Openbaar verhoor parlementaire enquêtecommissie

Vliegramp Bijlmermeer
Woensdag 27 januari 1999

Verhoor 2

De heer J.W. Kaspers


J.W. Kaspers

Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer op woensdag 27 januari 1999 in de vergaderzaal van de Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag

Woensdag 27 januari 1999

Aanvang 10.45 uur

Verhoord wordt de heer J.W. Kaspers

Voorzitter: Th.A.M. Meijer

Aanwezig zijn voorts de leden van de commissie: Augusteijn-Esser, Van den Doel, Oedayraj Singh Varma en Oudkerk, alsmede de heer Roovers, griffier, en de heer Kortenbach, lid van de staf van de commissie.

De voorzitter: Aan de orde is het verhoor van de heer J.W. Kaspers, geboren op 10 februari 1950 te Amsterdam. Mijnheer Kaspers, ik verzoek u te gaan staan voor het afleggen van de belofte. De door u af te leggen belofte luidt: Ik beloof dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.

De heer Kaspers: Dat beloof ik.

De voorzitter: Mijnheer Kaspers, de enquêtecommissie onderzoekt de toedracht en de gevolgen van de vliegramp op 4 oktober 1992 in de Bijlmer te Amsterdam, met als doel waarheidsvinding en het trekken van lessen voor de toekomst. Zou u de commissie kunnen zeggen waar u was op het moment dat de ramp zich voltrok?

De heer Kaspers: Ik zal het op de kaart aanwijzen. Wij waren 's middags om ongeveer half vijf na een dag zeilen aangekomen op het eiland De Schelp, een klein eilandje voor de kust van Naarden. Daar is een vluchthaven. Daar lagen wij met het schip afgemeerd.

De heer Van den Doel: Mijnheer Kaspers, u bent een van de vele ooggetuigen die in feite de totale rampvlucht min of meer hebben gezien. Waardoor werd precies uw aandacht getrokken toen u met de zeilboot op De Schelp was?

De heer Kaspers: Wij waren 's middags om half vijf op De Schelp aangekomen. Tussen half vijf en het moment waarop ik het vliegtuig voor het eerst zag, is een aantal keren een historisch vliegtuig overgekomen. Ik was in het gezelschap van een collega die de schipper van de boot was. Vlak voor het moment waarop wij het vliegtuig zagen, hoorden wij een knal, die je ongeveer kunt beschrijven als het doorbreken van de geluidsbarrière. Ik maakte nog een gekscherende opmerking tegen mijn collega, zo van: de Uiver gaat zeker door de geluidsbarrière.

De heer Van den Doel: Zat u toen u de knal hoorde bovendeks of onderdeks?

De heer Kaspers: Wij zaten in de kajuit, onderdeks. Wij zijn de kajuittrap opgelopen, naar het dek. Wij keken omhoog. Ik zag dat er een tweetal voorwerpen naar beneden kwamen. In eerste instantie dacht ik dat het parachutisten waren, maar naarmate de voorwerpen lager kwamen, realiseerde ik mij dat zij steeds sneller vielen, althans zo leek het. Zij werden ook steeds groter.

De heer Van den Doel: Had u enig idee wat het was, dat u naar beneden zag komen?

De heer Kaspers: Op het allerlaatste moment, vlak voordat zij insloegen in het Gooimeer, realiseerde ik mij dat het vliegtuigmotoren konden zijn. Zij waren in ieder geval zo groot als een flinke personenauto. Zij maakten een wat brommend geluid bij het neerkomen. Achteraf denk ik dat dit veroorzaakt is door brokstukken die aan het eind van die voorwerpen hadden gezeten.

De heer Van den Doel: Op welke hoogte vloog het vliegtuig volgens uw waarneming op dat moment?

De heer Kaspers: Het is natuurlijk moeilijk in te schatten, maar ik schat dat het één tot enkele kilometers hoog zat, boven de duizend meter.

De heer Van den Doel: Kon u goed waarnemen hoe het vliegtuig er uitzag?

