"Dit zijn nu de oorzaken van de Omwenteling in Amerika: de eerste, de algemene grondoorzaak, die bestond in het feit, dat nu de volksmassa tot maatschappelijke ontwikkeling was gekomen, hetgeen onweerstaanbaar tot gelijkheid moest voeren en de andere n.1. de plaatse1ijke oorzaken, die alleen voor Amerika golden en die verklaarden, waarom de Omwenteling op een gegeven tijdstip ontstond en waarom het juist dat verloop had. Wij zullen ons met dat verloop bezig houden. "Het
knijpen van de economische schoen, als gevolg van de concentratie van de rijkdom, werd vanzelf het eerst gevoeld door de klasse, die het minste bezat, n.1. de loonarbeiders. De Omwenteling begon met hun opstand.
In 1869 werd in Amerika de eerste grote arbeidersorganisatie gevormd, om aan de macht van het kapitaal weerstand te bieden. De stakingen, die vóór den burgeroorlog plaats hadden, konden met de vingers worden geteld. Voordat de zestiger jaren ten einde liepen, konden ze reeds hij honderden worden geteld. Gedurende de zeventiger bij duizenden en gedurende de tachtiger jaren telden de arbeidsberichten ze bij tienduizenden, waaraan twee of drie miljoen arbeiders deelnamen. Veel van deze stakingen, die over het gehele vasteland waren verspreid, brachten de zakenwereld in volslagen beroering en veroorzaakten algemene paniek. "Onmiddellijk na de opstand van de loonarbeiders, ontstond de boerenopstand, minder onstuimig in zijn uitingen, maar veel ernstiger en met blijvende gevolgen. Het nam de vorm aan van geheime
bonden en openbare politieke partijen, die zich er op toelegden aan de geldmacht weerstand te bieden. Reeds in de zeventiger jaren brachten deze organisaties de staats- en nationale politiek in verwarring. Later vormden zij
de kern van de partij, die de Omwenteling leidde.
'Men kan niet geloven, dat de denkende klasse van je tijdgenoten onverschillig was voor deze tekenen des tijds en de draagwijdte ervan. De redevoeringen, die in het openbaar werden gehouden en de literatuur uit die tijd, weerspiegelden de verwarring en angst, waarmee ernstige mensen vervuld waren als gevolg van de nooit te voren gekende betogingen van ontevredenheid van het volk, de ouderwetse grootspraak met betrekking tot de "Vierde Juli" werd nergens meer in het land gehoord. Allen waren het er over eens, dat republikeinse regeringsvormen, hoe dan ook, niet de belofte en waarborg waren nagekomen, voor wat het volkswelzijn betreft, maar machteloos stonden tegenover het opnieuw uitbreken in de Nieuwe Wereld van de kwalen der Oude Wereld, vooral die van klasse en kastenverschil, waarvan men verondersteld had, dat ze onder de invloedsfeer van een republiek niet konden voorkomen. Iedereen moest toegeven, dat de oude orde van zaken een verandering ten kwade had ondergaan en dit de republiek en alles wat ze voor stond, in gevaar was. Er werd overal dringend betoogd dat dit moest worden voorkomen. Dat een verandering noodzakelijk was, werd door alle partijen, of ze het meenden of niet, verlangd. Maar heus, Julius, ik behoef geen tijd te verspillen je de stand van zaken te vertellen,
want tot 1887 was je er zelf getuige van."
"Het was alles precies zoals u het beschreven hebt: de industriële en politieke strijd en verwarring, het algemene vermoeden, dat alles verkeerd zou lopen en het algemene verlangen naar een of andere hervorming. Maar ik zei vroeger al, dat. ofschoon de toestand onrustbarend genoeg was, alles zo verward en doelloos was, dat ze nauwelijks revolutionair kon worden genoemd. Iedereen was het er over eens, dat er iets niet in orde was in het land, maar geen twee mensen waren het er over eens, wat er eigenlijk verkeerd was en hoe het te verbeteren." "Ja juist," zei de dokter, "onze historici verdelen het hele omwentelingstijdperk vanaf de burgeroorlog of het begin van de zeventiger jaren tot de oprichting van de tegenwoordige orde in de twintigste eeuw, in tweeën, n.l. het onsamenhangende en het doelbewuste tijdperk. Over het eerste hebben wij al gesproken. Het boek van Storiot dat ik heb voorgelezen, handelde daarover. Je was daarvan trouwens grotendeels zelf getuige. Zoals we dan hebben gezien, was het een tijd van verschrikking en beroering, van verwarde en doelloze agitatie, een Babel van tegenstrijdige beweringen. De mensen schopten blindelings in het donker tegen de prikkels van het kapitalisme, zonder ervan bewust te zijn, waartegen zij eigenlijk schopten. Dat weet je zelf nog beter dan wij.
"De twee grote groepen zwoegers: de loonarbeiders en de boeren begrepen geen van beiden duidelijk en volledig de ware toestand en de machten, waarvan zij de slachtoffers waren. Het enige doel van de loontrekkers was om de lonen van arbeiders en handwerklieden naar boven te dwingen en voor goed te handhaven. Ze schenen niet wijzer te zijn geweest dan kinderen. Zij begrepen daarom maar niet, dat de uitwerking van het winstsysteem altijd en onvermijdelijk was, dat het verbruiksvermogen laag bleef en dat daardoor een voortdurende toestand van meer of minder sterke overproductie in goederen en arbeidsmarkten gehandhaafd bleef. Zij begrepen niet, dat niets ter wereld deze toestanden kon voorkomen,
zolang het winstsysteem werd geduld. Evenmin, dat men onder de werking van dat systeem kon verhinderen om de loontrekker tot een zodanig bestaanspeil terug te brengen, dat hij ternauwernood kon leven of zelfs daarbeneden, als de winst
dreigde te verminderen. Eindelijk echter zagen de loontrekkers in, dat zij niet langer hun krachten moesten verspillen aan hopeloze en op zichzelf onbeduidende stakingen, die tegen de kapitalisten waren gericht, doch onmogelijk tot een
afdoend resultaat konden leiden, maar dat zij zich moesten verenigen tot het omverwerpen van het winstsysteem. Anders zou de Omwenteling wel op zich laten wachten en zouden de kapitalisten geen reden hebben, zich ongerust te maken.
"Wat de hoeren aangaat, deze hadden, aangezien zij geen loonarbeiders waren, geen belang bij de plannen, die alleen aan de loontrekkende klasse ten goede zouden komen. Zij namen overigens even onbeduidende maatregelen voor hun klasse, die om dezelfde reden slechts klassenverbeteringen waren en de loonarbeiders van hun kant daarom even weinig belang inboezemden. Hun doel was van de regering gedaan te krijgen, hen te helpen, om hun toestand te verbeteren, aangezien zij, als kleine kapitalisten, onder de druk zaten van de grootkapitalisten, omdat deze het vervoer en de markten van het land beheersten. Alsof door een of andere maatregel, zolang het privékapitalisme werd geduld, het natuurlijke verloop,
dat de kleine kapitalisten door de grote zouden worden verpletterd, zou kunnen worden tegengegaan.
"Zij waren er vooral van overtuigd, dat de oorzaak van hun moeilijkheden hoofdzakelijk, zo niet geheel, lag in het misbruik maken van zekere financiële wetten, die het geld schaars en duur maakten. Wat zij verlangden, als een afdoende verbetering van het bestaande kwaad, was de afschaffing van deze slechte wetten, zodat er meer geld in omloop kwam. Dit zou vooral de boerenstand ten goede komen, om op die manier de rente van hun schulden te verminderen en de prijzen van de producten te verhogen.
