HOOFDSTUK 29.
Ik
word gehuldigd.
'En
nu," vervolgde de leraar, terwijl hij naar de galerij keek, waar de dokter
en ik al die tijd onopgemerkt hadden gezeten, 'heb ik een grote verrassing
voor jullie. Onder hen, die vandaag naar ons hebben geluisterd, is iemand van
wie jullie onmiddellijk zullen raden wie hij is, als ik jullie zeg dat hij van
alle mensen op aarde absoluut de enige is, die het best en volkomen in staat is
te beoordelen, hoe nauwkeurig de toestanden in de negentiende eeuw door jullie
zijn beschreven. Om jullie gemoedsrust niet te storen heb ik vooraf niet
verteld, dat hij vanmiddag als bezoeker aanwezig is, …. namelijk iemand uit
het verre verleden, van voor de grote Omwenteling
dus, en dat is nu niemand minder dan Julius West!"
Verrast keken de leerlingen
met z'n allen op, nu ineens, onze richting.
'Meneer West is zo vriendelijk geweest mij toe te staan, jullie aan hem voor
te stellen," zo sprak de geleerde leraar zeer gewichtig tot het besluit.
Ik had het verzoek van de leraar
natuurlijk alleen ingewilligd, omdat ik er geen zin in had om mij onnodig aan
nieuwsgierige blikken bloot te stellen. Maar ik had ten slotte toch kennis
moeten maken de jongeren van de nieuwe tijd. Toen ze rondom mij gingen staan,
was het aan hun peinzende ogen en de bewogen gezichten te zien, hoe diep hun
verbeeldingskracht in beroering was gebracht door mijn aanwezigheid en hoe ver
hun stemming verwijderd was van gewone, oppervlakkige nieuwsgierigheid. Het
belang, dat zij in mij stelden, was zo fijngevoelig en sympathiek, dat het zelfs
het meest gevoelige temperament niet had kunnen beledigen.
Dit was ook de houding geweest van alle personen op hogere leeftijd, die ik had
ontmoet, maar ik had niet verwacht, dat jongeren mij op dezelfde wijze zouden
ontzien. Ik had naar het scheen niet genoeg in overweging genomen, dat een
atmosfeer van verfijning, die de tegenwoordige jeugd van de wieg af omgeeft, de
manieren beïnvloedt. Deze jongeren had nooit grofheid, ruwheid en
onbeschaafdheid van iemand ondervonden. Hun vertrouwen was nooit geschokt, hun
medeleven nooit beledigd en hun wantrouwen nooit opgewekt. Aangezien ze zich er
nooit een voorstelling van hadden gemaakt, dat iemand maatschappelijk hoger of
lager stond dan zij, hadden zij slechts één manier geleerd hoe zich te
gedragen. Omdat zij nooit in de gelegenheid waren geweest, een valse of
bedrieglijke indruk te wekken of iets op slinkse wijze te doen, sprak het
vanzelf, dat ze niet wisten wat aanstellerij was.
Heus, het zijn deze secondaire gevolgen, deze zedelijke en sociale reacties van
economische gelijkheid, die de atmosfeer van menselijke omgang veredelden en die
ten slotte de mooiste bijdrage hebben gevormd tot het menselijke geluk, dat door
het beginsel van economische gelijkheid wordt geschapen.
Spoedig daarop was ik al zo gewend aan het babbelen en gekheid maken met deze
jongeren, zodat het leek alsof ik ze altijd al had gekend. Met hun
belangstelling in wat ik hen vertelde over de vroegere scholen en met het genot,
dat ik schiep in hun ongekunstelde opmerkingen, vloog een uur ongemerkt voorbij.
Jeugd is altijd opwekkend en de aanwezigheid van deze frisse, mooie edele levens
was als een verkwikking.
Florence,
Esther, Helen, Marion, Margaret, George, Robert, Harold, Paul. Nooit
zal ik dat groepje met hun stralende ogen en pracht vergeten, die de eersten van
het nieuwe millennium waren, die ik heb leren kennen. Zou God lieflijker zielen
naar de aarde
hebben gezonden nu de wereld beter geschikt voor hen is?
|
Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting
|