HOOFDSTUK 37.
Het overgangstijdperk.
"Het is tamelijk laat, maar ik zou u toch zo graag nog het een en ander
over de Omwenteling willen vragen. Na alles wat ik er over heb gehoord is het me
nog steeds een raadsel, met welke praktische middelen men het privé kapitalisme
door openbaar kapitalisme heeft kunnen vervangen, zonder hevige schokken teweeg
te brengen. In mijn tijd waren er ingenieurs, knap genoeg om grote gebouwen
van één plaats naar een andere te brengen. Terwij1 dit gebeurde, bleven deze
stevig rechtop staan, zodat de bewoners in geen enkel opzicht werden gestoord,
zelf niet in hun huiselijke bezigheden. Een soortgelijk probleem, maar veel en
veel groter en samengestelder, moet zijn ontstaan, toen er een verandering
werd gebracht in de hele opzet van productie en distributie, die noodzakelijk
een hele omkeer bracht in ieders bezigheid en onderhoud. Deze wijziging moest
teweeg worden gebracht, zonder in die tussentijd de werking te storen van de
verschillende delen van de economische inrichting, waarvan het levensonderhoud
der mensen van dag tot dag afhing. 1k ben buitengewoon benieuwd, hoe men dat
heeft kunnen klaarspelen."
"Wat je daar vraagt," antwoordde de dokter, "weerspiegelt de
gedachtengang van velen gedurende de omwentelingsperiode en droeg er niet weinig
toe bij, het privé kapitalisme te blijven dulden ondanks de stijgende
verontwaardiging over de daaruit voortvloeiende ongerechtigheden. Een volkomen
verandering van het economische systeem, scheen hun evenals jou zo'n kolossale
en ingewikkelde onderneming toe, dat zelfs velen, die vurig naar een nieuwe orde
verlangden en zeer zeker aan de mogelijkheid ervan geloofden, als deze eenmaal
tot stand zou zijn gebracht, terugdeinsden voor de grote verwarring en
moeilijkheden. die het overgangstijdperk, zoals zij vreesden, met zich zou
meebrengen. Natuurlijk trokken de kapitalisten en hun voorvechters daarvan sterk
partij. Zij plaagden de hervormers niet weinig door van hen te verlangen, dat ze
nu maar eens de sociale middelen moesten noemen, die zij zouden toepassen, als
zij het bestaande systeem wilden vervangen door een genationaliseerd plan van
industrie, beheerd in het gelijke belang van allen.
"Een groep
weigerde, om een bepaald programma samen te stellen of aan te bieden, voordat de
Omwenteling ten einde was en met deze opbouw zou kunnen worden begonnen.
Zij was van oordeel, dat de omstandigheden dan vanzelf de weg zouden wijzen,
die begaan moest worden en dat het dwaas en ijdel zou zijn, om onvoorziene
gebeurtenissen te bespreken, voordat deze er waren. Maar een goed generaal maakt
plannen en neemt voorzorgsmaatregelen voor alle mogelijke gebeurtenissen. Zijn
plannen zijn natuurlijk onderhevig aan grondige veranderingen of zelfs
algehele intrekking, al naar de omstandigheden dat noodzakelijk maken. Maar een
voorlopig plan moet hij hebben. Het standpunt van deze groep kon daarom geen
voldoening schenken en zolang er geen beter plan kon worden gemaakt. zag een
wijfelende en behoudende gemeenschap wantrouwend naar de maatregelen der
omwentelingsbeweging.
"Verscheidene
groepen van hervormers hadden bepaalde ontwerpen vastgesteld, omdat ze zich
bewust waren, dat iets als een plan de campagne nodig was. Sommigen van hun
beweerden, dat de vakverenigingen zich misschien krachtig genoeg zouden ontwikkelen,
om de grote bedrijven te controleren, hun eigen gekozen leiders in de
plaats te stellen van de kapitalisten en dan een soort van bond van
vakverenigingen te vormen. Als dat mogelijk was geweest, zou er in ruimen
zin genomen een systeem van groepskapitalisten zijn ontstaan, even
verdelend en antisociaal als het privékapitalisme zelf en veel gevaarlijker
voor de openbare orde. Over dit plan word later weinig gehoord. daar het bleek,
dat de groei en taak van de vakverenigingen zeer beperkt waren.