"Zonder twijfel werd van het in omloop brengen en munten van het geld en over het algemeen van het geldsysteem van de regering schandelijk misbruik gemaakt door de kapitalisten, met het doel alle goederen van het land op te kopen en in
handen te krijgen. Maar hun misbruik op dit gebied van het economische systeem was niet erger dan hun wijze van doen op enig ander gebied van dat systeem. Hun kunstgreep met het in omloop brengen van het geld was maar één van de
hulpmiddelen om iets vlugger op de rijkdom van het volk beslag te leggen, dan het gevolg zou zijn geweest als ze alleen afhankelijk waren van de wettige exploitatie van pacht, interest en winsten, om zich te verrijken. De beheersing van de geldomloop vormde slechts een deel van hun plan tot onderwerping van het volk en daar dat niet noodzakelijk was, zou het evengoed worden bereikt, als het werd nagelaten.
Het was voor de kapitalisten absoluut niet nodig, om met het geld te goochelen, als ze zich ermee tevreden hadden kunnen stellen om de landerijen en bezittingen van het volk meer op hun gemak op te slokken. Om dit te bereiken, was geen bijzondere vorm van geldcirculatie noodzakelijk en één of ander geldsysteem zou het niet hebben belet. Goud, zilver, papier, duur geld, goedkoop geld, hard geld, slecht geld, goed geld, elke vorm van betaalmiddel van de muntschelp tot de guineas, al deze dingen hebben in de verschillende tijden en landen even goed beantwoord aan de doeleinden van de kapitalist, slechts de bijzonderheden van het spel ondergingen, al naar dat de toestanden waren, een kleine verandering.
"Als de Amerikaanse boer slechts de toestanden buiten zijn land had bekeken, dan zou hij wel overtuigd zijn geweest van de dwaasheid, om de economische ellende, waarin zijn klasse met het volk in zijn geheel was vervallen, toe te schrijven aan een besluit van het congres ten aanzien van de geldcirculatie. In het buitenland zou hij hebben geconstateerd, dat de landbouwbevolking overal in een nog grotere ellende was gedompeld, onafhankelijk van de verschillende
soorten van geldsystemen, die daar golden. "Dat de landbouwers het onderspit moesten delven, was geen nieuw of vreemd verschijnsel in het menselijk gebeuren. Waarom zocht dan de Amerikaanse boer de oorzaak van dit feit in een nieuwe en bijzondere wet, die alleen in Amerika
bestond? In tegendeel, het lot van de landbouwer was in alle eeuwen en overal hetzelfde. Wat nu de Amerikaanse landhouwer bedreigde, was niet anders dan dat, waartoe de landbouwers van alle vroegere generaties en in elk ander deel van de wereld waren veroordeeld. Het was daarom duidelijk genoeg, dat hij de verklaring ervan niet in een of ander plaatselijke samenloop van omstandigheden had moeten zoeken, maar in een algemene, a1tijd en overal werkende oorzaak.
Die algemene oorzaak, die in alle landen en tijden en onder alle rassen zijn uitwerking liet gevoelen, zou hem onmiddellijk duidelijk worden, als hij er de geschiedenis op van had willen lezen. Dan zou hij hebben vastgesteld, dat de bezittende klasse gedurende de ontwikkeling van welke maatschappij ook, de onweerstaanbare neiging had, door pacht, rente en winst, alle rijkdommen van het land naar zich toe te halen en op deze wijze de volksmassa tot economische, sociale en politieke onderworpenheid te verlagen en dat de meest verworpen klasse onveranderlijk de landbouwers waren geweest. Gedurende enige tijd vermocht de bevolking van Amerika en dus ook de boer, dank zij de overgrote mildheid van het maagde1ijke bijna onbewoonde vasteland, de uitwerking van deze algemene wet te ontlopen. Maar het onvermijdelijke lot was nu bezig ook hen te achterhalen. Niets zou in staat zijn dit af te wenden, -behalve het omverwerpen van het systeem van het privé kapitalisme, waarvan dat lot altijd de noodzakelijke uitwerking geweest
was en moest blijven.
De tijd zou ons ontbreken, om de talloze lapmiddelen op te sommen, die door kleinere groepen van hervormers werden voorgesteld voor het verbeteren van de omstandigheden. Men kon hen rangschikken vanaf de voorstanders van het
drankverbod, die het gebruik van bedwelmende dranken als hoofdoorzaak beschouwden van de economische ellende, waarvan de boeren van het westen het meest hadden te lijden, tot die groepen die tot het inzicht kwamen, dat het volk
van godswege werd gekastijd, omdat de drie-eenheid niet formeel in de grondwet was erkend. Natuurlijk betrof dit personen, die er ongewone denkbeelden op nahielden.
Maar zelfs diegenen, die erkenden, dat de concentratie van rijkdom de oorzaak was van alle ellende, konden maar niet inzien, dat die concentratie het natuurlijke gevolg was van het privé kapitalisme en dat het niet mogelijk was, dit, of welke andere gevolgen ervan ook, te verhinderen, als niet een einde werd gemaakt aan het privé kapitalisme zelf.
"Zoals kon worden verwacht, bleven de pogingen van verzet, die even slecht doordacht waren als de betogingen van de loonarbeiders en de boeren, om maar niet te spreken van de vele kleine sekten van zogenaamde hervormers gedurende het eerste stadium van de Omwenteling, zonder uitwerking. De grote arbeidersorganisaties, die zich kort na de burgeroorlog vormden, toen de noodzakelijkheid werd gevoeld, om zich te verenigen, teneinde aan het juk van het geconcentreerde kapitaal weerstand te kunnen bieden, hadden na een vijfentwintigjarige strijd hun volkomen onvermogen bewezen, om de toestand van de werkman te handhaven, laat staan die te verbeteren.
Gedurende dat tijdperk is melding gemaakt van tien a vijftien duizend stakingen en uitsluitingen. Maar het resultaat van deze over een lange tijd uitgerekte industriële burgeroorlog heeft de domste werkman overtuigd van de hopeloosheid zich door klassenstrijd of organisatie een verbetering van zijn lot te verzekeren, die iets te betekenen had, als het al niet een verbetering was, die later weer te niet werd gedaan. Na al dit voorbeeldloze lijden en strijden, waren de loonarbeiders er slechter aan toe dan ooit. Het andere deel van de oproerige massa, de boeren, kon evenmin enig goed gevolg boeken in zijn verzet tegen de geldmacht. Hun verenigingen hadden beweerd, ofschoon zij over miljoenen leden en stemmen beschikten. zo mogelijk nog onmachtiger te zijn, dan de organisaties van de loonarbeiders, om hun leden te helpen.
Zelfs als hun acties schijnbaar met succes werden bekroond en zij er in slaagden zich van staatsbescherming te verzekeren, bleek hen, dat de geldmacht het steeds klaar speelde, hun pogingen door indirecte invloeden te verijdelen en
hun schijnoverwinningen in appels van Sodom te veranderen, die as werden in de handen van hen, die ze wilden plukken. openbare gepraat over wat er toch gedaan moest worden? Absoluut niets. Als er kleine verbeteringen waren aangebracht, dan waren daarentegen toch de euvels, waartegen die verbeteringen waren gericht, sterk toegenomen. Als in 1873 de macht van de plutocratie als de pink van een man was, dan was de macht in 1895 dikker dan zijn lendenen. Als men zou willen
afgaan op uiterlijke en oppervlakkige aanwijzingen, dan
"Wat was er in feite na vijfentwintig jaar terecht gekomen van al het angstige en zou men, dat was zeker, zeggen, dat de strijd tegen het volk tot hiertoe gestadig, vlug en hopeloos ten ongunste van het volk zou eindigen en dat de
Amerikaanse kapitalisten, die miljoenen besteedden, om adellijke titels voor hun kinderen te kopen, wijzer waren in hun tijd dan de kinderen van het licht en betere beoordelaars van de toekomst. "Ondertussen zou men zich niet meer hebben vergist dan met deze gevolgtrekking. Gedurende de tientallen jaren van schijnbaar onveranderlijke misslagen en
rampen, toch had de omwentelingsbeweging zulke vorderingen gemaakt om het privé kapitalisme omver te werpen, dat dit voor logisch denkende mensen de volkomen overwinning moest voorspellen in de naaste toekomst."
"In welk opzicht waren er dan zulke vorderingen gemaakt?" zei ik. "Ik begrip er niets van."
'In het ontstaan van de ware stemming onder de volksmassa." antwoordde de dokter.
