HOOFDSTUK
18.
Een echo uit het verleden.
Edith
en haar moeder waren bezig de laden van mijn brandkast door te snuffelen,
terwijl de dokter en ik aan het praten waren. Op eens zei Edith: "Hé, dat
zijn brieven. Dus jullie gebruikte brandkasten ook nog voor andere zaken dan
geld."
Het was dan ook, tot mijn ontroering, een pakje brieven en briefjes van Edith
Bartlett, dat Edith, haar achterkleindochter, in haar handen hield. De brieven
waren bij verschillende gelegenheden geschreven tijdens onze verloving. Ik greep
er naar en opende er één, waarop toevallig de datum 30 Mei 1887 stond, de
datum waarop we voor altijd afscheid van elkaar hadden genomen. Hierin vroeg ze
mij, haar familie te willen vergezellen, om het graf van haar broer op Mount
Auburn te bezoeken, die gesneuveld was in de burgeroorlog.
'Ik verwacht niet van je Julius," had ze geschreven, "dat je al mijn
verwanten als de jouwe beschouwt, omdat je met mij gaat trouwen. Dat zou te veel
van je gevergd zijn. Maar mijn heldhaftige broer moet even goed de jouwe als de
mijne zijn en daarom vraag ik je, vandaag met ons mee te gaan."
Het goud en de stukken, die eens zo waardevol waren, lagen achteloos verspreid
in de kamer, maar deze tekenen van liefde hadden hun macht in de loop van de
tijd niet verloren. Als met een toverslag riepen ze tal van herinneringen op,
die mij in mijn eigen wereld, waarin de tegenwoordige geen deel had, gevangen
hielden.
Ik weet niet hoe lang ik zo in gedachten zat, terwijl ik hen om me heen vergat
die in stilte met mij mee voelde. Door een diepe zucht, die mij onwillekeurig
ontsnapte, werd ik uit mijn droomwereld van weleer gerukt en ik kwam tot het
besef van mijn tegenwoordige omgeving.
'Dit zijn brieven van de andere Edith, Edith Bartlett, je overgrootmoeder.
Misschien zul je er belang in
stellen en wil je ze inzien. Ik weet niet, wie er na mij meer recht op hebben
dan jij en je moeder."
Edith nam de brieven en begon ze met belangstelling te bekijken.
'Ze zullen zeer interessant zijn," zei haar moeder, "maar ik ben
bang, Julius, dat we je moeten vragen om ze aan ons voor te lezen."
Zonder twijfel was er een uitdrukking van verbazing op mijn gezicht bij de
bekentenis van ongeletterdheid van zulke beschaafde mensen.
'Moet ik daaruit opmaken, dat lezen en schrijven net als sloten maken een
verloren kunst is?" vroeg ik.
'Ik ben bang van wel," antwoordde de dokter, "hoewel de verklaring
vooral te vinden is in de vooruitgang door uitvindingen, terwijl wat het sloten
maken aangaat, de economische gelijkheid de oorzaak was. Onze kinderen worden
nog steeds onderwezen in lezen en schrijven, maar later doen ze er zo weinig
aan, dat ze spoedig vergeten wat ze hebben geleerd, als ze van school zijn. Maar
Edith moet echt nog wel in staat zijn een negentiende-eeuwse brief te
ontcijferen. Lieve kind, ik schaam me anders echt een beetje voor je."
'Ach vader, ik kan dit ook best lezen." zei Edith met gefronste
wenkbrauwen, opkijkend van een brief, die ze juist bezig was te bestuderen.
"Herinner je je niet, dat ik die oude brieven van Julius aan Edith Bartlett,
die moeder had, bestudeerd heb, hoewel dit lang geleden is en het me nu niet
meer zo makkelijk afgaat. Dit is echt niet zo moeilijk. Ik heb al bijna twee
regels gelezen. Ik zal ze wel ontcijferen zonder andere hulp dan die van
moeder."
'Lieve hemel," riep ik uit, "worden er geen brieven meer geschreven
?"
'Wel nee," antwoordde de dokter. "Alleen handschrift komt om zo te
zeggen niet meer voor. Voor correspondentie, als we niet telefoneren, wordt een
grammofoon gestuurd, die nu gebruikt wordt in plaats van brieven met de hand te
schrijven. Dit is al zo lang in gebruik, dat het niet in ons opkomt te bedenken,
dat het ooit anders was. Maar je kunt je over deze vooruitgang toch niet zo
verbazen. Jullie hadden toch al de grammofoon en de mogelijkheden waren te
voorzien. Voor belangrijke stukken wordt natuurlijk nog vaak letterschrift
gebruikt en het drukwerk wordt naar grammofoonplaten gedrukt, zodat behalve bij
bijzondere omstandigheden geen gebruik meer wordt gemaakt van handschrift. Is
het niet wonderlijk wanneer je bedenkt dat hoe verder de beschaving gaat, hoe
makkelijker dat te gronde gaat, wat opgetekend wordt? De Chaldeeën en
Egyptenaren hadden hun stenen tafels om op te schrijven en de Grieken en
Romeinen stenen en bronzen. Als de mensheid omgekomen was en de aarde zowat 500
jaren laten zou worden bezocht door bijv. een Marsbewoner, dan zouden onze
boeken verloren zijn gegaan en het Romeinse rijk zou voor het laatste en hoogste
stadium van menselijke beschaving worden gehouden."
|
Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting
|