'Een andere groep
meende de oplossing te vinden, door een groot aantal vrijwillige kolonies op te
richten, die coöperatief georganiseerd waren en. als ze slaagden, door
anderen zouden worden nagevolgd. Als nu het grootste gedeelte van de bevolking
in die kolonies was opgenomen, zouden zij ten slotte, zo was de gedachte, tot
een grote gemeenschap samensmelten. Vele nobele en geestdriftige zielen
spanden zich met al hun krachten daarvoor in en de talrijke koloniën, die in de
Verenigde Staten gedurende het omwentelingstijdperk waren opgericht, gaven
duidelijk te kennen dat de harten van de mensen zich naar een betere
sociale orde keerden. Dergelijke experimenten konden echter niet tot iets
leiden. Economisch stonden zij zwak. Hun reden van bestaan berustte op de
gevoelens van zonderlinge ofschoon waardige mensen, en zij waren
te midden van een vijandige omgeving, die gebruik maakte van de bestaande orde
en de voorvechters daarvan genoten. Het was nauwelijks mogelijk, dat zulke
ondernemingen tot enig praktisch resultaat konden komen of ze zouden de leiding
moeten hebben van buitengewone mensen onder buitengewone omstandigheden.
"Nog een andere
groep hield het er voor, dat de betere sociale orde zich lang-zamerhand uit de
oude moest ontwikkelen, als resultaat van een onbepaalde reeks van menselijke
wetten, zoals bedrijfswetten, wetten voor kortere werktijden,
ouderdomspensioenen, verbeterde woonkazernes, het neerhalen van sloppen en ik
weet niet hoeveel andere remedies voor de speciale fouten, die het gevolg waren
van het systeem van het privé kapitalisme. Deze goede mensen redeneerden zó,
dat het als ooit al de slechte gevolgen van het kapitalisme zouden zijn
afgeschaft, het tijd genoeg was om het kapitalisme af te schaffen, hetgeen dan
betrekkelijk gemakkelijk zou gaan. Dat wil dus zeggen, dat er, nadat men alle
rotte vruchten van een slechten boom een voor een met de hand van de takken had
geplukt, er nog tijd genoeg zou zijn, de boom omver te halen.
Natuurlijk was het voor de hand liggende bezwaar tegen dit plan, dat zolang die
boom bleef staan, voor elke slechte vrucht waarschijnlijk een andere slechte
vrucht zou groeien, zodra de eerste was geplukt. De verschillende
hervormingsmaatregelen, die door deze hervormers werden voorgesteld, waren
uitstekend en menselijk, doch zij waren te veroordelen als aangeprezen afdoend
middel om zich te bevrijden van het kapitalisme. Zij boden daarvoor zelfs niet
de mogelijkheid en konden evengoed het kapitalisme helpen een langere
levensduur te verkrijgen door het een beetje minder afschuwelijk te maken. Er
was zelfs een periode, nadat de omwentelingsbeweging vaste voet had gekregen,
dat oordeelkundige leiders enigszins vreesden, dat dergelijke maatregelen van
het vooropgeste1de doel zouden afleiden en men de krachten zou verspillen aan
zulke lapwerkhervormingen.
"Maar je hebt me
gevraagd, volgens welk plan de omwentelingsbeweging, toen ze eindelijk de
macht in handen kregen, te werk zijn gegaan om het privé kapitalisme af te
schaffen. Het was waarlijk een prachtig voorbeeld van een militaire manoeuvre,
die men in de geschiedenis van het oorlogswezen "in de flank aanvallen"
placht te noemen. Nu is in de flank aanvallen een manoeuvre, die in plaats van
de tegenstander direct van voren aan te vallen, langs het leger van de vijand
trekt om hem van ter zijde te dwingen, zijn standplaats te verlaten. Door deze
krijgsmethode toe te passen, hebben de hervormers de eindstrijd met de
kapitalisten gestreden.
"De kapitalisten hadden
stellig verwacht, dat zij direct zouden worden aangevallen door op grote schaal
beslaglegging en in bezitneming van hun eigendommen. Dat was helemaal niet het
geval, ofschoon ten slotte toch natuurlijk de particuliere productiemiddelen
door gemeenschappelijk eigendom werden vervangen, gebeurde dit eerst nadat het
hele systeem van het privé kapitalisme in elkaar was gezakt, maar niet door het
omver te werpen. Om nog eens terug te komen op het strategische voorbeeld, heeft
het omwentelingsleger niet direct de vesting aangevallen van het kapitalisme,
maar is het zo te werk gegaan, dat het onhoudbaar werd en men tot de ontruiming
werd gedwongen."