"In het voorbereiden van de volksgeest op de enige manier, waarop dit kon geschieden n.1. door het programma te aanvaarden van een radicale verandering van de grond af aan de organisatie van het economische stelsel. Een grote
omwenteling, dat moet je niet vergeten, die grondig een vorm van samenleving heeft te veranderen, moet een geweldige morele kracht verzamelen en een overstelpend gewicht van rechtvaardiging achter zich hebben, voordat zij kan
beginnen.
"De methoden, waardoor deze opeenhoping van energie is tot stand gekomen, zijn helemaal niet zo opvallend als de gebeurtenissen van het daaropvolgende tijdperk, toen de omwentelingsbeweging een onweerstaanbare voortstuwende kracht
had gekregen en de hinderpalen, die haar zo lang hadden tegengehouden, als stro wegvaagde, om haar kracht en omvang ten slotte nog te verhogen. Maar voor hen, die van dit tijdperk van voorbereiding een studie maken, biedt het een veel
interessanter veld van onderzoek, waar veel meer van afhing. Het was voor het Amerikaanse volk absoluut nodig, dat het niet alleen door overtuiging er toe moest worden gebracht ernstig na te denken, alvorens tot een zo ingrijpende
omwenteling over te gaan, als die van de vervanging van het privé door het openbaar kapitalisme. Ook door overvloedige, bittere ervaring en overtuigende doelmatige lessen, moest het volk inzien, dat er geen medicijn voor het verhelpen van de euvels van de tijd zou baten, als het niet een ingrijpend of grondig geneesmiddel zou zijn. Het volk moest door talloze ondervindingen leren inzien, dat het privé kapitalisme zich zo had ontwikkeld, dat elke blijvende verbetering was, voordat men wilde luisteren naar het voorstel, aan dat stelsel zelf een einde te maken. Deze pijnlijke, maar noodzakelijke ondervinding deed het volk gedurende de eerste tientallen jaren van de strijd op.
'De talloze nederlagen, teleurstellingen en mislukkingen, die het gedurende de zeventiger, tachtiger en het begin van de negentiger jaren, moest ondergaan bij de poging om de geldmacht te beteugelen en te hervormen, droegen veel meer tot
de grootse en volkomen uiteindelijke overwinning van het volk bij, dan menig incidentele overwinning zou hebben gedaan. Het was inderdaad nodig, dat al deze dingen zouden gebeuren, om de Omwenteling te kunnen volvoeren. Het was nodig, dat het stelsel van individuele en klassenterreur, dat privé kapitalisme werd genoemd, de beker van zijn ongerechtigheden tot de rand toe zou vullen en volledig zou laten zien, waartoe het in staat was, als onverzoenlijk tegenstander der democratie, als vijand van het leven, de vrijheid en het menselijk geluk, om die stuwkracht te verzekeren voor de komende omwenteling, die nodig was om de volkomen en uiteinde1ijke omverwerping te waarborgen. Omwentelingen, die te vroeg beginnen, eindigen te vroeg. Het welzijn der mensheid verlangde, dat deze omwenteling niet eerder zou eindigen, noch rusten, dan dat het laatste spoor van het systeem vernietigd was, waardoor mensen zich door toepassing van economische middelen macht aanmatigden over leven en vrijheid van hun medemensen. "Geen smaad en onderdrukking, noch enig vertoon van gewetenloze roofzucht en het voor geld misbruik maken van de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht, noch een enkele traan van schaamte van de patriot om de ontbering van zijn nationale naam en de slag van de knuppel van de politie, ja geen kogel of bajonetstoot van de soldaten, had daartoe gemist kunnen worden.
Niets dan juist die leerschool van mislukking, teleurstelling en nederlaag van de eerste hervormers kon het volk tot het inzicht brengen, dat het stelsel van het privé kapitalisme in zijn bestaan moest worden aangetast en dat die
aantasting niet moest worden beperkt tot sommige van zijn bijzondere uitingen.
"Wij berekenen het begin van het tweede gedeelte van de Omwenteling, waaraan wij de naam geven van doelbewust tijdperk, van de tijd af, toen er bij een aanzienlijk deel van het volk een klaar begrip ontstond over het ware karakter van de strijdvraag of de mensenrechten zouden overwinnen, dan wel het beginsel van onverantwoordelijke macht, belichaamd in het privé kapitalisme. Als de mensenrechten zouden overwinnen zo was verder de vraag zou dan het resultaat zijn het instellen van een geheel nieuw economisch systeem, gebaseerd op de publieke controle in het algemeen belang over het productie- en distributieapparaat, welke controle tot nu toe was overgelaten aan het privé beheer?"
"Van af welke tijd beschouwt u, dat de omwentelingsbeweging overging van het onsamenhangende naar het doelbewuste stadium ?' Vroeg ik. "Natuurlijk," antwoordde de dokter, "ontstond er geen plotselinge verandering in het wezen van de beweging, maar er brak alleen een nieuwe geest en inzicht baan. De verwarring, het gebrek aan samenhang en de kortzichtigheid van de eerste periode duurden nog voort, toen er een meer logische geest en doelmatiger ideaal begon te verschijnen. Maar wij schatten, dat men vanaf het begin van de negentiger jaren doelbewuster te werk ging en dat toen een aanvang werd gemaakt met de ontwikkeling van het vormloze verzet tegen ondraaglijke toestanden tot een logische doelbewuste overgang naar de tegenwoordige orde."
"Het schijnt, dat ik dat juist heb misgelopen." "Ja," antwoordde de dokter, "als je in staat was geweest nog een paar
jaartjes wakker te blijven, dan zou ons industriële stelsel en vooral de economische gelijkheid, waarvoor en waardoor dit stelsel bestaat, je niet zó hebben verrast. Want binnen enkele jaren na je verondersteld overlijden, werd
van het ene eind van Amerika tot het andere de mogelijkheid besproken, of zo'n sociale orde het resultaat zou zijn van de bestaande crisis.
"Natuurlijk," vervolgde de dokter, "is het denkbeeld van een economisch stelsel als een geheel, dat de inspanning van allen rangschikt en regelt voor het gemeenschappelijk welzijn, hetwelk de basis vormt van de moderne staat, zo oud als de wijsbegeerte. Als theorie bestond het tenminste al sedert Plato.
Niemand weet of het niet nog eerder was geuit, want dat denkbeeld behoort tot het soort, dat het meest natuurlijk is en voor de hand ligt. Maar een volksregering was onmogelijk, voordat de wereld door verspreiding van kennis rijp werd gemaakt voor het verwezenlijken van een dergelijke vorm van samenleving. Tot die tijd moest dat denkbeeld, evenals de ziel, wachten op een passende incarnatie en dus zonder maatschappelijke vorm blijven. Zelfzuchtige heersers dachten aan de volksmassa slechts als middel. om eigen grootheid te vermeerderen. Voor het geval ze werkelijk belang hebben gesteld in een nauwkeuriger regeling van de industrie; was dat alleen met het doel, om daarvan het middel te maken voor een nog grotere overheersing. Niet vóórdat de volksmassa zelf bevoegd was om de leiding ter hand te nemen, was een ernstige
politieke campagne mogelijk of wenselijk voor een economische organisatie op coöperatieve
basis. Met de eerste tekenen van een democratische geest in Europa, begon men
ook in alle ernst te spreken over de mogelijkheid van een dergelijke sociale
orde. Reeds tegen het midden van de negentiende eeuw was deze campagne in de
Oude Wereld, voor hen die scherp konden zien, een van de tekenen des tijds. Maar
met uitzondering van de korte en ontijdige sociale experimenten in de veertiger
jaren, was Amerika tot zover geheel onverschillig gebleven voor de Europese
beweging.
