HOOFDSTUK
38.
Het Boek
van de Blinden.
Als
de lezer alleen zou moeten afgaan op wat er in deze bladzijden is
neergeschreven, zou hij daaruit waarschijnlijk opmaken, dat ik gedurende de
dagen, die ik getracht heb mij weer voor den geest te brengen, het meest
verdiept ben geweest in de studie van staat貞huishoudkunde en sociale
wijsbegeerte van de moderne wereld, die ik onder leiding van Dr. Leete ondernam.
Daarin zou men zich toch zeer vergissen. Hoe verbazingwekkend en boeiend ook
deze studie voor mij was, is zij toch prozaïsch, vergeleken bij het belang, dat
ik stelde in een zekere oude historie, waarin zijn dochter en ik ons samen
verdiepten. Slechts weinig melding is ervan gemaakt, aangezien het iets is, dat
iedereen zeker wel kent of liever moest kennen. Onze waarde Dr. Leete, die wel
voorzag, hoe het met deze historie zou gaan, wist wel, dat ze mij zó zen
boeien, dat mijn be衍angstelling, al was het tijdelijk, geheel in beslag zou
worden genomen en dat ze mijn aandacht van andere onderwerpen zou afleiden. Hij
werd zonder twijfel door deze overweging geleid, toen hij tracht負e, onze
gesprekken zulk een richting te geven, dat ze mij een overzicht zouden geven van
de inrichting van de moderne wereld en haar redelijke grondslag. Een overzicht,
dat een afgerond geheel en even belangrijk moest zijn als het onderwerp, dat in
zijn uit茆ebreidheid er mee samenhing en waarvoor hij maar een beperkte tijd
tot zijn beschikking had. Enige dagen gingen voorbij, nadat hij mij de
geschiedenis van het overgangstijdperk had verteld, voordat wij weer in de
gelegenheid kwamen een lang gesprek te hebben. De wending, die hij er aan gaf,
scheen er wel op te wijzen, dat hij van plan was de serie van onze gesprekken er
mee te besluiten. Dat bleek ook Die avond kwamen Edith en ik tamelijk mat thuis
en toen zij mij verliet, ging ik naar de werkelijk het geval te zijn.
Die avond kwamen Edith en ik tamelijk laat thuis en toen zij mij verliet, ging
ik naar de bibliotheek, waar een licht verried, dat de dokter nog op was. Toen
ik binnen kwam, was hij bezig te bladeren in een zeer oud vergeeld boek, dat mij
door zijn vreemde titel opviel: "Kenloe's Boek van de Blinden", zei ik.
"Dat is een zonderlinge titel."
"Het is de titel van een zonderling boek," antwoordde de dokter. "Het Boek
van de Blinden is nu bijna honderd jaar oud en werd spoedig na de overwinning
van de Omwenteling samengesteld. Iedereen was toen gelukkig en het volk was in
zijn vreugde geneigd, de bittere tegenstand van de kapitalisten en van de
ontwikkelde klasse, die zolang de gezegende verandering hadden tegengehou苓en,
te vergeven en te vergeten. De priesters, die gepreekt, de leraren, die
onderwezen en de schrijvers, die geschreven hadden tegen de Omwenteling,
overstemden nu allen om haar te prijzen en wilden mets liever dan dat men
vergeten zou wat ze vroeger hadden geuit. Maar Kenloe, door een scherp gevoel
van rechtvaardigheid gedreven, had zich vast voorgenomen, dat ze niet zouden
worden ver茆eten. Daarom heeft hij met grote zorg, wat de echtheid betreft,
namen, data, plaatsen en een massa aanhalingen uit toespraken, boeken, preken en
tijdschriften verzameld, waarin de voorstanders van het privékapitalisme
gedurende het lange tijdperk van de omwentelingscampagne dat systeem hadden
verdedigd en de aan虐angers van economische gelijkheid hadden aangevallen.
Daarom ook had hij zich vast voorgenomen voor alle tijden de blinde leiders, die
hun best gedaan hebben het land en de wereld in de gracht te drijven, aan de
kaak te stellen. Hij voorzag, dat de tijd zou komen, zoals die ook werkelijk
gekomen is, dat het nageslacht bijna niet zou kunnen geloven, dat verstandige
mensen en daarbij nog wel geleerden in de naam der redelijkheid, een maatregel
zouden heb苑en verhinderd, zoals economische gelijkheid, die niets meer of
minder kon betekenen, dan de algemene verspreiding van geluk. Met het oog op die
tijd had hij zijn boek samengesteld, om te dienen als een eeuwigdurende
getuigenis. Het was wel hard voor die man要en, dat hij hun deze ongewenste
onsterfelijkheid had toebedeeld, terwij1 ze nog allen leefden en o zo graag
hadden gezien, dat het verleden zou zijn vergeten. Men kan zich voorstellen, hoe
ze hem verwenst hebben, toen het boek uitkwam. In elk geval, als men貞en het
verdiend hebben eeuwige schande te beleven, dan waren het wel die kerels."Toen
een paar dagen geleden dit oude boek op de bovenste plank van mijn boekenkast
mij toevallig in handen kwam, dacht ik, dat het misschien de indruk, die je hebt
ontvangen van de grote Om趴enteling, op een goede wijze kon voltooien, omdat je
hierdoor bekend zou worden met de andere zijde van de strijd, de zijde van je
eigen klasse, de kapitalisten en van de redenen welke zij opgaven, om zich te
verzetten tegen het voorstel, de menselijke welvaart voor allen gelijk te
maken."
Ik verzekerde de dokter, dat ik in niets meer belang stelde. 1k was werkelijk zo
op en top een Amerikaan van de twintigste eeuw geworden, dat niets mijn geest
meer kon prikkelen, dan dat mijn vroeger standpunt van negentiende-eeuwse
kapitalist weer in herinnering werd gebracht.
"Ik voorzag wel, dat je er zo over zou denken," zei de dokter. "Daarom heb
ik maar al vast een lijst gemaakt van de voor要aamste bezwaren uit de
verzameling van Kenloe en als je wilt, zullen we ze van avond nog doornemen.
Natuurlijk zijn er wel meer dan ik heb aangehaald, maar de andere zijn
hoofdzakelijk variaties van deze of hebben betrekking op gevallen, die wij
vroeger al hebben besproken."
Ik ging er op mijn gemak hij zitten en de dokter
vervolgde.
De bezwaren van de preekstoel.
"In jouw dagen, liet de geestelijkheid er zich op voorstaan de leiders van het
volk te zijn en het is alleen, om deze aanspraak te eerbiedigen, dat wij zullen
beginnen met wat het hoofdargument schijnt geweest te zijn van de preekstoel
tegen het voornemen, het systeem van economische gelijkheid in te voeren, dat
door allen tezamen zou worden gewaarborgd. Ze schijnen liever de reden waarom
zij geen partij hebben gekozen voor het nieuwe maatschappelijke ideaal, in de
vorm van een verontschuldiging gegoten te hebben, dan het direct aan te vallen,
wat voor hen, die zich Chris負enen noemden, wel heel moeilijk zou geweest zijn,
aangezien het de gulden regel was, die men in praktijk wilde brengen
"De geestelijkheid beweerde, dat de grondoorzaak de maatschap計elijke ellende
de menselijke zonde en verdorvenheid was en dat het nutteloos zou zijn, enige
grote verbetering te verwachten in de maatschappelijke toestand door een
verbetering van maatschappelijke vormen en instellingen als het niet samenging
met een zede衍ijke verbetering van de mensen zelf. Totdat deze verbetering ge虺omen
was, zou het tevergeefs zijn, verbeterde maatschappelijke systemen in te voeren,
want die zouden dan een even slecht resultaat opleveren als de oude, als zij die
deze systemen in praktijk wilden brengen, niet betere mannen en betere vrouwen
zouden zijn.
"De waarheid, die er in schuilt, is het erkende feit, dat het gebruik, dat
personen of gemeenschappen kunnen maken van enig denk苑eeld, werktuig of
instelling, afhankelijk is van de graad, die ze door opvoeding bereikt hebben,
om ze te begrijpen en te waar苓eren.
"Aan de andere kant is het even waar, hetgeen de geestelijkheid onmiddellijk
had moeten toegeven, dat van het ogenblik af, dat een volk zedelijk en
geestelijk gegroeid is tot de graad van begrijpen en waarderen van betere
instellingen, de invoering ervan van het grootste nut voor hem zou zijn geweest.
Zo was er bijvoorbeeld een tijd, dat de denkbeelden van geloofsvrijheid en
democratie niet door de mensheid konden worden begrepen en zij er geen nuttig
gebruik van konden maken. Ze in te voeren als formele instellingen, zou zonder
goed gevolg gebleven zijn. Later kwam er een tijd, dat men voor deze denkbeelden
rijp was. De invoering ervan als nieuwe sociale instellingen betekende toen een
grote stap voorwaarts in de beschaving.
"Dat wil dus zeggen, dat het aan de ene kant nutteloos is, een verbeterde
instelling in te voeren, vóórdat de mensen er rijp voor beginnen te worden en
aan de andere kant grote schade zal ont貞taan, als zij uitgesteld of verboden
wordt, wanneer men er klaarblijkelijk voor gereed is.
"Aangezien dit de algemene regel is voor de vooruitgang, is het alleen maar de
vraag, hoe wij kunnen vaststellen, wanneer de wereld rijp is voor de een of
andere voorgestelde verbetering van instellingen en er het goede gebruik van zal
maken of wanneer het voor苑arig zou zijn.
"De geschiedenis heeft ons altijd geleerd, dat een volk alleen dan geschikt is
voor een nieuwe instelling, wanneer zijn verlangen er要aar ernstig en groot is.
Toen de volken in alle ernst geloofs- en gewetensvrijheid begonnen te eisen, was
dit een bewijs, dat ze er rijp voor waren. Toen de volken krachtig begonnen te
vragen, om een volksregering, waren ze ook daar rijp voor. Hieruit volgde niet
altijd, dat ze onmiddellijk in staat waren er het beste gebruik. van te maken.
Dit konden ze alleen doen door ervaring en door de ontwikkeling, die ze door het
gebruik van de nieuwe in貞telling zouden krijgen en die ze op een andere wijze
nooit hadden kunnen bereiken. In elk geval was dit zeker, dat toen het volk die
geestestoestand had bereikt, de oude instelling had opgehouden bruikbaar te zijn
en hoe slecht ook tijde1ijk de nieuwe mocht wer虺en, was het toch in het belang
van de mensheid, dat ze aanvaard werd. Zich er tegen te verzetten, zou een
verzet zijn tegen de voor赴itgang.