De heer Kaspers: In eerste instantie zag ik het niet, maar nadat de voorwerpen waren gevallen en wij ons realiseerden dat er flinke brokstukken naar beneden waren gekomen, zag ik in de lucht in zuidwestelijke richting een vliegtuig wegdraaien. Ik heb toen met de verrekijker gekeken wat voor een vliegtuig het was. Ik zag dat het een groot verkeersvliegtuig was. Ik zag tot mijn verwondering dat beide stuurboordmotoren niet meer aan de vleugel zaten en dat de stuurboordvleugel flink beschadigd was.

De heer Van den Doel: Er zijn ook ooggetuigen die verklaren dat het vliegtuig boven Almere heeft gevlogen. Komt dat overeen met uw waarnemingen?

De heer Kaspers: Ik weet niet of het de eerste keer over Almere gekomen is, om de doodeenvoudige reden dat wij het toestel pas zagen nadat de motoren in het Gooimeer terecht waren gekomen. Toen vloog het vliegtuig naar mijn schatting al ongeveer boven Bussum-Naarden. Het draaide toen in zuidwestelijke richting weg.

De heer Van den Doel: Hoe vaak heeft u het vliegtuig zien overkomen?

De heer Kaspers: Ik heb zelf het vliegtuig niet echt over zien komen. De eerste keer dat ik het zag, vloog het dus weg in een rechtse bocht in de richting van Bussum-Naarden. De tweede keer dat ik het vliegtuig zag is het niet over ons heen gekomen, maar zag ik het ongeveer ter hoogte van de Hollandse Brug.

De heer Van den Doel: Mijnheer Kaspers, wij hebben u als ooggetuige uitgenodigd omdat er verschillende verhalen zijn over de route die het vliegtuig heeft gevlogen. Op de kaart achter u hebben wij de routes weergegeven zoals die door de Raad voor de Luchtvaart zijn geprojecteerd, op basis van de informatie die hij heeft. De twee routes op die kaart zijn de routes die het vliegtuig volgens de Raad voor de Luchtvaart heeft gevlogen. Wilt u op de kaart goed kijken naar de eerste route, hoe die vanuit het noorden vervolgens in zuidwestelijke richting loopt? Komt dat eerste rondje overeen met uw waarnemingen, vanaf de Schelp?

De heer Kaspers: Het schip lag afgemeerd met de boeg in noordoostelijke richting. Op het achterdek keken wij in de richting Bussum-Naarden. Het is dus heel goed mogelijk dat het vliegtuig zich ongeveer daar heeft bevonden toen wij het voor de eerste keer waarnamen. Het was bezig met een vrij grote rechtse bocht te draaien.

De heer Van den Doel: Het eerste rondje zoals het op de kaart is geprojecteerd, in ieder geval vanaf De Schelp tot het wegdraaien in zuidwestelijke richting, richting Amsterdam, komt overeen met uw waarneming?

De heer Kaspers: Ja, dat komt vrij reëel overeen met onze waarneming.

De heer Van den Doel: Vervolgens heeft het vliegtuig nog een tweede rondje gedraaid. Kunt u ook eens heel goed kijken naar de tweede route die op de kaart geprojecteerd staat? U ziet dat die een stuk korter is. Komt ook die route overeen met uw waarnemingen?

De heer Kaspers: Naar mijn mening komt die route niet overeen. Zoals ik al zei, lag het schip afgemeerd met de boeg in noordoostelijke richting. Wij stonden op het achterschip. Vanaf het moment dat de motoren zijn neergekomen, heb ik het vliegtuig met een verrekijker gevolgd. Voor de goede orde moet ik nog even aangeven dat aan de noordwestelijke zijde van het eiland begroeiing is, bestaande uit struikgewas en bomen. Vanaf het moment dat ik de motoren heb zien neerkomen, heb ik het vliegtuig gevolgd met de verrekijker. Op een gegeven moment, na het einde van de eerste grote bocht over Amsterdam, kwam het vliegtuig ongeveer in de lengterichting van het IJmeer weer op ons aangevlogen. Opvallend was, dat het vliegtuig ongeveer horizontaal vloog.

