(Gij zult als God
wezen, kennende het goed en het kwaad).
"Ik
maak er uit op, dat het verdwijnen van de godsdienstige secten en priesterkasten
de algemene belangstelling in de godsdiensten niet heeft verminderd.""Had u
dan gedacht, dat dit zou gebeuren ?"
"Ik
weet het niet; ik heb er die dingen weinig nagedacht. De geestelijkheid hield
staande, dat zij absoluut nodig was, om de godsdienst te handhaven en wij namen
aan, dat dit juist was." "Elke maatschappelijke instelling, die geruime tijd
heeft bestaan,'' antwoordde de heer Barton, "heeft ook ongetwijfeld een of
andere taak verricht, die gedurende die tijd nuttig of nodig was. Koningen,
geestelijken en kapitalisten, allen eigenlijk slechts verschillende soorten van
kapitalisten, hebben zeer zeker in de tijdperken, waar in zij heersten, een taak
verricht, die hoe slecht ook gedaan, toen noodzakelijk was en niet beter kon
worden verricht. Maar evengoed als de afschaffing van het koningschap het begin
was van een behoorlijke regering, zo was ook de afschaffing van het privé
kapitalisme het begin van een doeltreffende welvaartsvoortbrenging. Ook was het
verdwijnen van de organisatie en de arbeid van de kerk of het kerkelijk
kapitalisme het begin van oveen wereldontwaken, van een vurige belangstelling in
alles op het uitgestrekte gebied, dat het woord religie inhield. Hoe
noodzakelijk ook de onderwerping van de mensheid aan het priesterlijk gezag in
de loop van de menselijke evolutie is geweest, toch was vooral de vorm van het
voogdijschap het meest er op berekend, de vermogens, die er door werden beïnvloed,
te verstarren en te doden. De ineenstorting van het kerkelijk gezag heeft
onmiddellijk de weg voorbereid voor een geestdrift en belangstelling in de grote
vraagstukken betreffende de menselijke natuur en bestemming, die nauwelijks
begrepen konden worden door de waardige geestelijken van uw dagen, die met
zo'n pijnlijke zorg en weinig resultaten hun kudden trachten op te wekken tot
geestelijk leven. Het gebrek aan algemene belangstelling in deze vraagstukken in
uw tijd was het natuurlijke gevolg van het in beslag nemen van dat speciale
gebied door de priesterkaste. De leden daarvan stonden tussen de mens en het
mysterie rondom hem. Zij wilden hem dat mysterie verklaren en namen op zich voor
de geestelijke wetvaart in te staan van allen, die vertrouwen in hen wilden
stellen. De ineenstorting van het priestergezag had tot gevolg, dat elke ziel
persoonlijk voor dat mysterie werd geplaatst en zij zelf de verantwoording kreeg
te dragen, hoe het te verklaren. De val van de traditionele godsdiensten
bevrijdde de verhouding van de mens tot de oneindigheid van de drukkende
uitwerking van verkeerde gevolgtrekkingen en de godsdienstige leerstellingen,
die tot hiertoe de meest grenzenloze van alle wetenschappen tot de meest
beperkte en meest bekrompene maakten. In plaats van de geestverlammende verering
van het verleden en de slaafsheid van het tegenwoordige aan de geschreven
overlevering, maakte zich de overtuiging van de mens meester, dat er geen
grenzen waren aan de mogelijkheid zich kennis te verwerven omtrent zijn natuur
en bestemming en geen grenzen aan deze bestemming. Het priesterlijke denkbeeld,
dat het verleden heiliger was dan het tegenwoordige en dat God met de eerste
mensen verkeerde, maakte plaats voor het geloof, dat we in de toekomst moesten
schouwen voor het verkrijgen van de vereiste bezieling en niet in het
verleden. Dat het heden en de toekomst een vollediger en zekerder kennis van
de ziel en van God beloofden dan het verleden ooit heeft gebracht."
