Vliegramp Bijlmermeer Verhoor 43
De heer K.E. Beumkes |
K.E. Beumkes |
Woensdag 17 februari 1999
Aanvang 11.15 uur
Verhoord wordt de heer K.E. Beumkes
Voorzitter: Th.A.M. Meijer
Aanwezig zijn voorts de leden van de commissie: Augusteijn-Esser, Van den Doel, Oedayraj Singh Varma en Oudkerk, alsmede de heer Roovers, griffier, en mevrouw Abbas, lid van de staf van de commissie.
De voorzitter: Ik heropen de vergadering van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer. Aan de orde is het verhoor van de heer K.E. Beumkes, geboren op 31 januari 1964 te Amstelveen.
Mijnheer Beumkes, wilt u gaan staan voor het afleggen van de belofte. De door u af te leggen belofte luidt: ik beloof dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.
De heer Beumkes: Dat beloof ik.
De voorzitter: Mijnheer Beumkes, de enquêtecommissie onderzoekt de toedracht en de gevolgen van de vliegtuigramp op 4 oktober 1992 in de Bijlmer te Amsterdam, met als doel waarheidsvinding en het trekken van lessen voor de toekomst. Zou u de commissie kunnen zeggen wat uw functie was ten tijde van de ramp?
De heer Beumkes: Ik was medewerker van het bureau Vooronderzoek ongevallen en incidenten.
De voorzitter: Kunt u de commissie enigszins aangeven wat ik daaronder moet verstaan?
De heer Beumkes: Tegenwoordig heet die functie onderzoeker. Mijn chef was de heer Van Reijsen; dat was het hoofd bureau vooronderzoek ongevallen en incidenten. Het plaatsvervangend hoofd was de heer Erhart en daaronder kwam ik; we hadden ook nog een secretariaatsmedewerker.
De voorzitter: Bij ieder ongeval dat zich voordoet in de luchtvaart, daar wordt u, als commissie, bij elkaar geroepen om een onderzoek te starten?
De heer Beumkes: Dat is correct.
De voorzitter: Door wie werd u op 4 oktober opgeroepen om bij het bureau vooronderzoek in Hoofddorp te verschijnen?
De heer Beumkes: Ik kan mij herinneren dat ik werd opgepiept en dat is waarschijnlijk via de luchtvaartpolitie gegaan. Die heeft een alarm-lijst; daar staan onze nummers op. Ik werd opgepiept en dat vond ik vreemd. Normaal bellen zij ons thuis op; ik was thuis, in Hoofddorp. Ik heb telefonisch contact gehad met de luchtvaartpolitie en daar vernam ik van dit tragische ongeval. Ik heb toen direct de heer Erhart gebeld – die woonde ook in Hoofddorp – en van hem vernam ik dat de heer Van Reijsen, de heer Erhart en ik naar het kantoor in Hoofddorp moesten gaan.
De voorzitter: U zegt dat het wat vreemd was, dat u via de pieper werd opgeroepen, omdat u gewoon thuis was en ook telefonisch bereikbaar was. Heeft u zich achteraf afgevraagd hoe dat nu kwam?
De heer Beumkes: Ja, ik heb dat ook direct eigenlijk gevraagd. Ik zei, enigszins verbouwereerd: waarom piepen jullie mij op, want ik ben gewoon thuis. De normale procedure is, dat ze thuis bellen. En toen zeiden ze: nou, een groot ongeval; een El Al-toestel in Amsterdam verongelukt; we hebben het erg druk; we hebben alle mensen opgepiept – vandaar.
De voorzitter: Mijnheer Beumkes, hoe laat was u bij het BVO en tot hoe laat bent u daar gebleven?
De heer Beumkes: In mijn herinnering ben ik tussen zeven uur en half acht op het bureau aangekomen – ik denk eerder rond zeven uur dan half acht. Ik ben gebleven op het bureau, totdat de heer Erhart eigenlijk die volgende ochtend, om drie uur 's ochtends, weer terugkwam. We hebben daarna gezamenlijk het bureau gesloten en zijn naar huis gegaan.
