HOOFDSTUK VII
blz. 38 - 44
~ "Nadat gij uw arbeidsleger in dienst hebt gesteld," zeide ik, "meen
ik, dat uw grootste moeilijkheid zal beginnen, want dan houdt de overeenkomst
met een militair leger op. Soldaten hebben allen hetzelfde en iets zeer
eenvoudigs te doen; de behandeling van de wapenen te leeren, te marcheeren en
op wacht te staan. Maar het arbeidsleger moet leeren en uitoefenen twee- of
driehonderd verschillende beroepen en betrekkingen. Welke administratie kan
zoo goed zijn, dat zij wijselijk uitmaakt, welke soort van bezigheid door elk
individu van een groot volk zal worden gedaan?"
~ "Het bestuur heeft met deze zaak niets te maken."
~ "Wie dan?"
~ "Iedereen doet het voor zich zelf in verband met zijn natuurlijken aanleg;
terwijl de uiterste moeite wordt besteed om hem te doen ontdekken, wat zijn
natuurlijke aanleg werkelijk is. Het beginsel, waarop ons stelsel berust, is,
dat iemands begaafdheden, lichamelijk of geestelijk, beslissen
wat hij kan verrichten tot het grootste nut van de natie en tot de grootste
voldoening voor hem-zelf. Terwijl de verplichting om iets te doen niet
ontweken kan worden, verlaten wij ons op vrijwillige keuze, die enkel aan
eenige noodige bepalingen onderworpen is, om uit te maken, welke soort van
arbeid door ieder zal worden gedaan. Daar het geluk van iemand gedurende
zijn diensttijd afhangt van de liefde, die hij heeft voor zijn werk, zien
ouders en onderwijzers van de vroegste jeugd nauwkeurig naar aanwijzingen
van bijzondere geschiktheden bij kinderen. Een grondige studie van het
nationale werksysteem, met de geschiedenis en de beginselen van alle
bedrijven, is een hoofdzaak bij onze opvoeding. Ofschoon handenarbeid niet mag
verstoren de algemeene geestelijke ontwikkeling, die de scholen moeten geven
wordt er genoeg aan gedaan om onze jongelieden, behalve hun theoretische
kennis van de nationale bezigheden, technisch en landbouwkundig een zekere
bekendheid te verschaffen met de werktuigen en de inrichtingen. Onze scholen
bezoeken voortdurend onze werkplaatsen en ondernemen dikwijls lange uitstapjes
om eenige bijzondere instellingen van
nijverheid te bestudeeren. Vroeger schaamde iemand zich niet om grof onwetend
te zijn omtrent alle bedrijven behalve zijn eigen, maar zulke
onwetendheid zou strijdig zijn met ons begrip van beroepskeuze. Gewoonlijk
heeft een jongmensch lang voor hij ingelijfd wordt, uitgevonden welke
bezigheid hij zal gaan doen, zich een groote hoeveelheid kennis daarover
eigengemaakt en hij ziet met ongeduld het tijdstip tegemoet dat hij zich
aan haar zal kunnen wijden."
~ "Maar het zal toch niet altijd zoo zijn." zeide ik, "dat het getal
vrijwilligers voor eenig vak juist zoo groot is als het benoodigde aantal.
Gewoonlijk zal het onder of boven de vraag zijn."
~ "De voorraad vrijwilligers moet altijd geheel voldoende zijn."