"Natuurlijk zul je
begrijpen, dat deze strategische handeling niet de bedoeling had, de rechten van
de kapitalisten te ontzien. Want reeds lang had men het volk geleerd, het privé
kapitalisme als de bron en de som van al het kwaad te beschouwen en de mensen
werden er van overtuigd, dat elke dag, dat het langer werd geduld, een doodzonde
was. De manoeuvre van een indirecte aanval, die de hervormers volgden, werd
alleen toegepast in het belang van het gehele volk, om ernstige verwarring
in het economisch systeem gedurende de overgang van de oude naar de nieuwe orde
zoveel mogelijk te vermijden. "En nu, om niet langer beeldspraak te gebruiken,
zal ik in klare woorden vertellen, wat er werd gedaan, tenminste voor zover ik
het me herinner 1k heb geen speciale studie van dat tijdperk gemaakt sedert ik
college liep en je zult waarschijnlijk, als je er de geschiedenis op na leest,
vinden, dat ik me dikwijls in de bijzonderheden van wat er voorviel heb vergist.
1k zal alleen proberen je zo goed ik het me herinner een algemene indruk te
geven van het verloop van de gebeurtenissen. 1k heb al gezegd, dat de eerste
stap in het plan van staatsbemoeiing door de tegenstanders van het privé
kapitalisme was, het volk te bewegen om verschillende zo goed als openbare
diensten onder stedelijk en staatsbeheer te brengen, zoals waterleiding,
verlichting, veerrechten, plaatselijke treinen, telegraaf en telefoonsysteem,
het algemene spoorwegnet, de kolenmijnen, de petroleumproduktie en de handel
in bedwelmende dranken. Daar dit soort bedrijven het karakter had van een
monopolie, heeft het publiek beheer er over niet onmiddellijk het systeem van
productie en distributie aangetast, zodat zelfs de weifelenden en behoudenden
deze maatregel zonder vrees hebben tegemoet gezien. Deze hele groep van
natuurlijke en wettige monopolies kon werkelijk onder openbaar beheer komen,
zonder dat het een aanslag op het systeem van het privé kapitalisme met zich
mee bracht. Niet alleen was dit een feit, maar zelfs als deze bedrijven zonder
winst werkten, zou toch het voordeel, dat de gemeenschap er van had,
onmiddellijk worden opgeslokt door de verlaging van lonen en prijzen als gevolg
van de gewetenloze handelwijze van het concurrerende winstsysteem.
"Het was daarom
hoofdzakelijk als middel voor een toekomstig doel, dat de tegenstanders van het
kapitalisme het openbare beheer van deze bedrijven begunstigden. Eén van die
toekomstige doeleinden was het volk de hogere eenvoud, de doeltreffendheid en
de menselijkheid van het openbaar beheer van economische ondernemingen te
tonen. Maar het hoofddoel van het gedeeltelijk onder openbaar beheer brengen van
bedrijven diende, om een groep werknemers te vormen, groot genoeg voor een
kern van verbruikers als de regering een algemeen systeem zou instellen van
productie en distributie zonder winstbejag. De tewerkgestelden bij de spoorwegen
onder openbaar beheer telden bijna een miljoen en met de van hen afhankelijke
vrouwen en kinderen vertegenwoordigden zij vier miljoen mensen. En zij, die bij
de bijkomstige bedrijven van de spoorwegen werkzaam waren, zoals kolenmijnen,
ijzermijnen en andere instellingen, die ook onder openbaar beheer stonden, met
hen, die bij het telegraaf- en telefoonsysteem werkzaam waren, telden met hun
huisgezinnen honderdduizenden personen meer. Ook vroeger waren er in openbaren
dienst ą 250.000 ambtenaren en bij leger en vloot dienden er 50.000. Deze
groepen met hun huisgezinnen telden waarschijnlijk ook een miljoen. Voeg nu bij
hen de werkers bij de spoorwegen, mijnen, telegraaf- en telefoonbedrijven, dan
vertegenwoordigden ze tezamen ą vijf miljoen zielen, die van de staat
afhankelijk waren. Bovendien waren er nog, die in staat- en gemeentedienst waren
vanaf de gouverneurs der staten tot de straatvegers toe.