De voorzitter: Wie waren er nog meer, toen u daar binnenkwam, in Hoofddorp?
De heer Beumkes: Ik was de eerste die het kantoor opende. Dat weet ik nog goed, want de beveiliging zat op het gebouw en die moest ik eraf halen; dat had ik nog nooit eerder gedaan.
De voorzitter: Als we even kijken naar de hiërarchie, de verhoudingen tussen u, de heer Erhart en de heer Van Reijsen: hoe moet ik die schetsen? Wie is de hoogste?
De heer Beumkes: De heer Van Reijsen was het hoofd bureau vooronderzoek ongevallen. Ik zei zonet ook ''incidenten'', maar dat ''incidenten'' kwam er pas later bij, toen de Luchtvaartongevallenwet van kracht was. Toen was het nog HBVO. En het plaatsvervangend hoofd was de heer Erhart.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Mijnheer Beumkes, van wie kreeg u opdrachten op die avond?
De heer Beumkes: Ik weet niet meer van wie ik de opdrachten heb gekregen. Het gaat altijd in gezamenlijk overleg. Ik heb in ieder geval twee opdrachten gekregen, waarvan ik er mij eentje goed kon herinneren; de andere heb ik, via reconstructie, vernomen van de heer Erhart.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Kunt u zich de opdracht van de heer Erhart herinneren, namelijk dat hij u vroeg om de lijst met gevaarlijke stoffen op te vragen?
De heer Beumkes: Nogmaals, ik weet niet zo zeker of dat de heer Erhart is geweest. Het kan ook zijn dat de heer Van Reijsen het heeft gevraagd of dat ze het alle twee hebben gevraagd. Maar dat doet er verder niet toe. Ik kan mij heel goed herinneren de opdracht die is gegeven om te voldoen aan de richtlijnen van Annex 13, het inlichten van buitenlandse collega's. De opdracht die ik mij niet goed kon herinneren, was het veiligstellen van de vrachtdocumentatie. U noemt specifiek de gevaarlijke-ladinglijst; daar is mij niet van bekend dat het op dat moment zo specifiek gezegd is.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: De heer Erhart heeft verklaard dat u de opdracht kreeg de lijst van gevaarlijke stoffen van El Al te pakken te krijgen. Heeft u dat wel gedaan?
De heer Beumkes: Ik heb de vrachtdocumentatie opgevraagd bij El Al. Dat heb ik later, via de transcripts die bij de LVB vrijkwamen, zo kunnen reconstrueren. Maar nogmaals, u zegt weer ''de gevaarlijke lading'': dat is een detail waarvan ik me niet kan herinneren dat de heer Erhart mij dat zo heeft opgegeven. Daar heb ik het ook met de heer Erhart nog over gehad en ook hij is daar niet zeker van.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Goed, hij heeft verklaard dat hij u die opdracht gegeven heeft.
U heeft gezegd dat u uit de transcripts heeft gelezen, dat u daar naar gevraagd heeft. U heeft dus een telefoongesprek gevoerd. Weet u met wie u dat telefoongesprek gevoerd heeft om te vragen naar de vrachtpapieren, waar dan ook de gevaarlijke lading in zou staan?
De heer Beumkes: Ik heb bij het derde telefoontje... dat was rond half negen die avond; toen waren de heren Erhart en Van Reijsen inmiddels al vertrokken naar de Bijlmer. Toen heb ik een telefoontje gepleegd, het derde telefoontje, met de LVB. Eigenlijk belde ik met een ander doel op en toen vernam ik dat daar... in het transcript staat, geloof ik, een El Al security...
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Met welk doel belde u naar de LVB?
