Bezwaarschrift (beroepschrift), nr: SBL/05073/B, aan Raad van State


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens

    't Achterom 9a,
    5491 XD Sint Oedenrode
    Tel. 0413-490387
    Fax. 0413-490386

AANTEKENEN.

Awb-commissie bezwaarschriften

                                                                  Provincie Limburg,

                                                                  Postbus 5700,

                                                                  6202 MA Maastricht.

 

PLEITNOTITIE.                               Sint Oedenrode, 25 september 2003.

 

Ons kenmerk: SBL/05073/B

 

APPELANTEN.

-         Stichting tot behoud leefmilieu Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem en naaste omgeving, Holstraat 17, 6082 BA Buggenum.

-         J. Hoebers, Haelenerweg 9, 6082 AA Buggenum.

-         J. Rulkens, Dorpsstraat 94, 6082 AR Buggenum.

-         P. Topeeters, Neel Doffstraat 18, 6082 AE Buggenum.

-         H. Slabbers, Galgenberg 35, 6082 AZ Buggenum.

-         L.G.G.M. Mom, Bergstraat 13, 6082 AJ Buggenum.

-         H.P.J. Vissers, Holstraat 6, 6082 BC Buggenum.

-         A.M. Schreuder, Thorbeckestraat 24, 6042 CR Roermond.

-         J. Schuermans, Roermondseweg 92, 6081 NW Haelen.

-         C.J. Schreuder, Eikendreef 23, 6081 EA Haelen.

-         C.J.M. Wijers, Poelakkerweg 3, 6082 NC Buggenum.

 

Tegen:

 

VERWEERDER.

Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg

 

 

Tijdstip hoorzitting 25 september 2003 om 13.30 uur.

 

 

Geachte voorzitter, commissieleden,

 

Met betrekking tot deze zaak heeft u de volgende stukken ontvangen:

  1. Ons bezwaarschrift (beroepschrift), kenmerk: SBL/05073/B, aan de Raad van State, door de Raad van State doorgestuurd aan Gedeputeerde Staten van Limburg (44 pagina's).
  2. Onze brief van 21 juli 2003, kenmerk: SBL/05073/B, aan de Awb- commissie bezwaarschriften t.a.v. P. Schoffelen van de provincie Limburg (3 pagina's).
  3. Onze bij brief van 12 september 2003, kenmerk: SBL/05073/B, nader toegezonden stukken aan de Awb-commissie bezwaarschriften van de provincie Limburg (211 pagina's).

Wij verzoeken u de inhoud van bovengenoemde stukken volledig te betrekken in uw beslissing op deze zaak.

 

Toelichting van enkele feiten.

De inhoud van bovengenoemde stukken is feitelijk glashelder. Ondanks dat geven we hierbij op enkele feiten de volgende toelichting:

 

Feit 1.

Met de uitspraak nr: 200005436/1 van 18 december 2000 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is onbetwistbaar komen vast te staan dat het meevergassen van afval als sloophout, RWZI-slib, kippenmest e.d. in de Willem Alexander Centrale te Buggenum door Gedeputeerde Staten van Limburg al vanaf 17 oktober 2000 wordt gedoogd.

 

Met dit al 3 jaar lang gedogen handelen Gedeputeerde Staten van Limburg zeer nadrukkelijk in strijd met de belangrijkste criteria om te kunnen gedogen, namelijk dat gedogen slechts van tijdelijke noodzakelijke aard mag zijn als er zicht is op vergunningverlening. Een gedoogtermijn van 3 jaar valt echt niet meer onder de criteria van 'tijdelijk noodzakelijk aard'. Voor jurisprudentie verwijzen wij u naar bijgevoegde uitspraak nr: 200005436/1 van 18 december 2000 van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijlage).

 

Hiermee is vast komen te staan dat de vanaf 17 oktober 2000 tot 1 januari 2004 gedoogde activiteiten met de op 25 maart 2002 ingediende aanvraag om een Wm-vergunning nooit en te nimmer kunnen worden gelegaliseerd.

 

Feit 2.

Wij tonen u aan dat Nuon Power Buggenum B.V. te maken heeft met niet minder dan zes Wvo-vergunningplichtige lozingen (waaronder enkele toekomstige lozingen) op of in het oppervlaktewater.

Wij tonen u tevens aan dat als gevolg van het 3 jaar lang gedogen er van de vergunningverlening aan Nuon Power Buggenum B.V. door Gedeputeerde-Staten van Limburg een dermate grote bende is gemaakt dat momenteel zelfs niemand meer weet waar men het eigenlijk over heeft.

