Een
spreekkamer van een bank in de twintigste eeuw.
De
formaliteiten op de bank bleken zeer eenvoudig te zijn. Dr. Leete stelde mij
voor aan de bankdirecteur en het overige wikkelde zich vanzelf af en duurde niet
langer dan drie minuten. Men deelde mij mee, dat het jaarlijkse krediet van de
volwassen burger voor dat jaar $ 4.000 was en dat het deel, dat mij rechtmatig
toekwam, voor de overige maanden van het jaar (het was in het eind van
September) $ 1.075,41 was. Nadat ik een kredietkaart voor $ 300 had genomen,
liet ik de rest op deposito achter, precies als ik in een bank van de
negentiende eeuw zou hebben gedaan, door geld op te nemen voor direct gebruik.
Toen deze zaak was afgehandeld, nodigde de bankdirecteur mij uit, om in zijn
kantoor te komen.
'Wat valt u in ons banksysteem bij vergelijking met dat van de negentiende
eeuw op?" vroeg hij.
"Het heeft één kenmerkend voordeel voor een uit de dode herrezen zonder een
cent, zoals ik," zei ik", n.l. dat men een krediet krijgt zonder een
deposito. Van het andere weet ik te weinig om er een oordeel over te vellen."
'Als
u meer vertrouwd raakt met ons bankwezen," zei de bankdirecteur, "dan
zult u getroffen zijn over de gelijkenis met uw eigen bankwezen. Natuurlijk
hebben wij geen geld en niets, dat er op lijkt, maar de hele wetenschap van het
bankwezen, van de aanvang af, heeft de weg bereid voor de afschaffing van het
geld (red. Afschaffing van het onpersoonlijke geld, wel te verstaan.).
Het
enige werkelijke punt, waarin ons bankwezen van het uwe verschilt, is dat
iedereen het jaar begint met dezelfde balans op te maken voor zijn krediet en
dat dit krediet niet voor overdracht vatbaar is. Wat het opeisen van deposito's
betreft, voordat de afrekening begint, daarin zijn wij noodzakelijkerwijs even
strikt als uw bankiers waren. Alleen verschaft in ons geval het hele volk
gezamenlijk en tegelijk het deposito voor allen. Dit gezamenlijke deposito
bestaat uit zulke voorraden van verschillende goederen en zulke inrichtingen van
openbare diensten als verwacht kunnen worden nodig te zijn. Prijzen of
schattingen van kosten, die men voor deze goederen en diensten berekent, worden
opgeteld en de totale som over de bevolking verdeeld. Dit levert het bedrag op
van het persoonlijke krediet van de burger, wat eenvoudig zijn evenredig deel is
van de goederen en diensten, die voor het jaar geldig zijn. Ik ben er zeker van,
dat Dr. Leete en u daarover al alles heeft verteld."
'Maar
ik was er niet, om meegeteld te worden in de begroting van het jaar. Ik hoop dat
mijn krediet niet uit dat van de anderen gehaald is," zei ik.
'Daar
hoeft u zich geen zorgen over te maken," antwoordde de bankdirecteur,
"hoewel het de eerste eis is vraag en aanbod in overeenstemming te brengen.
Als men met een grote bevolking te doen heeft, kan men zo'n grote zaak als de
onze niet drijven zonder grote speelruimte over te laten. Het is het doel in de
productie van goederen, die aan bederf of aan mode onderhevig zijn, zo min
mogelijk van de navraag in voorraad te houden. Maar van al de belangrijke
stapelvoorraden is er voortdurend zo'n grote overvloed voorhanden, dat een
droogte van twee jaar de prijs van de goederen, die weinig bederven, niet zou beïnvloeden,
terwijl een onverwachte vermeerdering van bevolking van verschillende miljoenen
ten allen tijde zonder stoornis kan worden verzorgd."
'Dr.
Leete heeft me verteld," zei ik, "dat elk deel van het krediet, dat
door de burger gedurende het jaar niet verbruikt is wordt afgeschreven en geen
waarde meer heeft voor het volgende jaar. Ik vermoed, dat het is om oppotten te
voorkomen, waardoor de economische gelijkheid zou worden ondermijnd."
'Het
zou er op lijken alsof men daardoor oppotten wilde voorkomen," zei de
bankdirecteur, "maar het is voor wat anders nodig n.l. om de nationale
boekhouding te vereenvoudigen en verwarring te voorkomen. Het jaarlijkse krediet
is een regeling voor een bepaalden voorraad, die gedurende een zeker jaar te
krijgen is. Voor het volgende jaar zal er een nieuwe berekening met enige andere
bestanddelen te maken zijn. Om dit te doen moet men de balans opmaken en de
mogelijke bestellingen, die niet gedaan zijn, annuleren zodat wij weten waar wij
aan toe zijn."