Magazijnen voor hen, die in openbaren
dienst waren.
"Toen de omwentelingsbeweging aan de macht kwam en de meerderheid van
het volk haar de taak oplegde, het nieuwe systeem in te voeren, was de eerste
stap, die zij ondernam, in alle belangrijke centra magazijnen op te richten voor
allen, die in openbare dienst waren en waarin deze zich alle levensmiddelen en
weeldeartikelen, die zij vroeger in de bestaande winkels kochten, konden
aanschaffen tegen prijzen, die slechts de onkosten inhielden. Dit idee was
eigenlijk helemaal niets bijzonders daar zij al te dele in Amerika en Engeland
bestond. Het was daar n.l. de gewoonte, dat de overheid voor hen, die bij leger
en vloot dienden, over magazijnen beschikten, waar alle artikelen van de beste
kwaliteit waren en tegen inkoopsprijs werden verkocht. Die artikelen waren
spreekwoordelijk goedkoop en van goede kwaliteit vergeleken met alles, wat
ergens anders kon worden gekocht. De burgers benijdden de militairen niet
weinig, dat deze zich dergelijke goederen konden aanschaffen, terwijl zij aan de
genade van de vervalsende en winstzoekende winkeliers waren overgeleverd. De
staatsmagazijnen, die nu door de regering werden opgericht, waren zo volmaakt,
als ze vroeger nooit waren en thans bestemd om de gehele bevolking van een
gedeelte van het land te voorzien.
"In het begin werden de goederen noodzakelijkerwijze door de regering
van de privé kapitalisten: voortbrengers en importeurs, gekocht. Daardoor werd
ten behoeve van de door de staat aangestelde werkers, gespaard op de winsten
van tussenhandelaars en kleinhandelaars, en konden ze de goederen voor de helft
of twee derde van den prijs kopen, die zij anders zouden hebben betaald met de
waarborg bovendien, dat de regering er voor had gezorgd, dat alles van de beste
kwaliteit zou zijn. Maar deze wezenlijke voorrechten waren slechts een
voorsmaak van wat er zou gebeuren, als de regering de zelfstandige taak van het
produceren bij die van het distribueren zou voegen. De regering toog daarom
onmiddellijk aan bet werk om zelf goederen voort te brengen, in plaats hen van
de kapitalisten te kopen.
"Voor dat doel
werden grote voedsel-, katoen- en boerenbedrijven gevestigd in alle delen van
het land en ontelbare werkplaatsen en fabrieken opgericht, zodat de regering
niet alleen het oorspronkelijke vijf miljoen mensen in dienst had, maar in
toenemende mate ook boeren, handwerkslieden en allerlei arbeiders in dienst
kreeg.
Deze verkregen natuurlijk
ook het recht om in de publieke magazijnen te kopen, zodat deze al snel
moesten worden uitgebreid. De kopers in de publieke magazijnen bespaarden nu
niet alleen de winsten van tussen- en kleinhandelaars, maar ook die van fabrikanten,
producenten en importeurs.
"Niet alleen zorgde
de regering, dat zij, die in de openbare dienst werkzaam waren, a1le soorten van
verbruiksartikelen billijk konden verkrijgen, maar ook werden door haar allerlei
noodzakelijke diensten als koken, wassen en huishoudelijk werk voor hen ter
hand genomen. Natuurlijk moesten alleen de onkosten worden betaald. Het gevolg
was, dat de openbare werker naar keuze, thuis of in restaurants kon eten van het
beste voedsel, dat uitstekend werd klaargemaakt, grote verscheidenheid bood en
goedkoper was dan men zelf kon bereiden."
"Hoe kwam de
regering in het bezit van de landerijen en fabrieken, die ze nodig had?"
vroeg ik. "En wat de fabrieken betreft moest ze die bouwen of van de eigenaren
kopen?"
"Ze had de
landerijen kunnen kopen en de fabrieken kunnen bouwen zonder het welslagen van
haar plan te storen. Maar dat behoefde gewoonlijk niet. De miljoenen boeren
waren maar al te blij, hun boerderijen aan de openbare dienst over te doen en
verder te blijven bewerken, omdat ze daardoor bestaanszekerheid voor zichzelf en
de hunnen konden verkrijgen. De regering legde verder beslag op het ongebruikte
land, dat voor het beoogde doel kon dienen, terwijl de belastingschuld aan de
eigenaars werd kwijtgescholden.