"Als men deze proef wilde toepassen op de toestand tegen het einde van de
negentiende eeuw, welk bewijs had men dan, dat de wereld rijp begon te worden
voor geheel andere en meer men貞elijke maatschappelijke instellingen? Het
bewijs was, dat de volksmassa er dringend, ernstig en voortdurend om vroeg. Het
was de meest verspreide, diepgaande en machtigste beweging, die in de beschaafde
wereld plaats had. Dit was het geweldige feit, dat de geestelijkheid had moeten
waarschuwen. In plaats daarvan bood zij tegenstand aan de eis van het volk voor
betere toe貞tanden. Volgens haar moest het oppassen, niet tegen God in opstand
te komen. Hoe zou men nog beter moeten bewijzen, dat het volk het oude systeem
geestelijk en zedelijk was ontgroeid dan dat het de onzinnigheden en wreedheden
ervan verfoeide en daartegen alge衫een zijn stem verhief? Kon men nog een beter
bewijs aanvoeren, dat de mensen rijp waren, al was het maar om te beproeven een
nieuwe samenleving op te bouwen op een nobeler plan, dan dat in die tijd
mensenliefde en weldadigheid zeer toenamen, dat velen de gedachte van de
maatschappelijke saamhorigheid hartstochtelijk waren toegedaan en geloofden in
de algemene broederschap van de mensheid?
"Als de priesters, die bezwaren hadden tegen de Omwente1ing, omdat betere
instellingen nutteloos zouden zijn zonder zelfverbete訃ing, als de priesters
dat werkelijk meenden, dan zouden ze, als ze de gevoelens en neigingen van het
volk goed hadden onderzocht, het onomstotelijke bewijs hebben gevonden, dat
juist die voorwaar苓en, die zij als noodzakelijk beschouwden, in hoge mate
aanwezig waren, om het slagen van zoon proefneming te verzekeren.
"Maar het is waarlijk te vrezen, dat ze het niet ernstig meenden. Zij gaven
voor, zich te houden aan de christelijke leerstelling, dat als men een beter
leven wilde leiden, men het oude leven haten moest, als een noodzakelijke
voorwaarde tot het betere te geraken. Als ze deze leerstelling ter harte hadden
genomen, dan zouden ze het verlangen van het volk met uitbundige vreugde hebben
ver趴elkomd. Het verlangen, zich te bevrijden van hun slavernij onder een
verdorven maatschappelijke orde, opdat hun een samenleving zou worden gegeven
onder beter, welwillender, rechtvaardiger voor趴aarden. Maar wat ze tot het
volk zeiden, betekende in werkelijk虐eid: "Het is wel waar, zoals jullie
klagen, dat de tegenwoordige sociale orde en het economische systeem zedelijk
afschuwelijk zijn en absoluut antichristelijk en dat ze de mensen naar lichaam
en ziel bederven, maar men mag er desondanks niet aan denken, te trachten het te
vervangen door een beter systeem, want jullie zijn nog niet goed genoeg, om te
proberen beter te zijn. Het is nood述akelijk dat jullie wachten, totdat je
braver bent, alvorens te pro苑eren het kwaad achterwege te laten. Ga maar
verder door met stelen en vechten, totdat jullie heilig geworden zijn.
"Hoe geërgerd zou de geestelijkheid zijn geweest, als ze gehoord had, dat een
dienaar van Christus op dezelfde wijze een berouwvolle persoon had ontmoedigd,
die beweerde zijn vroeger leven te haten en een beter leven te willen leiden!
Hoe zullen we dan ook ter衫en vinden, die krachtig genoeg zijn, om de houding
en het ware karakter van deze zoogenaamde dienaren van Christus aan de kaak te
stellen, die in Zijn naam het streven van een wereld laakten en bespotten, die
moe was van het maatschappelijke kwaad en naar betere wegen zocht?"
Het ontbreken van een arbeidsprikkel.
"Maar alles wel beschouwd," vervolgde de dokter, het boek van Kenloe
doorbladerend, "laat ons niet te hard zijn voor deze ongeluk虺ige priesters.
Ze waren niet meer verblind of fanatiek in hun verzet tegen de vooruitgang dan
de andere geleerde mannen van hun tijd, zoals bijvoorbeeld de
staatshuishoudkundigen. Eén van de hoofd苔rgumenten, misschien wel het
voornaamste, van de negentiende eeuwse staatshuishoudkundigen tegen het plan van
economische gelijkheid onder een genationaliseerd economisch systeem was, dat de
mensen geen bruikbare werkers zouden blijken te zijn, als er niet iets bestond
waardoor zij sterk tot vlijt werden aangespoord.
"Laat ons nu dit bezwaar onder ogen zien. Onder het oude systeem waren er twee
hoofdprikkels, om zich economisch in te spannen. De éne werkte hoofdzakelijk op
de volksmassa, die van de hand in de tand leefde, zonder hoop op meer dan een
naakt bestaan. De andere prikkel was om de welgestelden en rijken aan te sporen
hun pogingen, nog meer rijkdommen te verzamelen voort te zetten. De eerste van
deze drijfveren, de zweep, die het volk naar zijn taak dreef, was de druk, die
werd veroorzaakt door de vrees voor gebrek. De tweede drijfveer, die reeds
rijken aan貞poorde, was de wens steeds rijker te worden, een hartstocht waar赳an
we weten, dat ze groter wordt naarmate men zich met rijkdom voedt. Onder het
nieuwe systeem kon iedereen onder gemakkelijke voorwaarden zeker zijn van een
even goed bestaan als ieder ander en men was bovendien bevrijd van de vrees voor
gebrek. Aan de anderen kant kon niemand, hoe hij zich ook inspande, hopen econo衫isch
machtiger te worden dan een ander. Bovendien, zeiden de economen, aangezien
iedereen uitzag naar zijn deel van de geza衫enlijke opbrengst in plaats van
naar wat bij zelf had voortgebracht, zou de drang om vlijtig te zijn, worden
gebroken. Zij beweerden, dat het gevolg daarvan zou zijn, dat iedereen zo min
mogelijk uit赳oerde en zich zou beperken tot het minste wat de wet van iemand
vergde en daarom zou het systeem. aangezien het zich nauwelijks kon staande
houden, nooit een economisch succes zijn."
"Dat klinkt heel natuurlijk. Ik verbeeld me, dat ik hetzelfde zou hebben
beweerd, want ik zou het een sterke bewijsvoering hebhen gevonden."
'Zo hebben je vrienden, de kapitalisten, het ook beschouwd en toch bevat dit
zelfde argument een bekentenis van de grote econo衫ische domheid van het privé
kapitalisme, die zo afdoende is, dat zij niets meer te wensen overlaat. Je moet
goed beseffen Julius, wat het betekent, a!s het een economisch systeem betreft,
waarin men niet ontsnapt aan de werkelijke druk van gebrek of de onmiddellijke
bedreiging daarvan. Wat kan de ergste vijand van het privé kapitalisme er nog
meer tegen aanvoeren of welke meer doorslaande reden kan worden aangevoerd, om
toch maar een gron苓ige proefneming te beginnen met een nieuw systeem dan het
feit, dat de voorstanders van het privé kapitalisme in hun argument om het te
behouden vaststelden, dat onder hun systeem de volks衫assa steeds honger moest
voelen. Waarlijk, er kon nau趴elijks een nieuw systeem worden gevonden, dat een
slechter uit趴erking kon hebben dan een, dat bekende, van de voortdurende
hongertoestand van het volk afhankelijk te zijn om in werking te blijven."
"Het is waar, ze hebben zich daarmede aan vernietigende kritiek
blootgesteld," zei ik, "als men er zo over gaat denken. En toch klonk eerst
hun argument zo juist."
"Blijkbaar," zei de dokter, "moeten prikkels tot welvaartpro苓uctie onder
een systeem, dat bekent te berusten op voortdurende honger, zonder resultaat
zijn. Wij behoeven daarop niet meer terug te komen. Maar de economen in jouw
tijd roemden in zo hoge mate de eerzucht om rijk te worden als economische
drijfveer en hadden zoveel bezwaren tegen economische gelijkheid, omdat zij
anders zouden worden uitgeschakeld, dat het nodig is te onder述oeken, waarin de
werkelijke waarde van de begeerte naar rijkdom als economische drijfveer
bestaat. Heeft het persoonlijk streven, rijk te worden, onder jouw systeem er
noodzakelijk toe bijgedragen de gezamenlijke welvaart van de gemeenschap te
vermeerderen? Door het antwoord zal dit blijken. Het heeft er alleen toe
bijgedragen, als het een motief was tot voortbrenging van nieuwe goederen.
Wanneer het aan de andere kant alleen de mensen er toe dreef om rijk苓om te
bezitten, die reeds voorhanden was en anderen toebehoor苓e, bracht het alleen
een verandering in de distributie teweeg, zonder de totale hoeveelheid van de
goederen te vermeerderen. Het ver趴erven van rijkdom door in bezitneming in
plaats van door productie, droeg er eerder toe bij, de totale hoeveelheid van de
goederen door verkwisting te verminderen in plaats van ze te vermeerderen. Ik
laat het aan jou over Julius. of zij, die met goed gevolg rijkdom tracht負en te
verwerven, zij die met andere woorden het beste voorbeeld waren voor de kracht
van dit argument, gewoonlijk aan rijkdom kwamen door zelf te produceren of door
zich meester te maken van hetgeen een ander had voortgebracht, door
ondernemingen van anderen te verdringen of het veld te maaien, waar anderen
hadden gezaaid."
"Op de laatste wijze," antwoordde ik. "Voortbrengen was langzaam
en hard werk. Grote rijkdom kon er niet door worden verkregen en dat wist
iedereen. Het in bezit nemen van wat anderen hadden voortgebracht en het
verdringen van hun ondernemingen, waren de gemakkelijke, vlugge en grootse
manieren om aan rijk苓ommen te komen voor diegenen, die slim genoeg waren Dit
was de grondslag, waarop alle grote fortuinen in korte tijd waren opgebouwd."