Ik behoef zeker niet te herhalen. dat de reden natuurlijk gelegen was in het
feit, dat de economische toestanden in Amerika meer bevredigend voor de
volksmassa waren dan ooit te voren, ergens elders in de wereld. De
individualistische methode, die ieder zichzelf een levensonderhoud verschafte,
had zo goed aan het doel beantwoord, dat men onverschillig bleef voor andere
methoden. De machtige drijfveer, die nodig was, om de trage en aan gewoonten
gebonden geesten van de massa op te wekken en haar belang te laten stellen in
een nieuwe reeks radicale denkbeelden, ontbrak. Zelfs gedurende het vroege
stadium van de omwentelingsperiode was het onmogelijk, zich een gehoor te
verschaffen voor ideeën over een nieuwe economische orde, die Europa al in
beroering brachten. En het was niet eerder dan tegen het einde van de tachtiger
jaren, toen de absolute en belachelijke mislukking van twintig jaren wanhopige
inspanning om de misbruiken van het privé kapitalisme te veranderen, dat het
Amerikaanse volk erop voorbereid was, ernstig aandacht te schenken aan het
denkbeeld, het geheel zonder kapitalisten te stellen door een openbare regering
van de industrie, op dezelfde wijze als andere gemeenschappelijke zaken in het
algemeen belang werden geregeld.
"De twee grote punten van het omwentelingsprogramma: het beginsel van
economische gelijkheid en een genationaliseerd industrieel stelsel, als middel
en waarborg hiervoor, pasten in het bijzonder voor het Amerikaanse volk, zodat
het die begrijpen en waarderen kon. Rechtsgeleerden hadden een grondwet voor de
Verenigde Staten samengesteld, maar de ware Amerikaanse grondwet, die de
Amerikanen in het hart geschreven was, bleef nog altijd de onsterfelijke
"Verklaring van Onafhankelijkheid', met de stelling van de onaantastbare
gelijkheid van alle mensen. Wat de nationalisatie van de industrie betreft,
die natuurlijk een reeks van gevolgen zou hebben en de gehele maatschappij
zouden veranderen, was het beginsel, waarop het plan was gegrond en dat met het
rechtvaardigheidsgevoel strookte, voor het Amerikaanse volk in geen enkel
opzicht nieuw. Zij was in tegendeel slechts een logisch gevolg van het begrip
van de zelfregering van het volk, waarop het Amerikaanse systeem was gebaseerd.
Maar de toepassing van dit systeem van zelfregering op de regering van de
economische administratie, was inderdaad een gebruik ervan, dat nieuw was in de
geschiedenis. Het lag echter zo geheel en vanzelfsprekend in het begrip opgesloten,
dat elke rechtgeaarde met gezond verstand begaafde democraat, toen het werd
voorgesteld, verrast had moeten zijn, dat zo'n eenvoudige gevolgtrekking van
het denkbeeld van de volksregering niet al eerder was erkend. De apostelen van
een collectieve administratie van het economische systeem in het algemeen
belang hadden in Europa een tweevoudige taak. In de eerste plaats hadden zij de
leerstelling te verkondigen van het recht van het volk, om zichzelf te regeren
en in de tweede plaats de economische toepassing te leren van dat recht. Voor de
Amerikanen evenwel was het alleen nodig aan te tonen, dat het reeds lang
aanvaarde beginsel van het recht van het volk, zichzelf te regeren, een vanzelfsprekende
toepassing miste, die tot dusver over het hoofd was gezien. "Het aanvaarden van
het nieuwe ideaal betekende niet alleen, dat men een verandering in een
bijzondere richting wilde, maar een absolute verandering ook van de
omwentelingsbeweging. Tot nu, toe had men alleen gepoogd weerstand te bieden aan
de door de kapitalisten opgelegde economische toestanden. Men trachtte oude
economische toestanden toen nog, zoals vóór de burgeroorlog vrije
concurrentie bestond, weer te doen herleven. Deze pogingen waren vanzelfsprekend
hopeloos. De economische veranderingen, die plaats hadden, waren immers niet
anders dan de natuurlijke verdere ontwikkeling van alle soorten van privé
kapitalisme. Zolang het systeem behouden bleef, kon men zich tegen de
uitwerking daarvan niet met vrucht verzetten. "Voorwaarts!" was het nieuwe
wachtwoord. Vecht vooruitgaande, niet achteruitgaande. Marcheer met de gang van
de economische ontwikkeling mee en niet er tegen in. Het systeem van
Concurrentie kan nooit meer hersteld worden. Het is het ook niet waard,
aangezien het hoogstens een onzedelijk en verkwistend systeem, een brutaal
vechten om het bestaan is geweest. Nieuwe strijdvragen verlangen nieuwe
antwoorden. Het is ijdel het stervende systeem van concurrentie tegen de jonge
reus van liet private monopolie te laten vechten. Laat het liever een
tegenstander vinden in de nog grotere reus van het openbaar monopolie. De
consolidatie van zaken in het belang van enkelingen moet zich meten met de
grotere consolidatie in het algemeen belang, de trust en het syndicaat met de
gemeente, de staat en het land. Het kapitalisme moet zich meten met het
nationalisme. De kapitalisten hebben
het concurrentiesysteem gedood.
Tracht niet het weer in
het leven te roepen. Weest hen dankbaar voor de daad, al is het dan niet voor
het motief ervan. Gaat niet van het werk om een oud dorp van hutten weer op te
bouwen, maar bouwt op de ontruimde plaats de tempel waar de mensheid zo lang
op heeft gewacht.
"In het licht van deze nieuwe leringen begon het volk in te zien, dat de
ellendige toestand, waarin de republiek was komen te verkeren, slechts de nauwe,
onvriendelijke voorhof was van een toekomst van algemeen welzijn en geluk,
zoals alleen de Hebreeuwse profeten in staat waren met sterke kleuren te
schetsen. Door deze nieuwe zienswijze werd de strijdvraag, die gerezen was
tussen het volk en de plutocratie, niet beschouwd als een vreemde,
onverklaarbare of betreurenswaardige gebeurtenis, maar a]s een noodzakelijk
stadium in de ontwikkeling van de democratische maatschappij, om van een lager
naar een onvergelijkelijk hoger plan te stijgen. Het was dus een strijd, die verwelkomd
moest worden en niet uit de weg gegaan, een strijd dus, die noodzakelijk plaats
moest hebben en niet ontweken moest worden, aangezien de uitkomst met de
bestaande menselijke verplichte denkbeelden en het democratisch gevoel, dat in
de wereld heerste, niet twijfelachtig kon zijn. Langs een weg, die leidde vanaf
de onvruchtbare lage landen, waar ontbering en armoede heerste, maar omhoog over
een steile heuvel, moest elke republiek moeizaam stijgen. En daar waar de
steilte te boven was gekomen en men verwachtte, dat vruchtbare hooglanden van
welvaart en voorspoed zich zouden vertonen, stond een sfinx, die het volgende
raadsel opgaf: "Hoe zal een staat ingericht moeten zijn, als men de
democratische gelijkheid wil behouden en de rijkdom wil laten toenemen?'
Eenvoudig genoeg, zou het antwoord geweest zijn. Want alleen dit antwoord was
nodig, dat het volk het economische systeem zoo regelde, dat de rijkdom gelijk
verdeeld werd en in geen enkel opzicht de economische gelijkheid van de mensen
zou aantasten. De grote rechtvaardigheid van economische gelijkheid is de bron
van het eeuwige politieke leven der volkeren, zodat een volk eeuwig zal blijven
bestaan als het ervan drinkt. Toch kon geen republiek vroeger het raadsel
oplossen, zodat de top van de heuvel wit was van doodsbeenderen en geen
republiek het overleefde, om het gelukkige land binnen te gaan, maar nu was de
tijd gekomen, dat het menselijk verstand zich zo had ontwikkeld, dat het
raadsel, zo dikwijls opgegeven en nooit beantwoord, geraden werd. De sfinx werd
uit de weg geruimd en de weg voor altijd bevrijd voor alle volkeren.
"Het was deze grondtoon van volmaakte zekerheid, vertrouwen. en grenzenloze
hoop, die het nieuwe plan kenmerkte. Het was des te indrukwekkender en
verheffender door zijn contrast met het wezenloze pessimisme van hen, die het
kapitaal aanhingen aan de ene kant en met de bekrompen doeleinden,
klassenbelangen, kortzichtigheid en schroom van die hervormers, die het tot nu
toe hadden tegengewerkt, aan de andere kant.
