Welke mensen zijn gelukkig?

EuroStaete . . Politiek .. . Klokkenluiders <==> SDN . . Kamerzetel 151 . . Kiesraad

Uit de wederkerige afhankelijkheid komen verantwoordelijkheid, sociale moraal en solidariteit voort



Door: Dorien Pessers,

in de Volkskrant van 21 mei 1998


De definitie van geluk mag omstreden zijn, wederkerige afhankelijkheid is in ieder geval een element daarvan. Over het algemeen blijken die mensen gelukkig te zijn op wie aanspraken worden gedaan. Diegene dus die op de vraag 'wie heeft jou nodig?' kunnen verwijzen naar familieleden, vrienden, zijn, collega's, maar ook naar cliënten, patiënten of afhankelijken.

In deze opvatting van geluk ligt de nadruk niet op eigen talent of kwaliteit, maar op de duurzame verantwoordelijkheid die men voor anderen heeft. Als deze opvatting van geluk juist is en sinds Durkheim wordt ze door de meeste sociologen bevestigd - dan bevordert alleen die samenleving het geluk waarin mensen duurzame verbindingen met elkaar kunnen aangaan. Uit de wederkerige afhankelijkheid komen verantwoordelijkheid, sociale moraal en solidariteit voort. Een consequentie van deze opvatting is dat een politiek of economisch regime dat mensen niet in staat stelt van elkaar afhankelijk te zijn, de bron van de sociale moraal ontkent en dus legitimiteit ontbeert.

De Amerikaanse socioloog Richard Sennett neemt deze afhankelijkheidsthese van Durkheim tot uitgangspunt in zijn nieuwste boek dat in november in Amerika zal verschijnen onder de titel The Corrosion of Character (Norton, New York), maar onlangs al in Duitsland werd gepubliceerd als Der übele Mensch. Die Kultur des neuen Kapitalismus. 'Een fascinerend essay', schreven de Duitse recensenten en dat is niet te veel gezegd. Sennett beweert dat het postindustriële kapitalisme mensen uitlevert aan een doelloos en zinloos bestaan, waarin duurzame en op vertrouwen gebaseerde afhankelijkheidsrelaties als contraproductief worden gezien.

Wat er blijft van het oude kapitalisme, zo stelt Sennett, ondanks de inbreuken op de menselijke integriteit - die volgens Marx tot vervreemding en volgens Marcuse, tot de eendimensionale mens leidden. Het oude kapitalisme bood wel een structuur waarbinnen mensen een samenhangend levensverhaal en een gevoel van eigenwaarde konden ontwikkelen. In die zin was het begrip 'carrière' een morele categorie.

Werknemers vertrouwden erop dat hun inzet, arbeidservaring, anciënniteit en loyaliteit beloond zouden worden. Zij vertrouwden er ook op dat hard werken een opgaande carrièrelijn betekende en dat zij hun arbeidsleven, gezinsleven en sociale leven in dat perspectief konden plannen. Identiteit en zelfrespect werden binnen dit kader ontwikkeld. Het nieuwe kapitalisme daarentegen, dat flexibiliteit, discontinuïteit en tijdelijkheid a's structuurkenmerken heeft, vernietigt volgens Sennett de mogelijkheid van een coherent en met anderen gedeeld levensverhaal. Werknemers worden tegenwoordig bij voorkeur tijdelijk aangesteld. Zij weten vanaf hun eerste werkdag dat hun relaties met werkgever en collega's van korte duur zullen zijn. Het vertrouwen en de loyaliteit tussen beiden zal daardoor venminderen.

Willen werknemers carrière maken, dan zullen zij van baan naar baan moeten springen. De vele verhuizingen waartoe deze job "hopping" dwingt, hebben tot gevolg dat werknemers zich nergens thuis voelen, geen buurtcontacten aangaan en geen verantwoordelijkheid. voor hun sociale omgeving nemen. Ook uit het sociale leven zal de loyaliteit wegsijpelen. Arbeidservaring en vreugde in de opgebouwde vakkennis worden niet meer gewaardeerd. Integendeel, zij worden als een obstakel voor innovatie en verandering gezien. Door middel van job rotation worden werknemers verplicht zich telkens op een nieuw terrein in te werken. Sennett verwacht dat het gevoel van eigenwaarde zal verdwijnen wanneer werknemers ervaren dat zij willekeurig vervangbaar zijn en niemand hun vakkennis langdurig nodig heeft.

Ook de werknemer die ouder is dan veertig jaar wordt als te weinig flexibel afgeschreven. Hij of zij zou geen risico's meer durven nemen, noch de energie hebben om zich aan het dictaat van permanente verandering te onderwerpen. In een arbeidscultuur die door jeugdigheid en wendbaarheid wordt getiranniseerd moet men daarom voor zijn veertigste binnen zijn Wie dat niet lukt, zal het gevoel hebben dat hij heeft gefaald. Sennett vraagt zich af hoe mensen in deze context van kortstondigheid fragmentering en flexibiliteit een coherent levensverhaal kunnen ontwikkelen, hoe zij duurzame bindingen kunnen aangaan in een leven dat uit losse episodes bestaat, hoe zij een identiteit kunnen opbouwen, maar vooral hoe zij nog verantwoordelijkheid voor anderen kunnen nemen. 'Wie heeft jou nodig?' is een vraag die door het nieuwe kapitalisme volledig wordt genegeerd.

Sennett geeft misschien een al te rooskleurig beeld van het oude kapitalisme, maar dat doet niet af aan het belang van de vraag die hij opwerpt: als de arbeidsdeling geen middel tot sociale integratie, duurzame relaties, loyaliteit en verantwoordelijkheid meer is, welk middel heeft de samenleving dan om mensen gelukkig te laten worden?