antwoordde Dr. Leete. "Het is de taak van de regeering om toe te zien, dat
dit het geval is. Het aantal vrijwilligers voor elk bedrijf wordt altijd
nauwkeurig nagegaan. Als er voor eenig bedrijf een aanmerkelijk overkompleet
is, leidt men er uit af, dat dit vak aantrekkelijker is dan andere. Aan den
anderen kant, als het aantal vrijwilligers gevaar loopt onder de vraag te
blijven, weet men, dat het vak in kwestie lastiger wordt gevonden. Het is ook
de taak van de regeering om steeds de voorwaarden van alle beroepen gelijk te
maken, zoodat alles even begeerlijk wordt voor de personen, die er aanleg voor
hebben. Dit wordt gedaan door de werkuren in de verschillende vakken te laten
afhangen van de moeilijkheid. De lichtere bedrijven, die onder aangename
omstandigheden worden uitgeoefend, hebben op
deze manier de meeste uren, terwijl een onaangenaam vak, als mijnwerker, zeer
weinig uren heeft. Er is geen algemeene theorie, geen regel a priori, waardoor
de aantrekkelijkheid van elken arbeid wordt bepaald. Het bestuur volgt
eenvoudig, door van de eene klasse van werklieden leden af te nemen en die te
voegen bij andere klassen, de meening van de arbeiders zelven, zooals zij
zichtbaar is in het getal vrijwilligers. Het beginsel is, dat het werk van
geen enkel mensch zwaarder behoort te zijn dan het werk van een ander,
en de werklieden zijn zelf de rechters. Deze regel kent geen grenzen. Als
eenige soort van bezigheid zoo zwaar of zoo onaangenaam zou zijn, dat, om
vrijwilligers te werven, de arbeidsdag tot tien minuten beperkt moest worden,
zou men het doen. Indien dan ook niemand haar zou willen verrichten zou zij
onuitgevoerd blijven. Maar natuurlijk is een
matige afneming van het aantal werkuren, verbonden aan andere voorrechten,
voldoende om alle noodige vrijwilligers voor elken arbeid te krijgen. En als
werkelijk de onvermijdelijke bezwaren en gevaren van eenig noodzakelijk
beroep zoo groot waren, dat geen belofte van voordeelen groot genoeg zou zijn
om den afkeer van de menschen te overwinnen, dan zou de regeering dat beroep
enkel maar uit de klasse van gewone vakken hebben te nemen door het
'buitengewoon bezwaarlijk' te verklaren, en hen die het beoefenden bijzonder
verdienstelijk voor het algemeene welzijn, om overstelpt te worden met
vrijwilligers. Onze jongelieden zijn zeer eerzuchtig en laten zulke
gelegenheden niet voorbij gaan. Gij zult natuurlijk inzien, dat
afhankelijkheid van zuiver vrijwillige keuze noodzakelijk medebrengt de
afschaffing van alles, wat ongezond of bijzonder gevaarlijk zou zijn.
Gezondheid en veiligheid zijn condities, die in alle bedrijven gelden. De
natie verminkt en doodt niet hare werklieden, zooals particuliere kapitalisten
en lichamen in uw tijd deden."
~ "AIs er meer liefhebbers voor een beroep zijn dan plaatsen, hoe beslist gij
dan tusschen die sollicanten?" vroeg ik.
~ "De voorkeur hebben zij die de meeste kennis bezaten van het vak.
Niemand evenwel, die gedurende achtereenvolgende jaren er bij blijft om te
willen toonen wat hij in een bedrijf kan leveren, wordt op den duur geweigerd.
Ondertusschen, als iemand niet dadelijk kan worden toegelaten bij het begeerde
vak, heeft hij gewoonlijk een of meer andere bedrijven waarvoor hij aanleg
bezit, schoon niet in de hoogste mate. Iedereen is wel genoodzaakt zijn aanleg
zoo goed te kennen, dat hij niet slechts een keus van beroep heeft, maar nog
een tweede en een derde, zoodat hij, als hij bij
het begin van zijn loopbaan of later, wegens de vooruitgang van uitvindingen
of veranderingen in de vraag, in de onmogelijkheid komt van het eerste vak uit
te oefenen, toch een aanverwante bezigheid kan vinden.
Dit beginsel van tweede of derde keuze is onmisbaar in ons stelsel. Ik moet er
bijvoegen, dat, met betrekking tot de tegenovergestelde mogelijkheid van een
plotseling gebrek aan vrijwilligers in eenig vak, of een plotselinge
behoefte aan meer werkkrachten, de administratie, terwijl zij afhangt van het
vrijwillige stelsel als regel, steeds als de bevoegdheid houdt om
bijzondere arbeiders op te roepen of de noodige krachten elders in dienst te
nemen. In het algemeen kunnen echter alle nooden van deze soort worden
vervuld door leden van de klasse der gewone of grovere werklieden."
~ "Hoe wordt deze klasse van gewone werklieden geworven?" vroeg ik.
"Daar gaat toch waarschijnlijk niemand vrijwillig in."