"Men zou zo denken, dat een leerstelling van zo'n indrukwekkende kracht en
schoonheid, die zoveel goeds beloofde aan hen, die gebrek leden, het gehele volk
in korte tijd zou samenvoegen, om haar te steunen. Dat zou ook werkelijk zijn
gebeurd, als de leiding en inrichting van openbare voorlichting in banden waren
geweest van de hervormers of in onpartijdige handen, in plaats van, zoals het
was, bijna geheel in handen van de kapitalisten. In vroegere tijden
vertegenwoordigden de dagbladen niet zulke grote geldbeleggingen, omdat ze maar
eenvoudige zaken waren. Daarom stonden ze ook nader tot het volk en vertegenwoordigden
ze waarschijnlijk ook de gevoelens van het volk. In het laatste gedeelte van de
negentiende eeuw echter had een nieuwsblad met een grote verspreiding een
groot kapitaal nodig en zo waren de belangrijke kranten van het land in het
bezit gekomen van de
kapitalisten en vertegenwoordigden zij sindsdien dus ook hun belangen. Behalve
wanneer de kapitalisten, die het toezicht hadden op de dagbladen, zelf
achtenswaardige mannen waren, stonden ze aan de zijde van de bestaande orde van
zaken en waren ze dus tegen de omwentelingsbeweging. Deze bladen legden beslag
op de instellingen, die de openbare berichten verzamelden en verspreidden. Zij
oefenden aldus vanzelf censuur uit, die bijna dezelfde uitwerking had als in
dien tijd de censuur in Rusland en Turkije over het grootste gedeelte van de
berichten, die voor het volk bestemd waren.
"Niet alleen de pers, maar ook het godsdienstonderwijs van het volk stond onder
toezicht van de kapitalisten. De kerken werden door de rijken en gegoeden, een
tiende van de bevolking, ondersteund en waren, tot hun schande, afhankelijk
van hen t.o.v. de middelen om hun arbeid te kunnen voortzetten en uitbreiden. De
universiteiten en inrichtingen van hoger onderwijs waren op dezelfde wijze met
gouden ketenen voor de plutocratische wagen gespannen. Zij waren, evenals de
kerken, voor hun ondersteuning en welvaart afhankelijk van de liefdadigheid van
de rijken en het zou dus zelfmoord geweest zijn hen te beledigen. Bovendien
waren de rijken en gegoeden van de bevolking de enige klasse, die het zich kon
veroorloven hun kinderen naar inrichtingen van hoger onderwijs te zenden. Zij
gaven er natuurlijk de voorkeur aan, hen naar die scholen te zenden, die
leerstellingen onderwezen, aangenaam voor en in het belang van de bezittende
klasse.
"Als de hervormers in het bezit waren geweest van de pers, de kansel en de
universiteit, die onder toezicht stonden van de kapitalisten, en door middel
daarvan hun leerstellingen in het hart, de geest en het geweten van het volk
hadden kunnen planten, zouden ze het land binnen een maand volkomen hebben
bekeerd.
"Zij voelden, hoe snel zij hun doel zouden naderen, als zij het volk maar
konden bereiken en het was te begrijpen, dat ze zich zeer ergerden over de
vertraging, die hun werk ondervond, daar ze moesten toezien dat de mensheid
dagelijks opnieuw werd gekruisigd en dagelijks grenzenloze kwellingen had te
ondergaan, terwijl zij wisten, dat dit niet nodig was. Wij zouden in hun plaats
even ongeduldig geweest zijn en even als zij uitgeroepen hebben: "Hoe lang nog,
o God, hoe lang nog?" Aan deze mensen moet het hebben toegeschenen, dat iedere
dag van uitstel van de grote bevrijding een eeuw was. Daar ze in het tumult van
ontelbaar kleine gevechten waren betrokken, was het even moeilijk voor hen als
voor soldaten in de oorlog, om een overzicht te hebben over strijd van de
machten en hoe die uiteindelijk zou worden beslist. Voor ons schijnt dit, als we
terugzien op de snelheid van de uitwerking van het omwentelingsplan op de
Amerikanen in de negentiger jaren, bijna een wonder. Over het eindresultaat
bestond nooit de minste twijfel.
"Zo ongeveer vanaf het begin van de tweede periode van de omwentelingsbeweging
ziet men, hoe de toenmalige literatuur zeer sterk en met een nieuwe geest van
grondig verzet de onrechtvaardigheid van de sociale orde begint te
weerspiegelen. Niet alleen in degelijke tijdschriften en boeken, die over de
vragen van de dag handelden, maar ook in verhalen werd de kwestie van
maatschappelijke hervorming dringend en op de voorgrond gesteld. De verspreiding
van sommige van deze boeken, die een grondige sociale hervorming voorstonden,
was enorm en was op zichzelf reeds een aanwijzing, dat de Omwenteling op komst
was. De antislavernij beweging had maar één "Slavenhut van oom Tom", de
antikapitalistische beweging had er vele.
"Van bijzondere betekenis was de eensgezindheid en geestdrift, waarmee de
landbouwdistricten van het verre Westen de nieuwe leer van een nieuw economisch
systeem van gelijkheid verwelkomden. Vroeger waren de regeringen altijd
voorbereid geweest op revolutionaire woelingen onder de proletarische
loontrekkers van de steden en zij hadden altijd gerekend op de sterk behoudende
geest van de boeren als bondgenoten, om de ontvlambare handwerkslieden te
bedwingen. Maar in deze Omwenteling waren het de landbouwers, die in de
voorhoede stonden. Dit feit afleen al was voldoende om het vlugge verloop en de
zekere uitslag van de strijd te voorspellen. In het begin van de strijd hadden
de kapitalisten hun reserve verloren.
"De omwentelingsbeweging kwam eerst op de voorgrond op politiek gebied, zo
ongeveer in het begin van de negentiger jaren. Gedurende twintig jaren na het
einde van den burgeroorlog bepaalden de nog voortlevende vijandigheden tussen
Noord en Zuid hoofdzakelijk de partijrichtingen. Dit feit, tezamen met het
gebrek aan overeenkomst voor een duidelijk omschreven politiek optreden, had tot
nu toe de menigte, ontevreden over de industriële toestanden, belet, enige in
het oog lopende politieke demonstratie op touw te zetten. Maar tegen het einde
van de tachtiger jaren maakte het verdwijnen van het gevoel van bitterheid
tussen Noord en Zuid de mensen vrij, zich te scharen tot een nieuwe strijd, die
sedert de burgeroorlog begon te dreigen. Een niet te onderdrukken botsing in de
naaste toekomst, de worsteling op leven en dood tussen democratie en
plutocratie, tussen mensenrechten en de terreur van het kapitaal in
onverantwoordelijke handen.
"Ofschoon men vroeger in Amerika nooit goedgunstig in overweging had genomen
of zelfs er over had willen nadenken, om economische ondernemingen onder
publieke leiding te plaatsen van daarvoor gekozen ambtenaren. ontstonden er
reeds in 1890, onmiddellijk nadat het plan daartoe ter sprake was gekomen,
politieke partijen ,met een grote aanhang, die de toepassing ervan, vooral in
belangrijke takken der industrie, voorstonden. In 1892 bestond in bijna alle
staten een partij, die een miljoen stemmen behaalde en eiste, dat ten minste de
spoorwegen, post en telegrafie, banken en andere gemonopoliseerde bedrijven
zouden worden genationaliseerd. Twee jaren later kon deze partij een grote
vooruitgang boeken en in 1896 werd haar politiek programma in beginsel
aangenomen door een van de grote historische partijen van het land en het volk
was over deze strijdvraag bijna gelijk verdeeld."
