De noodzaak van een grote Milieu Effect Rapportage in de Euregio Midden-Limburg


Stg. Grondvest . . . . . SDN <====> Milieu . . . . Bellamy Stg.

In het gebied is massaal grind gewonnen waardoor grindmeren zijn ontstaan

september 1997 Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens

    Algemeen:

Midden-Limburg is een zeer belangrijk, gevoelig en kwetsbaar gebied m.b.t. de waterhuishouding voor delen van België-Nederland-Duitsland. De Maas-Rijn hebben hier belangrijke afzettingen achtergelaten. Er liggen diverse breuken in het gebied. Het gebied heeft altijd een grote bufferwerking gehad bij hoge waterafvoeren. Het grondwater ligt opgesloten in twee watervoerende pakketten. Het bovenste pakket, ca. 20 meter dik, in grof zand en grind, is door kleileemlenzen tot 3 meter dik gescheiden van het diepere tweede pakket, ca. 60-120 meter dik. Dit pakket bevat grof zand.

In Midden Limburg, westelijk van de Maas staat grondwater in het tweede watervoerende pakket onder een hydrostatische overdruk van enkele meters waterkolom. Dit komt tot uiting in kwel als de kleileemlaag wordt verwijderd. Het grondwater in dit tweede pakket is beter van kwaliteit dan het grondwater in het eerste watervoerende pakket. Het intrekgebied van dit diepere grondwater bevindt zich op tientallen kilometers Zuidwestelijk van Midden Limburg in België en Brabant.

    Verstoringen:

In het gehele gebied is massaal grind gewonnen waardoor duizenden HA grindmeren zijn ontstaan, aan weerszijde van de Maas. De oeverwanden van deze meren zijn zeer poreus omdat ze veelal bestaan uit restanten zand en grind. De grondwaterstand en de stromingsrichting van het grondwater in het eerste watervoerende pakket zijn praktisch geheel afhankelijk van het waterpeil in de gestuwde Maas. Dit is bijzondere duidelijk waarneembaar als om de een of andere reden stuwen worden getrokken, b.v. bij een strenge vorstperiode. Als het peil van het Maaswater snel enkele meters daalt, dan is dit binnen een dag zichtbaar aan het peil van geïsoleerde grindmeren en plassen, tot op kilometers afstand van de rivier. (zie inbreng G.S.)

Bij abnormaal hoge waterstand stijgt ook het niveau van afgelegen plassen snel. De met de Maas in open verbinding staande plassen zijn verzamelbekkens voor rivierslib bij meer dan normale regenval. In deze meren, die dan vaak met enkele miljoenen m3 vuil, slibrijk, Maaswater worden aangevuld, kan het slib bezinken. Op deze wijze is het totale oppervlak aan onderwaterbodem, dat in contact staat met vuil slib, enorm vergroot. Nog ernstiger is de situatie geworden doordat ontelbare grindmeren zijn volgestort met afval o.a. van de Steenberg van de voormalige Staatsmijnen - chemische bedrijven.

Aanvankelijk was de diepte tot waarop grind en zand werd gewonnen 15 tot 20 meter beneden maaiveld. Hier bleef de afsluitende kleileemlaag grotendeels intact. vanaf de midden zestiger jaren is de ontgrindingsdiepte steeds groter geworden en toen de problemen met de kleileemlaag baggertechnisch waren opgelost, kon men doorstoten tot 40-50 meter beneden maaiveld. Dit is in feite in stilte gebeurd. Het begrip "tot 20 meter beneden maaiveld" werd omgevormd tot "tot 20 meter beneden N.A.P." Deze "uitvinding" in vergunningen viel bijna niemand op. Het maaiveld ligt op ca. 25 meter boven N.A.P. Men kon dus ontgrinden en ontzanden tot 45 meter beneden het maaiveld.

De laatste 15 jaar zijn daardoor zeer diepe grindzandputten gevormd en is de afdichtende kleileemlaag op ca. 20 meter beneden maaiveld, massaal verwijderd over honderden HA oppervlakte. Dit is o.a. gebeurd in her ontgrindingsproject Panheel, onder directe supervisie van de provincie Limburg. De gevolgen zijn indrukwekkend. Er is een hydrologische eenheid ontstaan tussen het grondwater van het eerste watervoerende pakket en het grondwater van het tweede watervoerende pakket. Ten gevolge van de hydrologische overdruk in het tweede watervoerende pakket, treedt massaal kwel op waardoor zeer veel goed grondwater kan wegstromen naar het eerste pakket en vandaar naar de Maas.

Dit laatste is gebleken in de fase B (Bosmolenplas) te HEEL. De kwel is hier zo massaal, dat dit grote meer niet bevroor tijdens de zware winter '96-'97 en een waterpeil behield, enkele meters boven het peil van de omgeving. Ook het strijken van de stuwen in de Maas had geen effect op het waterpeil. Dit peil bleef ca. 3 meter boven het peil van aangrenzende meren.

Een bijzonder gevolg is nog, dat de natuurlijke grondwaterstroming totaal is veranderd. Hierdoor verplaatsen vervuilingen zich langs onbekende weg. Het grondwaterpeil in het gehele gebied ondervindt thans de gevolgen van deze massale verstoring. Ook raakt het diepe grondwater versneld vervuild. Verdroging tot ver in België is een gevolg.

Om dit alles nauwkeurig te kunnen weten, vooral nu de drinkwatervoorziening van Limburg grotendeels afhangt van dit gebied, is een grote Euregionale M.E.R. met betrekking tot Waterbeheer, ten aanzien van Recreatieprojecten, Watervoorziening, Bedrijven- Terreinen- en Slibdeponieën, etc. van het grootste belang.