 

Kadastraal vastgelegde percelen gemeente Haelen/Buggenum sectie C, nummer 1225 en gemeente Haelen sectie F, nummer 56 waarvoor NuonPower Buggenum B.V. op 25 maart 2002 Wm-vergunning heeft aangevraagd (zie bijlage 2 achter stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken) en waarvoor Gedeputeerde-Staten van Limburg op 1 juli 2003 een ontwerp-besluit hebben afgegeven komen terzelfder tijd voor:

 

-         in het door Gedeputeerde-Staten van Limburg afgegeven besluit d.d. 14 januari 2003, kenmerk 02/14318, waarbij aan Essent Milieu B.V. Wm-vergunning is verleend (zie bijlage 3 achter stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken). Bij dit bedrijf blijkt voor dezelfde percelen met hetzelfde gebruiksdoel wel een Wvo-vergunning in coördinatie met de Wm-vergunning verplicht te zijn.

-         in het door Gedeputeerde-Staten van Limburg aan REO B.V. afgegeven besluit d.d. 20 juni 2000, kenmerk 2000/25596. Daarbij is aan REO B.V. een beschikking afgegeven ten aanzien van een sanerings- en nazorgverplichting van het sterk verontreinigde terrein ter plaatse.

(zie bijlage 4 achter stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken) Voor de uitvoering van deze sanerings- en nazorgwerkzaamheden zal REO B.V. over een Wm-vergunning en in coördinatie daarmee over een Wvo-vergunning moeten beschikken.

 

Buiten de krankzinnigheid dat Gedeputeerde-Staten van Limburg tegelijkertijd bij (ontwerp)besluiten aan drie verschillende bedrijven dezelfde percelen heeft toebedeeld waarop vanuit deze drie bedrijven verschillende Wm- en Wvo-vergunningen zijn afgegeven of nog moeten worden afgegeven, en men dit alles binnen het provinciehuis allemaal niet eens in de gaten heeft, is meteen een schoolvoorbeeld van de willekeur waarmee GS Limburg haar bestuurlijke taak opvat.

 

Het doel (Nuon Power Buggenum afval te laten verstoken in een dicht bevolkt gebied) heiligt richting Nuon Power Buggenum B.V. kennelijk alle middelen.

 

De eerder genoemde zes Wvo-vergunningplichtige lozingen zijn:

a.     De op 29 september 2000 door Demkolec B.V. (thans Nuon Power Buggenum B.V.) aangevraagde Wvo-vergunning, waarop de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat bij besluit van 19 december 2002, nummer: DLB 2002/27976, positief heeft beschikt. Deze Wvo-aanvraag had gecoördineerd moeten worden ingediend met de op 25 maart 2002 ingediende aanvraag om Wm-vergunning. Tegen dit besluit van 19 december 2002 van de staatssecretaris van Verkeer enWaterstaat hebben appellanten bij brief van 21 februari 2003, kenmerk: SBL/Rijksw/21023/B, beroep aangetekend nader gemotiveerd bij schrijven van 23 maart 2003 (zie bijlage 5 en 6 achter stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken ).

    Dit beroepschrift staat bij de Raad van State ingeschreven onder nummer 200301159/1/M2 en moet door de Afdeling bestuursrechtspraak nog in behandeling worden genomen (zie bijlage 7 achter stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken). Wij verzoeken u de inhoud van dat beroepschrift hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

b.     De op 26 februari 2002 door Nuon Power Buggenum B.V. aangevraagde Wvo-vergunning, waarop de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat bij besluit van 20 mei 2003, nummer: DLB 2003/7891, positief heeft beschikt. Ook deze Wvo-aanvraag had gecoördineerd moeten worden ingediend met de op 25 maart 2002 ingediende aanvraag om Wm-vergunning. Tegen dit besluit van 20 mei 2003 van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat hebben appellanten bij brieven van 10 juli 2003 beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Voorzitter om het

treffen om voorlopige voorziening resp. schorsing verzocht en nader gemotiveerd bij brief van 24 juli 2003, kenmerk SBL/10073/VV (zie bijlage 8 en 9 achter stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken). Dit beroepschrift met bijbehorend schorsingsverzoek staat bij de Raad van State ingeschreven onder de nummers 200304568/1/M2 en 200304568/2/M2 (zie bijlage 10 en 11 achter stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken).