De heer Van den Doel: Kunt u nog even aangeven op de kaart hoe het vliegtuig in de lengterichting van het IJmeer naar u toe kwam?

De heer Kaspers: Ik schat dat het vliegtuig ongeveer in deze richting, oostelijk van de route op de kaart, op ons aangevlogen kwam.

De heer Van den Doel: Het korte rondje op de kaart komt dus niet overeen met uw waarneming?

De heer Kaspers: Nee, dat komt niet overeen. U moet zich voorstellen, dat het schip niet zo erg hoog is. Het dek steekt ongeveer een meter boven het water uit. Wij konden over de begroeiing heen kijken. Maar bij de Hollandse Brug zijn aan beide zijden taluds. Er is een ruime afstand tot Muiden. Het is bijna niet mogelijk, gelet op de hoogte waarop het vliegtuig toen nog vloog – het vloog behoorlijk veel lager dan de eerst keer – om met de verrekijker het vliegtuig te zien, als het boven het IJmeer een heel forse rechtse draai zou hebben gemaakt over Muiden. Weliswaar krijg je door een verrekijker een vertekend beeld, maar ik ben er vrij zeker van dat het vliegtuig ongeveer ter hoogte van de Hollandse Brug de tweede rechtse bocht heeft ingezet. Het vloog aanmerkelijk lager dan de eerste keer dat wij het over hebben zien komen.

De heer Van den Doel: Dat betekent dat het tweede rondje vanuit uw waarneming een stuk dichterbij was. Kunt u terug in uw herinnering gaan hoe hoog het vliegtuig in het tweede rondje naar uw inschatting vloog?

De heer Kaspers: Tijdens de tweede ronde vloog het vliegtuig zeker niet hoger dan 1000 meter.

De heer Van den Doel: Dat is inderdaad niet zo hoog. Ik neem aan dat u goed hebt kunnen zien hoe het vliegtuig eruitzag. Was het landingsgestel al uit?

De heer Kaspers: Voor zover ik mij dat kan herinneren, was het landingsgestel niet uit.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik wil nog even doorgaan op datgene wat de heer Van den Doel vroeg. Vanaf het moment dat de motoren eraf vielen, hebt u het vliegtuig met een verrekijker gevolgd. U hebt dus helemaal gezien hoe het gevlogen is. U hebt alle bochten kunnen zien.

De heer Kaspers: Ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U hebt geen moment naar iets anders gekeken?

De heer Kaspers: Ik heb het vliegtuig kunnen volgen tot even voor de crash. In het proces-verbaal heb ik aangegeven dat het toestel toen zo laag vloog, dat het voor mijn waarneming door de boomtoppen heen vloog. Ik stond op het dek van het schip. Het vliegtuig vloog als het ware door de boomtoppen. Vlak voor de crash was het zicht belemmerd door een aantal boomtoppen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U bedoelt dat u de bomen zag en daarachter het vliegtuig.

De heer Kaspers: Precies.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Over de route zijn na de crash veel berichten verschenen. Zelf hebt u aangegeven dat u meent dat de tweede bocht iets anders is geweest dan op de kaart is aangegeven. Er zijn ook verhalen dat er een derde rondje zou zijn gevlogen.

De heer Kaspers: Dat heb ik niet kunnen waarnemen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat is duidelijk. Ik wil nu een aantal vragen stellen over uw activiteiten van die dag. U riep waarschijnlijk tegen uw maat: daar gaat een vliegtuig waar iets mis mee is. Maar u deed nog meer dan dat.