De heer Beumkes: Mijn voorlaatste telefoontje was om kwart voor acht en daarbij hadden ze aangegeven dat zij al bezig waren met het beluisteren van de, zoals dat populair wordt genoemd, de torentapes, de gesprekken tussen de verkeersleiders en het vliegtuig. Ik heb om half negen weer gebeld, in de zin van: hebben jullie dat inmiddels gereed, want dan kan ik het doorgeven aan mijn Israëlische collega, dan wel mijn Amerikaanse collega, in de notification. Toen kwam ik bij toeval... ik geloof dat de heer Polman zei: er is hier iemand van El Al, en zo is dat balletje verder gaan rollen.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: U heeft niet gevraagd naar de heer Weinstein?
De heer Beumkes: Ja, naar ik heb gelezen in het transcript, heb ik daar naar gevraagd, want ik was op zoek naar hem. Kennelijk was ik er op dat moment al van op de hoogte dat de heer Weinstein de stationmanager was. Voor mij was hij op dat moment een volslagen vreemde.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: U kreeg mijnheer Ilony aan de telefoon en die gaf u het nummer van de heer Weinstein. Heeft u mijnheer Weinstein nu wel gebeld?
De heer Beumkes: Ik kan mij dat niet herinneren, maar het is logisch te veronderstellen dat ik hem heb gebeld. Het kan natuurlijk zijn dat El Al... Een van de getuigen hier vóór mij zei al dat het vreselijk druk was met telefoontjes en het kan zijn dat het moeilijk was er doorheen te komen. Maar gevoeglijk kan ik aannemen dat ik daar zeker pogingen toe gedaan heb en dat het waarschijnlijk ook wel gelukt is. Ik zal dat uitleggen...
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Kort.
De heer Beumkes: Ja, heel kort. De procedure bij het in beslag nemen van een wrak of documenten of iets dergelijks, is dat je belt met de hoogst verantwoordelijke – in dit geval was dat voor mij de stationmanager van El Al – en hem zegt dat de vrachtdocumentatie door ons in beslag is genomen en dat deze dan later wordt opgehaald door iemand.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Aan wie heeft u de opdracht gegeven om die vrachtdocumentatie op te halen?
De heer Beumkes: Ik heb aan de heer De Rooij, die om half negen bij ons op kantoor kwam, verzocht of hij daar zorg voor kon dragen. De Rijks-politie, dienst luchtvaart, had een enorm netwerk en ik was alleen met hem op het kantoor. Ik kon dat dus niet zelf doen; dan zou het communicatiecentrum alleen door hem zijn bemand.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Heeft de heer De Rooij de vrachtpapieren opgehaald?
De heer Beumkes: Hij heeft het niet zelf gedaan.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Heeft hij weer aan iemand anders opdracht gegeven?
De heer Beumkes: Hij heeft gebeld naar, wat hij mij vertelde, het coördinatiecentrum van Schiphol, van de rijkspolitie dienst luchtvaart. Daar is het verzoek neergelegd en daar is actie op ondernomen. Het effect van dat verzoek is ook weer gelogd in hetzelfde boek, naar ik heb vernomen. Om vijf voor twaalf zijn de documenten door de heer Nix bij het coördinatiecentrum Schiphol binnengebracht.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Om vijf voor twaalf heeft de heer Nix de papieren gebracht?
De heer Beumkes: Niet bij Hoofddorp, maar bij het coördinatiecentrum Schiphol. De heer Damveld heeft in zijn verhoor gezegd dat hij dit gescand heeft samen met de heer Bloemen. Daarna heeft hij het naar BVOI gestuurd. Dat is ongeveer een half uurtje rijden. Ik verwacht dat wij rond half een de documenten binnen hebben gekregen.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Om half een kreeg u de papieren binnen.
De heer Beumkes: Dat is een schatting.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Herinnert u zich dit of hebt u dit allemaal nagelezen?
De heer Beumkes: Ik kan mij dat niet heel duidelijk voor de geest halen. Ik heb het moeten reconstrueren aan de hand van alle gegevens van andere mensen en het resultaat van mijn handelingen dat die documenten uiteindelijk bij BVOI kwamen.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Ze zijn om half een binnengekomen. Heeft u de vrachtdocumenten bekeken?