'Wat
zal er aan de anderen kant gebeuren als ik mijn krediet opmaak, voordat het jaar
afgelopen is?" De bankdirecteur glimlachte en zei: "Ik heb gelezen,
dat in uw dagen de ondeugd van verkwisting veel voorkwam. Ons stelsel heeft dit
vóór boven het uwe, dat de meest onverbeterlijke verkwister geen inbreuk kan
maken op het beginsel van de gelijke verdeling van het nationaal kapitaal. Alles
wat hij tenslotte kan doen, is zijn jaarlijks aandeel op maken. Mocht u dat
doen, dan twijfel ik niet, of uw vrienden zouden voor u zorgen. Als ze dat niet
deden, dan zou de natie het doen. Wij hebben dan ook niet de sterke magen van
onze voorouders, die hen in staat stelden, overvloed te genieten met hongerige
mensen om hen heen. Wij zijn feitelijk zo overdreven kieskeurig,
dat als we wisten, dat er iemand in het land zou hongeren, zo iets ons allemaal
's nachts uit de slaap zou houden. Als u er op stond in nood te verkeren, dan
zou u zich voor dat doel moeten verstoppen."
'Hebt
u een idee," vroeg ik "aan hoeveel koopkracht in het jaar 1887 dit
krediet van $ 4.000 gelijk is ?"
'Zo ongeveer $ 6.000 of $ 7.000 zou ik zeggen," antwoordde de
bankdirecteur. "Als ik de economische positie van de burger schat, dan moet
u bedenken, dat een grote verscheidenheid van diensten en goederen nu kosteloos
in het belang van het publiek wordt geleverd, waarvoor vroeger iedereen te
betalen had, bijvoorbeeld water, licht, muziek, nieuwsberichten, het theater, de
opera, alle soorten post en elektriciteit, vervoer en andere dingen, die te
talrijk zijn om afzonderlijk op te noemen."
'Als u dan zoveel verschaft in het openbaar en algemeen belang, waarom levert
u dan niet alles op dezelfde wijze? Het zou alles veel eenvoudiger maken, zou ik
zeggen."
'Wij
geloven integendeel, dat het de administratie ingewikkelder zou maken en de
mensen niet zou bevallen. Ziet u, wij verlangen gelijkheid, maar haten
gelijkvormigheid en laten vrij spel door de grootst mogelijke verscheidenheid
van wat wij leveren."
Aangezien
de bankdirecteur dacht, dat ik er belang in zou stellen de boeken van de bank te
zien, had hij een paar ervan in het kantoor meegebracht. Zonder ooit een expert
geweest te zijn in de boekhouding van de negentiende eeuw, was ik zeer getroffen
door de groten eenvoud van de berekeningen, vergeleken bij de weinige, waarmee
ik vertrouwd ben geweest. Toen ik daarover sprak voegde ik erbij, dat het me
zoveel te meer imponeerde, omdat ik de indruk had gekregen, hoe ver de
voortreffelijkheden van het nationale coöperatieve systeem ook stonden boven
onze wijze van zaken doen, dat het toch een veel grotere omvang van boekhouding
met zich mee moest brengen, vergeleken bij wat noodzakelijk was onder het oude
systeem. De bankdirecteur en Dr. Leete keken elkaar aan en glimlachten.
'Weet u, mijnheer West" zei de eerste "dat het ons zeer vreemd
voorkomt, dat u die gedachte heeft? Wij schatten dat onder ons stelsel één
boekhouder nodig is, waarvoor men vroeger dozijnen gebruikte."
'Maar," zei ik, "de natie heeft nu een afzonderlijke berekening te
maken met of voor iedereen in het land, man, vrouw of kind."
'Natuurlijk,"
antwoordde de bankdirecteur, "was dat niet hetzelfde in uw dagen? Hoe had
het land anders belastingen kunnen opleggen en innen of andere dozijnen plichten
kunnen eisen van de burgers? Uw belastingstelsel alleen bijvoorbeeld was met
zijn navorderingen, taxaties, inrichtingen, voor inning en boeten opleggen, veel
ingewikkelder dan de berekeningen in de boeken, die voor u liggen. Deze bestaan
daarin, aan iedereen hetzelfde krediet in het begin van het jaar te geven en
daarna eenvoudig te noteren wat er moet worden afgetrokken, zonder berekeningen
van interest of alle mogelijke andere bijkomstigheden. Feitelijk, mijnheer West,
zijn de toestanden zo eenvoudig en onveranderlijk, dat de berekeningen
automatisch door een rekenmachine gedaan worden en de boekhouder alleen op een
toetsenbord te spelen heeft."