'Dat hebben we ook gelezen," zei de dokter. "Maar de wens, rijk te worden
prikkelde ook de kapitalisten tot daadwerkelijke voortbrenging. Dit was de
oorzaak van de geringe welvaart, die toen bestond. Dit werd produceren voor
winst genoemd, maar door hetgeen je enkele dagen geleden hebt gehoord van de
leerlingen in de staathuishoudkunde, werd ons duidelijk gemaakt, dat produ苞eren
voor winst economische zelfmoord betekende. Dit leidde er toe, dat het verbruik
van de gemeenschap werd beperkt tot een zeer klein deel van hetgeen was
voortgebracht en om ook de voortbrenging te beknotten en op die wijze het
grootste gedeelte van de mensheid in voortdurende armoede te houden.. Dit is
zeker wel voldoende wat gezegd kan worden over de prikkels, om welvaart te
scheppen, waardoor de wereld, toen het privé 虺apitalisme werd afgeschaft, ten
eerste de algemene armoede kwijt raakte en ten tweede het winstsysteem, dat deze
armoede ver觔orzaakte. Waarlijk wij kunnen het best stellen zonder deze
prikkels.
"Onder het moderne systeem is er geen mens, die zich kan voorstellen, ooit in
armoede te vervallen, tenzij hij het beslist zelf wil. Maar wij geloven, dat
vrees een even zwakke als wrede prikkel is. Wij zouden die prikkel in geen geval
willen gebruiken, al zou die ons voordeel brengen. Zelfs in jouw dagen wisten de
ka計italisten, dat het niet de beste werklieden waren, die voor hun vol茆ende
maaltijd werkten, maar zij, die zover waren, dat geen onmiddellijke zorg veer
hun bestaan hen verontrustte. Zelfrespect en het bewustzijn, uitstekend werk te
leveren, maakten van hen betere werklieden dan van hen, die voortdurend aan hun
dagloon moesten denken. Maar als toen al die motieven zo sterk werkten, ga dan
eens na wat voor invloed die nu moeten hebben. Als in jouw tijd twee mensen zij
aan zij voor een patroon werkten, dan ging het de één niets aan of de ander
bedroog of luierde. Hij ver衍oor er niets bij, maar alleen de baas. Maar nu
allen voor de gemeenschappelijke voorraad werken, zal diegene, die zijn werk ont苓uikt
of afroffelt, iedereen te kort doen. Iemand zou zich tegen趴oordig liever
ophangen, dan door te gaan voor een lijntrekker.
"Wat het denkbeeld betreft van hen, die er bezwaren tegen maak負en, dat
economische gelijkheid de ijver zou ontzenuwen, door den enkeling de beloning
voor zijn persoonlijke verdiensten te onthouden, dit was een volslagen verkeerde
opvatting van het systeem. De bewe訃ing, dat er dan geen prikkels zouden zijn,
die de mensen ertoe zouden aansporen, elkaar in vlijt te overtroeven, alleen
omdat die niet in geld konden worden omgezet, was bespottelijk. Iedereen
ontvangt tegenwoordig het onmiddellijke en zekere voordeel van zijn ver苓iensten
en dat veel meer dan in jouw dagen, behalve dat de beloning niet in contant geld
bestaat. Zoals je weet, is het hele stelsel van maatschappelijke en officiële
rangen en gezag met zijn bijzondere eerbewijzen van de overheid, gebaseerd op de
waarde van de economische en andere diensten, door de betrokkenen aan de
maatschappij bewezen. Vergeleken bij de wedijver, die wordt op茆ewekt onder een
systeem van arbeidsadel naar verdienste, zijn de aansporingen tot inspanning,
die de oude orde van zaken aanbood, waarlijk onbeduidend.
"Zoals je tijdgenoten de hele aangelegenheid van prikkels heb苑en opgevat,
schijnt dit werkelijk gebaseerd te zijn geweest op het oppervlakkige,
kinderachtige denkbeeld, dat wat het meest tot vlijt en het tot stand brengen
van alle soorten van arbeid aanzette, uiter衍ijk is, terwijl het inderdaad
innerlijk is. De mens is van nature lui of energiek. In het eerste geval kan
geen gelegenheid of prikkel hem tot werken aansporen en wat hij zal tot stand
brengen, zal slechts gering zijn. Maar in het andere geval zal de persoon de ge衍egenheid
maken, als die er niet is en de prikkels vinden, alleen kan een of andere
overmacht hem beletten, het uiterste te volbrengen. Als er geen drijfkracht in
de mens zit, om iets uit te voeren, kan niets van buiten af worden aangewend, om
dat gemis aan te vullen. Als zijn hoofddrijfveer niet opgewonden is bij zijn
geboorte, zal dat later met meer kunnen gebeuren. Het enige dat een industrieel
systeem zal kunnen doen, om nut te bevorderen, is zulke rechtvaardige toestanden
te scheppen, dat alles naar verdienste zal worden erkend. Deze rechtvaardigheid,
dat het systeem in jouw dagen, dat in alle opzichten onrechtvaardig was, niet in
staat was door te voeren, wordt door het onze betracht. Wat de ongelukkigen
betreft, die lui geboren zijn, voor hen heeft ons systeem geen wondermiddelen om
ze energiek te maken, maar het is vastbesloten en zorgt er voor, dat elke
persoon met een gezond lichaam, die economisch door de staat wordt onderhouden,
zijn minimum dien貞ten verricht. De grootste luiaard kan er op rekenen de
kosten van zijn levensonderhoud te moeten betalen. In jouw tijd daarentegen
onderhield de maatschappij miljoenen leeglopers, die gezond van lijf en leden
waren en die daarom een grote last werden voor de vlijtigen der aarde. Van het
ogenblik af, dat de Omwenteling was voltooid, kwam er een einde aan deze
last."
"Dokter," zei ik, "het is maar al te waar, dat mijn oude vrien苓en hun
leven beter hadden kunnen inrichten. Maar laat mij nu de andere bezwaren ook
horen."
Economische ge1ijkeid zou de mensen te eenvormig maken.
"Hier heb je er dan een, waarmee velen het eens waren. Ze beweerden, dat de
uitwerking van economische gelijkheid de men貞en te veel op elkaar zou doen
lijken, als planken, die volgens een zekere maat gezaagd waren, en dat het
gevolg daarvan zou zijn, dat het leven zo eentonig zou worden; dat aan het einde
van de maand, iedereen zich zou ophangen. Dit bezwaar is zeer kenschet貞end
voor een tijdperk, waarin alles en iedereen een zekere gelds趴aarde
vertegenwoordigde. Toen men dus van plan was, het onder虐oud van ieder persoon
tot een gelijk bedrag terug te brengen, sprak het vanzelf dat er geen
noemenswaardige verschillen tus貞en de mensen zouden bestaan. Hoe prachtig
klopte deze levens觔pvatting van een generatie, met de toenmalige gewoonte over
de mensen te spreken als zijnde zovele duizenden, hónderdduizen苓en of
miljoenen dollars waard. Het natuurlijke gevolg daarvan was, dat dergelijke
personen dachten, dat als de bankrekeningen gelijk waren, de mensen niet van
elkaar te onderscheiden zouden zijn.
"Maar laat ons absoluut rechtvaardig zijn voor je tijdgenoten. Het is best
mogelijk, dat het hun, die dit beweerden, verdriet zou doen, als men het hield
voor een beoordeling volgens geldswaarde, zoals het scheen. Zij vreesden lang
maar in alle ernst, te oordelen naar de aanhalingen, die in dit boek zijn
verzameld, dat op de een of andere manier economische gelijkheid er toe zou
leiden, de men貞en wanhopig eenvormig te maken en zo vervelend gelijk aan
elkaar, niet alleen wat de bankrekeningen aangaat, maar ook wat hun
hoedanigheden betreft, zodat het verschil in aanleg zou ver赳allen, hetgeen tot
nu toe het gezellig verkeer zo had gekruid. Men zou haast niet kunnen geloven,
dat de natuurlijke en noodzakelijke uitwerking van het voorstel van economische
gelijkheid zo zou worden opgevat, dat het volkomen met de waarheid in strijd zou
zijn. Hoe konden je tijdgenoten om zich heen zien en niet opmerken, dat juist
ongelijkheid aanspoorde tot het onderdrukken van de per貞oonlijkheid, doordat
men een slaafse navolging van hen, die boven anderen stonden, op prijs stelde,
terwijl juist onafhankelijkheid gevonden werd onder gelijken? Stel eens, Julius,
dat je een groep rekruten onder je leiding had en in één oogopslag hun
verschil in lengte wilde weten. Welke grond zou je daarvoor kiezen?"
"Natuurlijk een grond, die zo gelijk mogelijk is."
"Juist en zonder twijfel zouden de bezwarenmakers
hetzelfde gedaan hebben in eenzelfde geval. Toch waren ze niet in staat
te be茆rijpen, dat economische gelijkheid hetzelfde betekende voor alle leden
van de maatschappij. Economische gelijkheid met een gelijke opvoeding, betekende
gelijke kansen en was de gelijke grond, waarop zij zouden staan, de gelijke
bodem, waarop de nieuwe orde allen zou rangschikken, om te kunnen beoordelen wat
ze waard waren, als hun natuurlijke ongelijkheden voor de dag kwamen. De aan虺lacht
van de vernietiging en vervlakking van de natuurlijke ver貞chillen tussen de
mensen moest niet gericht zijn tegen de nieuwe orde maar tegen de oude, die het
door duizend kunstmatige voorwaarden en omstandigheden, die uit de economische
ongelijk虐eid voortsproten onmogelijk maakte, te weten te komen in hoe赳erre
de verschillen in de mensen natuurlijk waren of het gevolg van onnatuurlijke
toestanden. Zij, die het .meest bezwaren maakten tegen economische gelijkheid,
schepten er genoegen in, haar van een nivellerende uitwerking te betichten. En
daar hadden zij gelijk in, alleen zij maakte niet de mensen gelijk, maar de
grond waarop zij stonden. De natuurlijke en aangeboren verschil衍en van aanleg
in de mensen kwamen eerst ten volle en duidelijk aan het licht, toen het systeem
van economische gelijkheid, dat met alles wat het inhield, ook de beste en
zuiverste waarde衫eter was voor de mensen, werd ingevoerd."
"Waarlijk dokter,' zei ik, "al deze bezwaren schijnen als het werphout van
de Australische negers, de boomerangs, meer schade te doen aan hen, die ze
gebruiken dan aan den vijand."
"Wat dat betreft," antwoordde de dokter, "zou men goed voor述ien geweest
zijn van ammunitie, als ze alleen de argumenten van hun tegenstanders hadden
gebruikt. Laat ons bijvoorbeeld een ander soort bezwaar beschouwen, dat wij het
esthetische zullen noemen, tegen economische gelijkheid en dat wij kunnen
beschouwen als het meer tot ontwikkeling gekomen bezwaar, dat we juist hebben
besproken. Er werd beweerd, dat de schilderachtigheid en het ge要oegen, dat het
menselijke schouwspel bood, zou lijden zonder de tegenstelling der toestanden
van armoede en rijkdom. De eerste vraag, die deze bewering naar voren bracht,
was deze: Wie en aan welke klasse gaven deze verschillen aanleiding, dat het
leven er door genoeglijker werd? Zeker niet aan de armen, die de grote massa
onder de mensen uitmaakten. Hen moesten deze verschillen tot waanzin drijven.
