De vuilnismannen van de zorgsector


EuroStaete . . . EKC . . . Milieu . . . Klokkenluiders <====> SDN . . . Milieudefensie




    25 mei 1998


    Zolang de samenleving niet bereid is het werk in de thuiszorg naar behoren te waarderen en tegelijkertijd steeds meer ouderen om hulp vragen, is het onvermijdelijk dat er wachtlijsten ontstaan. Enig begrip daarvoor zou op zijn plaats zijn, stelt Pieter Voswinkel.

    VIJFTIEN bejaarden spannen een kort geding aan tegen 23 van de 31 regionale zorgkantoren om duidelijkheid te krijgen over de vraag wie verantwoordelijk is voor het uitblijven van de door hen gewenste thuiszorg (de Volkskrant, 3 augustus). Ik wil naar aanleiding hiervan graag een paar correcties aanbrengen in het beeld van een gebrekkig functionerende thuiszorg. De wens van bejaarden om langer zelfstandig te wonen, is tegelijkertijd ook vaak de wens om, als men hulp nodig heeft, die hulp niet aan de eigen kinderen te hoeven vragen. De meeste bejaarden met kinderen maken een juiste inschatting als zij verwachten dat de vraag aan hun werkende kinderen om in het weekeinde de we of keuken voor hun ouders schoon te maken niet niet gejuich zal worden ontvangen. Bovendien is hulp van je kinderen ontvangen niet altijd bevorderlijk voor je gevoel van zelfstandigheid.

    Omdat er steeds meer bejaarden komen (met en zonder kinderen) die hun zelfstandigheid willen behouden met behulp van de thuiszorg, maar tegelijkertijd de kinderen en kleinkinderen van deze bejaarden steeds minder geneigd zijn in de thuiszorg te werken, ontstaat de neerwaartse spiraal van personeelsgebrek en wachtlijst. Het werken in de thuiszorg is fysiek behoorlijk belastend, kent een hoge werkdruk doordat er veel verschillende cliënten per week of zelfs per dag geholpen moeten worden, is geestelijk zwaar door de soms treurige verhalen die cliënten aan hun helpenden toevertrouwen en wordt ondanks inspanningen het salaris te verbeteren nog steeds onderbetaald. Maar het ergste is dat als je op een verjaardag vertelt dat je bij de thuiszorg werkt, je door de helft van de aanwezigen voor gek versleten wordt dat je voor dat geld wel zeven keer per week bij steeds een ander je hoofd in de we steekt en door de andere helft van de aanwezigen bekeken wordt als een zielig iemand die blijkbaar niet goed kon leren.

    De maatschappelijke onderwaardering van ons werk is niet alleen terug te vinden in het salaris, maar ook in de respons op onze personeelswerving. Die is namelijk nihil. Concurreren met het 'zwarte circuit' is met onze lonen onmogelijk. Op het gevaar af verkeerd begrepen te worden, durf ik medewerkers in de thuiszorg te vergelijken niet de vuilnismannen: in beide gevallen is het werk lichamelijk zwaar en schiet de maatschappelijke waardering tekort (alleen zijn thuiszorgmedewerkers meestal van het vrouwelijk geslacht).

    Een ziekenhuis kan de patiënt naar huis sturen, een revalidatie-instelling is uitbehandeld of een dokter kan zijn bezoek aan die altijd zeurende patiënt zeer kort houden, maar de thuiszorg staat helemaal aan het einde van het hulpverleningssysteem: net zo min als een vuilnisman een vuilnisbak mag overslaan, moet de thuiszorg heel lang blijven doormodderen in soms onhoudbare situaties omdat plaatsing in een bejaardentehuis niet meer kan en in een verpleegtehuis geen plaats is.

    Maar wij kunnen een cliënt ook niet in zijn vuil laten omkomen, we zijn immers zorgplichtig. Elke werkdag weer zie ik tegenover mijn bureau de wachtlijst hangen met meer dan 120 mensen die allemaal terecht thuiszorg behoeven, hulp die er door personeelsgebrek niet is en nog vele maanden of jaren op zich zal laten wachten. Veel kinderen van deze aanvragers bellen regelmatig met de vraag wanneer hun ouders hulp krijgen. Als er een cliënt dood gaat, kan ik de bovenste klant op de wachtlijst helpen. U begrijpt dat ik het eclipsbrilletje dat ik voor volgende week woensdag heb aangeschaft, na de zonsverduistering ga gebruiken om naar de wachtlijst te kijken.

    Pieter Voswinkel is directeur van een thuiszorginstelling.


    Het artikel van Dorien Pessers