HOOFDSTUK
33.
Verschillende
belangrijke zaken, die wij over het hoofd hebben gezien.
Na het middagmaal
opperde de dokter een plan voor een uitstapje in de middag.'Dikwijls heb ik
gedacht," vervolgde hij, "dat als je je door eigen waarneming op de
hoogte stelt van de tegenwoordige maatschappelijke instellingen en
daarbij terugdenkt aan de voorbereidende lessen, die ik getracht heb je te
geven, je de indruk zult hebben, dat mijn talent als opvoeder maar zeer matig
was. 1k ben zeer ontevreden over mijzelf, wat de methode betreft, waarop ik de
stof heb behandeld, die in plaats van wijsgerig gerangschikt als een leerplan,
een reeks van gesprekken in het wilde weg was, die meer door jouw
nieuwsgierigheid zijn geleid, dan volgens een door mij ontworpen plan
verliepen".
"Beste vriend en leraar," antwoordde ik, "ik ben u zeer dankbaar, dat u mij
hebt gespaard voor de wijsgerige methode. Zonder er mij op te laten voorstaan,
dat ik zo gauw een volledig begrip heb gekregen van uw modern systeem, ben ik
er toch zeker van, dat ik er heel wat meer van weet, dan wanneer u mij aan de
leiband van een methode had gehouden, in plaats van u door mijn nieuwsgierigheid
te laten leiden."
'ïk wou, dat ik kon geloven,"zei de dokter, 'dat onze gesprekken even
leerzaam voor jou zijn geweest als
aangenaam voor mij. Als ik fouten heb gemaakt, dan moet je bedenken, dat geen
leraar ooit zo'n uitgebreide taak heeft gehad als ik, en waarschijnlijk ook
nooit zal hebben. Een taak, die zo onverwacht aan hem opgedrongen is en
bovendien een omvangrijke taak, die door de begrijpelijke nieuwsgierigheid van
de leerling noodzakelijkerwijze in de kortst mogelijke tijd moest worden
uitgevoerd."
"Maar u sprak zojuist over een uitstapje voor vanmiddag" "Ja," zei de
dokter. "Het is maar al te waarschijnlijk, dat ik allerlei belangrijke zaken
heb overgeslagen toen ik trachtte je een beeld te geven van het tegenwoordige
leven. Dat wil ik nu proberen goed te maken. Wat zou je ervan zeggen, als we
vanmiddag eens per vliegmachine de stad en omstreken in vogelvlucht van alle
kanten bekijken. Je kunt dan vaststellen wat de tegenwoordige beschaving het
meest karakteriseert op een gebied, waarover we het nog niet hebben gehad.
Ik vond het een prachtig idee en we gingen er op uit, om het ten uitvoer te
brengen. In deze korte en fragmentarische herinneringen aan mijn eerste
ondervindingen in de moderne wereld is het natuurlijk onmogelijk, dat ik stil
zou blijven staan bij één van de honderd verrassende dingen, die ik ondervond.
Zelfs met deze beperking zou het mijn lezers vreemd toeschijnen, dat ik niet
meer te vertellen had over de verbazing, die in mij gewekt werd door het aantal
en de soort uitvindingen, die in mijn tijd niet werden toegepast, noch bekend
waren en die bijdroegen tot de stoffelijke voorziening en de organisatie, die uw
beschaving bevorderen. Bijvoorbeeld: ofschoon dit helemaal niet mijn eerste
luchtreis was, geloof ik niet, dat ik eerder heb gesproken over een
ondervinding, die voor iemand uit de vorige eeuw toch niets minder dan een
wonder zou zijn geweest. Om mijn schijnbare onverschilligheid ten aanzien van de
wonderen op technisch gebied in deze eeuw te verklaren, kan ik alleen maar
zeggen, dat zij, al waren ze tienmaal wonderbaarlijker, toch niet zoveel indruk
op mij hebben gemaakt als de wezenlijke omwenteling, die de nieuwe
maatschappelijke orde kenmerkt.
Ik ben er zeker van, dat iedereen in mijn omstandigheden dezelfde ondervinding
zou hebben gehad. De vorderingen van wetenschappelijke ontdekkingen en
technische vindingen gedurende de laatste helft van de negentiende eeuw waren al
zo groot en namen zo toe, dat wij voorbereid waren op elke denkbare ontwikkeling
op dat gebied in de toekomst. De onderzeeboten hebben we al
ontworpen en gedeeltelijk toegepast. De ontdekkingen van elektrische
krachten schenen reeds bijna elk technisch ontwerp mogelijk te maken. En wat de
luchtvaart aangaat, waren we er zeker van, dat onze kinderen of
kleinkinderen er in zouden slagen dit vraagstuk op te lossen. Waarlijk,
als ik geen luchtreizigers had aangetroffen, dan zou ik bepaald teleurgesteld
zijn geweest.
Ofschoon we voorbereid waren op nagenoeg elke vooruitgang van het
menselijk denkvermogen en de vervolmaking van het meesterschap van de
mens over de stoffelijke wereld, waren we toch zeer sceptisch over de
mogelijkheid van zijn zedelijke ontwikkeling.
Wij geloofden, dat hij als een zedelijk wezen volgroeid was, zoals wij dat
uitdrukten, en dat hij, in deze wereld ten minste, geen edeler houding zou
aannemen. Als een wijsgerige stelling erkenden wij, evenals u, dat de gulden
regel de basis zou leveren voor een maatschappelijk leven, waarin iedereen
gelukkiger zou zijn dan in onze wereld en dat ieders belang zou bevorderd worden
wanneer een derge1iJke sociale orde zou worden ingevoerd. Maar tegelijkertijd
was het onze overtuiging, dat de zedelijke minderwaardigheid en blinde zelfzucht
van de mens hem voor altijd zouden verhinderen, dat ideaal te verwezenlijken.
Hij was tevergeefs begiftigd met een goddelijk denkvermogen, want hij kon dat
niet gebruiken voor een edeler bestaan. Een onuitroeibare verdorvenheid zou
hem altijd beletten, naar zijn beste weten te handelen en hem hopeloos
onderworpen houden aan de laagste en meest zelfvernietigende opwellingen van
zijn natuur.
"Onmogelijk, dat is tegen de menselijke natuur," was de dooddoener, die
elke profeet en leraar werd tegengeworpen, hem deed zwichten en hem tot zwijgen
bracht, wanneer hij trachtte, de wereld er toe te brengen, ontevreden te zijn
met de heersende chaos en probeerde in haar het geloof te wekken in de
mogelijkheid van het koninkrijk Gods op aarde.
Is het dan te verwonderen, dat iemand als ik, grootgebracht in die atmosfeer
van zedelijke wanhoop, met betrekkelijk geringe aandacht de
wonderbaarlijk stoffelijke vooruitgang van deze eeuw kon voorbijgaan, om met
steeds toenemende eerbied en verbazing het geheim van de nieuwe rechtvaardige en
gelukkige, levenswijze uit te vorsen?
Als ik nu terug zie, begrijp ik, dat deze lage opvatting van de menselijke
natuur waarlijk het grootste ongeloof in God en mensen was, waarin men ooit
kon vervallen. De kerken laakten dit ongeloof helaas niet. Hun leringen waren er
juist op berekend, het geloof in de hopeloze menselijke verdorvenheid in te
prenten en te bevestigen.
Juist de beschouwing over de luchtvaart, waarover ik sprak, was een kenmerkend
feit voor de vreemde combinatie van opvattingen van mijn tijdgenoten, die een
onbegrensd vertrouwen hadden in de vooruitgang van de mensheid op stoffelijk
gebied en een absoluut ongeloof in haar zedelijke mogelijkheden. Zoals ik reeds
zei, verwachtten wij, dat het nageslacht de luchtvaart tot stand zou brengen. De
toepassing echter, waarover het meest werd gesproken, was het gebruik ervan in
oorlogstijd, om dynamietbommen te midden van dichtbevolkte steden te werpen.
Stelt u zich dat eens voor als u kunt. Zelfs de dichter Tennyson zag het niet
anders in zijn visioen over de toekomst. u herinnert zich zeker wel zijn
gedicht:
Ik hoorde het razen hoog in de wolken,En vrees'lijk was de vallende dauwVan
de machtige luchtvloot der volken Strijdend
in het heme1se blauw.Hoe het volk de teugels in handen houdt.
"En nu," zei de dokter, toen hij het toestel op een hoogte van ongeveer
duizend voet bracht, "laat ons nu verder gaan met onze les."
"Zie je beneden iets, dat je graag zou willen weten?"
"Welnu om te beginnen," zei ik toen de koepel van het regeringsgebouw mij
in het oog viel, "wat ter wereld heeft men daar boven op gezet?" Het ziet er
waarachtig uit als een van die zich zelf richtende windmolens, waarmee de boeren
uit mijn tijd water pompten. Dat is heus een vreemd soort versiering voor een
openbaar gebouw."
"Het is helemaal niet als een versiering bedoeld," antwoordde de dokter,
"maar als een symbool. Het symboliseert a.h.w. het moderne ideaal van een
behoorlijk systeem van zelfbestuur. De molen stelt de administratieve
organisatie voor; de wind, die deze in beweging brengt, de wil van het volk. Het
roer, dat de wieken van de molen naar de wind toegekeerd houdt, hoe plotseling
of volkomen die ook mag veranderen, stelt voor, op welke wijze de administratie
ten allen tijde beantwoordt en gehoorzaamt aan elke opdracht van het volk, al
worden de wieken slechts door een ademtocht in beweging gebracht.
"Ik heb je al zo dikwijls over dit onderwerp gesproken, dat ik niet langer
behoef uit te wijden over de onmogelijkheid ener volksregering, haar naam
waardig, als deze niet gegrond is op de economische gelijkheid van de burgers in
alles wat deze in zijn gevolgen in zich sluit. Er was geen staatsinrichting of
bekwaamheid van parlement mogelijk, die niet van de volksregering s1echts een
bespotting maakte, zo lang het persoonlijke economische belang van de burger
gescheiden en tegengesteld was aan het algemeen belang en het zogenaamde
oppermachtige volk zijn brood moest eten uit de handen van kapitalisten. Maar
als aan de andere kant het economisch belang van iedereen overeenstemt met het
algemeen belang, dan is elke persoon onafhankelijk van ieder ander en algemene
beschaving zet er de kroon op. En geen onvolmaakte administratie zou kunnen
beletten, dat de regering een goede was. Toch hebben we ook de inrichting van de
administratie verbeterd even als de kracht, die haar in beweging brengt. Vroeger
had men de gewoonte eenmaal per jaar of om de twee of zes jaar, al naar bet
geval zich voor deed, te stemmen over diegenen, die over het volk zouden regeren
tot een volgende verkiezing. Deze regeerders waren van het ogenblik af, dat ze
gekozen waren, tot de volgende verkiezing even weinig verantwoording
verschuldigd als een tsaar. Of liever nog minder, want de tsaar had ten minste
het verheven doel zijn erfgoed onverzwakt aan zijn zoon na te laten, terwijl
deze gekozen tyrannen geen ander belang hadden dan zoveel mogelijk naar zich toe
te halen gedurende den tijd, dat ze
aan het bewind waren.