"Is dit geloof," vroeg
ik, "in werkelijkheid bevestigd door het feit, dat een grotere zekerheid meer
van weet dan wij of dat u zekerder bent van die dingen, die wij slechts
trachtten is verkregen van wat waar is in deze dingen? Neemt u heus aan, dat u
er te geloven ?'
De heer Barton dacht een ogenblik na vóórdat hij antwoordde.
"U merkte op," zei hij, "dat uw gesprekken met Dr. Leete tot nu toe weinig
over godsdienstige zaken handelden. Toen hij u inlichtte over de moderne wereld,
was het niet minder dan verstandig en logisch, dat hij allereerst en
hoofdzakelijk zou uitweiden over de verandering in het economisch systeem, omdat
deze de noodzakelijke materiele basis vormde voor alle andere veranderingen,
die hebben plaats gevonden.
Ik ben er echter zeker van, dat u nooit iemand zult ontmoeten, die, wanneer u
hem vraagt op welk gebied de vooruitgang gedurende de laatste eeuw er het meest
toe heeft bijgedragen, om de mensen gelukkig te maken, u niet zou
antwoorden, dat het de wetenschap is der ziel en haar verhouding tot het eeuwige
en oneindige.
Deze vooruitgang is niet alleen het resultaat geweest van redelijker inzicht in
het onderwerp en van een volkomen vrijheid in denken bij de bestudering ervan,
maar ook grotendeels van de maatschappelijke toestanden, die ons bijna geheel
hebben vrij gemaakt, van de materiele dingen, die ons in beslag namen. Het is nu
bijna reeds een eeuw, dat wij een economische welvaart genieten, die niets te
wensen overlaat, wat de lichamelijke bevrediging betreft. Juist door het
toenemen van deze welvaart is men zich gaan toeleggen op soberheid in smaak, die
alle buitensporigheid en overdaad verwerpt en de materiele zijde van het leven
veronachtzaamt, naarmate de geestelijke en zedelijke groeit. Het is alsof wij
door de zedelijke ontwikkeling en materiële samenwerking minder behoeften
hebben, naarmate wij meer bezitten. Het is nu reeds lang geleden, dat de
mensheid tot het inzicht is gekomen, wat de materiele zijde van het leven
betreft, het hoogtepunt te hebben bereikt. Wij hebben de eerzucht verworven in
dat opzicht verder te gaan. Het gevolg daarvan is geweest, dat we de geestelijke
krachten hoofdzakelijk hebben geconcentreerd op de mogelijkheden van de
geestelijke ontwikkeling van de mensheid, waarvoor de voleinding van de materiële
ontwikkeling het begin heeft voorbereid. Wij zijn er van overtuigd, dat wat wij
tot nu toe hebben geleerd, alleen een flauw vermoeden is van de kennis, die we
eens zullen bereiken. Als de beperkingen van dit aards bestaan van dien aard
waren, dat er geen hoop was, meer te weten te komen, dan wat we tot nu toe
weten, dan konden we toch al niet klagen. Het is genoeg geweest om de schaduw
van de dood te veranderen in het licht van de belofte en om het zout uit de
menselijke tranen af te scheiden. Als u beter op de hoogte bent van onze
literatuur, zult u bemerken, dat zij op één punt geheel van de uwe verschilt,
want men mist er de tragische noot in. Dat is het natuurlijke gevolg van het
juiste inzicht in ons ware leven, dat een onaantastbare zekerheid geeft te zijn
"geborgen in God," zoals Paulus het noemde. Daardoor worden de gebeurtenissen
en wisselvalligheden van de persoonlijkheid teruggebracht tot betrekkelijke
onbeduidendheden. Uw zieners en dichters hebben in verheven ogenblikken de dood
beschouwd als een stap in het eeuwige leven, maar voor de meeste mensen was dit
vroeger moeilijk te begrijpen. Als het leven ten einde loopt, wordt dit als niet
meer door somberheid beschaduwd, maar maakt een blijde verwachting zich meester
van 'de ouden van dagen, waarvoor zij door de jeugd zouden kunnen worden
benijd als deze niet wist dat eenmaal ook voor haar de poort zal worden
ontsloten. In uw dagen moet de grondtoon van het leven een onuitsprekelijke
droefheid zijn geweest, die als het geruis van de zee voor hen, die bij de zee
wonen, hoorbaar is, zodra het leven en de druk waardoor men in beslag wordt
genomen, voor een ogenblik ophouden. Nu is de grondtoon zo jubelend, dat wij
hem voortdurend horen."