"De schrik, die deze betoging van kracht van de partij van sociale
ontevredenheid veroorzaakte onder de bezittende klasse, schijnt ons nu vrij
merkwaardig, aangezien haar eisen, ofschoon die menig kapitalistisch misbruik
aanvielen, toch niet direct het beginsel van private beschikking over het
kapitaal, als wortel van het hele sociale euvel, aantastten. Wat de kapitalisten
zelfs meer verontrustte dan bepaalde voorstellen van sociaal opstandigen, waren
zonder twijfel de bewijzen van een uitgesproken verbittering van het volk
tegenover hen en hun handelingen, hetgeen betekende, dat wat ze nu verlangden,
alleen een begin was, van wat ze later zouden eisen. De antislavernij partij was
niet begonnen de afschaffing van de slavernij te verlangen, maar alleen een
beperking ervan. Dit misleidde de slavenhouders echter niet ten aanzien van de
draagwijdte van het nieuwe politieke voorspel. De kapitalisten zouden in hun
geslacht minder wijs geweest zijn dan hun voorgangers, als ze niet in de
politieke toestand het begin hadden gezien van een botsing tussen hen en het
volk, tussen de massa en de klasse, zoals men het toen uitdrukte, hetgeen
dreigde een economische en maatschappelijke revolutie te worden in de naaste
toekomst."
"Het schijnt mij toe," zei ik, "dat in dit stadium van de
Omwentelingsbeweging, de Amerikaanse kapitalisten, die in staat waren de
toestand objectief te overzien, de noodzaak moesten begrijpen om toe te geven,
als ze althans enige van hun voorrechten wilden behouden."
"Als ze dat zouden hebben gedaan," antwoordde de dokter, "dan zou dat de
eerste weldaad zijn geweest van een terreur, die in tegenwoordigheid van een
opkomende revolutionaire vloed de kracht ervan kende of overwoog om aan de
nieuwe eisen van de tijd, vóórdat het voor altijd te laat was, toe te geven
Maar weet je, tyrannen zijn altijd materialisten, terwijl de krachten, die
achter grote revoluties staan, moralisten zijn. Daardoor kunnen tyrannen nooit
hun lot vooruit zien, tot het niet meer af is te wenden."
"We moeten gauw beginnen ons gereed te maken," zei Edith. "Ik zou niet graag
willen, dat Julius de openingsscčne zou missen."
"We hebben nog we! even de tijd," zei de dokter. "Aangezien ik, zonder het
te willen, er toe gekomen ben een overzicht te geven van het verloop van de
Omwenteling, moet ik nog een woordje zeggen over de toeneming van de geestdrift
van het volk en de latere fazen van de omwentelingsbeweging, die juist in het
stuk, dat wij gaan zien, worden vertoond."
"Je moet dan weten, Julius, dat er velen waren, die, hoewel ze geloofden, dat
een systeem van coöperatie wel eens de plaats moest innemen van het privékapitalisme
in Amerika en overal elders, toch verwachtten, dat dit een langzame en
geleidelijke ontwikkeling zou zijn, die zich waarschijnlijk over tientallen
jaren, zo niet over een halve eeuw of meer, zou uitstrekken. Dit was zeker het
meer algemene oordeel. Maar zij, die deze mening waren toegedaan, hadden niet
gerekend op de geestdrift van het volk, dat de beweging zelf in handen zou nemen
en deze onweerstaanbaar zou voortdrijven van het ogenblik af, dat het
vooruitzicht van haar gunstig verloop voor de volksmassa zo goed als zeker was.
Toen aan het volk voor het eerst het plan werd voorgelegd van een
genationaliseerd industrieel systeem met een gelijke verdeling van de
uitkomsten en de belofte van de verdwijning van armoede en het heersen van
algemene welvaart, belette ongetwijfeld juist de grootsheid van het vooruitzicht
der redding het volk om dat plan te aanvaarden. Het scheen te mooi om waar te
zijn. Met moeite was de door en door rampzalige volksmassa, die aan een toestand
van hopeloosheid gewend was, in staat geweest te hopen, dat er in de hemel geen
armen zouden zijn. Maar de mogelijkheid, dat nu hier op aarde, in het Amerika
zoals het was, zo'n aards paradijs zou worden opgericht, was te schoon om te
geloven.
"Maar langzamerhand, toen de propaganda der Omwenteling de absolute zekerheid
verspreidde van de klare en onomstotelijke gronden, waarop dat alles berustte
en voorts de toenemende krachten van de omwentelingsbeweging de meest ongelovige
overtuigde, dat het uur der zegepraal weldra zou slaan, begon de hoop van de
menigte in vertrouwen te veranderen en dat vertrouwen vlamde op in een
onweerstaanbare geestdrift. De grootsheid van de belofte, die hen vroeger
schrik aanjoeg, bracht hen nu in vervoering. Een vurig verlangen dat heerlijke
land binnen te gaan, bezielde de massa, zodat men ten slotte elke dag, ja zelfs
elk uur van uitstel, ondragelijk vond. De jongeren zeiden: Laten wij ons
haasten, om het beloofde land in te gaan, zolang wij nog jong zijn, opdat we
mogen ondervinden wat werkelijk leven is. De ouderen zeiden: Laat ons binnen
gaan voordat wij sterven, zodat wij onze ogen in vrede sluiten, wetende, dat het
onze kinderen na ons goed zal gaan. De leiders en wegbereiders van de
Omwenteling, die vele jaren het volk. dat over het algemeen onverschillig en
ongelovig was, hadden aangespoord en toegesproken, werden nu opgeheven en
gedragen door een machtige golf van geestdrift, welke voor hen niet mogelijk was
te onderdrukken en moeilijk te beteugelen, als de weg niet zo duidelijk
zichtbaar was geweest.
En om de kroon op alles te zetten, alsof de gemoederen niet al genoeg
overspannen waren, kwam nog de grote bezieling, die deze geestdrift met
godsdienstige ontroering vervulde."
'In mijn tijd waren er ook van tijd tot tijd godsdienstige oplevingen. die
zich soms sterk uitbreidden. Was het iets dergelijks?"
"Nauwelijks," zei de dokter. "De grote bezieling was een vloedgolf van
geest-vervoering voor sociale, niet voor persoonlijke redding, voor het op
richten in broederliefde van het Koninkrijk Gods op aarde, waarvoor we moesten
streven en werken, zoals Jezus van ons verlangde. Het was het algemeen ontwaken
van het Amerikaanse volk in de laatste jaren van de vorige eeuw tot het diep
zedelijke en waarachtig godsdienstige karakter van de beweging, die een
industrieel systeem verlangde, dat de economische gelijkheid van alle mensen zou
waarborgen.
'Er kon zeker niets meer
vanzelfsprekend zijn dan juist de christelijke inspiratie van het denkbeeld
van die waarborg. Het had niets
anders voor ogen dan de woordelijke vervulling van Jezus lering, op het gehele
maatschappelijke gebied, dat ieder evenveel zorg moet dragen en zijn best moet
doen voor het welzijn van een ander als voor zichzelf. Het eerste gevolg daarvan
moest natuurlijk zijn, het streven naar een gelijke stoffelijke voorziening
voor allen, als eerste voorwaarde voor algemeen welzijn. Men zou werkelijk
denken, dat een volk, dat in naam christelijk was en enige kennis van het Nieuwe
Testament had, niemand nodig zou hebben, hun dat te vertellen, maar onmiddellijk
bij het eerste voorstel van het plan van de omwentelingsbeweging zou hebben
bemerkt, dat het een vertolking van de gouden regel was op economisch en
politiek gebied. Men zou hebben gezegd, dat, wat ook de andere leden van de
maatschappij mochten doen, de goed gelovige christenen dadelijk tezamen zouden
zijn gestroomd, om een dergelijke beweging, met heel hun hart, ziel en geest,
uit alle macht te steunen. Maar dat ze zolang talmden dit te doen, was alleen te
wijten aan de verkeerde lering van mensen, die boven alle anderen de
bijzondere plicht hadden, om tot deze daad aan te zetten, n.l de christelijke
geestelijkheid."