Het was dus, om het handjevol rijken en voorspoedigen te vermaken, dat het nodig
was, armoede te handhaven. Dit schijnt een argument geweest te zijn van voor要ame
dames. Kenloe legt het in de mond van vooraanstaande men貞en van het uitgelezen
gezelschap. Het liet hen even koud, a!sof het een salondecoratie betrof, toen ze
beweerden, dat de donkere achtergrond van de algemene ellende een aangename
tegenstelling bood aan de praal van de rijken. Maar dit bezwaar was welbe貞chouwd
niet onmenselijker dan dom. Als er hier en daar een verdorven wezen kon worden
gevonden, dat zijn weelde des te liever kreeg, naarmate hij de ellende van
anderen zag, dan is toch de algemene regel, dat het iemand gelukkiger maakt, als
hij anderen gelukkig ziet. Het is echter een feit, dat het niet de wens was van
de rijken, het vuil der armoede te zien of er aan herinnerd te warden. Zij
hebben er veel meer naar gestreefd, het zo min mogelijk te zien of er over te
horen, om zoveel mogelijk het be貞taan ervan te vergeten.
"Een groot gedeelte van de bezwaren tegen economische gelijk虐eid in dit boek
zijn gegrond op misvattingen omtrent de betekenis van het plan, misvattingen,
die er helemaal niets mee te maken hadden. Sommigen ervan heb ik overgeslagen.
Maar als voorbeeld zal ik er één aanhalen, dat gebaseerd was op de bewering,
dat de nieuwe maatschappelijke orde wettelijk zou dwingen, dat allen met elkaar
in intieme vriendschapsverhouding zouden staan, zonder elkaars smaak te delen of
zich tot elkaar te voelen aangetrokken Een vrij groot aantal van Kenloe's
aanhalingen hadden daar betrekking op en toonden aan, hoe waanzinnig de mensen
zich verzetten tegen de ondragelijke uitwerking van zulke eisen. Na負uurlijk
streden zij tegen denkbeeldige vijanden Er was niets onder de oude orde, die de
mensen dwong met elkaar om te gaan, alleen omdat hun bankrekening of inkomsten
dezelfde waren, en er was niets onder de nieuwe orde, die dat wel zou doen,
terwijl door de algemene ontwikkeling en verfijning de kring, waarin men
gelijkgestemde vrienden kan kiezen, zich zeer uit茆ebreid heeft, is er toch
niets, dat iemand kan beletten elke omgang met anderen te vermijden als de meest
verstokte cynicus van de oude tijd maar kon wensen."
Economische gelijkheid zou een einde maken aan het concurrentiesysteem.
"De bewering van Kenloe," vervolgde de dokter, "dat, als hij deze bezwaren
tegen economische gelijkheid niet zorgvuldig opgetekend en de echtheid ervan
bewezen zou hebben, het nage貞lacht niet zou willen geloven, dat ze werkelijk
ernstig geopperd waren, is vooral gerechtvaardigd door het volgende bezwaar op
de lijst. Het is het bezwaar tegen economische gelijkheid, omdat het
concurrentiesysteem er door zou worden afgeschaft en een einde zou maken aan de
strijd om het bestaan. Volgens de bezwarenmakers, zou deze strijd een niet
genoeg te waarderen school voor karaktervorming zijn en een waardemeter, om
minderwaardigheid uit te roeien en de overleving als leiders uit de beste typen
van de mensheid te bevorderen. Welnu, als je tijdgenoten zich hadden
verontschuldigd, dat ze het concurrentie-systeem hadden geduld, omdat hoe slecht
en wreed ook, de wereld voor een ander systeem nog niet rijp was, dan zou men
hun houding hebben begrepen, al was die niet verstandig. Maar dat ze het als een
wenselijke instelling op zich zelf verdedigden, om de zedelijke resultaten en
men er daarom niet buiten kon, zelfs al mocht het worden afgeschaft, is waarlijk
nauwelijks te geloven. Want wat was het concurrentie貞ysteem anders dan een
meedogenloze, allesomvattende strijd om de middelen om te kunnen leven, waarvan
het resultaat afhing van het feit, dat er niet genoeg voor allen was. Zij, die
deze strijd verloren, moesten verongelukken en het naakte bestaan verwerven,
door slaven te worden van hen, die de strijd hadden gewonnen. Tussen deze
concurrentiestrijd enerzijds en de strijd om de noodzakelijke levensbehoeften
anderzijds, zoals deze is een
werkelijk verschil te maken. Maar laat ons dat bezwaar goed onder ogen zien.
"Laat ons allereerst aannemen, dat, hoe noodlottig de uitkomsten van de strijd
om het bestaan, die men concurrentie noemde, waren, hij inderdaad een school
voor karaktervorming was en een waardemeter, om de beste typen van de mensheid
te ont趴ikkelen, zoals deze bezwarenmakers vaststelden. In dat geval zou men
gunstig gestemd kunnen zijn voor het handhaven van die strijd. Maar de eerste
voorwaarde voor elke wedstrijd of krachtmeting, waarvan de resultaten respect
afdwingen of enige waarde hebben, is de rechtvaardigheid en gelijkheid van de
strijd. Was deze principiële en noodzakelijke voorwaarde voor iedere rechtvaar苓ige
wedstrijd een kenmerk van het concurrentiesysteem van jouw tijd?"
"Integendeel," antwoordde ik, "het merendeel van de deelnemers stond
hulpeloos in het nadeel als men de wedstrijd begon door on趴etendheid en gebrek
aan voorrechten in de jonge jaren en had geen schijn van kans als het sein tot
de wedstrijd werd gegeven. Verschillende gunstige omstandigheden en een
ruggesteun, gaven een voorsprong van de halve renbaan aan de een en lieten de
anderen op zo'n afstand achter zich, dat alleen buitengewone hoe苓anigheden
deze zouden kunnen laten overwinnen. Ten slotte waren in de wedloop voor rijkdom
de hoofdprijzen niet aan mede苓inging onderhevig, maar werden deze toegekend
aan diegenen, die door toeval van geboorte daarvoor in aanmerking kwamen."
"Over het algemeen zou ik menen," hernam de dokter, "dat van alle volkomen
ongelijke, onrechtvaardige, bedrieglijke schijn趴edstrijden, waaraan ooit werd
deelgenomen, het zogenaamde concurrentiesysteem de akeligste vertoning was. Het
werd con苞urrentiesysteem genoemd, waarschijni1jk om geen andere
reden, dan dat er geen greintje echte mededinging in stak, maar het was niets
anders dan een beestachtig en laffe slachting van ongewapen苓en door een
overmacht van gewapende snoevers. Ofschoon wij de concurrentiestrijd met een
wedloop hebben vergeleken, was het niet een onschuldige sport, maar een strijd
op leven en dood voor vrijheid en levensrecht, waardoor men werd gedwongen als
mede苓ingers deel te nemen, of men zich eraan wilde wagen of niet en met of
zonder kansen. De oude Romeinen schepten behagen in het schouwspel van mensen,
die voor hun leven streden, maar zij zorgden ervoor, dat hun zwaardvechters
zoveel mogelijk elkaars geli1ken waren. De meest hardvochtige onder
de aanwezigén in het Coloseum, zou de vertoning in de arena hebben uitgefloten,
wanneer de tegenstanders alle rechtvaardigheid ten spijt zo volkomen ongelijk
tegenover elkaar werden geplaatst, als zij, die voor hun leven streden in de
concurrentiestrijd van jouw dagen.
"Dokter," zei ik, "zelfs u, die deze dingen zo goed weet door bestudering
van de historische documenten, kant niet beseffen hoe vreselijk waar Uw woorden
zijn."
"Nu goed dan, maar zeg mij, wat men zou moeten doen, om de omstandigheden van
de concurrentiestrijd gelijk te maken, opdat men zonder ironie zou kunnen
spreken over een rechtvaardige proefaflegging van de eigenschappen van de
mededingers?"
"Het zou minstens nodig zijn geweest," antwoordde ik, .,hun een gelijke
opvoeding te geven, gelijke voorrechten in de jonge jaren en een gelijke
economische of financiële ruggesteun."
"Ja juist, en dat beloofde juist de economische gelijkheid te doen. Je
buitengewone tijdgenoten hadden bezwaren tegen economische gelijkheid, omdat
deze het concurrentiesysteem zou vernietigen, terwijl ze de wereld het eerste,
enig onvervalste concurrentie貞ysteem wilde geven, zoals nooit te voren
bestond."
"Dit bezwaar is wel de grootste van alle boomerangs," zei ik.
"Het is er een met twee punten en we hebben maar één einde in aanmerking
genomen, zei de dokter. "We hebben gezien, dat het zogenaamde
concurrentie-systeem onder het privé kapitalis衫e er geen was en dat alleen
economische gelijkheid een con苞urrentiestrijd mogelijk zou kunnen maken.
Aangenomen dus, ter wille van het argument, dat in het oude systeem een eerlijke
mede苓inging bestond en dat de beloningen volgens de voorwaarden van de
wedstrijd aan de besten kwamen, dan blijft nog de vraag, of de eigenschappen,
die door de wedstrijd naar voren kwamen, wenselijk waren. Een oefenschool in de
kunst van liegen bijvoorbeeld of stelen, lasteren of bedriegen, kan doeltreffend
zijn in haar methode en de beloningen kunnen rechtvaardig worden uitgedeeld aan
de knapste leerlingen, maar men kan nauwelijks beweren, dat de handhaving van
die school in het openbaar belang zou zijn geweest. Het bezwaar, dat wij
behandelen, stelt voorop, dat de karaktereigenschappen, die onder het
concurrentiesysteem zeer wenselijk waren, ontwikkeld moesten worden in het
algemeen belang. Als dat zo was, dan zouden wij kunnen verwachten onder de
prijswinnaars in de concurrentiestrijd, namelijk de grote geldmakers van jouw
tijdperk, tegelijk intellectueel en moreel de fijnste typen van de mensheid aan
te treffen."
"U moet niet sarcastisch zijn, dokter."
"Neen, dat wil ik niet, ofschoon de verleiding groot is. Maar ik wil de
waarheid zeggen. Hoe dacht de wereld in jouw tijd over de grote fortuinmakers?