~ "Dit is de rang, dien alle recruten bekleeden gedurende de eerste
drie jaren van hunnen dienst. Niet dan na afloop van dit tijdvak, gedurende
hetwelk hij beschikbaar is voor elke bezigheid op aanwijzing van zijne
meerderen, wordt iemand toegelaten tot de keus van een eigen beroep. Deze
drie jaren van strenge tucht gelden voor iedereen, en onze jonge lieden zijn
zeer blijde om deze school te verlaten en over te gaan tot de betrekkelijke
vrijheid van den bedrijfsarbeid. Indien iemand zoo dom ware geen keus te
willen doen, zou hij eenvoudig een gewoon werkman blijven; maar gij begrijpt
wel, dat zulke gevallen niet dikwijls voorkomen."
~ "Als iemand eens een vak heeft gekozen," merkte ik op,
"moet hij er zeker zijn geheele leven bij blijven."
~ "Dat is niet noodig," antwoordde Dr. Leete; "herhaalde en enkel
grillige veranderingen van bezigheid worden niet aangemoedigd of zelfs
toegestaan, maar iedere werkman is natuurIijk vrij, om, onder zekere
bepalingen en in overeenstemming met de behoeften van den dienst, over te gaan
in een ander bedrijf, dat hem beter lijkt dan zijn eerste keus. In dit geval
wordt zijn aanvraag beschouwd, alsof hij voor het eerst dienst nam en op
dezelfde voorwaarden. En dit niet alleen, maar een werkman kan eveneens,
onder gepaste bepalingen en niet te dikwijls, overgeplaatst worden op zijn
verzoek van een gedeelte van het land naar een ander gedeelte in hetzelfde
vak. Onder uwe regeling kon iemand, die niet tevreden was, wel zijn werk in
den steek laten, maar hij liet dan tevens zijn middel van bestaan in den
steek, en liep de risico van zijn verder levensonderhoud. Wij zien, dat het
getal menschen, die een bedrijf waar zij aan gewend zijn, willen ruilen voor
een nieuw bedrijf. en oude kenrnssen en omgeving voor vreemde, klein
is. Alleen de mindere soort van werklieden wenschen zoo dikwijls te veranderen
als de wetten slechts toelaten. Natuurlijk worden verplaatsingen
of verzoeken om ontslag wegens gezondheidsredenen altijd verleend."
~ "Voor het handwerk geloof ik dat dit stelsel uitstekend is," zeide ik;
"maar hoe is het gesteld met het hoofdwerk? Zonder hoofdwerkers kunt gij
toch niet bestaan. Hoe worden zij dan gekozen in onderscheid met de anderen,
die den handenarbeid moeten verrichten. Dat is nog al een
moeilijke uitzoekerij, zou ik denken."
~ "Dat is het ook," hernam Dr. Leete, "de fijnste
toetssteen is hierbij noodig, en daarom laten wij de vraag of iemand een
hoofd- dan wel een handwerker zal zijn, geheel aan hemzelf over. Aan het eind
van het tijdvak
van drie jaar als gewoon arbeider, kan iedereen kiezen, in overeenstemming met
zijn natuurlijken smaak of hij zich geschikt wil maken voor een kunst of een
ambt, dan of hij boer of ambachtsman wil worden. Als hij gevoelt.
dat hij beter werk zal kunnen verrichten met zijn hersens dan met zijn
spieren, vindt hij alle gelegenheid om de deugdelijkheid van zijn roeping te
onderzoeken, om zijn roeping te volgen en er, zoo mogelijk, zijn vak van te
maken. De scholen voor technologie. voor de medicijnen, voor kunst, muziek of
tooneel en van hoogere vrije wetenschap, staan altijd open voor adspiranten,
zonder eenige beperking."
~ "Maar worden die scholen niet overstelpt door jongelieden, wier eenige
beweegreden is om niet te werken?"
Dr. Leete glimlachte eenigszins scherp.