"Het komt ons voor, dat de grondstelling van een democratische regering moet
zijn, dat geen volmacht, zelfs niet voor een uur, onherroepelijk dient te zijn,
maar altijd ingetrokken moet kunnen worden door de macht, die haar heeft
verleend. Tegenwoordig worden openbare functionarissen voor een overeengekomen
tijd gekozen, maar de termijn staat daarom niet vast. Zij kunnen ieder ogenblik
door de wil van hun lastgevers worden afgezet. Evenmin wordt ooit een maatregel,
die meer dan het karakter van routine draagt, goedgekeurd door een
vertegenwoordigend lichaam, zonder het volk er in te kennen. De stem van een
afgevaardigde kan dan alleen beslissen, als zijn lastgevers of kiesgerechtigden,
zoals ze bij jullie werden genoemd, de gelegenheid hebben gehad, er zich tegen
te verzetten. Een gekozen afgevaardigde van het volk, die de gevoelens van de
kiezers zou kwetsen, zou afgezet worden en zijn daad zou de volgende dag te niet
gedaan zijn. Je kunt daaruit afleiden, dat onder dit systeem de afgevaardigde er
voor zorg draagt, in contact te blijven met zijn opdrachtgevers. Deze
voorzorgsmaatregelen betreffen niet alleen een onverantwoordelijke wetgeving,
want de oorspronkelijke voorstellen worden vaker door het volk zelf ingediend
dan door zijn vertegenwoordigers.
'Door ons telefoonsysteem hebben de meest gecompliceerde stemmingen zo
volmaakt plaats, dat het gehele volk in staat is te werk te gaan, alsof het zelf
een parlement was, wanneer dat nodig mocht zijn. Onze vertegenwoordigende
lichamen, die overeenkomen met de vroegere congressen, wetgevende machten en
parlementen, zijn terug gebracht tot het uitoefenen van de functies van wat
jullie kamercommissies noemden. Het volk regeert niet alleen in naam maar
inderdaad. Wij hebben een werkelijke democratie.
'Wij nemen de moeite om deze directe en voortdurende controle over onze zaken
uit te oefenen, maar niet, omdat wij onze afgevaardigden wantrouwen of
vreezen. Onder ons systeem van onaantastbare, niet te veranderen economische
gelijkheid is er geen reden of gelegenheid om zich te laten omkopen. Er bestaat
geen reden om kwaad te doen, die zou kunnen opwegen tegen het overstelpende
motief, om de openbare achting te verwerven, wat tegenwoordig het enig mogelijke
oogmerk is, om iemand er toe te kunnen brengen, in functie te treden. Onze
vitale belangen zijn verzekerd tegen storingen juist door de inrichting onzer
samenleving. Wij zouden veilig aan een gekozen groep burgers de leiding van onze
openbare zaken voor de duur van hun leven kunnen toevertrouwen. De reden waarom
wij dat niet doen, is eenvoudig deze, dat wij er van willen genieten zelf de
leiding van de regeringszaken in handen te hebben. Je zou ons kunnen vergelijken
met een rijk man van jouw dagen, die, ofschoon hij een groot aantal bedreven
koetsiers in dienst had, voor zijn genoegen zelf de teugels in handen nam. Men
had misschien bij jullie de gewoonte eenmaal per jaar te stemmen, wat vijf
minuten in beslag ken nemen. Maar men zou mopperen, dat deze vijf minuten voor
de eigen zaken verloren gingen, want dit kwam er bij jullie het meest op aan,
geloof ik. Onze eigen zaken zijn de openbare zaken en wij stellen in geen andere
belang. Waar het bij ons het meest op aan komt, is het algemeen welzijn. Dit
gaat ons het meest aan het hart. Wij stemmen misschien over verschillende dingen
honderd maal per jaar, hetzij over de temperatuur van volksbaden, hetzij over
een ontwerp voor een openbaar gebouw, dat meet worden gesticht, hetzij over de
belangrijkste kwesties van de wereldbond van volken. Wij vinden deze bezigheid
even opwekkend als in de hoogste mate opvoedend.
"En nu Julius, kijk weer eens naar beneden en zie goed toe, of er iets is,
waarover je zou willen worden
ingelicht."
De
kleine oorlogen en de grote oorlog.
"Ik zie," zei ik, "dat
de forten bij de haven nog altijd bestaan.Ik denk, dat men ze nog altijd
handhaaft, evenals dat staaltje van huurkazernes, die historische getuigenissen
vormen van het barbarisme van uw voorouders. mijn tijdgenoten."
"Je moet niet beledigd zijn," zei de dokter, als ik zeg, dat we er werkelijk
een hele sortering van zulke dingen op na houden, uit vrees, dat onze kinderen
eenvoudig zouden weigeren te geloven, wat er in de boeken staat over de
onverantwoordelijke malligheden van hun overgrootouders."
"De waarborg van internationale vrede, die de wereldbond van volken heeft
gebracht," zei ik, "moet zeker wel door iedereen als een van de
voortreffelijkste verrichtingen van de nieuwe orde worden beschouwd en toch is
het mij opgevallen, dat u er mij weinig over heeft gesproken.
'Natuurlijk is het op
zichzelf zeer belangrijk," zei de dokter, "maar zo onvergelijkelijk minder
belangrijk, dan de afschaffing van de economische oorlog tussen mens en mens,
dat wij het beschouwen als een bijkomstig iets ervan. Over niets staan wij meer
verbaasd, wat de geestesgesteldheid van je tijdgenoten aangaat, dan over den
ophef dien zij maakten, van de wreedheden van de internationale oorlogen, die zo
nu en dan plaats hadden, terwijl ze blijkbaar helemaal niet dachten aan de
gruwelen van de strijd om het bestaan, waarin ze allen voortdurend waren
gewikkeld. Van ons standpunt uit bezien, was het natuurlijk dwaas om oorlog te
voeren, maar de oorlogen waren betrekkelijk menselijk en over bet algemeen
onbeduidende vertoningen, vergeleken bij de strijd om het bestaan, die op
broedermoord uitliep. In de oorlogen streden alleen sterke uitgelezen mannen,
die slechts een zeer klein deel van de gehele bevolking uitmaakten. Vrouwen,
kinderen, ouden van dagen en kreupelen mochten niet meedoen. De gewonden werden
goed verzorgd door vriend of vijand, tot ze weer gezond waren. De oorlogsvoorschriften
verboden onnodige wreedheid en eisten een eervolle overgave met goede
behandeling van de verslagenen. De veldslagen hadden meestal aan de grenzen
plaats uit het gezicht en het gehoor van de menigte. Oorlogen kwamen zeer zelden
voor, dikwijls niet eens één in een generatie. Ten slotte waren de gevoelens,
waarop een beroep werd gedaan, in internationale botsingen gewoonlijk moed en
zelfopoffering. Dikwijls, of liever over het algemeen, waren de oorzaken van
de oorlogen de gevoelens van zelfopoffering, die de strijders er toe brachten
te vechten, niet waardig, maar de gevoe1ens op zichzelf waren van het edelste
soort. "Vergelijk nu eens met zo'n oorlog de economische strijd om het
bestaan. Dat was een strijd, waaraan niet alleen weinige en uitgelezen troepen
van strijders deelnamen, maar een waarin de gehele bevolking van elk land,
behalve dan het onbeduidende aantal rijken, met geweld aangeworven en gedwongen
werd dienst te nemen. Niet alleen waren vrouwen, kinderen, ouden van dagen en
kreupelen verplicht aan die strijd deel te nemen, maar hoe zwakker de strijders,
hoe harder de voorwaarden, waaronder ze moesten strijden. Het was een oorlog,
waarin geen hulp aan de gewonden werd verleend en geen genade voor de overwonnenen
bestond. Het was geen oorlog aan verre grenzen; hij woedde in elke stad, straat
en woning. De gewonde, gebroken en stervende slachtoffers lagen overal vertrapt
en waren een belediging voor de ogen, waarin al die ellende weerspiegelde. Het
oor ken niet ontkomen aan het gejammer van de verslagenen en hun vergeefs geroep
om erbarmen. Die oorlog kwam niet één- of tweemaal in een eeuw voor, om weken,
maanden of jaren te duren en dan weer door een periode van vrede te worden
gevolgd, zoals met militaire oorlogen het geval was. Hij was eindeloos en duurde
zonder ophouden of wapenstilstand het gehele leven lang. Ten slotte was het
geen oorlog, die een beroep deed op enig nobel, edelmoedig of eerbiedwaardig
gevoel, maar één, die integendeel steeds de laagste, meest valse en wrede
neigingen van de menselijke natuur beloonde.
"Als we het vorige tijdperk weer voor ogen houden, dan was de wijze van
vechten, waarvoor die oude forten dienden, nobel en nauwelijks tragisch te
noemen, vergeleken met het vreselijke schouwspel van de voortdurende strijd om
het bestaan.
"Wij kunnen ons zelfs verenigen met de verklaring van enige van de
beroepssoldaten uit jouw tijd, dat zo nu en dan een oorlog met zijn beroep op
edelmoedige en zelfopofferende hartstochten, hoe verkeerd ook, absoluut nodig
was om de maatschappij, die anders zo vuil en zelfzuchtig in haar streven was,
te behoeden voor algehele verrotting....
"Het is te vrezen," moest ik nu wel opmerken, "dat het nageslacht geen
groots monument heeft opgericht voor de leden van de verenigingen voor
wereldvrede van mijn dagen."
'Zij hadden ongetwijfeld goede bedoelingen," zei de dokter, "maar ze moeten
een verward en kortzichtig soort mensen geweest zijn. Hun
pogingen om oorlogen te voorkomen tussen volken,
terwijl
ze kalm de economische strijd om het bestaan in de gehele wereld voorbijzagen,
die maandelijks meer levens en leed kostte dan de internationale oorlogen van
een generatie, waren een tekenend voorbeeld van muggenziften en kamelen slikken.
"Wat de aanwinst voor de mensheid aangaat, die verkregen is door de afschaffing
van oorlogen of de mogelijkheid ervan tussen de tegenwoordige volken schijnt het
ons toe, dat dit niet zozeer gekomen is door het verhoeden van een werkelijk
bloedbad dan wel in oorlog verbitterd tegenover elkaar maakten en het ter
vervanging daarvan tot stand komen van een broederlijke gezindheid en
wederkerige goede wil onafhankelijk van de grenzen, die rassen en volken
geografisch scheidden."
Oude en nieuwe vaderlandsliefde
Terwijl de dokter sprak, viel mijn oog op een vlag, die ver beneden ons
wapperde. Het was de oude Amerikaanse vlag met sterren en strepen. Mijn hart
vloeide over en mijn ogen werden vochtig toen ik haar zag.
"Ach, riep ik uit, "het is "The Old Glory", want zo werd de vlag vroeger
genoemd.