Welk soort mensen vertegenwoordigden zij? "Wat de intellectuele ontwikkeling
betreft, werd het als regel beschouwd, dat een universiteitsopvoeding het
zakendoen in de weg stond, hetgeen heel natuurlijk was, want de kennis van de
hogere wetenschappen, zou de mannen impotent maken voor de inhalige meedogenloze
voorwaarden van de strijd om rijkdom. Het is bekend, dat prijswinnaars in de
concurrentiestrijd ge趴oonlijk waren zij, die er zich op voorstonden, nooit
iets anders te hebben geleerd dan de grondbeginselen. De kinderen en
kleinkinderen, die het geluk hadden hun rijkdom te erven, schaamden zich
gewoonlijk over hun voorkomen en manieren, die te grof waren voor een verfijnde
omgeving.
"Dit is, wat er te zeggen valt over de intellectuele hoedanig虐eden van de
overwinnaars in de wedstrijd om rijkdom onder het zogenaamde
concurrentie-systeem. En wat over de moraal? Wat waren de eigenschappen en
handelingen die de succesvolle
zoeker ,naar fortuin systematisch moest ontwikkelen en toepassen? Hij moest zich
er zijn hele leven op toeleggen, de
zwakheden, behoeften en vergissingen van anderen te berekenen en daar zijn
voordeel mee doen. Hij moest meedogenloos en voortdurend partij trekken van elke
voorsprong, die hij op een ander kon krijgen door slimheid of toeval. Verder
moest het een gewoonte worden, dat wat hij kocht, te onderschatten en neer te
halen en wat hij verkocht, te overschatten. Ten slotte was het gevolg van een
levens衍ang trachten elke gedachte en handeling te richten naar de poolster van
het eigenbelang in zijn engste betekenis, dat men daarna niet meer in staat was
tot een edelmoedige of zelfverloochenende op趴elling. Dat was de toestand van
geest en ziel, die het concurre訃ende najagen naar fortuin in jouw dagen er toe
leidde te ontwik虺elen en die natuurlijk als een schitterend voorbeeld werd
aange虐aald van hen, die de prijzen van de wedstrijd wegdroegen.
"Maar er waren natuurlijk maar weinig winnaars van de grote prijzen. Was de
demoraliserende invloed van de strijd tot hen beperkt gebleven, dan waren er
maar weinigen tot moreel verval gekomen. Om goed te kunnen beoordelen, hoe
uitgebreid en do苓elijk de verderfelijke invloed van de strijd om het bestaan
was, moeten wij goed bedenken, dat deze niet begrensd bleef tot zijn uitwerking
op de karakters van de weinigen, die succes hadden, maar evengoed zich
uitstrekte tot de miljoenen gedemoraliseerden, die mislukten. Zij mislukten
niet, omdat zij deugdzamer waren dan de win要aars of omdat zij hun wijze van
handelen niet wilden navolgen, maar eenvoudig omdat zij de nodige bekwaamheid
misten of gebrek aan geld of geluk hadden. Ofschoon niet één op de duizend
voorspoedig was in het najagen van fortuin, moesten de regels van de wedstrijd
toch even nauwgezet worden gevolgd, zowel om zich een naakt bestaan te
verwerven, als om een fortuin te winnen, zowel in het versjacheren van een zak
met lompen, als een spoorweg te kopen. Zo kwam het, dat aan allen, die een
beslaan zochten, hoe nederig ook, door middel van concurrentie, de troost van
een goed geweten werd misgund, evengoed aan de arme man als aan de rijke, aan de
vele verliezers als aan de weinige winnaars bij het spel. Herinner je je de
bekende legende van de duivel, die de mensen verleidde, hem hun zielen te
verkwanselen voor de prijs van 's werelds succes? De koop was in één opzicht
eerlijk, zoals het oude verhaal vermeldt. De man kreeg altijd de prijs, die
overeen gekomen was. Maar het concurrentiesysteem was een be苓rieglijke duivel.
Hij eiste van iedereen de ziel op, om slechts aan één op de duizend het
wereldsucces te verzekeren.
"En nu Julius, laat ons even nagaan wat winnen in het oude of valse
concurrentie-systeem betekende in vergelijking met het nieuwe of ware
concurrentiesysteem en voor de winnaars en voor de anderen. De winnaars van
vroeger waren zij, die het beste slaagden in het wegkapen van de rijkdom van
anderen. Zij maakten er niet eens aanspraak op het welzijn van de maatschappij
te zoeken, of haar belang te bevorderen en als zij dat deden, dan was het bij
toeval. Veel meer betekende hun rijkdom het verlies van anderen. Was het dan te
verwonderen, dat hun rijkdom oneer be負ekende en hun overwinning schande? in
onze tijd echter heb苑en de winnaars in de concurrentie er het meest toe
bijgedragen, de algemene rijkdom en welvaart te doen toenemen. De verlie述ers
of zij, die er niet in slaagden, de prijzen te winnen, zijn niet de slachtoffers
van de winnaars, maar zij die hen en het algemeen belang beter hebben gediend
dan zij zelf in staat geweest zouden zijn. In werkelijkheid zijn zij er echter
beter aan toe dan vroeger, omdat een hogere bekwaamheid dan de hunne in het volk
is ont趴ikkeld en deze terugvloeit naar het algemeen welzijn. De ere負ekens en
beloningen van rang en ambt zijn de tastbare getui茆enissen van het slagen in
de moderne concurrentiestrijd en zijn slechts uitingen van liefde en
dankbaarheid van het volk voor hen, die hebben bewezen hun meest toegewijde en
bekwame dienaren en weldoeners te zijn geweest."
"Tot nu toe schijnt het wel, uit hetgeen u aangehaald hebt," zei ik, "dat
als er iemand zou zijn aangewezen, een lijst op te maken van de slechtste en
zwakste zijden van het privé kapita衍isme, hij niets beters had kunnen doen
dan dat te kiezen, wat het systeem het meest karakteriseerde en waarop de
voorvechters ervan hun bezwaren tegen een verandering schijnen te hebben
gegrond."
Economische
gelijkheid zou onafhankelijkheid
en oorspronkelijkheid afschrikken.
"Die indruk," zei de dokter, "zul je bevestigd vinden in het volgende
argument op onze lijst van bezwaren tegen economische ge衍ijkheid. Er werd
beweerd, dat als de staat aan iedereen op eenvoudige en gemakkelijke
voorwaarden, een economisch bestaan zou waarbor茆en, dit er toe zou leiden, de
moed te benemen, oorspronkelijk en onafhankelijk te zijn in doen en denken en de
ontwikkeling van karakter en persoonlijkheid tegen zou werken. Dit bezwaar kan
men beschouwen als verwant aan het vroegere, dat economische gelijk虐eid
iedereen aan elkaar gelijk zou maken of als een gevolgtrekking van de bewering,
waarover we het juist hadden, n.l. over de waarde van concurrentie als een
school voor karaktervorming. Maar er werd zo de nadruk op gelegd door de
tegenstanders van de Omwenteling, dat ik het op zich zelf wil behandelen.
"Dit bezwaar is er een, dat zich zelf schijnt te weerleggen met de woorden
waarmede men het niet anders zeggen kan, want het be負ekent het volgende:
iemand is in gevaar zijn gevoel van onafhan虺elijkheid te verliezen, als hij
een onafhankelijk bestaan krijgt. Als ik jou moest vragen, welke economische
omstandigheden in jouw dagen beschouwd werden als de gunstigste voor zedelijke
en geestelijke onafhankelijkheid en het best geschikt, om iemand in staat te
stellen, te doen wat hij wil, zonder iemand te vrezen of te ontzien, wat zou je
me dan antwoorden ?'
"Ik zou natuurlijk zeggen, als zijn levensonderhoud gegrond was op een zekere
en onafhankelijke basis."
"Natuurlijk. Wat nu de nieuwe orde beloofde, was juist, dat ab貞olute
onafhankelijk-heid en zekerheid van bestaan aan iedereen zouden warden
gewaarborgd. En toch werd er beweerd dat het niet deugde, omdat het gevolg ervan
zou zijn, dat het de onafhankelijkheid van karakter zou belemmeren. Wij houden
het ervoor, dat vooral economische gelijkheid meer dan iets anders zijn
weldadige invloed op de mensheid heeft uitgeoefend, doordat de uitwerking van de
zekerheid van het economische bestaan ieder heer en meester over zich zelf laat
zijn en hij daarom alleen aan zijn eigen geweten verantwoording verschuldigd is,
voor wat hij meent, zegt, doet of laat.
"Dat is misschien genoeg gezegd in antwoord op een bezwaar, dat zichzelf
weerlegt, zoals ik reeds opmerkte. Maar de reusachtige brutaliteit van de
verdedigers van het privé kapitalisme om te beweren, dat alle mogelijke andere
systemen ongunstiger voor de waardigheid en onafhankelijkheid van de mensen
moesten zijn dan het privé kapitalisme, brengt ons in de verleiding, om dat
systeem eens nader te belichten, vooral met het oog op die zijde van de oude
orde, waarover we het nog weinig hebben gehad. Het schijnt ons juist de meest
kwetsbare zijde van het privé ka計italisme, als men onder zovele kwetsbare
zijden ervan kiezen mag. Want zijn uitwerking op de mensen was, van hen
lafhartige verachtelijke wezens te maken, die naar de mond praatten van hen, van
wie ze afhankelijk waren voor een levensonderhoud, hetzij van een of andere
persoon of groep van personen.
'Laat ons even het schouwspel bekijken, dat de oude orde in dit opzicht bood.
Laat ons in de eerste plaats de vrouwen nemen, de helft van het mensdom. Omdat
ze bijna algemeen in de verhou苓ing van economische afhankelijkheid stonden,
eerst ten opzichte van de mannen in het algemeen en vervolgens van een of andere
man in het bijzonder, verkeerden zij hun leven lang in een toestand van
onderworpenheid. Ten eerste aan de voorschriften van een of andere man en dan
aan een serie van ergerlijke en geestdodende conventies, die traditionele
maatstaven vertegenwoor-digden van wat men vond, dat vrouwen behoorden te zijn,
om in overeen貞temming te komen met wat de mannen meenden, dat ze zijn moesten.