De heer Kaspers: Het was een heldere dag met een vrij stevige wind. Ik schat het op windkracht 7 of 8. In verband daarmee hadden wij de hele dag de marifoon bijstaan op kanaal 16. Op het moment dat wij ons realiseerden dat de motoren van de rechtervleugel afgevallen waren, heeft mijn maat, de schipper, direct een zogenaamde panpan-melding gedaan. Dat is een voorrangsmelding naar IJmuiden Rescue. Die melding kwam ongeveer op hetzelfde tijdstip binnen als een zelfde melding van de Jan Plezier, een ander plezierjacht, dat op dat moment net de haven van Naarden binnenvoer. De Jan Plezier meldde dat er brokstukken waren neergekomen. Wij hebben gemeld dat beide motoren waren afgevallen. Op verzoek van IJmuiden Rescue hebben wij oogcontact met het vliegtuig gehouden. Ik heb het vliegtuig met een verrekijker geobserveerd en heb mijn waarneming doorgegeven aan mijn maat, die inmiddels beneden in de kajuit aan de marifoon stond.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U meldde zich bij IJmuiden Rescue met een panpan-melding. Werd die voorrang onmiddellijk geaccepteerd?

De heer Kaspers: Ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dus u kwam er direct in?

De heer Kaspers: Ja. Mijn collega had direct contact met IJmuiden Rescue. Op verzoek van IJmuiden Rescue hebben wij oogcontact met het vliegtuig gehouden.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Kon u ook die melding van het andere schip horen?

De heer Kaspers: Ja. Ik kan het mij herinneren dat de Jan Plezier zich nog vóór onze panpan-melding meldde bij IJmuiden Rescue.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Ook met een panpan-melding?

De heer Kaspers: Dat weet ik niet. Toen mijn collega naar beneden ging om de melding te doen, hoorde ik het radiocontact tussen IJmuiden Rescue en de Jan Plezier.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Is het een normale procedure om contact te zoeken met IJmuiden Rescue wanneer u iets bijzonders waarneemt?

De heer Kaspers: Dat weet ik niet, want zo vaak zit ik niet op het water. Mijn collega Rooze is echter een zeer ervaren watersporter. Als hij besluit een panpan-melding uit te doen, dan is er echt iets aan de hand. Over het algemeen is hij niet zo gauw van zijn stuk gebracht.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U bent politieman. Had u niet de neiging om het bericht ook door te geven aan uw bureau?

De heer Kaspers: Nee. Wij hadden een marifoonverbinding met IJmuiden Rescue en niet met het politiebureau in Huizen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Geeft de kustwacht, bij uw weten, berichten altijd onmiddellijk door?

De heer Kaspers: Toen ik nog in de kuip van het schip stond, op het achterschip, hoorde ik dat IJmuiden Rescue contact had met de verkeerstoren van Schiphol. Op enig moment zei men ons dat wij de meldingen niet meer hoefden door te geven, omdat de verkeerstoren van Schiphol alles onder controle had.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik ga terug naar een iets eerder moment. Wat meldde u precies aan IJmuiden Rescue?

De heer Kaspers: Mijn collega deed de melding. Wij hebben in ieder geval gemeld dat wij hadden waargenomen dat er twee motoren van een viermotorig verkeersvliegtuig naar beneden waren gekomen. Wij hebben de positie aangegeven en verteld waar wij ons bevonden. Voor zover ik weet is die melding in goede orde ontvangen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U vertelde dus dat er twee motoren van het vliegtuig waren afgebroken. Is dat ook wat de Jan Plezier meldde?

De heer Kaspers: Volgens mij heeft de Jan Plezier gemeld dat er grote brokstukken naar beneden waren gekomen en naar ik meen ook dat er brokstukken bij de haveningang terechtgekomen waren. Ik weet niet of zij over motoren hebben gesproken.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Kunt u mij ook vertellen hoe uw schip zich meldde of meldde uw collega zich met zijn eigen naam?

De heer Kaspers: Met de naam van het zeilschip: Taurua 99K.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Beloofde IJmuiden Rescue dit aan andere instanties door te geven?

De heer Kaspers: Dat kan ik mij niet herinneren.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u de open verbinding met IJmuiden Rescue kunnen horen? Ik doel op de hele band, ook de gesprekken met andere schepen.