"Ja," antwoordde mijn metgezel, toen hij mijn blik volgde en zag waarnaar ik
keek. "Maar nu is ze draagster van een nieuwe glorie, want nergens in het land,
waar ze wappert, wordt nog een menselijk wezen gevonden, dat in verdrukking is
of in nood verkeert, dat niet door menselijke hulp kan worden verholpen. "De Amerikanen van jouw tijd," vervolgde hij, "waren op
hun manier zeer vaderlandslievend: Maar het verschil tussen de oude en nieuwe
,vaderlandsliefde is zo groot, dat het nauwelijks hetzelfde gevoel schijnt te
zijn. In jouw dagen en vroeger waren de hartstochten en denkbeelden, verbonden
met de vlag, van oorlogszuchtige aard. Zelfopoffering voor het land in oorlog
met andere landen was het begrip, dat het meest op de voorgrond trad door het
woord "Vaderlandsliefde" of woorden, die daarvan zijn afgeleid. Natuurlijk
was dat het geval, toen naties voortdurend moesten klaar staan, om elkaar te
beoorlogen om hun bestaan. Het gevolg daarvan was echter, dat het gevoel van
nationale solidariteit werd geplaatst tegenover het gevoel van menselijke solidariteit.
Een lage maatschappelijke geestdrift was dan in strijd met een hogere en het
resultaat was noodzakelijkerwijs vol van zedelijke tegenstrijdigheden. Maar al
te dikwijls kon vaderlandsliefde beter worden omschreven met "haat en naijver
tegenover andere landen", om geen andere reden dan dat zij, door ingewortelde
vooroordelen anders gezind waren tegen vreemde begrippen en inrichtingen,
ofschoon deze dikwijls veel beter waren dan hun eigen en alleen omdat zij hun
vreemd waren. Dit soort vaderlandsliefde was gedurende eeuwen een zeer machtige
hindernis voor de vooruitgang der beschaving, omdat versperringen, hoger dan
bergen, breder dan rivieren en dieper dan zeeën, weerstand boden aan het
verspreiden van nieuwe denkbeelden.
"De nieuwe vaderlandsliefde is het natuurlijke gevolg van de nieuwe
maatschappelijke en internationale toestanden sedert de grote omwenteling.
Oorlogen, die reeds zeldzaam werden in jouw dagen, werden onmogelijk gemaakt
door het ontstaan van den wereldbond van volken en zijn nu gedurende vele
generaties onbekend geweest. De oude met bloed bedekte grenzen van de volken
zijn tegenwoordig nauwelijks meer dan afbakeningen van het gebied voor administratief
gemak, evenals de statengrenzen in de Verenigde Staten. Onder deze
omstandigheden zijn internationale naijver, achterdocht, vijandschap en vrees
voor elkaar de natuurlijke dood gestorven. De jaarlijkse feestdagen om
veldslagen en overwinningen op andere volken te vieren, waardoor de oude
vaderlandsliefde in stand werd gehouden, zijn reeds lang vergeten. In één
woord, patriotisme is niet meer verbonden met een gevoel om voor zijn vaderland
te strijden of met de gedachte aan oorlogen. Aangezien de vlag zijn vroegere
betekenis als zinnebeeld van uiterlijke uitdaging heeft verloren, heeft zij nu
een nieuwe betekenis verworven n.l. als hoogste symbool van binnenlandse
eensgezindheid en saamhorigheid. Zij is een uiterlijk teken geworden voor de
maatschappelijke solidariteit, waardoor aller welzijn gelijk en onomstotelijk
verzekerd is. De Amerikaan, die nu zijn ogen opheft naar de vlag van het volk,
wordt niet herinnerd aan zijn krijgshaftigheid vergeleken bij die van andere
volken, of aan zijn vroegere overwinningen in gevechten en aan zijn mogelijk
toekomstige overwinningen. Voor hem draagt het wapperende doek niet meer zulke
overwegingen met zich. Het herinnert hem eerder aan de overeenkomst van broederschap,
waarbij hij zich verplicht met al zijn landgenoten wederkerig borg te staan
voor de gelijkwaardigheid en het welzijn van allen door vereende krachten.
"Het idee van de vroegere patriot was, dat de vlag oneer werd aangedaan, ais
zij in vreemde handen geraakte en het bericht, dat men haar niet met eerbewijzen
had behandeld, kon het volk tot patriottische razernij prikkelen. Dergelijke
gevoelens zijn voor ons onbegrijpelijk. Als wij er nu naar kijken, kunnen
vreemdelingen haar niet meer beledigen, want zij hebben niets met haar te maken,
noch met dat wat zij vertegenwoordigt. Haar eer of oneer is afhankelijk van
het volk, waarvan zij het wederkerig verpande erewoord vertegenwoordigt, om de
sociale overeenkomst te handhaven. Voor de vroegere patriot was er niets
ongerijmds in de aanblik van het symbool van nationale eenheid, dat wapperde
over steden, die stonken naar gemene onderdrukking, vol prostitutie, bedelarij
en hokken vol naamloze ellende. Volgens het moderne inzicht zou bet feit, dat
een burger in een of ander deel van het land werd belet, ten voile zijn
gelijkheid te genieten, de vlag doen veranderen in een wapperende leugen en het
volk zou met verontwaardiging eisen, dat zij naar beneden zou worden gebaald."
"Waarlijk, zei ik, "de nieuwe glorie, die "The Old Glory" met zich draagt,
is groter dan de oude glorie."
Al pratende had de dokter
de vliegmachine met de westen wind laten meedrijven, zodat we nu boven de haven
zweefden, hetgeen me deed uitroepen, dat er zo weinig schepen in lagen.
"Het komt mij voor," zei ik, "dat er niet meer schepen zijn, dan in mijn
tijd en nog veel minder grote vloten, die men toch zou verwachten na een eeuw,
waarin de bevolking en hulpbronnen zo zijn toegenomen.'Het is een feit," zei
de dokter, "dat de nieuwe orde er toe beeft geleid den buitenlandse handel te
beperken, ofschoon er aan de andere kant veel meer veer ontwikkeling en plezier
naar het buitenland wordt gereisd."
"Hoe komt het," vroeg ik, "dat de nieuwe orde er toe leidde de ruilhandel
met vreemde landen te verminderen?"
"Om twee redenen," antwoordde de dokter. "Ten eerste bestaat zoals je weet,
het winstbegrip niet meer, noch in de buitenlandse handel, noch in de
binnenlandse verdeling van goederen. De Internationale Raad houdt toezicht op
alle ruilhandel tussen de landen en de prijs van elk uitgevoerd product van een
land mag niet hoger zijn, dan het uitvoerende land er zijn eigen mensen voor
laat betalen. Bij gevolg is er geen reden, waarom een land goederen zou
voortbrengen om uit te voeren, tenzij het zelf behoefte heeft aan goederen van
een ander land, die het zelf niet goed kan voortbrengen.
"Een ander nog sprekender uitwerking van de nieuwe orde, om de beperking van
buitenlandse ruilhandel in de hand te werken hetgeen overigens reeds lang
bestaat is, dat over het algemeen alle landen op dezelfde hoogte staan wat
kennis en de beoefening van kunsten en wetenschappen betreft. Tegenwoordig zou
een land zich zeer vernederd gevoelen, gedwongen te zijn goederen in te voeren,
tenzij het door onoverkomelijke natuurlijke omstandigheden in eigen land niet in
staat zou zijn, die goederen zelf voort te brengen. Bij gevolg is het tot zulke
voortbrengselen, dat de handel nu beperkt is en het aantal ervan wordt steeds
geringer aangezien de mens door steeds nieuwe uitvindingen de natuur steeds meer
zal beheersen. Wat het vroegere voordeel betreft van landen, die steenkool
voortbrachten voor het fabriekswezen, dat verdween met de nieuwe ontdekkingen
van de onbegrensde en zo goed als kosteloze toevoer van elektriciteit.
"Maar je moet begrijpen, dat het niet alleen uit economische overwegingen of
uit achting voor zichzelf is, dat de verschillende landen liever alles zelf
willen doen, dan afhankelijk te zijn van andere volken, die veraf wonen. Het is
veel meer om de opvoedende en opwekkende invloed, die er van een veelzijdig
industrieel systeem in een klein gebied uitgaat. Het is ons streven, voor zover
het economisch uitvoerbaar is, bij het regelen van onze industrieën, niet
alleen om het systeem van elk land zo volmaakt mogelijk te maken, maar zó de
verschillende industrieën in elk afzonderlijk land te groeperen, dat elk
belangrijk district binnen zijn grenzen een soort microcosmos zal
vertegenwoordigen van de industriële wereld. Wij hebben daarover, als je het je
nog herinnert, gesproken toen we op de arbeidsbeurs waren.
De gemakkelijke taak van de tegenwoordige dokter.
Enige minuten tevoren had de dokter de koers veranderd en nu vlogen we in westelijke richting haven de stad.
"Wat is dat voor een gebouw, dat voor een groot gedeelte uit glas bestaat?
vroeg ik.
"Dat is een van onze sanatoria," antwoordde de dokter, 'waarin mensen, wier
gezondheid slecht is, worden opgenomen, als zij niet naar een andere streek
willen reizen, waartoe tegenwoordig iedereen, als hij wil, in staat is. In deze
gebouwen is alles geheel aangepast aan de toestand van den patiënt, alsof hij
voor een tijdje in een wereld leefde, waarin hij zich als een normaal mens
gevoeld".
"Ongetwijfeld zijn er sinds mijn tijd grote verbeteringen tot stand gebracht op
Uw gebied, n.l. op dat der geneeskunde, hygiëne, chirurgie enz."
"Ja," antwoordde de dokter, "er zijn in tweeërlei opzicht
verbeteringen tot stand gekomen, positieve en negatieve. De belangrijkste is
misschien de negatieve richting, die bestaat in het verdwijnen van de
toestanden, die voor de gezondheid nadelig zijn en die de vroegere doktoren in
vele gevallen met weinig kans op goed gevolg hadden te bestrijden. Zo
bijvoorbeeld zijn er nu meer dan twee generaties verlopen sedert het
levensonderhoud van de vrouwen gelijk aan dat van de mannen gewaarborgd is,
waardoor ze tegenover hen in een positie van economische onafhankelijkheid
zijn gekomen en haar verhouding tot de mannen zelf in handen hebben. je zult
dadelijk begrijpen, hoe daardoor b.v. de besmetting door syfilis sinds lang uit
het bloed van de mensheid is verdwenen. Door de grote invloed, die nu gedurende
drie generaties uitgaat van de meest reine, zuiveren toestand van behuizing,
kleding en verwarming voor allen, is, ik mag wel zeggen volkomen, een einde
gemaakt aan de vele besmettelijke ziekten. Aan de verbeteringen van de hygiënische
toestanden zijn nog de systematische lichaamsoefeningen voor iedereen
toegevoegd. Deze maken ook een deel uit van de jeugdopvoeding. Wat de kroon op
alles zet, is het herstel. of laat ons liever zeggen de herschepping, van het
vrouwelijke lichaam, die de levensstroom bij de bron gelouterd en krachtig
gemaakt heeft."
"Heus dokter, ik zou haast zeggen, dat u tot nu toe niets anders gedaan heeft
dan betogen, dat uw beroep overbodig is geworden."