"Voor vele eeuwen, bijna vanaf het begin van de christelijke jaartelling,
hadden de kerken zich afgewend van het christelijke ideaal, een Koninkrijk Gods
op aarde te verwezenlijken door het aanvaarden van de wet van wederzijdse
hulpvaardigheid en broederliefde. Terwijl ze de hernieuwing van de menselijke
samenleving in deze wereld als een hopeloze zaak opgaven, had de geestelijkheid
in naam van de Schepper van het "Onze Vader" het volk onderwezen, Gods wil
niet te verwachten op aarde. In lijnrechte tegenstelling met Jezus' houding
ten opzichte van de maatschappij, die slecht en verdorven was en noodzakelijk
moest worden veranderd, hadden de geestelijken zich opgeworpen als het bolwerk
en de verdedigers van de bestaande maatschappelijke en politieke instellingen
en oefenden zij al hun invloed uit, om het volk in het streven naar meer
rechtvaardige en gelijke toestanden, te ontmoedigen. In de oude wereld waren
de priesters de voorvechters en verdedigers geweest van macht en
bevoorrechting tegen elke poging naar vrijheid en gelijkheid. In het beletten
van het opwaarts streven van het volk, hadden de koningen en keizers de
geestelijkheid altijd nuttiger dienaars gevonden dan soldaten en politie. In de
Nieuwe Wereld had het koningschap, in de acte van abdicatie afgeschaft, zijn
scepter achter zijn rug om aan het kapitalisme doorgegeven en ook toen hadden de
geestelijken hun aanhankelijkheid overgedragen op de geldmacht. Zoals ze
vroeger het goddelijke recht der koningen om over hun medemensen te heersen,
hadden verkondigd, preekten zij nu het heilige recht van hen, die in het bezit
waren van opgehoopte of geërfde rijkdommen, om anderen te beheersen en te
gebruiken en de plicht van het volk zich zonder morren te onderwerpen aan het
uitsluitende recht van de rijken, zich alle goede dingen toe te eigenen."
"De historische houding van de kerken als voorvechters en verdedigers van
macht en privileges, in strijd met alle menselijke rechten en het begrip van
gelijkheid, is a1tijd bij elk revolutionair keerpunt een ontzaglijk schandaal
geweest ten koste van de eerbied en de aanhang van het volk. Wat nu dit
dreigende keerpunt betreft, zou het er van afhangen of het een hachelijke
uitwerking op hun toekomst zou hebben, hoe hun houding ten opzichte van deze
meest radicale van alle strijdvragen zou zijn n.l. het laten gelden van de
economische gelijkheid of het blijven bestaan van het privé kapitalisme.
Zouden ze de fout begaan in deze geweldige strijd zich aan de onpopulaire zijde
te scharen, dan zou dit voor hen een enorme, zo niet fatale vergissing zijn, een
die het laatste houvast, waaraan de harten en gemoederen van. de leden der
kerkgenootschappen zich vastklampten, zou doen verloren gaan. Aan de andere
kant, als de leiders van de kerken in staat zouden zijn geweest, de volle
betekenis te erkennen van het zich toekeren van de harten der mensen naar het
christelijke ideaal van samenleving, dat tegen het einde van de negentiende eeuw
viel te bespeuren, dan hadden ze de hoop mogen koesteren, door het kiezen van de
goede zijde weer in de eer en achting van de wereld te worden hersteld, daar ze
ten slotte toch, niettegenstaande al hun fouten, de trouwe vertegenwoordigers
waren van de geest en de leerstellingen van het christendom. Wel is waar, waren
en sommigen, ja bij elkaar genomen zelfs niet weinig geestelijken, die dit zagen
en wanhopige pogingen deden, dit hun gelijken te tonen. Maar verblind als zij
waren door wolken van ijdele traditie en gebogen onder de ontzaglijke druk van
het kapitalisme, kwam de geestelijkheid met uitzondering van die nobele figuren,
eerst tot het besef van de kans, die haar geboden werd, nadat zij voorbij was.
Ook groepen geleerden faalden eveneens, de onweerstaanbare kracht en heilige
sanctie van de vloedgolf van menselijke geestdrift waar te nemen, die over de
aarde stroomde en een veranderde en vernieuwde wereld zou achterlaten. Maar hoe
betreurenswaardig ook, het falen van deze geleerden om het wezen van de crisis
te erkennen, was niet zo erg als de fout van de geestelijken. Immers het was de
speciale roeping van de geestelijken en het was juist in de eerste plaats hun
taak, om de gouden regel van een gelijke behandeling van allen, die door de
grote Omwenteling werd verwezenlijkt, op menselijke verhoudingen toe te passen
en de komst van dit koninkrijk van broederliefde te verwachten, in plaats het
met banvloeken tegemoet te treden.
'De hervormers van toen waren tegen de geestelijken zeer bitter gestemd voor
hun dubbel verraad en tegen de mensheid en tegen het christendom, door de
Omwenteling te bestrijden en niet te steunen. De tijd heeft echter harde
oordelen verzacht. Als wij nu op die ongelukkige mensen terugzien, dan is het
met diep medelijden en niet met verontwaardiging, aangezien ze voor altijd de
tragische stempel zullen dragen, het meest grootse leiderschap, dan ooit aan
mensen was aangeboden, te hebben misgelopen. Waarom zouden we verwijt voegen bij
de last van zo'n mislukking? Ofschoon de invloed van het gezag van de
geestelijkheid in Amerika, vergeleken bij vroeger, zeer was verminderd, doordat
het kritisch oordeel was gegroeid, was toch het gevolg van de houding der kerken,
die over het algemeen ongunstig of afwijzend tegenover het plan van economische
gelijkheid gestemd waren, dat de omwentelingsbeweging aanvankelijk geen steun
vond bij het volk, ofschoon men dit van hen, die voorgaven christelijke
gelovigen te zijn, verwacht zou mogen hebben. Het was echter alleen een kwestie
van tijd, want het volk leerde door openbare gedachten wisseling de verdiensten
ervan kennen."De Grote Bezieling" volgde, toen de volksmassa, aldus opgevoed,
tot de overtuiging kwam, dat de Omwenteling, waarvoor de geestelijkheid hen
als onchristelijk had gewaarschuwd, in werkelijkheid de meest christelijke
beweging was, waartoe de mensheid ooit werd opgewekt, sedert Jezus zijn
discipelen had bijeengeroepen. Elke ongelovige of bewonderaar van het Evangelie
moest het als zijn dure plicht aanrekenen, haar krachtig te steunen. "Over het
algemeen schijnt het Amerikaanse volk van alle grote volkeren van de wereld de
godsdienst, zoals deze toen werd beschouwd, het verstandigst te hebben opgevat
en zich te hebhen laten beïnvloeden door het gevoel van christelijkheid. Toen
het volk begon in te zien, dat het ideaal van een wereld met gelijke welvaart,
waarvoor de geestelijkheid het gewaarschuwd had als voor een gevaarlijke
dwaling, niets anders was dan wat Jezus wilde en het volk begon te beseffen, dat
hetgeen de voorstanders van de nieuwe orde hoopten te verwezenlijken, geen
verderfelijk en noodlottig dwaallicht was, zoals de kerken leerden, maar niets
anders dan de ster van Bethlehem, dan behoeft men zich niet te verwonderen, dat
de stuwkracht, die de omwentelingsbeweging voortbewoog, overstelpend is geweest.
Deze nam van die tijd af hoe langer hoe meer het karakter aan van een
kruistocht, de eerste van de zogenaamde kruistochten in de geschiedenis, die
werkelijk het recht had, zo genoemd te worden en het recht had het kruis als
symbool te kiezen. Toen de altijd religieuze menigte de overtuiging kreeg, dat
het plan van een gelijke welvaart voor alle mensen niets minder was dan een
Goddelijk plan en zij door dit te aanvaarden Gods bedoeling met de mensheid
vervulde, werd de geest, die de Omwenteling bezielde, er een van godsdienstige
vervoering. Evenals bij de prediking van Peter den Kluizenaar, riep het volk
juichend uit bij de prediking van de hervormers 'het is Gods wil," en
niemand twijfelde eraan, of het zou tot vervulling komen. Zo gebeurde het, dat
de Omwenteling, die onder de ban van de kerken was begonnen, door een stroom van
zedelijke en godsdienstige geestdrift tot voltooïng kwam."