De heer Kaspers: Nee, ik was aan dek en heb mijn meldingen steeds doorgegeven aan mijn collega, die deze bevindingen vervolgens doorgaf aan IJmuiden Rescue. De rest van het radioverkeer heb ik niet gevolgd.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Weet u iets van een melding van het schip ''Poseidon''?

De heer Kaspers: Dat kan ik mij niet herinneren; het zou kunnen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Uw collega heeft u dat niet verteld?

De heer Kaspers: Nee.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u het idee dat de meldingen de ernst van de situatie volledig in beeld brachten?

De heer Kaspers: Onze melding maakte in ieder geval duidelijk dat er iets behoorlijk mis was met het vliegtuig. Nogmaals, ons werd gevraagd om oogcontact te houden. Ik kreeg daaruit de indruk dat men bij IJmuiden Rescue de ernst van de situatie ook wel inzag.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Uit het contact met Schiphol bleek later dat de kustwacht niet goed begrepen had wat er was gebeurd. De melding is in ieder geval niet op die wijze doorgekomen. Was de verbinding met IJmuiden Rescue soms slecht?

De heer Kaspers: Nee, de verbinding was uitstekend, vrij van storing. Onze berichtgeving was niet voor diverse interpretaties vatbaar. Zij was helder en duidelijk.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Begrijpt u het dat de kustwacht niet goed begrepen had wat er aan de hand was?

De heer Kaspers: Ik begrijp daar niets van. Op een gegeven moment werd gezegd dat wij verder geen mededelingen hoefden te doen, omdat de verkeersleiding alles onder controle had. Men wist dat er een groot verkeersvliegtuig in problemen was. De gezagvoerder had dat ook al gemeld. Het is dan prettig als je een ooggetuige hebt die je van seconde tot seconde op de hoogte kan houden van het doen en laten van het vliegtuig, zeker als het op een behoorlijke afstand van Amsterdam vliegt.

Mevrouw Augusteijn-Esser: In het ooggetuigenverslag meldde u niet alleen dat er motoren waren afgevallen. Wat vertelde u nog meer?

De heer Kaspers: Toen ik het toestel voor de eerste keer zag, dacht ik eerst dat er rook van de vleugels af kwam. Toen ik met de verrekijker keek, zag ik dat het vermoedelijk kerosine was die geloosd werd.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u het nu over het tweede rondje?

De heer Kaspers: Nee, het eerste. Het lozen van die kerosine is nog geruime tijd doorgegaan, zeker tot het toestel voor de eerste keer boven Amsterdam terechtkwam. Aan de vleugeluiteinden zag ik het verwaaien van de vloeistof, wat een beetje op rook lijkt.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hield het op een gegeven moment op?

De heer Kaspers: Totdat het vliegtuig voor de eerste keer over Amsterdam vloog, heb ik het gezien. Daarna heb ik het niet meer waargenomen. Het was bijna zonsondergang en de eerste keer dat het toestel over Amsterdam vloog, keek ik in het licht van de ondergaande zon. Dan zie je heel duidelijk dat er nog iets van die vleugel af komt.

Mevrouw Augusteijn-Esser: En dat meldde u ook aan IJmuiden Rescue?

De heer Kaspers: Wij hebben alles gemeld aan IJmuiden Rescue.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik begrijp dat u niet snapt dat de melding niet helder is overgekomen. Verwachtte u wel dat die te bestemder plaatse zou komen?

De heer Kaspers: Wij verwachtten wel dat IJmuiden Rescue, gezien onze waarnemingen, contact zou opnemen met de verkeersleiding van Schiphol. Als een dergelijke ernstige mededeling wordt gedaan, geef je dat in ieder geval door aan de mensen die daar het nauwst bij betrokken zijn.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Is er later van uw verhaal, van uw ooggetuigenverslag, ook proces-verbaal opgemaakt?