"Dat mag je gerust zeggen," antwoordde de dokter. "De vooruitgang, die
sedert jouw dagen als gevolg van de vele uitvindingen en verbeteringen is
ontstaan,' heeft telkens opnieuw de dokters in vele gevallen evenals dit bij
andere beroepen gebeurde, voor andere, hogere en meer verfijnde arbeidsvelden
geopend."
"Misschien," hervatte de dokter, "is een nog belangrijker verbetering in
geneeskundig en hygiënisch opzicht in de negatieve richting dan die, welke ik
heb besproken, deze, dat de mensen niet langer onkundig zijn van de toestand van
hun eigen lichaam. Dat waren ze vroeger, naar het schijnt, wel. De vorderingen
van de wetenschap op dat gebied hebben gelijke tred gehouden met die van de
algemene beschaving. Uit wat wij daarover hebben gelezen, blijkt, dat zelfs de
beschaafde klassen in jouw dagen zich niet schaamden, absoluut onbekend te zijn
met de functies van het lichaam en de toestanden, die als gezond of ziek werden
beschouwd. Zij schijnen de belangen van hun lichamen geheel aan de dokters te
hebben overgelaten met dezelfde geest van cynische berusting, als die, waarmede
ze hun zielen aan de zorg van de geestelijken toevertrouwden. Tegenwoordig zou
men een opvoedingssysteem belachelijk vinden, dat niet voldoende kennis van de
algemene beginselen van fysiologie, hygiëne en geneeskunde gebracht had, om
iemand in de gelegenheid te stellen, een kleine ongesteldheid zonder
geneeskundige hulp te behandelen. Het is misschien niet te veel gezegd, dat
tegenwoordig iedereen evenveel weet over de behandeling van ziekten als een
groot deel van de dokters in jouw tijd. Je zult nu wel dadelijk daaruit opmaken,
dat dit een toestand is, die afgescheiden van de algemene verbetering in de
gezondheid de mensen in staat stelt, aan één dokter genoeg te hebben, waar ze
er vroeger twintigtal nodig hadden. Wij dokters zijn alleen maar specia1isten.
Wij munten slechts uit op een gebied, waarvan men kan veronderstellen, dat
iedereen goed op de hoogte is. Als wij worden ontboden, dan is het alleen maar
in consult om de gebruikelijke term van het beroep in jouw tijd te noemen, met
de patiënt en zijn vrienden.
"Maar van alle oorzaken van de vooruitgang van de medische wetenschap is een
van de belangrijkste wel het verdwijnen van het sektarisme. Even zo verdwenen
ook morele en economische oorzaken. 1k behoef je er nauwelijks aan te
herinneren, dat in jouw tijd geneeskunde, evenals theologie, meer dan alle
andere takken van wetenschap gebukt ging onder de verstarrende invloed, die er
uitging van de dogmatische scholen. Het schijnt, dat er evenveel fanatisme
bestond betreffende de wetenschap om het lichaam te genezen als de ziel. Deze
invloed ging zover, dat elke zelfstandige gedachte ontmoedigd en de vooruitgang
op beide gebieden tegen gehouden werd.
"De geneesheren behoeven zich nu niet meer te bekommeren om toestanden, die hun
loopbaan in de weg staan. Hun ontwikkeling is zo volkomen mogelijk en de
methoden om hun kunde toe te passen, worden aan hen en hun patiënten
overgelaten. Men neemt aan, dat personen van onze beschaving even bevoegd zijn.
de wijze van behandeling van hun lichamen als die van hun zielen te kiezen. De
vooruitgang in de medische wetenschap, die het gevolg
is van de absolute onafhankelijkheid en vrijheid van de geneeskundige
om iets nieuws in te voeren, gesterkt door het oordeel en de aanmoediging van
mensen, die de resultaten kunnen beoordelen, is zonder voorbeeld. Niet alleen
in de speciale toepassingen van voorbehoedende en genezende middelen is er
onnoemelijk veel bereikt en zijn er absoluut nieuwe wegen ontdekt, maar we
hebben vorderingen gemaakt in de kennis van het centrale mysterie van het leven
zelf. In jouw tijd zou men het bijna als heiligschennis hebben beschouwd om
daarover te dromen. Ten slotte wat het pijnlijden betreft, dulden wij het
alleen, om bij een ziekteverschijnsel de diagnose op te maken."
"Toch houd ik het er voor, dat u de dood niet heeft overwonnen," zei ik.
"Ik verzeker je," riep de dokter lachend uit, "als iemand toevallig het
geheim daarvan zou vinden, de mensen hem te lijf zouden gaan en de formule
verbranden. Denk je, dat we hier voor altijd opgesloten willen blijven ?'
Hoe konden we dat doen?
Toen
ik weer mijn aandacht ging vestigen op het beweeglijke panorama onder mij zei ik
tegen de dokter, dat we zo tamelijk dicht boven een voorstadje van Boston waren,
dat vroeger Brighton heette en waar het slachtvee voor de voedselvoorziening van
de stad werd afgeleverd.
'Ik zie, dat de oude veestallen zijn verdwenen, en waarschijnlijk door betere
inrichtingen zijn vervangen, zei ik. "Wat ik zeggen wil, het komt mij voor, dat
nu iedereen er goed aan toe is en de beste stukken vlees kan betalen, het
vraagstuk om een grote stad van vers vlees te voorzien moeilijker is dan in mijn
tijd, toen de armen niet in staat waren veel vlees te eten en dan nog alleen
maar de slechtste soort."
De dokter keek enige ogenblikken over den rand van de machine, voordat hij
antwoordde. "Ik merk," zei hij, "dat je hierover nog met niemand hebt gesproken."
"Wel, ik geloof van niet. Het is nog niet in mij opgekomen."
"Des te beter," zei de dokter. "Zie je, Julius, door de omvorming van
gebruiken, denkgewoonten en maatstaven voor welvoeglijkheid sedert vroeger kon
het wel niet anders, dan dat de veranderingen in sommige gevallen samenvielen
met veranderingen van gevoelens voor wat men vroeger deed. Ik weet niet hoe ik
het zeggen moet, maar ik ben blij, dat jij er het eerst met mij over hebt
gesproken." Er ging plotseling een licht in mij op. 1k begreep nu de betekenis
van veel oppervlakkige waarnemingen, die ik vroeger had gedaan. "Wel," riep
ik uit. "U wilt daarmee zeggen, dat u
helemaal geen vlees meer eet." "Is
het mogelijk, dat je dat niet eerder hebt geraden? Heb .je dan niet opgemerkt,
dat het je nooit werd voorgezet?"
'Het is een feit," antwoordde ik, dat
het bereiden van spijzen in alle opzichten
zo anders is dan vroeger, dat ik het maar heb opgegeven om er achter te komen,
waaruit een gerecht eigenlijk bestaat. Maar
ik heb niets lekkers gemist, waaraan
ik gewend was en ik vond veel nieuwe gerechten
verrukkelijk." "Ja," zei
de dokter, "in plaats van één of
twee ruwe bereidingswijzen, die jullie van primitieve mensen hadden overgeërfd
om spijzen smakelijk te maken, beschikken wij nu over een grote verscheidenheid
van toebereidingen. Ik betwijfel of er iets is, waarvan we de smaak niet zouden
kunnen namaken. Bovendien is er een groot aantal nieuwe gerechten, die
sedertdien ontdekt zijn."
'Maar wanneer heeft men opgehouden dierlijk voedsel te eten?"
'Heel gauw na de grote omwenteling."
'Waardoor is die verandering ontstaan? Door de overtuiging dat het de
gezondheid ten goede zou komen?"
'Dat schijnt niet hoofdzakelijk de overweging te zijn geweest. Ongetwijfeld
heeft de gewoonte, om voedsel van dieren te nuttigen, waardoor we al hun ziekten
overnamen, invloed uitgeoefend op de grote lichamelijke verbetering van het ras.
Maar de mensen hebben blijkbaar niet uit deze overweging nagelaten dierlijk
voedsel te gebruiken. Net zo min als kannibalen in oude tijden het om die reden
nalieten hun medemensen op te eten. Het vleeseten was natuurlijk al heel lang
een gewoonte, maar er is misschien niets geweest, dat uit de oude orde stamt,
waarover de mensen, toen ze het opgaven, zo beschaamd waren. Daardoor komt het,
dat zo weinig zekerheid bestaat over de toedracht van de verandering. Men hoeft
er waarschijnlijk toch ook
weer niet aan te twijfelen, dat het opgeven van de gewoonte hoofdzakelijk een uiting was van de stroom van
menselijk gevoel, de drang naar medelijden en medeleven met alles wat lijdt, in
één woord, de opwelling van teerhartigheid, die de grote zedelijke kracht was
na de Omwenteling. Zoals kon worden verwacht, bleef deze uitbarsting van gevoel
niet alleen beperkt tot de verhouding van mens tot mens, maar strekte zij zich
uit tot alle wezens, die met gevoel begiftigd zijn. Het gevoel van broederschap
en het besef van saamhorigheid bestond niet alleen tussen de mensen onderling,
maar ook tussen de mensen en onze nederiger metgezellen op aarde, die met ons
haar overvloed delen, de dieren. Het nieuwe en heldere licht, dat uitgestort was
over de rechten en plichten van de mensen onderling, bracht aan de oppervlakte
de erkenning der rechten van de wezens van lagere orde. Een gevoel van afkeer
voor wreedheid tegenover welk dier ook bestond reeds in beschaafde landen en
leverde het bewijs voor het algemeen zachter worden van de levensgewoonten. Dat
was al een schrede naar de Omwenteling. Dat gevoel. nu groeide tot geestdrift.
De nieuwe opvatting van onze verhouding tot de dieren, deed een beroep op de
harten en werkte op de menselijke verbeelding. In plaats van zwakkere soorten
voor ons gebruik en genoegen te offeren, zonder te denken aan hun welzijn, begon
men in te zien, dat wij liever als oudere broeders in de grote familie van de
natuur zoveel mogelijk beschermers en helpers moesten zijn voor de zwakkere
soorten, waarvan het lot in onze handen ligt en voor wie wij als goden zijn. Zie
je nu, Julius, hoe het zegevieren van dit nieuwe inzicht al heel spoedig er toe
leidde, het eten van onze medeschepsels een bijna even walgelijke handeling te
vinden als het kannibalisme?'
"Dat kan ik gemakkelijk aannemen. Maar u moet heus niet geloven dokter, dat
mijn tijdgenoten ten opzichte hiervan gevoelloos waren. Lang voordat men zelfs
droomde van een omwenteling waren er onder mijn kennissen velen, die grote
afkeer hadden van vleeseten en een groot aantal fijngevoelige mensen was
dikwijls niet zonder gewetensbezwaren over deze gewoonte. Het ongeluk was, dat
ze er niets anders op wisten. Het was precies als met ons economisch systeem.