"Als
de mensen voortgaan," zei ik, "zich te bekwamen in de wetenschap van het
heilige en daaraan deelnemen, waartoe zullen zij dan ten slotte geraken?"
De heer Barton glimlachte. "Zei de slang niet in het oude verhaal
'als gij de vruchten van de boom der kennis eet, dan zult gij als goden
zijn?" De woorden van die belofte moeten waar geweest zijn, maar er is
waarschijnlijk een vergissing geweest, wat de boom betreft. Misschien was het de
boom van zelfzuchtige kennis of was de vrucht niet rijp. Het verhaal is daarin
duister. Jezus verkondigde later hetzelfde toen hij zei, dat de mensen Gods
zonen zouden kunnen worden. Maar hij vergiste zich niet in de boom, dien hij hun
toonde en de vrucht was rijp. Het was de vrucht der liefde, want alomvattende
liefde is zowel zaad als vrucht, oorzaak en gevolg van de hoogste en volmaaktste
wetenschap. Door onbegrensde liefde wordt een mens tot een god, want daardoor
alleen wordt hem de eenheid met God bewust en wordt hij boven alles verheven.
Alleen sedert de grote Omwenteling het tijdperk van de broederschap aan de
mensheid heeft gebracht, heeft zij overvloedig kunnen eten van deze vrucht van
de waren boom der kennis. Daardoor gaat zij voort, zich hoe langer hoe meer
bewust te worden, dat de heilige alziel, ons ware zelf in zich bevat en we
werkelijk goden zullen zijn. Het motto van de moderne beschaving is Eritis sicut
Deus.'
"U
spreekt van Jezus. Begrijp ik het goed, dat u van oordeel bent, dat deze moderne
godsdienst dezelfde leerstellingen bevat, die Jezus leerde?
'Zeer
zeker. Deze werden onderwezen van het begin der geschiedenis af, wellicht nog
eerder. Maar wat Jezus leerde, is het ineens volkomen duidelijkst tot ons
gekomen. Toen Hij het ons leer-de, was de wereld echter, behalve enkelen, nog
niet in staat, het te aanvaarden. Ook was het over het algemeen niet mogelijk.
dat de wereld als geheel die leerstellingen kon aanvaarden of zelfs maar
begrijpen tot in de tegenwoordige eeuw.
"Waarom kon de wereld niet eerder de openbaring aanvaarden, "Omdat,"
antwoordde de beer Barton, "de profeet, die ons de ziel en God, beiden één en
dezelfde, heeft geopenbaard, één en al liefde was. Tot nu toe weigerde de
wereld naar liefde te luisteren, maar kruisigde zij de profeet, die liefde was.
De godsdienst van de Christus, die afhankelijk was van het beleven en voelen van
onzelfzuchtige geestdrift, kon over het algemeen noch aanvaard, noch begrepen
worden door een wereld, die een maatschappelijk systeem duldde, dat gebaseerd
was op broedermoordende strijd als voorwaarde om te bestaan. Profeten?