"Zo ongeveer ging
het ook met de fabrieken en werkplaatsen, die het nationale systeem nodig had.
Ze stonden bij duizenden verlaten in alle delen van het land te midden van een
hongerende bevolking van werklozen. Wanneer deze installaties aan de behoeften
van de regering voldeden, werden ze onteigend en aan de gang gebracht, terwijl
de vroegere arbeiders aan het werk werden gezet. In de meeste gevallen waren de
vroegere opzichters en meesterknechts evenals het grootste gedeelte van de
arbeiders blij, hun oude plaatsen weer in te nemen, thans met de overheid als
werkgeefster. De bezitters van dergelijke installaties kregen, als ik me wel
herinner, een kleine vergoeding voor het in gebruik nemen van hun eigendom, zo
ongeveer als een lage rente van de opbrengst, tot de tijd zou komen, dat de
nieuwe orde gevestigd zou zijn en de overheid ervoor borg zou staan, dat alle
burgers gelijke inkomsten zouden hebben. En niemand twijfelde eraan, dat dit
spoedig zou gebeuren, als resultaat van de loop der gebeurtenissen. De
bezitters, die dit ook verwachtten, waren maar al te blij, dat ze iets kregen
voor het gebruik, dat men maakte van hun verlaten installaties.
De fabrieken vormden
niet het enige ongebruikte kapitaal, dat de regering op dergelijke voorwaarden
overnam. Zij had behoefte aan grote hoeveelheden goederen, die moesten worden
ingevoerd, om de publieke magazijnen aan te vullen en voor dat doel onteigende
de regering evenzo, om geen winst aan de kapitalisten te betalen, de ongebruikte
schepen en pakhuizen en wat zij verder nodig had, teneinde handel te drijven met
het buitenland en ruilde zij de producten van haar nijverheid voor de nodige
goederen uit het buitenland. Vissersvloten, die de nationale vlag hadden
gehesen, brachten de opbrengst van de zeeën binnen. Deze vredesvloten waren
spoedig groter in aantal dan de oorlogsschepen, die vroeger uitsluitend
nationale diensten hadden verricht. Op deze vloten was de matroos geen slaaf
meer.
Hoe het geld zijn waarde verloor.
"En nu moet je nog
op een andere zijde letten van de uitwerking van de publieke magazijnen, n.l.
dat het geld door de wijze, waarop de magazijnen werden geëxploiteerd, in
onbruik geraakte. Gewoon geld werd n.l. niet meer in betaling aangenomen, maar
een soort van bewijs van storting, dat na gebruik werd afgestempeld. Deze
bewijzen waren voor een bepaalden tijd geldig. Aangezien de regering die
bewijzen alleen uitkeerde aan werkers, die door de staat waren aangesteld, en ze
in de publieke magazijnen werden ontvangen van ieder, die hen aanbood, zorgde
ervoor, dat de som van zulke bewijzen het totaal bedrag van de lonen niet te
boven ging. Alleen zij, die door de overheid waren aangesteld, hadden het recht
om het geld, dat zij ontvingen, in te ruilen voor de waarde van zulke bewijzen
van storting. De bewijzen werden dus a.h.w. gangbare muntbiljetten, die vier
en vijfhonderd procent meer waarde vertegenwoordigden dan het geld, waarmede
men de hooggeprijsde en vaak vervalste goederen in de particuliere magazijnen
van de kapitalisten kon kopen. Dat was dus een groot voordeel. Goud, dat door de
kapitalisten als het eeuwige en hoge zinnebeeld van rijkdom was aangebeden, werd
in de publieke magazijnen evenmin als zilver, koper of papiergeld in betaling
aangenomen. De mensen, die goede waar wilden hebben, waren gelukkig, als zij
iemand konden vinden, die dwaas genoeg was, drie of vier gouddollars te
ontvangen voor een bewijs van storting van één dollar waarde.