Gevoelige mensen gaven toe, dat het slecht en onmenselijk was en toch wisten
weinigen wat de wereld er voor in de plaats kon geven. Tegenwoordig is men er in
geslaagd, een volmaakt menu samen te stellen zonder vlees en ik moet zeggen, dat
het in vele opzichten beter voldoet dan het onze. Maar u kunt zich niet
indenken, hoe onmogelijk het ons toescheen, het zonder dierlijk voedsel te
stellen, omdat niemand wist, wat het kon vervangen, en evengoed kon voldoen en
smaken, al kon men ook iets vinden van gelijke voedingswaarde."
"Ik kan de bezwaren tot op zekere hoogte begrijpen. Het was, zoals je zegt,
dezelfde gedachte, die het economische systeem in de weg stond. Niemand kon zich
duidelijk voorstellen, wat het vlees zou kunnen vervangen. Als iemand zich aan
een smaak gewend heeft, kan hij zich moeilijk een andere smaak voorstellen. Dat
gebrek aan opbouwend voorstellingsvermogen bij de massa heeft altijd in de weg
gestaan, om oud kwaad te verwijderen. Het maakte een vloed van omverwerpende
krachten nodig om daartoe over te gaan. Zo'n vloed was ook nodig om een einde
te maken aan de onheuglijke gewoonte van vlees eten. Zodra de mensen tot het
nieuwe inzicht kwamen, benam het hun de lust, vlees te eten en ontstond er een
vraag naar een ander gelijkwaardig soort voedsel. Het werd, naar het schijnt,
zeer gauw ontdekt en zo kon aan de behoefte worden voldaan."
"Uit welke bron?"
"Natuurlijk voornamelijk," antwoordde de dokter, "uit het plantenrijk. Maar
toch niet helemaal alleen daaruit. Vroeger is nooit een ernstige poging gedaan
om te weten, waardoor de planten in voedsel voorzien en nog veel minder, wat er
door wetenschappelijke behandeling uit te halen is. Evenmin kon men zich de
weldaad van deze onderzoekingen verschaffen toen men zich nog niet verzette
tegen het doden van dieren. De rijken leefden hoofdzakelijk van dierlijk
voedsel. En wat de werkende massa betreft, die had altijd hoofdzakelijk haar
krachten geput uit plantaardig voedsel, want de rijken hadden er geen belang
bij, hun het leven aangenamer te maken. Maar nu kwamen allen overeen te
onderzoeken, welk menu de natuur kon leveren voor mensen, die moord hadden
afgezworen.
'Evengoed als men in het tijdperk, toen slavernij bestond, eerst ruwweg de
slaven als bezit beschouwde, hen later als loonslaven gebruikte en dit, zolang
dit duurde, een verhindering was om een ruw gebruik te vervangen door een
wetenschappelijk industrieelsysteem, zo ook belette de ruwe gewoonte om dierlijk
voedsel tot zich te nemen, de mensen, om een ernstig onderzoek in te stellen
naar de eetbare hulpbronnen van de natuur. Als gevolg van het uitstellen van
dat onderzoek had
het bereiden van voedsel, dat als een soort van huisindustrie was te beschouwen,
van alle levenskunsten de minste vorderingen gemaakt."
"Hoezo? Wat bedoelt U met
de kunst, die de minste vorderingen gemaakt had? Waarom?"
"Omdat deze altijd alleen als huisindustrie behandeld en als zodanig altijd aan
bedienden en vrouwen overgelaten werd. Zij vormden vroeger de meest behoudende,
aan gewoonten gebonden klasse van de maatschappij. De regels van de kookkunst
zijn ons eigenlijk met weinig veranderingen overgeleverd 'uit den tijd, dat de
vrouw van de arische koehoeder het voedsel voor hem klaar maakte.
"Het is zeer te betwijfelen, of de tegenzin tegen dierlijk voedsel onmiddellijk
en met goed gevolg zich zou openbaren, als het aan de doorsnee familiekookster,
vrouw of keukenmeid werd overgelaten, ieder voor zich te worstelen met het
vraagstuk, om voor het middagmaal een bevredigende plaatsvervanging voor vlees
te bezorgen. Maar dankzij het veelzijdige karakter van de grote Omwenteling, was
het juiste ogenblik gekomen, dat door de groei van het gevoel van menselijkheid
de afkeer tegen dierlijk voedsel samenviel met de afschaffing van het huiswerk
en met de eis der vrouwen voor een ruimere levensbestemming. Deze feiten maakten
het nodig, dat de bezigheid van voedselvoorziening en bereiding op een coöperatieve
basis werd geplaatst en een tak van openbaren dienst werd. Zodra de mensen geen
lust meer hadden om hun medeschepsels op te eten en zij zich ernstig afvroegen,
wat zij daarvoor in de plaats konden stellen, werd een groot
regeringsdepartement georganiseerd, dat alle wetenschappelijke talenten
opriep, om door middel van de hulpbronnen van het land dit vraagstuk op te
lossen. Je kunt je wel indenken, dat geen nieuw departement zo in zijn pogingen
door een geestdriftiger publiek werd aangemoedigd dan dit, aangezien het tot
taak had, het nieuwe nationale menu samen te stellen. Dit waren de
omstandigheden, waarop vanaf het begin van het mensengeslacht was gewacht, om de
bereiding van het voedsel tot een wetenschap te maken.
"Onmiddellijk daarop werden de toen bestaande producten en bereidingswijzen,
die in de verschillende landen in gebruik waren, voor de eerste keer in de
geschiedenis verzameld en vergeleken. Met de kosmopolitische verscheidenheid en
uitgebreidheid van het internationale menu voor zien, was iedereen er van
overtuigd, dat de nationale keuken tot nu toe steeds het oude wagenspoor had
gevolgd. Het was duidelijk, dat in geen opzicht de landen meer bekrompen waren,
meer dom bevooroordeeld, om eens iets van een ander te leren, dan op het gebied
van voedsel en de bereiding ervan. Men kwam tot de ontdekking en hiervan waren
reizigers zich altijd wel bewust geweest, dat elk volk, elk land, ja dikwijls
elke provincie een half dozijn gastronomische geheimen had, die nooit elders,
dan wel tijdens korte uitstapjes, werden verklaard. Het is hier op zijn plaats
te zeggen, dat deze vergelijking van internationale menu's alleen al een
voorbeeld was van de talloze wijzen, waarop de volken, zodra de nieuwe orde een
einde had gemaakt aan oude vooroordelen, links en rechts de beste ideeën en
inrichtingen tot algemene verrijking van elkaar begonnen over te nemen en aan te
nemen.
"Maar de organisatie van
een wetenschappelijk systeem van voeding bleef niet beperkt tot de reeds
bekende producten en bereidingswijzen. De plantkundigen en scheikundigen togen
aan het werk, om nieuwe voedingsstoffen en nieuwe bereidingswijzen te ontdekken.
Al gauw werd ontdekt, dat van de natuurvoortbrengselen, die geschikt waren
bevonden als voeding te dienen voor mensen, slechts een heel klein deel was
gebruikt en dan nog wel een heel klein deel van dat soort van voeding, dat zich
gemakkelijk leende voor de eenvoudige en primitieve wijze, waarop de mensen tot
hiertoe hadden beproefd, om voedsel te bereiden n.l. door de toepassing van
droge en vochtige verhitting. Daarbij werd een menigte andere bereidingswijzen
voorgesteld en toegepast door de scheikundigen, met uitkomsten, die onze
grootouders even lekker als nieuw vonden. Het was tot hiertoe geweest als met de
metallurgie de bewerking alleen door vuur geschiedde.Er staat geschreven, dat
de kinderen Israëls, toen ze in de wildernis gedwongen werden zich
vegetarisch te voeden, terugverlangden naar de vleespotten van Egypte.
Waarschijnlijk om goede redenen. De ondervindingen van onze grootouders waren
geheel anders. Het zou blijken, dat als ze na enige tijd terugzagen op hun
vleespotten, die ze hadden achtergelaten, hun gevoelens het tegendeel waren
van beklag. Er bestaat een vermakelijke spotprent uit dat tijdperk, die
voorstelde hoe weinig tijd er voor nodig was, de mensen te laten ondervinden,
welke weldaad ze zich hadden bewezen, door te besluiten de dieren .te sparen. De
prent bestaat, naar ik me herinner, uit twee delen. Het eerste toont de
mensheid, gesymboliseerd door een vrouwengestalte, die naar een groep dieren,
bestaande uit de os, de schapen en het varken. Haar gezicht drukt de diepste
gewetenswroeging uit, terwijl ze in tranen uitroept: arme dieren hoe zijn we er
ooit toe gekomen, jullie te eten! De tweede prent, waarboven "vijf jaar
later" staat, stelt dezelfde groep voor, maar herdrukt het gezicht van de
vrouwenfiguur geen wroeging uit of zelfverwijt, maar afkeer en walging,
terwijl ze met bijna dezelfde woorden, maar met verschillenden nadruk, uitroept:
hoe konden we er inderdaad toe komen?"
Wat er van de grote steden geworden is.
Toen we verder naar het westen vlogen, hadden we langzamerhand de meer
dichtbevolkte gedeelten van de stad achter ons gelaten, als men tenminste
werkelijk enig deel van deze moderne steden, waarin elk huis afzonderlijk staat,
omgeven door een tuin. dicht bevolkt zou kunnen noemen. Struikgewas, weiden en
bossen werden talrijker en wij kregen hoe langer hoe meer dorpen te zien. We
waren nu op het land.
"Dokter," zei ik, "zoals u weet, spreekt het vanzelf, dat wat ik van het
leven in de twintigste eeuw heb gezien, meer het stadsleven was. Als het
landleven sedert mijn tijd evenveel veranderd is als het stadsleven, dan zou het
interessant zijn, er weer eens kennis mee te maken. Wilt u nu daarvan iets
vertellen?"
"Er zijn weinig dingen, geloof jk," antwoordde de dokter, "waarin de
uitwerking der nationalisatie van productie en distributie op de basis van
economische gelijkheid een groter verandering heeft teweeg gebracht dan in de
verhouding tussen stad en land. Het is vreemd, dat we daar niet eerder over
hebben gesproken." "Toen ik vroeger onder de mensen leefde," zei ik, "was
de stad bezig het land op te slokken. Is men daarmee verder gegaan, of is nu het
omgekeerde het geval?
'Beslist het laatste," antwoordde de dokter, 'zoals je wel begrijpen moet,
als je in aanmerking neemt, dat de snelle groei van de grote steden van vroeger
een economisch gevolg was van het
systeem van het privé kapitalisme met zijn noodzakelijke afhankelijkheid van
persoonlijk initiatief en het stelsel van concurrentie.
'Dat is helemaal nieuw voor mij,"zei ik.