De heer Kaspers: Ja! 's Avonds, toen wij afgemeerd waren in de haven van Huizen, heb ik de wachtcommandant van het politiebureau Naarden in kennis gesteld van het feit dat ik gezien had waar de motoren terecht waren gekomen. Ik heb de exacte positie aangegeven. 's Maandagsmorgens 5 oktober heb ik contact gezocht met de Dienst luchtvaart en verteld wat ik gezien had. Op hun verzoek heb een proces-verbaal van bevindingen gemaakt. Dat heb ik dezelfde dag, 's middags om een uur of een, persoonlijk afgegeven.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Was de politie in Naarden toen op de hoogte wat er gebeurd was?

De heer Kaspers: Of zij op de hoogte was van wat er gebeurd was, weet ik niet. Het proces-verbaal is in ontvangst genomen. Zonder nader commentaar ben ik weer de deur uit gegaan.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik zal u zeggen waarom ik dat vraag. In de directe contacten met de kustwacht wordt op een gegeven moment gevraagd, of ook de brandweer in Naarden, en daarmee naar ik aanneem ook de politie, niet moet worden gewaarschuwd. De kustwacht zegt: Ja, dat zullen wij doen. Had u de indruk dat dit gebeurd was?

De heer Kaspers: Op het moment dat ik contact had met het politiebureau Naarden was het al wat later op de avond. Het nieuws van de ramp was toen al bij iedereen doorgedrongen. Ik kan niet goed inschatten of ze de wetenschap dat het vliegtuig gecrasht was al eerder hadden of dat die het gevolg was van de nieuwsmededeling op de televisie.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Er is dus proces-verbaal opgemaakt. Hebt u daarna nog contact gehad met bijvoorbeeld de Rijksvoorlichtingsdienst of met het Bureau Vooronderzoek ongevallen en incidenten, dat later onderzoek heeft gedaan naar de oorzaak en verdere gevolgen van de ramp?

De heer Kaspers: Vanaf 5 oktober 1992 tot het eerste gesprek dat ik met de commissie heb gehad, heb ik met niemand die ook maar enig onderzoek deed contact gehad.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Had u verwacht dat dat zou gebeuren?

De heer Kaspers: Ik had dat wel verwacht, niet zozeer omdat alles wat je ziet ook realiteit is, maar ik werk bij de politie. Als je een misdrijf onderzoekt, check je alles wat een getuige zegt, zeker als die getuige beweert ooggetuige te zijn, duidelijk af, om op het eind van de rit juridisch goed beslagen ten ijs te komen. Je gaat onderzoeken of de getuige wat hij vertelt überhaupt wel gezien kan hebben, of dat hij het gehoord, geroken of geproefd heeft. Omdat mijn collega en ik ooggetuigen waren, had ik verwacht dat wij benaderd zouden worden door het team dat onderzoek deed om onze waarnemingen af te checken en te zien of er op punten nog bijstellingen konden plaatsvinden. Dat is niet gebeurd.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U bent volstrekt zeker van uw eigen waarnemingen? Wat in het proces-verbaal staat klopt?

De heer Kaspers: Ja. Er is een ambtseed onder vermeld.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Er bestaan bij u geen twijfels over?

De heer Kaspers: Nee, absoluut niet.

De heer Van den Doel: Ik kom even terug op het proces-verbaal. U bent de volgende dag naar de rijkspolitie, Dienst luchtvaart, gegaan. Kunt u zich nog herinneren aan wie u dat proces-verbaal heeft afgegeven?

De heer Kaspers: Nee, ik kan mij niet meer herinneren welke collega dat is geweest. Het enige dat ik heb gezegd is, dat ik een proces-verbaal had gemaakt over mijn waarnemingen. Er werd ''dank je wel'' gezegd en geglimlacht. Vijf minuten later was ik de deur weer uit.

De heer Van den Doel: U hebt net verteld dat u er nooit meer wat van hebt gehoord. Hebt u later ook nooit de behoefte gehad om nog eens te bellen en te vragen hoe het ermee stond?