Maar al hadden de vrouwen helemaal geen onafhanke衍ijkheid, dan waren toch de
mannen er niet veel beter aan toe. Wat de mannelijke helft van de wereld betrof,
de meesten waren huurlingen, die voor hun bestaan afhankelijk waren van de gunst
van een of andere werkgever, zodat ze er een onmiddellijk belang bij hadden,
zooveel mogelijk met de meningen van hun meesters overeen te komen en konden ze
dat niet, zich stil te houden. Let eens op het geheime stemrecht. Men achtte het
absoluut noodzake衍ijk, om de werklieden vrij te laten stemmen. Dit betekende
toch een erkenning van het feit, dat de werkgevers op de tewerkgestelden druk
uitoefenden. Dan had men de zakenmensen. die zich boven de werklieden achtten.
1k bedoel de winkeliers, die de mensen moesten overhalen, bij hen te kopen. Maar
hier is de kwestie van onafhankelijkheid nog hopelozer dan bij de werklieden.
Want om te slagen, om klanten te trekken, die zij op onderdanige wijze hun begun貞tigers
noemden, was het nodig, dat de koopman van alles was om het iedereen naar de zin
te maken en ontwikkelde zodoende onderdanigheid tot een kunst.
"Laat ons het nu hogerop zoeken. Wij zouden mogen verwachten, onafhankelijkheid
van spreken en denken te vinden, als wij het ergens zullen vinden, bij de
geleerden, bij de zogenaamde vrije beroepen. Laat ons zien waarop onze
onderzoekingen daar zullen stuiten en laat ons beginnen met de geestelijken, de
godsdienst衍eraars en onderwijzers. Wij hebben geconstateerd, dat deze de
economische ambtenaren en huurlingen waren of van de opper茆eestelijkheid Of
van een kerkelijk genootschap en er voor betaald werden, de meningen weer te
geven van hun dienstheren en van niemand anders. Elk woord, dat over de lippen
van zo'n geestelijke kwam, werd wel overwogen, om geen schijn van
onafhankelijk denken te doen vermoeden en als dat wel gebeurde, zette hij zijn
be貞taan op het spel. Wat de hogere takken van lekenonderricht aangaat voor
studie op de universiteit en voor de verschillende beroepen, schijnt er enige
vrijheid geweest te zijn in het onder趴ijs in dode talen. Maar waagde een
leraar een levensvraag te behandelen op een wijze, die niet strookte met de
belangen van de kapitalisten, dan wist je wel wat er met hem zon gebeuren. Ten
slotte de redacties van de dagbladen en tijdschriften, waarin de meest
invloedrijke takken van de geleerdenklasse waren vertegen趴oordigd. De grote
negentiende-eeuwse bladen waren kapitalistische ondernemingen, zo puur
commercieel in hun beginsel als een wollen stoffen fabriek. De redacteuren waren
evenmin vrij, hun eigen meningen te uiten, als de wevers de patronen te kiezen,
die zij weefden. Zij werden gebruikt, om de meningen en belangen te bepleiten
van de kapitalisten, die de bezitters waren van de bladen en van niemand anders.
De journalisten verschilden alleen in dit opzicht van de geestelijken in het
feit, dat de geloofsbelijdenissen, die de laatsten te preken hadden, meer of
minder aan vaste tra苓ities waren ontleend, terwijl die, welke de redacteuren
moesten verkondigen, met de bezitters van de bladen veranderden. Dit was Julius,
in werkelijkheid het opbeurende schouwspel van over赳loeiende
oorspronkelijkheid, die men de vrije loop kon laten gaan, van stoere morele en
intellectuele onafhankelijkheid en sterke individualiteit, welke je tijdgenoten
vreesden, dat in gevaar zouden komen door een verandering in het economische
systeem. Wij kunnen met hen overeenstemmen, dat het werkelijk jammer zou zijn
.geweest, dat door een of andere invloed de onafhankelijk虐eid nog zeldzamer
zou worden dan zij al was, maar daar behoefden ze niet bang voor te zijn, want
dat kon niet."
"Te oordelen naar deze voorbeelden van argumenten, die de tegenstanders van de
Omwenteling te berde brachten," merkte ik op, "komt het me voor, dat de
laatsten het zeer gemakkelijk hebben gehad."
"In zoverre het dergelijke argumenten betreft," antwoordde de dokter, "had
geen grote omwentelingsbeweging met zo weinig tegenstand te kampen. De zaak van
de kapitalisten was ethisch, politiek en economisch bezien zo door en door
slecht, dat ze letterlijk niets in hun voordeel konden zeggen, dat niet dadelijk
met goed gevolg tegen hen zelf kon worden gekeerd. Zwij茆en was de beste
tactiek voor de kapitalisten en dat zouden ze het liefst hebben gedaan, als het
volk er niet op had gestaan, dat ze zich zouden vrijpleiten van de
beschuldigingen, die tegen hen werden geuit. Maar omdat de argumenten, die zij
als verweer boden en die de leiders van de Omwenteling hadden te weerleggen, van
een zeer aanvechtbare kwaliteit waren, volgde hieruit niet, dat die leiders het
zo gemakkelijk hadden. Hun eigenlijk titanisch werk was niet, de argumenten
tegen hun zaak te ontzenuwen, maar om de morele en intellectuele traagheid van
de massa te overwinnen en hen op te wekken, zelf een weinig zuiver te leren
nadenken."
Politieke corruptie als bezwaar tegen het nationaliseren van de industrie.
Het volgende bezwaar (er zijn er nog maar twee of drie, die de moeite waard zijn
te vermelden) is niet zozeer gekant tegen economische gelijkheid op zich zelf
als tegen de bruikbaarheid van het apparaat, waardoor het nieuwe industriële
systeem op gang zou worden gebracht. De uitbreiding van de volksregering op
industrieel en commercieel gebied bracht natuurlijk op grote schaal de
vervanging met zich mee van het vroegere onverant趴oordelijke beheer van de
privé kapitalisten door het
openhaar beheer. 1k behoef je wel niet te vertellen, dat de regering van de
Verenigde Staten, stedelijk, staats en nationaal, in het laatste derde deel van
de negentiende eeuw zeer omkoopbaar was gewor苓en. Er werd beweerd, dat nog
meer werkzaamheden toe te vertrouwen aan zo'n verdorven regering, op zijn
minst genomen, krankzinnig zou zijn."
"Ach,"
riep ik uit, "dat is misschien het redelijke bezwaar, waarop wij hebben
gewacht. Ik ben er zeker van, dat ik veel gewicht aan zou hebhen gehecht, want
de corruptie van het regerings貞ysteem schreeuwde ten hemel."
"Ongetwijfeld," zei de dokter, "was er veel politieke corruptie en dat was
heel erg. Maar we moeten dieper op de zaken ingaan dan deze bezwarenmakers om te
begrijpen, hoe onze houding moet zijn ten opzichte van het nationaliseren van de
industrie.
"Een geval van politieke corruptie was bijvoorbeeld, dat de ambtenaar het
vertrouwen, dat in hem gesteld was, misbruikte, door voordeel te trekken uit
hetgeen onder zijn beheer was, in plaats van alleen te zorgen voor het algemeen
belang. Met andere woor苓en. hij handelde met zijn post van vertrouwen, alsof
het zijn eigen zaak was, en trachtte er winst uit te trekken. Men maakte er veel
ophef van, als men iemand van zoiets verdacht en dat met recht en daarom werd
het dergelijke ambtenaren zeer moeilijk gemaakt en liepen zij voortdurend
gevaar, betrapt en gestraft te worden. Bijgevolg werd zelfs onder het slechtste
bestuur van jouw tijdperk, bijna alles, wat er te doen viel, eerlijk
afgewikkeld, zoals het dan ook behoorde te zijn in het belang van het publiek.
Bij het afleggen van rekening en verantwoording werd er wel eens geknoeid.
"Volgens welke beginselen aan de andere kant handelden de kapitalisten bij het
op gang houden van het economische apparaat, dat onder hun beheer stond? Zij
beweerden niet in het belang van het volk te werken, noch het te ontzien. Het
erkende doel van hun doen en laten was, dat ze de grootst mogelijke winst voor
zich uit de gemeenschap haalden. Met andere woorden: het gebruik van het onder
hun beheer staande apparaat was voor persoonlijke winst. Dus hetgeen voor de
staatsambtenaar als een vergrijp werd uitgekreten en bestraft en over het geheel
door waakzaamheid werd verhinderd, was het erkende recht van de kapitalist. Het
was de trots van de ambtenaar zijn post zo arm te verlaten als hij er gekomen
was. Maar de kapitalist beroemde er zich op een fortuin te hebben gemaakt uit de
gelegenheden, die zijn positie hem bood. in het geval van de kapitalist werd het
geen geknoei genoemd, zoals in het geval van de staatsambtenaar bij het afdoen
van zijn publieke werkzaamheden. Het werd winst genoemd en wettig be貞chouwd.
Maar als men het praktische resultaat van beide wijzen van doen nagaat, kostte
dit laatste het volk evenveel als wanneer het staatsdiefstal genoemd werd.
"En toch leerden deze wijze mannen in Kenloe's verzameling het volk, dat het
niet veilig zou zijn, nog meer belangen onder staatsbeheer te brengen en men
moet wel eens naar hen geluisterd hebben, omdat in sommige gevallen de
staatsambtenaren er in slaagden, niettegenstaande alle voorzorgsmaatregelen, de
publieke administratie voor eigen voordeel te gebruiken. Het zou veel veiliger
zijn, het aan privé kapitalisten over te laten, die openlijk probeerden
voordeel te trekken uit de gunstige gelegenheden van hun positie, om zich te
verrijken ten koste van het publiek waarvoor men echter de staatsambtenaren
bestrafte, als ze gesnapt werden. Het was het述elfde alsof de eigenaar van een
landgoed, voor wie het moeilijk was een absoluut eerlijke rentmeester te vinden,
de raad kreeg zich te beschermen, door zijn zaken in handen van beroepsdieven te
geven.
'U bedoelt," zei ik, "dat corruptie van staatsambtenaren slechts de
gelegenheids-toepassing was in de administratie van staatszaken, van het
winstzoekende beginsel, waarop al het zakendoen was ge苑aseerd ?'
"Maar natuurlijk. Een geval van geknoei in openbare betrekkingen was er
eenvoudig een, waarin de ambtenaar zijn eed vergat en de houding aannam van een
zakenman ten opzichte van de gunstige gelegenheden van zijn positie. Met andere
woorden: als de staats苔mbtenaar in oneerlijkheid verviel, dan zonk hij op het
normale peil, waarop het eigen zakendoen wettig gevoerd werd. Men staat verbaasd
Julius, hoe dit vanzelfsprekende feit door je tijdgenoten absoluut over het
hoofd werd gezien. Natuurlijk mocht men met recht eisen, dat het gedrag van
staatsbeambten onkreukbaar moest zijn. Maar het is onbegrijpelijk, dat men niet
kon inzien, dat de winsten van privé kapitalisten uit de zakken van de burgers
kwamen, even zeker als de diefstallen van oneerlijke ambtenaren. En zelfs in die
staatsdepartementen, waar het meest geknoeid werd, ver負egenwoordigden de
diefsta1ien een veel lager percentage, dan de kapitalisten zouden nemen, als
dezelfde staatszaken door hen met winst werden beheerd.