De heer Beumkes: Neen. De heer De Rooij heeft ze van zijn collega aangenomen. Van hem heb ik vernomen dat ze gearriveerd waren. Ik heb zelf geen enkele kennis op het gebied van vrachtdocumentatie, toen zeker niet maar nu iets meer. Ik weet niet of de heer De Rooij daar kennis van had. Die documenten heb ik in een brandwerende kast die bij ons op kantoor stond gedaan.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Mijnheer De Rooij heeft wel de papieren bekeken?
De heer Beumkes: Dat zult u de heer De Rooij moeten vragen. Ik weet dat niet zeker.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Heeft u van iemand anders bericht gekregen dat er gevaarlijke stoffen in het vliegtuig zaten?
De heer Beumkes: Neen, ik heb daar geen enkel bericht van ontvangen, die avond.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: U hebt verschillende telefoontjes gepleegd met de LVB. De LVB was ervan overtuigd dat er gevaarlijke stoffen en explosieven aan boord waren. Hebben ze dat aan u gemeld?
De heer Beumkes: Neen, dat hebt u ook in de transcripts kunnen nalezen.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: U hebt er zelf ook niet naar gevraagd.
De heer Beumkes: Neen, ik heb in een van de gesprekken gezegd dat ik op zoek was naar de papieren. Dat is de enige aanwijzing.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Waarom hebt u er niet naar gevraagd?
De heer Beumkes: Het is niet gebruikelijk dat ik de LVB vraag om de vrachtdocumentatie.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: U probeerde ook de heer Weinstein te bellen en u hebt hem waarschijnlijk aan de lijn gekregen. U hebt er niet naar gevraagd. Waarom stel ik deze vraag? Er waren collega's van u op de rampplek. Als er gevaarlijke stoffen aan boord waren geweest, dan was het voor uw collega's belangrijk om dat te weten. U hebt het dus niet nagevraagd?
De heer Beumkes: Neen, nogmaals: de kennis die ik nu heb, was niet de kennis die ik toen had, het was overigens noch de kennis die de heer Erhart had.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Wat bedoelt u met ''de kennis die de heer Erhart had''?
De heer Beumkes: Hij heeft specifiek, volgens mij, alleen naar de vrachtdocumentatie gevraagd en niet zozeer naar de gevaarlijke lading.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Mijnheer Erhart is hier geweest en hij heeft stellig beweerd dat hij daar wel verstand van had.
De heer Beumkes: Dat klopt, maar gisteren heb ik een gesprek met hem gevoerd en ik heb, samen met hem, kunnen reconstrueren waarom hij dat heeft gezegd. En dat berust op een misverstand.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Wat de heer Erhart hier heeft verklaard, in deze zaal, berust op een misverstand?
De heer Beumkes: Misschien is ''misverstand'' een zwaar woord. Het punt is, en dat is een lastig verhaal... Ik neem nu een grote stap naar het jaar 1993.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Kunt u in het kort vertellen wat het misverstand is?
De heer Beumkes: In het jaar 1993 heb ik op verzoek van de Raad voor de Luchtvaart aan de heer Van der Maat gevraagd of er een rapport kon worden gemaakt van zijn bevindingen van 5 oktober, de dag na het ongeval. Hij was ingezet door de RLD om de notoc te bekijken. In het rapport heeft hij, ik meen in de inleiding, gezet dat hij op 4 oktober die avond telefonisch contact heeft gehad met een RLD-functionaris. Naar het nu blijkt is dat helemaal geen RLD-functionaris geweest. En wij hebben, de heer Erhart en ik en met mij nog vele anderen, omdat dit een jaar na dato was en wij ons dat absoluut niet meer voor de geest konden halen, altijd aangenomen – want hij kon de documenten alleen maar via vliegzaken van mij krijgen – dat ik ze waarschijnlijk gegeven heb. Maar dat blijkt dus helemaal niet het geval te zijn. Op basis daarvan, omdat hij in het rapport over de gevaarlijke lading spreekt, is bij de heer Erhart het idee ontstaan dat hij daar ook specifiek naar gevraagd heeft. En dat is dus in mijn beleving niet het geval. Ik heb specifiek om de vrachtdocumentatie gevraagd en die heb ik binnengekregen om half een.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Het is duidelijk. Dit betekent dat in het openbare verhoor van de heer Erhart een misverstand zit. Het zou fantastisch zijn als de heer Erhart ons dat schriftelijk zou mededelen in plaats van dat wij dit van u moeten horen.
