt bij de gedachte, dat de achterblijvers het
licht van hare gezichten niet zullen aanschouwen.
"Celibatairen zijn tegenwoordig bijna altijd mannen, die te kort geschoten zijn
in hun levenstaak. De vrouw moet veel moed hebben, en een niet zeer goede soort
van moed, die uit medelijden met een van die ongelukkigen er toe zou komen om
het oordeel van haar tijdgenooten te minachten - want overigens is zij vrij - en
hem tot echtgenoot te nemen. Ik moet er bijvoegen, dat het gevoelen van haar
eigen geslacht veeleischender en moeilijker tevreden te stellen zou wezen dan
eenig ander element van dit oordeel. Onze vrouwen zijn gestegen tot de hoogte
van hare verplichtingen als voogdessen van de toekomstige wereld, in wier
bewaring de sleutels liggen van wat volgen zal. Haar plichtbesef te dezen
aanzien bezit de kracht van een godsdienstige toewijding. Het is een leer,
waarin zij hare dochters opvoeden van de jeugd af."
Nadat ik dien nacht naar mijn kamer was gegaan, bleef ik lang zitten lezen in
een roman van Berrian, dien ik van Dr. Leete gekregen had en waarvan de
handeling liep over een toestand, waar zijn laatste woorden aan herinnerden,
namelijk de hedendaagsche opvatting van ouderlijke verantwoordelijkheid. Een
dergelijke toestand zou door een negentiende-eeuwschen romanschrijver bijna
zeker behandeld zijn geworden met het doel om de ziekelijke belangstelling van
den lezer te wekken voor de sentimenteele zelfzucht van de minnenden, en zijn
verontwaardiging tegen de ongeschreven wet, die zij hadden geschonden. Ik
behoef niet te beschrijven - want wie heeft niet "Ruth Elton" gelezen? - hoe
verschillend Berrian te werk gaat, en hoe geweldig de indruk is van de kracht
waarmede hij op het beginsel aandringt: "Over de ongeborenen is onze macht als
die van Gode en onze verantwoordelijkheid gelijk de Zijne tegenover ons. Zooals
wij ons kwijten jegens hen, dat Hij handele met ons."