'Ik geloof dat je vanzelfsprekend zult vinden, als je er over nadenkt,"
antwoordde de dokter. 'Je weet, dat onder het privé kapitalisme geen openbaar
of regeringssysteem bestond voor het organiseren van de productie en de
verdeling daarvan. Er was geen betrouwbare, algemene administratie, die
voortbrengers en verbruikers tezamen bracht. Iedereen had zijn bezigheid en
onderhoud te zoeken op zijn eigen houtje en zijn slagen was afhankelijk van de
gelegenheid, zijn werk of bezittingen te ruilen tegen bezittingen of werk van
anderen. Voor dit doel was de geschiktste plaats daar, want veel mensen woonden,
die ieder voor zich ook bezittingen en werk wensten te kopen of verkopen. Bij
gevolg, wanneer ,door toeval of berekening een aantal mensen tezamen schoolde,
voegden zich anderen bij hen. Elk van dergelijke verzamelplaatsen vormde een
markt als een aantal personen wensten te kopen of te verkopen. Die markten waren
betere gelegenheden dan de plaatsen, waar weinigen tezamen woonden. Hoe groter
het aantal mensen, hoe gemakkelijker de koop en verkoop plaats vond. Aangezien
de stad op die manier haar oorsprong had, gold dezelfde regel, die voor haar
opkomst gold, ook voor haar groei, n.l. dat hoe groter ze was, hoe sneller ze
zou toenemen. De arbeider trok er heen, om voortdurend en zo goed mogelijk
zijn spierkracht te verkopen en de kapitalist, die de leider was van de
productie, wenste de grootste en bestendigste arbeidsmarkt en trok er daarom ook
heen. En de kapitalist, die koopman was, vertrok er eveneens heen, om het grootste
aantal verbruikers op de kleinst mogelijke oppervlakte voor zijn goederen te
vinden.
"Ofschoon eerst de steden opkwamen en groeiden hoofdzakelijk door het gemak van
de ruilhandel van hun burgers onderling, zo volgde toch onmiddellijk daaruit,
dat door het gemak van de beter geregelde uitwisseling van goederen ze
middelpunten werden ook voor de voortbrengselen van het aangrenzende land. Op
die manier hadden zij, die in de stad woonden, niet alleen een goede gelegenheid
rijk te worden door in de behoeften van de dichte stadsbevolking te voorzien,
maar waren zij ook in staat, een schatting te heffen op de producten van de
bevolking van het omliggende land, door hen te dwingen hun producten op weg naar
de verbruikers door hun handen te laten gaan, zelfs als de verbruikers, evenals
de producenten, op het land leefden en misschien naaste buren waren.
"In den loop der tijden," vervolgde de dokter, "leidde deze concentratie
van stoffelijke overvloed in de steden ook tot een concentratie van alles wat
uitblonk, verfijnd en aangenaam was en van het verschaffen van de weelderige
genoegens van het leven. Niet alleen stroomden de handwerkslieden naar de
steden, als de markt waar ze het voordeligste hun werk tegen het geld van de
kapitalisten konden omwisselen, maar ook de vakmensen en geleerden trokken
voor hetzelfde doel naar de stad.
"De rechtsgeleerden en opvoedkundigen, de doktoren, de redenaars en mensen
van bijzondere bekwaamheid op elk gebied trokken daarheen, als de beste
gelegenheid om het grootste aantal rijke mensen te vinden, die hun talenten
konden gebruiken, opdat zij hun carričre konden maken.
"Op dezelfde wijze stroomden allen, die jets wensten te verkopen, daarheen;
de artiesten, toneelspelers, zangers ja, zelfs de tophoeren. En zij, die zich
wilden amuseren en daaraan geld konden besteden, zij die van het leven wilden
genieten, volgden ter bevrediging van grove of verfijnde genoegens hen, die deze
konden geven. Tenslotte de dieven en rovers en zij, die uitmuntten in de slechte
kunsten ten koste van hun medemensen, volgden den drang naar de steden, die ook
hun het beste veld boden voor hun vermogens. Zo werden de steden als grote
maalstromen, de alles uit het gehele land tot zich trokken, wat het rijkste en
het beste was, maar ook alles wat het slechtste was.
"Zo, Julius, was de wet van het ontstaan en de groei van de steden en het
noodzakelijke gevolg daarvan was de wet van waardevermindering, het verval en
de dood van het land en het landleven. Het zou voldoende zijn geweest voor de
landbouwdistricten van Amerika, als het tijdperk van het privé kapitalisme lang
genoeg had geduurd, om ze terug te brengen tot wat landbouwdistricten waren in
de dagen van het Romeinse rijk of van elke andere heerschappij, die haar
ontwikkeling had voltooid, n.l. landstreken, vanwaar allen, die konden
vluchten, waren vertrokken, om hun fortuin in de steden te zoeken, terwijl men
slechts een bevolking van slaven en opzichters overhield.
"Om je tijdgenoten recht te laten wedervaren, moet ik erbij zeggen, dat ze zich
bewust geweest te zijn, dat het opslokken van het land door de stad niets goeds
verkondigde voor de beschaving. Ze zouden waarschijnlijk blij geweest zijn,
als ze het hadden kunnen verhelpen, maar zij bleven geheel in gebreke in te zien
en te erkennen, dat het alleen de noodzakelijke uitwerking was van het privé
kapitalisme en dat dit alleen hersteld zou kunnen worden door dat af te
schaffen."
'Maar," zei ik, 'hoe was het mogelijk, dat door de afschaffing van het
privé kapitalisme en het in de plaats daarvan stellen van een nationaal
economisch systeem aan de groei van de steden een einde kwam?"
"Door de behoefte aan markten voor uitwisseling van arbeid en goederen te niet
te doen," antwoordde de dokter. "Het gemak, dat men had van de geregelde
uitwisseling in de steden onder het privé kapitalisme, werd door de nationale
organisatie van productie en distributie overbodig en onnodig. De
voortbrengselen van het land werden niet langer verhandeld en verspreid door de
steden, behalve dan wat daar zelf geproduceerd of verbruikt werd. De kwaliteit
van de goederen, die werden voortgebracht, was overal dezelfde, evenals de
hoeveelheid arbeidsdienst, die van iedereen werd geëist. De economische
gelijkheid, waarvoor de begrippen rijk en arm werden uitgeschakeld, had
tengevolge, dat de steden niet langer de plaatsen waren, waar meer weelde
genoten of ten toon gespreid kon worden dan op het land. Het verschaffen van een
werkkring en levensonderhoud op gelijke voorwaarden aan iedereen, ruimde de
plaatselijke voordelen als middel voor een bestaan uit de weg. In één woord er
waren geen oorzaken meer, waarom iemand de stad boven het land zou verkiezen,
als hij niet van een opeenhoping van mensen held, om
wille van die opeenhoping. Onder die omstandigheden zul je het niet
vreemd vinden, dat de trek naar de steden ophield en dat de ontvolking begon van
het ogenblik af, dat de uitwerking van de Omwenteling voelbaar begon te
worden." "Maar toch zijn er nog steden!" riep ik uit.
"Zeker, dat is te zeggen,
er zijn plaatsen, waar de bevolking dichter blijft dan op andere plaatsen. Geen
van de vroegere grote steden is verdwenen, maar het aantal inwoners is maar een
fractie van wat het was."
"Maar Boston is zeer zeker een veel mooiere stad, dan het in mijn dagen was.
"Alle moderne steden zijn in alle opzichten mooier dan de vroegere en oneindig
geschikter om door mensen bewoond te warden. Om tot dat resultaat te komen, was
het nodig, het te veel aan inwoners kwijt te raken. Nu bevat Boston misschien
een vierde van het aantal inwoners op dezelfde oppervlakte van het Boston uit
jouw tijd. Dat komt omdat vroeger zeker vier maal te veel mensen woonden binnen
de grenzen, die geschikt waren om mensen te laten wonen op een wijze en in een
omgeving, die overeenstemt met de moderne begrippen van gezond en aangenaam
leven. New York, waar de bevolking
nog meer opgehoopt was dan in Boston, heeft nog een veel groter aantal van zijn
vroegere inwoners verloren. Als je eens Manhattan-eiland ging bezoeken, dan zou
je eerste indruk zeker zijn, dat het Centrale Park zich had uitgebreid vanaf de
Batterij tot Harlem River, ofschoon in werkelijkheid de plaats volgens moderne
denkbeelden, tamelijk dicht met huizen bezet is. Er wonen nu nog ongeveer
tweehonderdvijftigduizend mensen te midden van de bossen en fonteinen."
"En U zegt dat deze verbazende ontvolking dadelijk begon na de Omwenteling?'
Ja, toen begon het. De
enige manier, waarop de omvangrijke bevolkingen van de oude steden in een kleine
ruimte konden worden gedrongen was, om de mensen als sardientjes in huurkazernes
te pakken. Zodra men was overeen gekomen om iedereen te voorzien van werkelijk
goede en even goede woningen, volgde daaruit dat de steden het grootste deel van
haar inwoners moesten verliezen. Deze moesten worden voorzien van woningen op
het land. Natuurlijk kon zo'n omvangri1k werk niet onmiddellijk ten
uitvoer worden gebracht, maar het kwam toch zo spoedig mogelijk tot stand.
Behalve dat de exodus uit de steden geschiedde, omdat er geen plaats was
fatsoenlijk te leven, was er ook een vlucht van hen, die, omdat er geen
economische voordelen meer aan het stadsleven verbonden waren, zich aangetrokken
gevoelden tot de natuurlijke bekoring van het land. Je kunt daaruit gemakkelijk
opmaken, dat gedurende de eerste tien jaren na de Omwenteling een van de grote
opgaven bestond in het elders voorzien van woningen voor hen, die de steden
wensten te verlaten. Deze voorliefde voor het land duurde, totdat de steden van
hun overbevolking waren bevrijd en het mogelijk was grondige veranderingen te
maken in haar opzet. Een groot deel van de oude gebouwen en al de onooglijke,
hoge en lelijke huizen werd neergehaald. In hun plaats werden gebouwen van lage,
brede en ruime structuur gesticht, die aan de nieuwe levenswijze waren
aangepast. Parken, tuinen en pleinen kwamen veelvuldiger en overal voor. Het
vervoer werd zo geregeld, dat lawaai en stof niet meer voorkwamen. In één
woord. de stad uit jouw dagen werd veranderd in de moderne stad van nu. Toen de
plaatsen even aangenaam werden gemaakt om in te leven als het land zelf
ontvluchtten de mensen haar niet langer en ontstond er evenwicht tussen stad en
land."
"Het komt mij voor," merkte ik op, "dat in elk geval de steden door hun
dichte bevolking toch betere openbare diensten moeten hebben dan dorpen, want
zulke gerieflijkheden zijn het minst kostbaar, waar veel mensen moeten worden
voorzien.'
"Wat dat betreft," antwoordde de dokter, "als iemand in een afgelegen hoek
wenst te wonen, ver verwijderd van buren, dan zal hij daarvoor wel enige
ongemakken moeten dulden. Hij zal zich moeten laten voorzien door het magazijn,
dat het dichtstbij is gelegen en vele publieke instellingen moeten missen
waarover anderen, die dichter bij elkaar wonen, kunnen beschikken. Maar om
werkelijk buiten het bereik te zijn van deze instellingen, moet hij al heel
veraf wonen. Je moet niet vergeten, dat tegenwoordig een problemen van vervoer
en verbinding door openbare en private middelen zo zijn opgelost, dat
toestanden, die met afstand hadden te maken, in jouw tijd onoverkomelijk waren,
nu geen rol meer spelen. Dorpen, die vijf of tien mijlen van anderen zijn
verwijderd, liggen nu als het ware even dicht bij elkaar a]s de aangrenzende
wijken van jullie steden, door het gezellig verkeer en de economische
administratie. Of voor eigen rekening of in verbinding met andere gemeenten,
genieten de bewoners van de kleinste dorpen evengoed van alle mogelijke openbare
instellingen, waarover de steden beschikken. Alle hebben openbare magazijnen en
keukens met telefoon en bezorgingssystemen, publieke baden, bibliotheken, en
inrichtingen van hoger onderwijs. En wat de hoedanigheid van de diensten en
goederen betreft, die zijn, waar ze ook worden verschaft, overal van absoluut
dezelfde uitnemendheid. Ten slotte kunnen de bewoners van welk deel van het land
ook, hoe afgezonderd ze te midden van bossen en bergen mogen leven, door
telefoon en televisie even goed genieten van elk theater, concert en redenaar
als die van de grootste steden."