De heer Beumkes: Ik heb het gisteren met hem kunnen reconstrueren. Iedere dag komen hier nieuwe feiten, nieuwe getallen en nieuwe dingen van logboeken op tafel. En dan gaat het ineens leven.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Om ongeveer half een zijn op uw kantoor de papieren binnengekomen. De heer De Rooij heeft ze gezien en in een map opgeborgen.
De heer Beumkes: De heer De Rooij heeft ze in ontvangst genomen. Ik weet niet of hij er ook echt naar gekeken heeft.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: U kunt zich niet herinneren of er naar de papieren gekeken is. Hij heeft ze gewoon opgeborgen of in ontvangst genomen.
De heer Beumkes: Dat heeft hij samen met mij moeten doen. Hij heeft geen sleutel van die kast.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Dank u wel. Ik ben blij dat u zich nu toch een heleboel kan herinneren.
De voorzitter: Ik kom tot een samenvatting van uw openbare verhoor. U bent via de luchtvaartpolitie opgepiept.
De heer Beumkes: Ja.
De voorzitter: U hebt direct de heer Erhart gebeld. De heren Erhart, Van Reijsen en de heer Beumkes moesten naar Hoofddorp gaan.
De heer Beumkes: Dat is juist.
De voorzitter: Tussen zeven en half acht bent u op het bureau aangekomen en u was als eerste aanwezig.
De heer Beumkes: Dat is juist.
De voorzitter: U kunt zich nog goed herinneren dat u de opdracht had om internationale contacten te informeren.
De heer Beumkes: Correct.
De voorzitter: U kunt zich niet goed herinneren dat er een opdracht was over de gevaarlijke stoffenlijst.
De heer Beumkes: Correct.
De voorzitter: Die is wel te reconstrueren aan de hand van het transcript van de LVB dat men bij de vrachtdocumentatie bij El Al wilde opvragen.
De heer Beumkes: Indirect.
De voorzitter: U kunt zich niet het telefoontje herinneren met de heer Weinstein om ongeveer half negen waarbij de heer De Rooij gevraagd zou zijn de vrachtdocumentatie op te halen?
De heer Beumkes: Het telefoontje met de heer Weinstein kan ik mij niet specifiek herinneren.
De voorzitter: Op het eind van de avond zijn de papieren in de brandkast gegaan.
De heer Beumkes: Dat kunt u aannemen.
De voorzitter: U kunt zich alles wat u verklaard hebt slechts herinneren op basis van reconstructie van vrij recente gegevens.
De heer Beumkes: Voor het grote deel wel, ja.
De voorzitter: In feite hebt u, en niemand van de RLD, de lading zo snel mogelijk opgevraagd.
De heer Beumkes: Ik kan alleen voor mijzelf spreken.
De voorzitter: Dan vraag ik het specifiek voor u.
De heer Beumkes: Correct, dat is voor mijzelf correct.
De voorzitter: Dan is hiermede een einde gekomen aan het openbare verhoor. Ik verzoek de heer griffier de heer Beumkes uit te geleiden.
11.37 uur
Pierre Heijboer reageert op de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie.
Hij meent dat de volgende prangende vragen ontbraken of onwaarheden werden verteld.
Commentaar van de dag door publicist Pierre Heijboer
Tel. +31-6-55750860