"Wat betekent dus dat waardevolle argument? Omdat sommige ambtenaren we1eens
een winst.je trokken uit het volk, zou het veel economischer zijn, de
staatszaken in handen te leggen van hen, die dat stelselmatig zouden doen. Maar
natuurlijk spreekt het vanzelf, dat geen zichzelf respecterende maatschappij het
zou dulden, dat er geknoeid wordt. Met voldoende waakzaamheid zou het ook niet
gebeuren. Wat zou nu de mensen er toe brengen waakzaam te zijn over de openbare
administratie? De nauwlettend虐eid, waarmee we het gedrag van een zaakwaarnemer
volgen heeft er altijd van afgehangen of de belangen, die in zijn handen zijn
ons na aan het hart liggen. Geknoeid werd er altijd in die staats苓epartementen,
waarbij de grote massa van het volk niet direct was betrokken. Plaats onder
openbaar beheer de vitale belangen van het volk, die het dagelijks welzijn op
vele punten raken, en er zal geen gebrek aan waakzaamheid meer zijn. Als zij,
die om de cor訃uptie van staatsambtenaren, bezwaren hadden tegen het voornemen
van de regering, de economische werkzaamheden onder haar leiding te nemen wijzer
waren geweest, dan zouden zij daarvoor juist hebben gepleit als het geneesmiddel
voor dat kwaad.
"Het gekste van alles was, dat deze bezwarenmakers zo extra kortzichtig waren,
omdat onder al het politieke geknoei in het Amerika van toen, de ergste vorm
ervan het omkopen was van wetgevers door privé kapitalisten en vennootschappen,
voor het verkrijgen van persoonlijke vrijheden en voorrechten. In vergelijking
met dit misbruik kwam het verduisteren van geld of van het ruwweg omkopen voor
onmiddellijke belangen, weinig voor en had dit niet veel te betekenen. De
directe en speciale uitwerking van het regeringsbestuur over economische zaken
was, dat ze de bron uit苓roogde van corruptie en het waren juist deze
kapitalistische onder要emingen, welke de omwentelingsbeweging van plan was het
eerst onder openbaar beheer te brengen.
"Natuurlijk werd dit bezwaar alleen gericht tegen de nieuwe orde, toen men een
begin maakte, haar in te voeren. Met haar vol虺omen invoering, zouden alle
mogelijkheden voor omkoperij verdwenen zijn, zodra de wet van absolute
gelijkheid van alle inkomens tot
stand was gekomen."
"Het gaat van kwaad tot erger," riep ik uit. "Wat voor nut heeft het verder
te gaan?"
"Geduld," zei de dokter. "Nu we toch het
onderwerp bespreken, zullen we tot het einde gaan. Er zijn nog maar een paar
bezwaren, die de moeite waard zijn, behandeld te worden."
Een genationaliseerd industrieel systeem zou de vrijheid bedreigen.
"Het eerste bezwaar," vervolgde de dokter, "was
dat een zo grote uitbreiding van openbaar beheer, ook de industrie zou worden
genationaliseerd en een dergelijke macht in handen van de regering - al was het
ook de regering van het volk zelf - zou geven, dat ieders vrijheid in gevaar zou
worden gebracht.
"Dit bezwaar had alleen zin als men stilzwijgend van de veron苓erstelling.
uitging, dat het volk in zijn arbeidsverhouding tot het privé kapitalisme vrij
en ongedwongen was en niet onderworpen aan vormen van gezag. Maar welke
veronderstelling kwam slechter overeen met de feiten? Onder het privékapitalisme
was de hele opzet van handel en industrie, die de diensten en het bestaan van
bijna iedereen omvatte, onderworpen aan het willekeurige en on赳erantwoordelijke
gezag van particuliere meesters. Juist de eis van het nationaliseren van de
industrie was hoofdzakelijk het gevolg van het lijden van het volk onder het juk
van de kapitalisten.
In 1776 brachten de Amerikanen de Britse koninklijke heer貞chappij ten val in
de kolonies en vestigden hun eigen regering daar赳oor in de plaats. Stel het
geval, dat de koning toen een gezantschap gestuurd had, om het Amerikaanse volk
te waar-schuwen, dat zij door de aanvaarding van nieuwe regeringsfuncties, die
vroeger door hem werden verricht, hun vrijheid op het spel zouden zetten. Zo'n
gezantschap zou natuurlijk uitgelachen zijn. Als er een antwoord nodig geweest
was, zouden zij er op hebben gewezen, dat de Ame訃ikanen niet van plan waren,
opnieuw over zich te laten heersen, maar de regering van anderen, die geleid
werd met onverschillig虐eid en vijandschap, in het belang van die anderen te
vervangen door hun eigen regering, die zou opkomen voor hun eigen. belangen.
Precies zo stond het met het nationaliseren van de industrie. Een soort van
administratie en bestuur moest er zijn voor het in苓ustriële stelsel. De vraag
was, of het volk meer vrijheid zou ge要ieten, wanneer dat in handen werd
gegeven van onverantwoorde衍ijke personen met vijandige belangen of wanneer de
burgers het zelf zouden waarnemen door middel van verantwoordelijke functio要arissen?
Zou men zich kunnen voorstellen, dat daarop meer dan één antwoord mogelijk
was?
"Toch schijnt een bekend filosoof van dat tijdperk in een bro苞hure getracht
te hebben aan te tonen, dat het volk als dit door het beheer van de industrie in
het algemeen belang op zich te nemen, het democratische systeem zou voltooien,
onmiddellijk zou vervallen in een toestand van slavernij, die de mensen zou doen
verlangen naar de dagen van Nero en Caligula. Hoe jammer, dat die filosoof niet
hier is, om hem te vragen, volgens welke bekende wetten van de menselijke natuur
slavernij het resultaat van een stelsel moest zijn, dat ten doel had, zowel op
intellectueel als op stoffelijk gebied, een meer volkomen graad van gelijkheid
te vestigen en te bestendigen, dan ooit te voren gekend was. Verbeeldde hij
zich, dat het volk zich willens en wetens en met voorbedachten rade onder een
juk zou plaatsen of was hij bang, dat een of andere overweldiger zich mees負er
zou maken van de regering, om het volk tot slavernij te onderwerpen? Maar welke
overweldiger had ooit een hopelozer taak onder要omen, dan de omverwerping van
een staat, waarin geen klassen of belangen tegen elkaar konden worden
uitgespeeld, waar geen aristocratie of gepeupel was, een staat, waarin de
bestendigheid ge赳onden werd in de maatregel, dat voor ieder menselijk wezen
een bevredigend en gelijk aandeel voor zijn levensonderhoud bestemd was.
Waarlijk het is nodig, dat de mensen, die geloven, dat de omverwerping van
zo'n staat mogelijk is, geen tijd moeten verlie述en ook de pyramiden aan
kettingen vast te leggen, opdat zij, de gewone natuurwetten ten spijt, het niet
zouden kunnen laten op hun toppen te staan.
"Maar wij zullen het aan de doden overlaten, hun doden te begraven en nagaan,
hoe het nationaliseren van de industrie, de houding van de regering tegenover
het volk beïnvloedde. Als de gezamenlijke administratie, d.w.z. het regelen,
controleren, vast貞tellen en besturen van de industrie onder openbaar beheer,
hetzelfde was gebleven als onder de particuliere administratie van de
kapitalisten, dan zou toch het feit, dat het nu onder openbaar beheer stond in
het belang van en onder verantwoording aan het volk, in plaats van onder een
onverantwoordelijke terreur, die eigen belang zocht, het systeem een geheel
ander karakter en uitwerking geven en het veel dragelijker maken. Maar het
nationaliseren van de industrie gaf niet alleen een ander karakter en doel aan
de economische administratie. Het vereenvoudigde bovendien zeer het bestuur. Dit
was het gevolg van de eenheid van het systeem, doordat de industrieën zodanig
werden gerangschikt, dat ze een samenwer虺ing vormden, waar vroeger elke
industrie haar eigen belangen had en ze door duizend hoofden werden bestuurd,
die even zovele willen vertegenwoordigden en daardoor altijd met elkaar in
botsing .kwa衫en. Voor de werklieden was het verschil van dien aard, alsof ze
van onder de heerschappij van ontelbare wispelturige despootjes naar een bestuur
overgingen, dat op zulke eenvoudige, stelselmatige be茆inselen was gegrond, dat
ze het gevoel verloren, aan persoonlijk gezag onderworpen te zijn.
"Maar om goed te beseffen, hoezeer dit argument van te veel overheersing,
waarvan het systeem van een genationaliseerde industrie werd beschuldigd, van
het soort was, dat zichzelf schaadt door anderen aan te vallen, is het nodig de
uitwerking van de sociale rechtvaardigheid van de nieuwe orde na te gaan. Het
voornaamste, soms enige werk van de regeringen in jouw dagen was, de be貞cherming
van eigendom en persoon voor misdadigers. Het was een systeem, dat voortdurend
opkwam voor de onschuldigen. Deze functie is nu bijna verouderd. Nu zijn er geen
twisten meer over eigendom, geen diefstallen meer van eigendom of een noodzaak
om eigendom te beschermen. Iedereen heeft alles wat hij nodig heeft en net
zoveel als een nader. In vroegere eeuwen werden vele misdaden gepleegd, die het
gevolg waven van de harts負ochten van liefde en jaloersheid. Waarschijnlijk was
dit afkomstig van overoude barbaarse begrippen van sexueel eigendomsrecht, dat
men op elkaar had en dat men kon handhaven en laten gelden tegen de wil van de
betrokken persoon in. Zulke misdaden kwa衫en niet meer voor, nadat de eerste
generatie opgegroeid was onder absolute sexuele zelfbeschikking en
onaf-hankelijkheid, die op hun beurt het gevolg waren van economische
gelijkheid. Aangezien er nu geen minderwaardige mensen meer zijn, die naar de
mening van anderen, tegen hun zin moeten worden opgevoed, hebben nu alle aan衫atigingen,
iemand door een reeks van wetten voor te schrijven wat hij doen en laten mag in
zaken, die hem alleen aangaan, reeds lang opgehouden te bestaan. Een regering in
de betekenis van een ge觔rdend beheer van onze samenwerkende industrieën
zullen we altijd nodig hebben. Maar dat is feitelijk de enige regering, die we
nu nog hebben. Het placht een droom van wijsgeren te zijn, dat de wereld te ooit
een heerschappij van rede en rechtvaardigheid zou genieten, waaronder de mensen
rijp zouden zijn voor een samenleving zonder wetten. Die toestand, in zoverre
het straf en dwangmaatregelen betreft, hebben we nu feitelijk bereikt. Vooral
met het oog op de dwangmaatregelen, kunnen we zeggen, in een toestand van
anarchie te leven.