~ "Niemand heeft reden om de vakscholen te bezoeken om het werken te ontgaan,
wees daar verzekerd van," zeide hij. "Zij zijn ingericht voor
leerlingen met bijzonderen aanleg voor de onderwezen vakken, en iemand zonder
aanleg zou met meer gemak dubbele werkuren volhouden in zijn beroep, dan hier
de klassen te volgen. Natuurlijk vergissen velen zich te goeder trouw in hunne
roeping, en als zij inzien, dat zij aan de eischen van de scholen niet kunnen
voldoen, gaan zij heen en keeren terug tot de andere bezigheden; niemand ziet
er hen op aan, want men is er juist op gesteld, dat sluimerende talenten
worden ontwikkeld, die men alleen in de praktijk kan onderzoeken. De
inrichtingen van onderwijs in uw dagen hingen van den steun van de leerlingen
af om te blijven bestaan, en men schijnt dikwijls
diploma's te hebben verleend aan ongeschikte personen, die naderhand in de
wereld kwamen. Onze scholen zijn nationale instellingen en door de examens te
komen is een onweerlegbaar bewijs van bijzondere bekwaamheden."
"En deze gelegenheid voor een wetenschappelijke
opleiding." ~ ging mijn gastheer voort ~ "blijft open voor iedereen tot
het dertigste jaar, waarna geen studenten worden aangenomen, omdat anders het
tijdvak te kort zou wezen tot het jaar van ontslag uit den dienst in de gewone
beroepen. In uw tijd moesten jongelieden hun vak zeer jong kiezen, en
tengevolge daarvan vergisten zij zich dikwijls in hun roeping. Men heeft later
ingezien, dat de natuurlijke geschiktheid bij sommigen zich later ontwikkelt
dan bij anderen, en daarom, terwijl de keus van een beroep op het
vierentwintigste jaar gedaan kan worden, blijft de gelegenheid bestaan tot het
dertigste."
Een vraag, die reeds een dozijn keeren op mijn lippen was
geweest, deed ik nu; een vraag in verband met iets, dat in mijn tijd beschouwd
werd als de grootste moeilijkheid voor een afdoende oplossing van het sociale
vraagstuk. ~ "Het is hoogst vreemd," zeide ik, "dat gij nog niet
gesproken hebt over de manier om de loonen te regelen. Als het volk de eenige
werkgever is, moet de regeering bepalen hoeveel ieder verdienen zal,
van de dokters tot de slootgravers. Ik kan alleen zeggen, dat bij ons dit
nooit gegaan zou zijn en ik zie niet in, hoe het nu gaat, ten minste als de
menschelijke natuur niet veranderd is. In mijn tijd was niemand tevreden met
wat hij verdiende. Zelfs al voelde hij, dat hij genoeg kreeg, dan meende hij
vast, dat zijn buurman te veel kreeg, wat even erg was. Indien de algemeene
ontevredenheid hierover, in stede van verdeeld te worden over
verwenschingen en samenspanningen tegen ontelbare afzonderlijke werkgevers,
had gericht kunnen worden op een enkelen, en dat wel op de regeering, zou de
sterkste regeering nooit twee betaaldagen hebben beleefd."
Dr. Leete lachte hartelijk.
~ "Juist, juist." zeide hij. "Een algemeene werkstaking zou
waarschijnlijk op den eersten betaaldag zijn gevolgd, en een werkstaking
tegen de regeering gericht, is een omwenteling."
~ "Hoe voorkomt gij dan een omwenteling per dag?" vroeg ik.
"Heeft een of andere wonderbaarlijke wijsgeer een nieuw rekenstelsel
uitgedacht, om iedereen tevreden te stellen in het bepalen van de volstrekte
en betrekkelijke waarde van alle soorten van diensten, hetzij verricht door
spier of hersens, door hand of stem, door oog of oor? Of is de menschelijke
natuur zelf veranderd, zoodat niemand zijn eigen voordeel zoekt, maar
iedereen het voordeel van zijn buurman? Een van beide moet gebeurd zijn."
~ "Noch het een, noch het ander," antwoordde Dr. Leete lachende, "is
geschied. En nu, mijnheer West," ging hij voort, "u moet bedenken, dat u
mijn patient bent zoowel als mijn gast. en mij veroorloven u een weinig slaap
voor te schrijven, voor wij verder praten. Het is over drieen.
~ "Het recept is zeker heel verstandig." zeide ik. "Ik hoop alleen
maar, dat het toegepast kan worden."
~ "Daar zal ik voor zorgen," sprak de dokter, en hij gaf mij een
wijnglas met iets, dat mij in slaap deed vallen, zoodra ik in bed lag.
|
Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting
|