De heer Kaspers: Nee, ik ben wel de eerste dagen daarna gebeld met de vraag of ik er helemaal zeker van was, dat beide motoren naar beneden zijn gekomen. De eerste motor was vrij snel geborgen. Met de tweede motor duurde het wat langer. Ik heb gezegd, dat ze wat beter moesten zoeken, want ik was ervan overtuigd dat de motoren vlak bij elkaar lagen. Later is dat ook gebleken, nadat een Centaur van de marine is ingezet. De tweede motor is op vrij korte afstand van de eerste motor geborgen. Dat is het enige contact dat ik na de ramp gehad heb met de Dienst luchtvaart. Daarna heeft er geen enkel contact meer plaatsgevonden.

De heer Van den Doel: Stond in het proces-verbaal ook uw waarneming over de tweede ronde van het vliegtuig?

De heer Kaspers: Ja.

De heer Van den Doel: Vindt u het dan niet vreemd, dat het onderzoek uitwijst dat de tweede ronde toch anders is geweest dan volgens uw eigen waarneming?

De heer Kaspers: Ja, dat heeft mij inderdaad verbaasd.

De voorzitter: Wilt u nog eens proberen duidelijk de weerssituatie te omschrijven, op het moment dat u ter plekke het vliegtuig waarnam en het vervolgens met een verrekijker heeft gevolgd?

De heer Kaspers: Het was tegen zonsondergang, of misschien wel tijdens zonsondergang. Zoals ik al zei, was het een heldere, zonnige dag geweest, met vrij veel wind. Vanaf het moment dat wij gezien hebben dat beide motoren van het vliegtuig af waren, heb ik het heel duidelijk in beeld gehad. Alleen op het allerlaatste moment, het moment waarop het vliegtuig kantelde op een vleugel, kon ik doordat het in het licht van de ondergaande zon was niet duidelijk zien, of ik tegen de onderkant of de bovenkant van het vliegtuig aankeek. Dat is eigenlijk het enige punt waarop ik kan zeggen, dat de waarneming niet duidelijk is geweest. Maar dat is enkele seconden voor de crash geweest. Voorafgaand daaraan heb ik met de verrekijker het vliegtuig gewoon heel duidelijk in beeld gehad.

De voorzitter: Hebt u beroepsmatig na die tijd verder niets meer met de ramp van doen gehad?

De heer Kaspers: Nee. Ik was toen werkzaam bij de politie Huizen. Dat was in het begin van de reorganisatie van de Nederlandse politie. Ik heb er beroepsmatig verder geen bemoeienis mee gehad, omdat het vliegtuig niet over het gebied van de politie Huizen was gekomen. Toen was het voor ons afgelopen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik neem u nog even mee naar de route waarvan u hebt gezegd, dat die anders liep dan op de kaart aangegeven. Ik neem aan dat u later de berichten in de krant over de route van het vliegtuig hebt gevolgd. Klopt dat?

De heer Kaspers: Ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u er kennis van genomen dat ook andere getuigen hebben verklaard, dat het vliegtuig een andere route heeft gevolgd?

De heer Kaspers: Ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Kent u die getuigenverklaringen?

De heer Kaspers: Wat ik ervan weet is wat ik op de televisie heb gezien en in de media heb gelezen. Dat is dus wat is weergegeven door de journalistiek. De volledige verklaringen ken ik niet.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Aan de andere kant van de brug, in Flevoland, stonden een aantal mensen op het strand. Kent u hun getuigenverklaringen?

De heer Kaspers: Die verklaringen ken ik niet.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Zij zeggen dat het vliegtuig zodanig over hen heen kwam, dat zij zich moesten omdraaien in zuidwestelijke richting om het te volgen. Zou dat kunnen overeenkomen met uw waarnemingen?

De heer Kaspers: Dat kan overeenkomen. Zoals ik u heb verteld, heb ik gezien dat het vliegtuig de tweede keer, in een rechtse bocht die overigens veel korter was dan de eerste bocht, ongeveer ter hoogte van de Hollandse Brug, over het Zilverstrand en het Muiderzand, vloog. Het is dus heel goed mogelijk dat wat die getuigen zeggen overeenkomt met mijn bevindingen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dus wat dat betreft, werd u bevestigd in uw waarneming?