"De uitwerking van
het feit, dat het geld door deze verpletterend verminderde koopkracht geen
aftrek meer had op de markt, nam nog meer toe, door het feitelijk in onbruik
geraken van het geld bij het zich steeds uitbreidende deel van de bevolking, dat
in openbaren dienst kwam. De vraag naar geld was verder nog meer verminderd,
omdat er niemand was, die het nu wilde lenen, om zaken uit te breiden, aangezien
het veld van onderneming, dat voor het privé kapitalisme open stond, met het
uur kromp en, naar het zich liet aanzien, bestemd was spoedig te verdwijnen. Ook
wenste niemand het geld te sparen, want het werd iedere dag duidelijker, dat het
weldra waardeloos zou worden. 1k heb zoëven gezegd, dat het bewijs van storting
voor de publieke magazijnen vele malen meer waarde had dan gewoon geld, maar dat
was alleen in het eerste stadium van het overgangstijdperk. Ten slotte zou de
waarde ervan in vergelijking met gewoon geld duizelingwekkend hoog zijn tot
tenslotte het geld absoluut verdween en als koopkracht niet meer was te
gebruiken.
"Als je je een
denkbeeld zou willen vormen van de volkomen ineenstorting van het gehele
geldsysteem met zijn maatstaven en invloeden op menselijke ver- houdingen en
toestanden, dan moet je je alleen maar voorstellen, welke uitwerking in jouw
dagen op de belangen en verhoudingen zekere aankondigingen, dat de wereld binnen
enkele weken of maanden of hoogstens binnen een maand zou vergaan, absoluut
zouden hebben gehad. In dit geval zou de wereld niet vergaan, maar verjongd
worden en op een oneindig hoger, gelukkiger en gezonder plan komen te staan
van evolutie. Maar wat het geldsysteem betrof en alles wat daaraan verbonden
was, stond het gelijk aan het vergaan van een wereld. Want de nieuwe wereld zou
geen gebruik meer maken van geld, noch zou het meer de maatstaf zijn voor
menselijke rechten en verhoudingen."
"Ik
geloof, dat, toen het geld waardeloos werd, de binnengekomen belastinggelden de
regering in geen enkel opzicht konden steunen."
"Belastingen,"
antwoordde de dokter, "vormden een bijomstandigheid van het privé
kapitalisme en verdwenen daarmede tegelijk. Het gebruik, dat de regering ervan
maakte, was om hen, die in dienst van de overheid waren, onder het geldsysteem
te bezoldigen. Naar mate het volk door de regering collectief werd georganiseerd
en de arbeid zo werd geregeld, dat het algemeen welzijn er mee was gebaat, waren
geen belastinggelden meer nodig, evenmin als er in andere gevallen geld nodig
was. De belastingen verdwenen, toen de Omwenteling het hoogtepunt had bereikt.
Naar gelang het kapitaal en de arbeid van het volk voor publieke doeleinden was
geregeld, werd de belastingdienst stopgezet."
Hoe het overige deel van de bevolking toetrad.
"Het komt me voor,
dat toen wel de tijd moest zijn gekomen, als het niet al eerder was, dat het
volk, dat niet in openbaren dienst was, er sterk op begon aan te dringen,
eveneens te worden aangesteld, teneinde al die goede dingen mee te
genieten." "Natuurlijk was dat
zo," antwoordde de dokter, "en dat werd juist verwacht. Het was de bedoeling,
dat de regering dat zou doen, zodra het genationaliseerde systeem van productie
en distributie in volle gang zou zijn. De reeds eerder aangestelde werkers
dienden slechts als een geschikte kern van verbruikers, die men begon te
voorzien zonder ondertussen meer dan noodzakelijk het evenwicht van de
goederenmarkt te storen. Zodra het systeem in werking was, begon de regering
allen, die zich aanmeldden, in staatsdienst te nemen en hield zij zich niet
langer beperkt tot een uitgezocht aantal werkers. Van die tijd af traden
dagelijks tien tot vijftien duizend "rekruten" toe,
om dienst te nemen in het industriële leger, totdat binnen korte tijd het
gehele volk in openbaren dienst was."
"Het sprak vanzelf,
dat iedereen, die een bezigheid had of een beroep uitoefende, in zijn werkkring
bleef; de arbeidsbeurzen, die toen reeds voorkwamen, regelden de rest. Later,
als alles glad verliep, zou het tijd genoeg zijn voor het aanbrengen van de
gewenste veranderingen en selecties.
"Natuurlijk," zei ik, "werden de werklieden toen het plan van
openbare tewerkstelling tot uitvoering kwam, het eerst in het systeem opgenomen,
terwijl de rijken en welgestelden zich het langst afzijdig
|