'Op een morgen heb ik je op het kantoor van de arbeidsbeurs verklaard hoe er
in geen enkel opzicht dwang bestaat, zelfs niet in het vervullen van de algemene
openbare dienstplicht. Wij staan er alleen op, dat zij, die weigeren mede te
werken aan de instandhouding van de maatschappelijke welvaart, er ook geen
voordelen van zullen hebben, en maar moeten zien, hoe zichzelf te helpen en te
voorzien."
Het Malthusiaanse bezwaar.
"En nu komen we aan het laatste bezwaar op mijn lijst.
Het komt in geen enkel opzicht in karakter overeen met de andere bezwaren. Het
ontkent niet, dat economische gelijkheid uitvoerbaar of wense衍ijk is en
beweert ook niet, dat het stelsel slecht zou werken. Het neemt aan, dat door de
toepassing van het systeem een menselijke welvaart zou worden bereikt, als nooit
te voren gekend was en dat het van de wereld een oord zou maken, waarin het
onver茆elijkelijk aangenamer zou zijn te leven. Het was juist het toegeven, dat
het plan zou slagen, dat de oorzaak was van het bezwaar, dat men er tegen
had."
"Dat moet een vreemd bezwaar zijn," zei ik. "Ik ben benieuwd er over te
horen."
"De bezwarenmakers zeiden het ongeveer in de volgende woorden: Laat ons
aannemen, dat armoede en alle verderfelijke invloeden, die zij met zich
meesleepte, hadden opgehouden te bestaan en dat allen hun natuurlijke levensduur
zouden leven. Aangezien iedereen zeker zou zijn van een levensonderhoud voor
zich en zijn kinderen, zou er geen reden wezen, voorzichtig te zijn en in te
grijpen in het aantal nakomelingen. Andere dingen zouden hetzelfde blijven, maar
de toestanden zouden een grotere toeneming van de bevolking be負ekenen dan men
ooit vroeger heeft gekend. Ten slotte kon een overbevolking op aarde ontstaan en
de voedselvoorziening onder hoge druk komen, tenzij we mogen aannemen, dat er
nieuwe en onuitputtelijke bronnen van voedsel zouden worden gevonden."
"Ik zie niet in, waarom het niet verstandig zou zijn, zulke dingen van te voren
in overweging te nemen," merkte ik op, "als alle andere dingen hetzelfde
zouden blijven."
'Als andere dingen hetzelfde bleven," antwoordde de dokter, dan zou men
zoiets kunnen verwachten. De dingen zouden echter niet hetzelfde blijven, maar
zo veranderen, dat men er daarom zeker van kan zijn, dat zulke resultaten niet
zouden ontstaan."
"Welke andere dingen zouden niet hetzelfde blijven ?'
"In de eerste plaats de ontwikkeling, dan de beschaving en de alge衫ene
verfijning. Zeg me eens, Julius, .waren de families van de beschaafde kringen in
het Amerika van jouw dagen over het algemeen groot?"
"Neen, juist het tegendeel. Als regel waren er
juist genoeg kin苓eren, om hun aantal in stand te houden."
"Toch hadden ze geen reden, om zich door bezorgdheid te laten beïnvloeden, hun
aantal te vermeerderen. Zij namen in dat opzicht hetzelfde standpunt in als de
tegenwoordige families onder de nieuwe orde van economische gelijkheid en van
een gewaarborgd levens觔nderhoud. Heb je er ooit over nagedacht, waarom de
welgestelde en beschaafde families in. jouw tijd niet groter waren?"
"Zeker kwam het," zei ik, "doordat naar mate beschaving en ver苯ijning,
intellectuele en esthetische gebieden openden, die hun be衍angstelling trokken,
de vraag naar dierlijke bevrediging niet zo'n grote rol meer speelde in het
leven. Ook hielden de vrouwen op, hoe verfijnder de families waren, de sexuele
slavinnen van de man te zijn en werd er meer rekening gehouden met haar
wensen."
"Ja juist. De overwegingen, die je geopperd hebt, zijn voldoende, om de
bedrieglijkheid van de Malthusiaanse theorie aan te to要en betreffende de
toeneming van de bevolking, waarop dat bezwaar tegen betere sociale toestanden
was gegrond. Malthus hield het er voor, zoals je weet, dat de bevolking vlugger
zou toenemen dan de voedingsmiddelen, en dat daarom armoede en de enorme ver虺wisting
van levens, die er het,gevolg van was, absoluut noodzakelijk waren om te
voorkomen, dat de wereld door overbevolking zou dood hongeren. Natuurlijk was
deze theorie zeer populair bij de rijken en geleerden, die de schuld droegen van
's werelds ellende. Zij waren vanzelfsprekend opgetogen, omdat hun werd
verzekerd, dat hun onverschilligheid voor het leed van de armen en zelfs als ze
nog een groter leed zouden bewerken, het in handen van de voorzienigheid ten
goede zou komen, zodat wat ze deden eerder prijzenswaardig was, dan wat anders.
De Malthusiaanse leerstellingen kwamen zeer gelegen als tegenwerping tegen
hervormers, die armoede wilden af貞chaffen, door hen te bewijzen, dat hun
hervormingen in plaats van de mensheid een weldaad te bewijzen, een groter kwaad
zouden bewerken, door mee te helpen aan de overbevolking van de aarde, om ten
slotte iedereen de hongerdood te laten sterven. Met de leerstellingen van
Malthus kan de gemeenste kerel, die ooit de armen het vel over de oren haalde,
met gemak bewijzen, alleen maar een verkapte weldoener te zijn van de mensheid,
terwijl de filantroop een schadelijk wezen was.
"De Malthusiaanse theorie kwam zo wonder wel te pas en was zo'n goede
verontschuldiging voor de bestaande orde van zaken, dat ze de onbegrijpelijke
populariteit, die zo'n dwaze theorie genoot, verklaarde. De dwaasheid bestond
uit het feit, dat ze zo'n nadruk legde op de onmiddellijke uitwerking van
armoede in het vernietigen van levens door overgrote ellende, maar dat ze in
gebreke bleef de veel grotere invloed van armoede te tonen, doordat ze toe貞tanden
deed ontstaan, die de verdierlijking aankweekte en de roe虺eloze toeneming van
de bevolking in de hand werkte. Armoede met al haar dodelijke gevolgen bracht
miljoenen om, maar eerst nadat ze door haar verdierlijkende toestanden de
roekeloze voortplanting van tientallen miljoenen had teweeg gebracht. Met andere
woorden; de theorie van Malthus erkende alleen de bijkomstige uitwerking van
ellende en verval, waardoor de bevolking werd verminderd, terwijl zij de veel
belangrijker hoofdzakelijke uitwerking helemaal over het hoofd zag, n.l. dat
juist de bevolking erdoor toenam. Dit was haar noodlottige bedrieglijkheid.
"Deze bedrieglijkheid was des te onvergeeflijker, omdat Malthus en al zijn
volgelingen waren omringd door een maatschappij, waarin toestanden bestonden,
die deze theorie absoluut weerlegden. Ze hadden alleen maar goed hun ogen open
te doen om te zien, dat waar grenzenloze armoede en vuilheid heersten, waarvan
zij met ophef beweerden, dat het waardevolle hindernissen voor de uit苑reiding
van de bevolking waren, deze juist als bij de konijnen toe要am, terwijl
naarmate het economisch peil van een klasse zich verhief, de overvloedige
vruchtbaarheid achteruitging. Het spreekt dus van zelf, dat men vanuit deze
feiten, die iedereen kon waarnemen, moest opmaken, dat het middel om roekeloze
overbevolking tegen te gaan, was het economisch peil van de massa niet naar de
laagte te drukken maar te verhogen. Met de algemene verbetering in welstand zou
dat vanzelf blijken. Geloof je niet, dat zo'n dwaze principiële leugen, die
ten grondslag lag aan de Malthusiaanse theorie, niet reeds lang aan de kaak zou
zijn gesteld geweest, als Malthus een revolutionair geweest was in plaats van
een voorvechter en verdediger van het kapitalisme?
"Laat Malthus dus maar lopen. De toestanden van de beschaafde kringen waren het
prototype van de algemene toestanden onder economische gelijkheid en hoewel het
lage geboortecijfer in die kringen voldoende het bezwaar van overbevolking kon
weerleggen. is er toch nog een antwoord, dat nog meer afdoend is en van zo'n
betekenis, dat wij het naar voren moeten brengen. Je zei daarnet, dat een van de
redenen van het matige geboortecijfer onder de be貞chaafde kringen het feit
was, dat men meer rekening hield met de wensen van de vrouw dan in de lagere
standen. De noodzakelijke uitwerking van economische gelijkheid tussen de seksen
was niet alleen, dat de wensen van de vrouw in de kwesties, waarover we het
hebben, in aanmerking werden genomen, maar dat ze be貞lissend en doorslaggevend
zijn. Vóór de invoering van economische gelijkheid door de grote Omwenteling,
was het de sekse, die geen kinderen voortbracht, voorbehouden, over zwangerschap
te beslissen. De natuurlijke gevolgen daarvan waren de mogelijkheden van de leer
van Malthus. De natuur voorziet echter in de kwellingen en on茆emakken van de
moederlijke functies een voldoende belemmering voor haar misbruik, evenals ze op
elk gebied van de natuurlijke functies daarin voorziet. Maar om de belemmeringen
van de natuur behoorlijk haar vrije loop te laten gaan, is het noodzakelijk, dat
de wil van de vrouwen, voor wie de belemmeringen moeten werken, vrij is en dat
zij over zichzelf en het vrije zelfbeschikkingsrecht genieten. De nood述akelijke
voorwaarde daarvoor is economische onafhankelijkheid. Aangezien die nu
gewaarborgd is, kunnen wij er zeker van zijn, dat, ofschoon het moederlijke
instinct voor altijd zal beletten, dat het mensengeslacht uitsterft, de wereld
evenmin in gevaar zal zijn, roekeloos overbevolkt te worden."
|
Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting
|