Messias, zieners en heiligen konden onmogelijk God van aangezicht tot aangezicht
zien, maar het was onmogelijk, dat er enig algemeen begrip kon zijn van God,
zoals Christus Hem zag, totdat maatschappelijke rechtvaardigheid de
broederliefde had gebracht. De mens moest als broeder aan de mens worden
geopenbaard, voordat hem God als vader kon worden geopenbaard. In naam beweerde
de geestelijkheid, de leerstellingen van Christus te aanvaarden en te
herhalen, dat God een liefhebbend vader is, maar het was in werkelijkheid
natuurlijk onmogelijk, dat zo'n idee ontkiemen en wortelschieten kon in harten
zo koud en hard als steen en vervuld van haat en achterdocht tegenover de
medemensen. Als een mens zijn broeder niet Liefheeft, dien Hij gezien heeft, hoe
zal hij dan God liefhebben, die hij niet heeft gezien. De priesters maakten hun
scharen doof, door hen voortdurend te manen, God lief te hebben met heel hun
hart. Maar het ware beter geweest hen, evenals Christus, aan te manen, hun
medemensen lief te hebben met heel hun hart. Met zulke harten zou de liefde tot
God onmiddellijk ontbranden, evenals men er bij de ouden staat op kon maken, dat
een offer, dat Gode voorbereid en gelegd was, door het hemelse vuur zou worden
aangestoken.
"Van die preekstoel daar, Mijnheer West, zult U ongetwijfeld deze en dergelijke
woorden dikwijls hebben gehoord en ze dikwijls hebben horen
herhalen:
Indien wij elkander
liefhebben, zoo blijft God in ons en zijn liefde is
in ons volmaakt. (1 job. 4 12).
Hij die zijn broeder liefheeft, blijft in bet licht. (1 Joh. 2: 10).
Indien iemand zegt: 1k heb God lief en zijn broeder haat, die is een
leugenaar. (1 Joh. 4 : 20).
Die zijn broeder niet leefheeft, blijft in de dood. (1 Joh. 3:14).
Een ieder, die liefheeft is uit God geboren en kent God.(job. 4:7).
God is liefde en die in de liefde blijft, die blijft in God en God in hem. (1
Job. 4 :16).
Die niet liefheeft, die heeft God. niet gekend, want God is liefde.(1 Job. 4 :
8).
"Dit is als het ware een
uittreksel van de leerlingen van Christus, die de voorwaarde vormen voor een
heilig leven. Hierin vinden wij een voldoende verklaring, waarom de openbaring,
die zo lang geleden tot Jezus en andere verlichte zielen kwam, over het algemeen,
met geen mogelijkheid door de mensheid kon worden ontvangen, zolang een
onmenselijke sociale orde een muur' plaatste tussen de mens en God en waarom
van het ogenblik af, dat deze muur omver was geworpen, de openbaring de aarde
overstroomde als het licht van de zon, die doorbreekt.
Indien wij elkander liefhebben, dan blijft God in ons. Merk wel, hoe die woorden
tot hun recht kwamen door de wijze, 'waarop de mensheid God vond. Bedenk dan,
dat men niet plotseling of met opzet of bewust God zocht. De grote geestdrift,
waarmede de mensheid de oude orde neerhaalde en de maatschappij van
broederliefde bracht, was niet in de eerste plaats, een bewust proberen God te
vinden. Het was in werkelijkheid een menselijk gebeuren. Het was een
samensmelting en toenadering van mensenharten, een vloed van berouwvolle en
boetvaardige tederheid, een vurige opwelling van wederzijdse liefde en het zich
wijden aan het algemeen belang. Maar als wij elkaar liefhebben, woont God in ons
en op die wijze vond de mens tenslotte God. Het schijnt, dat op het meest
verheven ogenblik in de geschiedenis der mensheid, toen de liefde van broeders,
die elkaar gevonden en omarmd hadden, ontgloeide, er een onuitsprekelijke
gewaarwording ontstond alsof God met hen was en zijn handen gevouwen waren over
de ineengeslagen handen van de mensen. Dat is tot op deze dag zo gebleven en zal
voor altijd zo blijven."