Het land opnieuw bebost.
Wij zwenkten mijlen verder het land in en nog altijd bood de oppervlakte van de
aarde onder ons de zelfde parkachtige aanblik als in de onmiddellijke omgeving
van de stad. Het was alsof een volmaakt landschapskunstenaar elk natuurlijk
glanspunt geïdealiseerd en er met liefde en bedrevenheid uit gehaald had, wat
het in zich verborgen hield, zodat menselijk werk in volkomen overeenstemming
kwam met het uiterlijk van de natuur. Zulke omvormingen van het landschap
kwamen in mijn tijd nog al eens voor, toen grote steden met veel kosten publieke
ontspanningsterreinen aanlegden. Maar op zo'n grote schaal had ik het me niet
kunnen voorstellen.
"Tot hoever strekt zich dit park uit ?' vroeg ik ten slotte, "daar schijnt
geen eind aan te komen."
"Tot de Stille Oceaan," zei de dokter.
"Meent u, dat de Verenigde Staten in hun geheel op deze wijze zijn
aangelegd?""Niet overal op dezelfde manier, maar op honderd verschillende
wijzen, zoals de natuurlijke gesteldheid van het land er aanleiding toe geeft,
om met haar samen te werken. In deze streek, waar zich weinig voordoet, dat
groots is, was de beste uitwerking, die men verkrijgen kon, een lachend
vreedzaam landschap met zoveel afwisseling in onderdelen, als mogelijk was. In
de bergachtige streken echter, waar de natuur taferelen vertoont, die de
menselijke kunst niet behoeft te versterken, is het de manier om de natuur te
laten, zoals ze is, behalve dat men het bezien er van en het reizen zo
gerieflijk mogelijk heeft gemaakt. Als je de Witte Bergen en de Berkshire
Heuvels gaat bezoeken, dan zul je, geloof ik, vinden, dat de hellingen nog
grilliger, de bergstromen wilder en de bossen hoger en somberder zijn dan ze
voor honderd jaar waren. Het enige, dat het werk van mensenhanden verraadt, zijn
de wegen, die over elke bergkloof gaan en elke bergtop bereiken, terwijl ze de
reiziger in de nabijheid brengen van alle grillige, wilde en mode punten van de
natuur."
"Wat de bomen aangaat, is het voor mij niet nodig naar de bergen te gaan, om
te zien, dat er over het algemeen niet alleen hogere bomen zijn, maar dat er
veel meer zijn dan vroeger.
"Ja," zei de dokter, "het zou gek zijn, als je het verschil in het landschap
niet zou hebben opgemerkt. Men zegt, dat er tegenwoordig vijf tot tien bomen
staan, waar er vroeger één stand en een groot deel van die je beneden ziet,
zijn van vijfenzeventig tot honderd jaar oud en zijn uit de tijd toen de
herbebossing begon."
"Wat bedoelt u met de herbebossing?"
"De wederaanplanting van de bossen na de Omwenteling. Onder het privé
kapitalisme hebben hebzucht of nood de mensen er toe geleid over het algemeen de
bossen zo te verwoesten, dat de rivieren kleiner werden en het land voortdurend
door droogte werd geplaagd. Na de Omwenteling werd ingezien, dat de herbebossing
van het land een van de noodzakelijkste dingen was, die moesten worden gedaan.
Natuurlijk heeft het lange tijd geduurd, voordat de nieuwe aanplanting was
volgroeid. Maar ik geloof, dat het nu ongeveer vijfentwintig jaar geleden is,
dat dit plan zijn volle ontwikkeling heeft bereikt en dat de laatste sporen van
de verwoesting verdwenen zijn."
"Weet U," zei ik direct daarop, "dat ik iets mis, dat evenveel indruk op mij
gemaakt heeft, als het landschap zelf?"
"Wat mis je dan?"
"Het hooiveld."
"Ach ja, geen wonder, dat je dat mist," zei de dokter. "Ik begrijp het nu.
In jouw tijd was hooi het hoofdproduct van Nieuw Engeland, niet waar?"
"Ja, dat was het," antwoordde ik. "En nu is er, geloof ik, helemaal geen
hooi meer nodig. Lieve hemel in hoeveel en belangrijke opzichten heeft het
ophouden van het gebruik van dieren voor voedsel en arbeid, de menselijke
bezigheden en belangen beïnvloed!"
"Ja waarlijk," zei de dokter, "en altijd tot een merkbare verbetering van
de maatschappelijke toestand. Ofschoon het ondankbaar mag schijnen dit te
zeggen. Daar heb je bijvoorbeeld het paard. Toen deze dienaar van de mensheid
zijn lange lijdensweg had voleindigd en zijn welverdiende beloning kreeg,
werden gladde duurzame en schone wegen mogelijk. Stof, vuil en gevaar eindigden
noodzakelijke bijkomstigheden van het reizen te zijn.
"Dank zij het feit, dat er geen paarden meer zijn, was het mogelijk de wegen
voor de helft of een derde minder breed te maken, van glad beton. Aan beide
zijden groeit gras. Er blijft geen vuil meer achter, dat opgejaagd kan worden
door wind en regen. Dergelijke wegen zijn, als ze eenmaal aangelegd zijn even
duurzaam als Romeinse straatwegen en er kan nooit iets op groeien. Deze wegen,
die alle kanten en uithoeken van het land binnendringen, hebben tezamen met de
elektrische motoren het reizen tot een genot gemaakt, zodat we allen met eigen
wagens kleine reisjes maken en grote, als we tijd hebben. Was reizen afhankelijk
gebleven van paarden, dan zou de uitvinding van de vliegmachine de mensen er toe
gebracht hebben, de aarde als de vogels te gebruiken n.l. als een plaats om te
landen tussen vluchten. Zoals het nu is, vragen wij ons af, wat aangenamer is,
door de lucht te zweven of langs de bodem te glijden, hetgeen ongeveer even
gemakkelijk. vlug en geluidloos gaat."
"Zelfs vóór 1887," zei ik, maakte men met genoegen gebruik van de fiets en
toen vele mogelijkhe-den van het gebruik van elektriciteit kwamen opdagen,
begonnen de mensen te voorspellen, dat de dagen van het paard geteld waren. Maar
men geloofde vast, dat, al zou men het paard niet meer als trekker van
vervoermiddelen gebruiken, het toch voor de veelzijdige
landbouwdoeleinden nodig zou blijven. Ik zelf heb dat ook gedacht. Hoe is het nu
daarmee?"
Het boerenbedrijf in de twintigste eeuw.
"Wacht even,"
antwoordde de dokter, als we wat gedaald zijn, zal ik je een toelichtend
antwoord geven."
Toen we van een hoogte van duizend tot een paar honderd voet waren gedaald, zei
de dokter:
"Kijk nu eens rechts naar beneden."
Ik deed het en zag een groot veld waarvan het gewas juist was afgesneden. Boven
zijn oppervlakte bewoog zich een reeks van grote machines, waarachter de aarde
werd omgespit in bruine stijve voren. Op iedere machine stond of zat in een
gemakkelijke houding een jonge man of vrouw, die er uitzagen alsof ze op een
pleziertochtje waren.
"Blijkhaar zijn dit ploegen. Maar wat brengt hen in beweging ?' vroeg ik.
'Het zijn elektrische ploegen," antwoordde de dokter. "Je ziet toch dat
slangachtige koord, dat over den opgeworpen grond sleept achter elke machine.
Dat is de kabel, die de elektriciteit toevoert. Let op de palen, die met
geregelde tussenruimten in het veld staan. Het is alleen nodig die kabels met
zoon paal te verbinden, om arbeidsvermogen voort te brengen, dat loopt vanaf de
kracht van een man tot honderd paardenkracht voor alle soorten van landbouwwerktuigen.
Voor het besturen ervan wordt geen andere kracht vereist, dun die van de vingers
van een kind."
Dit niet alleen, maar de dokter legde me uit, dat door dit systeem van buigzame
kabels van alle grootte, elektriciteit niet enkel voor zware taken, vroeger door
beesten verricht, werd toegepast, maar ook voor werktuigen voor handgebruik als
spaden, schoppen, gaffels, waarmede de boer in mijn tijd met gebogen rug werkte,
hoe hij ook voorzien mocht zijn van paardenkracht. Er was geen werktuig, hoe
klein ook, verklaarde me de dokter, dat niet met elektriciteit kon warden
gedreven.
"Met een van onze schoppen," zei de dokter, "kan een intelligente jongen een
greppel graven of over een mijl lengte aardappels rooien, vlugger dan een ploeg
arbeiders in jouw dagen en met niet meer moeite dan om een kruiwagen voort te
duwen."
Men had mij dikwijls verteld, dat het landbouwwerk tegenwoordig even aangenaam
werd gevonden als elke andere bezigheid. Met mijn indrukken van de bijzonder
zware taak, die aan het bewerken van de aarde was verbonden, was ik echter niet
in staat geweest, te beseffen, hoe dat eigenlijk mogelijk was. Maar nu begin ik
dat te begrijpen.
De dokter stelde voor om te landen, teneinde de inrichtingen van een moderne
boerderij te bezien, waarin ik met genoegen toestemde. Eerst maakte hij gebruik
van de hoogte, waarop we vlogen, om mij het netwerk van spoorwegen te tonen,
waardoor al het vervoer tot stand kwam en waardoor de verzamelde producten
onmiddellijk als het wenselijk was, naar hun bestemming, op welk punt ook van
het land, zonder verdere behandeling konden worden verzonden. Toen we waren
geland, staken we het veld over naar den dichtst bijzijnde ploeg. Deze werd
bestuurd door een donkerharige lange vrouw in een sierlijk kostuum, zoals op de
negentiende-eeuwse boerderij nooit plaats had. Zoals ze daar vol gratie zat op
de rug van dat blinkend metalen monster, dat de aarde, terwijl het voortschreed,
omwoelde met vreselijke horens, moest ik aan Europa op haar stier denken. Als
haar prototype even bekoorlijk was als deze lange vrouw, dan kan men het Jupiter
niet kwalijk nemen er met haar van door te zijn gegaan.
Toen we naderden, hield zij op met ploegen en groette ons vriendelijk
terug. Ze herkende me klaarblijkelijk op het eerste gezicht, hetgeen door de
verspreiding van mijn foto iedereen waarschijnlijk deed. Dit was ook de reden
waarom ze me met zoveel belangstelling opnam. 1k zou me er zeer door gevleid
hebben gevoeld, als ze me niet als een gril van de natuur beschouwd had.