"Maar wat gebeurde er met de kerken en geestelijken, toen het volk bemerkte wat
voor blinde leiders zij waren geweest?" vroeg ik.
"Het moest" antwoordde de dokter, "zo ongeveer geweest zijn als het
"Laatste Oordeel", toen hun kudden hen met geopende bijbels tartten en
vroegen, waarom ze het Evangelie niet openbaar hadden gemaakt en de goddelijke
uitspraken hadden vervalst, die ze toch voorgegeven hadden te verklaren. Maar
het schijnt, dat de uitbundige vreugde van het volk over de ontdekking, dat
vrijheid, gelijkheid en broederschap niets anders inheiden dan de praktische
betekenis en de inhoud van het Evangelie, geen plaats overliet voor bitterheid
tegenover welke klasse van mensen ook. De wereld had voor altijd het
overtuigende bewijs gekregen van de onbetrouwbaarheid van priesterlijke leiding,
dat was alles. Het is onnodig te zeggen, dat de geestelijken niet zozeer in hun
taak waren te kort geschoten, omdat ze minder goed waren dan andere mensen, maar
om de wanhopige valse positie, die zij bekleedden, als economisch afhankelijken
van hen, die zij verondersteld waren als gidsen te dienen. Zodra de
wederopleving van het Evangelie goed en wel
was
begonnen, mengden zij zich onder de overigen, maar niet met de aanmatiging,
huisleiders te zijn. Zij volgden het volk, dat zij hadden kunnen leiden. "Vanaf
de grote wederopleving van het Evangelie rekenen wij het nieuwe tijdperk van de
moderne godsdienst, een godsdienst zonder riten en ceremonieën,
geloofsbelijdenissen en dogma's, die uit dit leven vrees en zorgen gebannen
heeft, een godsdienst van leven en handelen, beheerst door het hartstochtelijke
gevoel van de eenheid van alle mensen en van de mensen met God. Een Godsdienst
van een mensengeslacht, dat zich goddelijk weet en geen kwaad vreest, noch hier,
noch in het hiernamaals."
"Ik behoef niet te vragen,"zei ik, "naar de volgende fase nu de Omwenteling,
want het komt me voor, dat haar voleindding na de grote bezieling niet lang meer
op zich liet wachten."
"Dat was werkelijk het hoogtepunt en gaf de laatste stoot." antwoordde de
dokter. "Maar ofschoon het de voortstuwende kracht was van de onmiddellijke
verwezenlijking van een gelijke welvaart, die door niets belet kon worden,
werkte het niet zozeer door de tegenstand te breken dan wel te smelten. De
kapitalisten waren, zoals ik jou, die een van hen was, niet behoef te vertellen,
mensen, die niet slechter waren dan anderen. Ze waren echter allen als mensen
van andere klassen geworden door de werking van het economische systeem.
Aangezien ze dezelfde harstochten en gevoeligheden hadden als andere mensen,
waren ze evenmin als deze in staat de invloed te weerstaan van de geestvervoering,
die de mensheid had bezield en die de grote wederopleving van het Evangelie
had opgewekt. Vanaf het ogenblik, dat het volk begon in te zien, dat de strijd
van de bestaande orde, om de nieuwe orde te verhinderen, niets anders was dan de
strijd van de almachtige dollar met de Almachtige God, was er in werkelijkheid
maar één zijde te kiezen. Een heel kleine minderheld van de kapitalistische
partij en die hen steunden, hebben tot het laatste toe hun protest tegen de
Omwenteling gehandhaafd, maar dat was van weinig belang. Het grootste en beste
gedeelte van de kapitalisten heeft zich met het volk verbonden, om de
oprichting van de nieuwe orde te voleinden, overtuigd als men was, dat het
strekte tot het welzijn van allen."
"En was er geen burgeroorlog?"
'Natuurlijk niet. Met wie zou men moeten vechten? Het is vreemd, hoe velen van
de vroege hervormers de burgeroorlog schenen verwacht te hebben, voordat het
privé kapitalisme ten val gebracht zou zijn. Zij dachten aan de burgeroorlog in
de Verenigde Staten en aan de Franse Revolutie als aan voorlopers van deze
Omwenteling, hetgeen hun vrees rechtvaardigde, maar dat waren geen gelijksoortige
gevallen. In de strijd om de slavernij had men te doen met twee verschillende
geografische delen van het land, zodat de bewoners nooit met elkaars ideeën
konden overeenkomen en een oorlog onvermijdelijk was. In Frankrijk zou er geen
bloedbad geweest zijn tijdens de revolutie, als naburige landen met hun
koningen, die er niets mee te maken hadden, en hun domme bevolking er zich niet
mee hadden bemoeid. Het vreedzame resultaat van de grote Omwenteling in Amerika
werd bovendien sterk begunstigd door het ontbreken van een diep
klassenonderscheid en bijgevolg van een ingewortelde klassenhaat. Weliswaar was
die onrustbarend aan het groeien, maar nog niet voldoende toegenomen, om de
gloed van de maatschappelijke geestdrift te kunnen weerstaan. In de jaren, toen
de Omwenteling het hoogtepunt had bereikt, verenigde zich de gehele natie in
eenzelfde geloof voor een gemeenschappelijk doel.
"Je moet vooral goed voor ogen houden, dat de grote Omwenteling, zoals die in
Amerika plaats greep, geen revolutie was in de politieke betekenis van het
woord. zoals alle vroegere revoluties voor het volksbelang waren geweest. In al
die gevallen had het volk, nadat het besloten had, wat veranderd moest worden,
het bestuur afgezet en zelf de macht in handen genomen, om de verandering door
te voeren. Maar in een democratische staat als Amerika was de Omwenteling
praktisch afgelopen, toen het volk tot de overtuiging was gekomen, dat zij in
zijn belang was. Er was niemand, die het volk zijn macht en recht betwistte, om
zijn wil door te zetten, als het ergens toe had besloten. De Omwenteling geleek
wat Amerika betreft, en in andere landen, al naar mate de regering daar meer of
minder een volksregering was, meer op een behandeling van een rechtszaak dan op
een traditioneel donkere bliksemsoort met bloedvergieten. De rechtbank was het
volk en de enige manier voor de tegenstanders, om het pleit te winnen, was het
gerecht te overtuigen, vanwaar hoger beroep niet mogelijk was.
"Wat betreft de toedracht van de traditionele revolutie met haar intriges,
samenzweringen, buskruit, bloedvergieten en gewelddadigheden, zoals dat
toeging in elk van de tienduizend twisten in de middeleeuwse Italiaanse en
Vlaamse steden, gaven deze alle meer stof aan roman- en toneelschrijvers dan het
verloop van de grote Omwenteling in Amerika."
"Moet ik daaruit opmaken, dat er geen gewelddaden gepleegd werden in verband
met deze grote Omwenteling?" "Er
had een groot aantal onbeduidende rustverstoringen en botsingen plaats, die
tezamen vrij wat geweldpleging en bloedvergieten met zich meebrachten. Maar
van een oorlog met geregelde veldslagen, die de vroege hervormers verwachtten,
was geen. sprake. Menige twist tussen kleine vorsten in het verleden, te
onbeduidend om in de geschiedenis te worden vermeld, hebben meer gewelddaden en
bloedvergieten gekost, dan de grootste van alle omwentelingen, ten minste wat
Amerika betreft."
"En ging het in de Europese landen net zo toe als in Amerika, toen ze dezelfde
crisis doormaakten?"
"De toestand van geen van deze landen was zo gunstig voor een vreedzame
oplossing van een sociale omwenteling als in Amerika en hetgeen ze door moesten
maken was harder en duurde langer. Maar men kan gerust zeggen, dat de vreselijke
angst voor slachtingen en bloedvergieten, die de vroegere hervormers hadden,
niet gerechtvaardigd was. Over de gehele wereld was de Omwenteling hoofdzakelijk
een overwinning van morele krachten."