'Maar
elke burger heeft, naar ik veronderstel, een dienststaat als basis voor
bevordering of terugplaatsing?"
'Zeker,
maar deze dienststaat heeft niet het ingewikkelde van één van uw geld- of
loonberekeningen voor verricht werk, maar lijkt meer op de rapporten van uw
onderwijsinstellingen, waarbij de rang van de leerlingen werd bepaald."
'Maar
de burger staat toch ook in verbinding met de openbare magazijnen, vanwaar hij
zijn benodigdheden betrekt?"
'Zeker,
maar dat zijn verbindingen, die niets met berekeningen te maken hebben. In uw
tijd zou men zeggen: alle inkopen kunnen alleen met contant geld worden gedaan,
dat is met de kredietkaart."
'Dan blijven nog over," hield ik vol, "de berekeningen voor goederen
en diensten tussen de distributiemagazijnen en de departementen van productie en
die tussen de verschillende departementen onderling."
'Zeker, maar het hele systeem staat onder één hoofd, alle delen werken samen
zonder wrijving en hebben geen rede elkaar te bedriegen. Daarom is zo'n
berekening kinderwerk vergeleken bij vereffeningen, van transacties tussen de
elkaar wantrouwende privé kapitalisten, die het terrein van handel en
nijverheid in uw dagen onder elkaar verdeelden en 's nachts waakten om iets te
verzinnen om elkaar een poets te bakken, te vernietigen en er in te laten
lopen."
'Maar
hoe is het dan met de nauwkeurige statistieken, waarop de berekeningen zijn
gebaseerd en waarvan de productie afhankelijk is? Op dat gebied heeft men ten
minste veel te cijferen."
'Uw nationale regering en die van de staten," antwoordde de
bankdirecteur, "maakten jaarlijks grote hoeveelheden van dergelijke
statistieken bekend, die meestal zeer onnauwkeurig waren en daarom met veel meer
moeite moeten zijn samengesteld, aangezien men wist, dat ze onwelkome
naspeuringen in de zaken van privé personen omvatten, in plaats van een
eenvoudige verzameling van gegevens uit de boekhouding van verschillende
afdelingen van een grote zaak. Elke fabrikant, koopman en winkelier had in uw
dagen ramingen te maken van het waarschijnlijke verbruik. Vergissingen
betekenden voor hem zijn ondergang. Niettegenstaande dat, kon men toch alleen
maar gissen, aangezien men niet over genoeg gegevens kon beschikken. Doordat wij
steeds over de volledige
gegevens
beschikken, neemt de betrouwbaarheid van de ramingen toe, terwijl de
moeilijkheden wegvallen."
'Laat ik u niet langer aan de domheid van mijn kritiek blootstellen."
'Maar mijnheer West, er is geen sprake van domheid. Een heel nieuw systeem
doet altijd iemand op het eerste gezicht aan, alsof het erg ingewikkeld is,
hoewel het bij nader inzien de eenvoud zelve is. Laat ik nu maar ophouden, want
ik heb u slechts één kant van de zaak verteld. Ik heb u getoond, hoe weinige
en eenvoudige berekeningen wij maken vergeleken bij de uwe in daarin
overeenkomende gevallen. Maar het grootste deel van de berekeningen op dit
gebied zijn wel die, welke men in uw tijd moest maken en bij ons helemaal
vervallen zijn; debet en credit zijn niet langer bekend. Interest, renten,
profijten en alle berekeningen, daarop gebaseerd, hebben geen plaats meer in
menselijke zaken. In uw dagen was iedereen, behalve in zijn afrekening met de
staat, verwikkeld in een netwerk van berekeningen met alles om hem heen. Zelfs
de nederigste loonarbeider kwam voor in de boeken van een half dozijn zakenlui,
terwijl een vermogend man in een twintig tot honderdtallen van boeken van
zakenmensen te boek stond om niet te spreken in de boeken van mensen, die niets
met zaken te maken hadden. Een tamelijk vlug circulerende dollar moest men zo
vaak boeken, als hij van hand tot hand ging, dat wij berekenen, dat hij in
ongeveer vijf jaar zichzelf moest hebben opgebracht aan inkt en papier, pennen
en de bekostiging van klerken, laat staan wat hij aan kwellingen en zorgen heeft
gekost. Al deze vormen van privé- en zakenberekeningen zijn nu afgeschaft.
Niemand is iemand iets schuldig, is zijn schuldeiser, heeft een contract met hem
of op de een of andere manier met hem af te rekenen; wel is iedereen verplicht
een ander zo vriendelijk tegemoet te komen als met zijn waardigheid
strookt."