Toen ik haar vroeg, wat men van plan was in dit seizoen te p1anten, antwoordde
ze mij, dat haar werkzaamheden alleen een van de vele jaarlijkse omploegingen
betrof, waaraan men den bodem onderwierp om hem in goeden staat te houden.
"Wij passen overvloedig meststoffen toe," zei ze, "maar wij houden het er
voor, dat de grond zichzelf het beste vruchtbaar maakt, als hij wordt
omgewoeld."
"Ongetwijfeld," zei ik. "Een zeer oude autoriteit als Aesopos, leerde ons
dat al in zijn fabel van den verborgen schat. In mijn tijd zou dat zeer duur
geweest zijn, toen de bemesting met gebruikmaking van de spieren van mens en
dier moest geschieden. Eénmaal per jaar te ploegen was alles, wat onze boeren
tot stand konden brengen en daarbij braken zij nog hun rug."
"Ja," antwoordde ze, "ik heb over die stakkers gelezen. Nu is het, zoals u
ziet, anders. Zolang de getijden tweemaal daags rijzen en dalen en ook de wind
en watervallen elektriciteit produceren, is er geen reden, dat we niet dagelijks
zouden ploegen, als het wenselijk was. Naar schatting wordt tegenwoordig,
geloof ik, tien maal zoveel arbeidsvermogen aan de bewerking van iedere akker
besteed, dan vroeger mogelijk was."
Het nam enige tijd in beslag om de boerderij te bezien. De dokter verklaarde mij
het afwaterings- en pompsysteem, waardoor gewaakt wordt tegen te veel en te
weinig regen. Hij stelde mij voorts in de gelegenheid om enige van de
merkwaardige werktuigen grondig te onderzoeken. Zoals hij ze mij had beschreven,
vergden zij zo goed als niets van de spieren van de werker. Alleen
maar wat van zijn verstand.
Aan de boerderij was een heel systeem van broeikassen verbonden, waarvan de
mensen afhankelijk waren voor verse groenten in de winter. Deze gingen wij
eveneens bezien. Ook de wonderen van versnelde wasdom, die ik in deze kasten
zag, zouden wel niemand onder mijn lezers verbazen. Voor mij echter was het een
openbaring, hoe het mogelijk was, wat met planten kan worden bereikt, als men
over alle omstandigheden van licht, hitte en vocht en over alle
bodembestanddelen absoluut kan beschikken. Het was een nooit te vergeten
ervaring voor mij. Het leek wel, of ik in de werkplaats van de Schepper was
geslopen en Hem aan het werk vond, hoe Hij met onzichtbare handen het stof der
aarde en de onmerkbare lucht tot levensvormen kneedde. 1k had nooit eerder
planten zien groeien en had gedacht, dat het kunstje van de Indische fakir
bedrog was. Maar hier zag ik hun kopjes opheffen, hun knoppen uitspruiten en hun
bloemen openen met bewegingen, die de ogen konden volgen. 1k beken, dat ik
werkelijk luisterde of ik ze niet hoorde fluisteren.
"In mijn tijd werden de groenten in broeikassen buiten het seizoen gekweekt
alleen om aan de .behoefte van een kleine klasse van rijken te voldoen. De idee
met zulke hoeveelheden voor geringe prijs en volgens moderne behandeling de
gehele gemeenschap te voorzien, was natuurlijk iets, waarvan ik nooit gedroomd
had.
Toen we de broeikassen verlieten, liep de middag ten einde en de zon ging onder.
Wij stegen snel naar een hoogte, waar haar stralen ons nog verwarmden en gingen
toen huiswaarts.
De sterkste van alle indrukken van die wonderlijke middag bleef nog lang in mijn
geest voortbestaan n.l. de laatste les, die de omvorming behandelde van de
toestanden van de landbouw, het hoofdbestanddeel van de menselijke bezigheden
vanaf het begin en de basis van elk industrieel systeem. 1k zei toen:
"Ten slotte heeft men nu een einde gemaakt aan twee van de grootste bezwaren
van het landbouwbedrijf, dat in mijn tijd bekend stond om zijn overmatig zwaar
werk. Ongetwijfeld heeft men ook het andere bezwaar uit de weg geruimd n.l. de
afzondering en eenzaamheid, het gebrek aan gezellig verkeer en de gelegenheid
zich een fijne beschaving eigen te maken, hetgeen allen bijkomstigheden waren
van het landbouwersbestaan."
"Niemand
zou heus landbouwwerk doen," antwoordde de dokter, "als het eenzamer
en moeizamer dan andere soorten
werk was gebleven. Wat de maatschappelijke omstandigheden van de landbouwer
aangaat, gaat het hem absoluut niet anders dan elke anderen handwerksman of
welke werker ook. Hij leeft als de anderen waar het hem goed dunkt en wordt door
de vlugge verkeersmiddelen van tegenwoordig heen en weer vervoerd van zijn
verblijfplaats naar de plaats van zijn bezigheid. Werk op een boerderij
betekent helemaal niet leven op een boerderij, behalve voor hen, die daar van
houden."
'Eén van de omstandigheden van het boerenleven," zei ik, "die te wijten is
aan de afwisseling van de jaargetijden, is altijd de opvolging geweest van
slappe arbeidstijden door bijzonder veeleisende, zoals het poten en oogsten,
wanneer een plotselinge behoefte aan verdubbelde arbeidskrachten een tijd lang
de sterkste inspanning vereist. Deze afwisseling van te weinig en te veel werk,
moet volgens mij toch altijd het landbouwbedrijf van andere bezigheden
onderscheiden."
"Zonder twijfel," antwoordde de dokter, "maar deze afwisseling is er verre
van, een tijdrovende verslapping van krachten te zijn, gevolgd door een
buitensporige inspanning voor de werker. In tegendeel verschaft zij de
gelegenheid voor ontspanning en dat geeft een bijzondere aantrekkingskracht aan
het land-bouwbedrijf. De seizoenen van aanplanting en oogsten hebben op
verschillende tijden plaats, met kleinere of grotere tussenpozen in de
verschillende districten van een zo uitgestrekt land als dit. Dit feit. maakt
het mogelijk, achtereenvolgens in elk district een zo groot aantal werkers van
andere districten tot zich te trekken, als nodig is. Het is zelfs niets
ongewoons, dat na een bekendmaking, dat aan werkers behoefte bestaat,
honderdduizend extra werkers in de streek verschijnen, waar een speciale
tijdelijke vraag naar arbeidskrachten is. De bezieling, die er van deze grote
massabewegingen uitgaat, is merkwaardig en moet ongeveer gelijkstaan met de
bezieling, die in jouw dagen opgewekt werd bij het mobiliseren en ten oorlog
trekken van legers."
Wij dreven een poosje stilzwijgend door de steeds donkerder wordende lucht.
"Heus Julius," zei de dokter ten slotte, "geen verandering sedert jouw dagen
is zo grondig geweest en geen heeft zeker zo'n invloed gehad op een groot deel
van de bevolking als de omvorming van het boerenbedrijf. De dichters voor en na
Vergilius hebben in het landbouwbedrijf en in het bewerken van de bodem de voorwaarden
gezien voor een vredig en gelukkig leven. Hun verbeeldingskracht op dit gebied
is bespot geworden door de ware toestand van de landbouwer. Tot op deze dag
behoorde het lot van de boer, de verzorger der wereld, tot het treurigste,
zwaarste en meest hopeloze van alle klassen van mensen. Van het begin van de
wereld tot het begin van deze eeuw is de bewerker van de aarde de meest
tragische figuur in de geschiedenis geweest. In tijden van slavernij behoorde
hij tot de laagste klasse van slaven. Toen de slavernij verdween, bleef zijn
beroep het meest zorgenvolle, zwaarste en meest hopeloze van alle beroepen. Hij
leed groter armoede dan de loontrekker, zonder bevrijd te zijn van zorgen, en
oudervond alle angsten van de kapitalist, zonder hoop op vergoeding door
winst. Aan de ene kant was het als geen andere producent afhankelijk van de
grillen van de natuur en als hij die had overwonnen, dan was hij aan de genade
overgeleverd van den tussenhandelaar, zodat bij zich moest afvragen. wie
hartelozer was, de natuur of de mens. Als het gewas mislukte, ging de boer ten
onder, als het gedijde, had alleen de tussenhandelaar er profijt van. Als een
buffer tussen de elementen en de maat- schappij, werd hij door de eerste
gestoten, om door de ander te worden teruggeworpen. Aan de bodem gebonden,
verviel hij tot slavernij ten opzichte van de handel met de steden, zo volkomen,
als hij onder het feodale systeem was geweest. Door zijn afgezonderd en
onmaatschappelijk leven was hij lomp en ongeletterd. Hij kwam niet in aanraking
met de beschaving, zelfs niet als zijn bitter zwoegen hem er nog arbeidskracht
of tijd voor overliet. Om deze reden zagen de stedelingen op hem neer, als
behoorde hij tot een minderwaardig mensenras. In alle tijden en landen werd de
boer door de schofterigste stedeling als een waar mikpunt van spot beschouwd.
De hongerige proletariër van de stadsstraten schold de boer uit voor een
lomperd. Zelf slecht bespraakt, was er niemand, die voor hem sprak en zijn ruwe,
slecht uitgesproken klachten werden met spot beantwoord. Baalam was niet
verbaasder, toen de ezel waarop hij zat, hem bestrafte, dan de heersende klassen
van Amerika moeten geweest zijn, toen de boeren aan het einde van de vorige eeuw
iets te zeggen wilden hebben in het bestuur van het land. Van tijd tot tijd was
in het verloop van de geschiedenis, gedurende korte perioden, de toestand van de
boer dragelijk. De herenboer van Engeland dorst eens de edelman recht in de ogen
te zien. Ook de Amerikaanse boer genoot tot het midden van de negentiende eeuw
van de gouden tijd van de landbouw. Toen was de voortbrenging, gedurende een
bepaalde periode, hoofdzakelijk ingesteld op het verbruik en niet op de verkoop
aan de tussenhandelaar. Toen was hij de meest onafhankelijke man en genoot hij
een ruwe overvloed. Maar vóórdat de negentiende eeuw haar laatste derde deel
bereikt had, was het einde van het korte ideale tijdperk van de Amerikaanse
landbouw gekomen. Door de onvermijdelijke uitwerking van het privé kapitalisme
ging het met de boer bergafwaarts tot de toestand van slavernij, die in alle
voorafgaande tijden zijn normale staat geweest was en wel voor altijd zou
blijven, zolang de economische uitbuiting van mensen door mensen zou
voortduren. Terwijl in één opzicht de economische gelijkheid een gelijke zegen
bracht voor allen, waren er twee klassen van mensen, die een bijzondere reden
hadden, om haar met vreugde te begroeten. Die economische gelijkheid had hen
boven een diepere vernedering dan alle anderen verheven. De ene klasse was die
van de vrouwen, de andere die van de boeren."
|