De heer Kaspers: Ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hoe vindt u, als politieman, dat er met uw waarnemingen is omgegaan? Wat vindt u van het optreden van de overheid in dezen?

De heer Kaspers: Zoals ik al eerder heb gezegd, vind ik het ronduit verbazend dat je als ooggetuige niet nader gehoord wordt. Ik kan mij voorstellen, dat er na de berichtgeving en de geluidsbanden misschien behoefte zou zijn geweest om te horen wat de ooggetuigen gezien hebben. Overigens is mijn collega Rooze ook nog nooit door iemand benaderd. Sterker nog, hij heeft zelf nog nooit een letter op papier gezet. Het is ronduit verbazend dat onze waarnemingen niet afgecheckt zijn of gematcht zijn aan de geluidsbanden of de radarwaarnemingen. Als je radarbeelden ziet en vervolgens ooggetuigenverklaringen aangereikt krijgt, kan ik mij voorstellen dat je je afvraagt hoe het mogelijk is dat die uit elkaar lopen. Er zou dan toch behoefte bestaan om in ieder geval tot een nadere gedachtewisseling te komen.

Wat ik overigens ook verbazingwekkend vind, is het volgende. Ik heb een proces-verbaal opgemaakt en er is nog nooit iemand geweest die mij heeft verteld dat het onjuist zou zijn. Ik ga er dus vanuit dat datgene wat ik op papier heb gezet, de waarheid is. Kennelijk heeft nooit iemand de behoefte gehad, de waarheid nader te onderzoeken. Men heeft geaccepteerd dat het zo is. Ik verbaas mij erover dat datgene wat ik als ooggetuige heb gezien, nooit herroepen is. Ik zou op zijn minst verwacht hebben dat ergens in de hiërarchische lijn iemand tegen mij gezegd zou hebben dat ik een proces-verbaal heb opgemaakt dat niet conform de realiteit is. Dat is nooit gebeurd, dus ik ga ervan uit dat datgene wat ik op papier heb gezet, de waarheid is en als zodanig geaccepteerd is.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Uw collega Rooze had dezelfde waarneming en gaf deze door aan IJmuiden Rescue. Heeft hij aangeboden om ook zijn waarneming op papier te laten zetten door middel van een proces-verbaal?

De heer Kaspers: Hij heeft dat niet aangeboden. Vlak na de ramp heb ik contact met hem gehad en heb ik gezegd dat ik een proces-verbaal van mijn bevindingen zou maken. Hij zei daarop: oké, dan wacht ik af wat er verder gaat gebeuren. Hij is vervolgens door niemand benaderd.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Waren zijn naam en adres en het feit dat hij ooggetuige was bekend?

De heer Kaspers: In het proces-verbaal heb ik weergegeven dat ik samen met college Rooze aan boord van het schip was. Ik heb aangegeven dat hij de mededeling heeft doorgegeven via de marifoon.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u later nog wel eens uw verbazing uitgesproken over deze gang van zaken?

De heer Kaspers: Elke keer als er een uitzending op de televisie was waarin allerlei vreemde zaken aan de orde werden gesteld, kwamen de beelden in mijn herinnering terug. Ik hoef niet te piekeren als mij de vraag gesteld wordt hoe het precies gegaan is. Als ik mijn ogen dichtdoe, zie ik exact datgene wat er die avond gebeurd is. Dat kun je niet uit je gedachten weg wissen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: En u ziet nog steeds hetzelfde als op 4 oktober 1992.

De heer Kaspers: Zonder twijfel.

De voorzitter: Mijnheer Kaspers, hartelijk dank voor uw toelichting.

11.18 uur

Pierre Heijboer reageert op de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie.
Hij meent dat de volgende prangende vragen ontbraken of onwaarheden werden verteld.


Commentaar van de dag door publicist Pierre Heijboer



Disclaimer