Wij verzoeken u de inhoud van dat beroepschrift met bijbehorend schorsingsverzoek en nadere motivering hier als herhaalden ingelast te beschouwen.

c.      Bij besluit van 24 juli 2003, kenmerk: V&H/Jan/2003.10464, heeft het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg letterlijk het volgende beslist.

 

=====================================================================

Naast de lozingen op Rijkswater vanuit de inrichting is er ook nog een rioolaansluiting vanuit deze inrichting op de gemeentelijke riolering van de gemeente Haelen. De daarop aangesloten afvalwaterstromen worden uiteindelijk gezuiverd in de Rioolwaterzuiveringsinstallatie Roermond. Op de gemeentelijke riolering worden enkele weinig verontreinigende en in het kader van WVO niet vergunningplichtige afvalwaterstromen geloosd, zoals huishoudelijk afvalwater en ketelspuiwater met een geringe vervuilingswaarde. De omvang van deze afvalwaterstromen op de gemeentelijke riolering bedraagt ca. 40.000 m3 op jaarbasis. De berekening van de vervuilingswaarde hieromtrent vindt plaats o.b.v. door het bedrijf uitgevoerde bemonsteringen (overeenkomstig de aan het bedrijf verleende ontheffing o.g.v. vigerende verordening verontreinigingsheffing 2001).

=====================================================================

Als feitelijk bewijs daarvoor vindt u bijgevoegd betreffend besluit d.d.24 juli 2003 van het Zuiveringschap Limburg (zie bijlage 12 achter stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken).

 

Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen. In tegenstelling met hetgeen door het dagelijks bestuur wordt beweerd is voor deze lozing wel degelijk een Wvo-vergunning van het Zuiveringschap Limburg vereist. Door het in werking treden van het Koninklijk Besluit van 4 november 1983 (stb 577) uitvoering gevende aan de artikelen 1, tweede lid, en 31, vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is de vergunningverlening voor de lozing van afvalwater afkomstig van een inrichting die afvalstoffen opslaan, behandelen of verwerken verlegd van de gemeente (provincie) naar de waterkwaliteitsbeheerder c.q. beheerder van een zuiveringstechnisch werk. Voor deze lozingen is derhalve een Wvo-vergunning van het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg vereist.

 

d.     De percelen gemeente Haelen sectie F, nummers 53 t/m 56 en sectie C en de gemeente Buggenum sectie C, nummer 1225, welke deel uitmaken van afgegeven ontwerpbesluit d.d. 1 juli 2003, kenmerk: 2002/13207, op de op 25 maart 2002 ingediende aanvraag om Wm-vergunning, moeten overeenkomstig het besluit van 20 juni 2000, kenmerk 2000/25596 van Gedeputeerde-Staten van Limburg, door REO B.V. overeenkomstig het door Gedeputeerde-Staten vastgestelde saneringsplan worden gesaneerd. (zie bijlage 4 achter stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken). Deze sanering gaat gepaard met lozingen in het oppervlaktewater al dan niet via de riolering en een zuiveringstechnisch werk. Ook voor deze lozingen is een Wvo-vergunning vereist.

 

e.     Op het perceelsgedeelte gemeente Buggenum sectie C, nummer 1225 en gemeente Haelen sectie F, nummer 56, welke onderdeel uitmaken van de op 25 maart 2002 door Nuon Power Buggenum B.V. ingediende Wm-aanvraag, heeft het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg bij besluit van 28 mei 2003, nummer V02-093, een Wvo-vergunning afgegeven aan Essent Milieu B.V., Dokter Klinkerweg 1, 8025 BR te Zwolle (zie bijlage 13 achter stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken). Voor deze lozingen is ook een Wvo-vergunning vereist van Nuon Power Buggenum B.V. omdat het dezelfde percelen betreffen.

 

f.       Uit het afgegeven ontwerpbesluit d.d. 1 juli 2003 en onderliggende Wm-aanvraag d.d. 25 maart 2002 met bijbehorende MER-rapportage kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de uitstoot naar de lucht van stoffen die op lijst I en II van de Europese richtlijn 76/464/EEG voorkomen drastisch wordt (mag worden) uitgebreid. Voor enkel en alleen al 'totaal zware metalen' mag de uitstoot worden uitgebreid tot 16251 kg/jr. Voor feitelijke onderbouw verwijzen wij unaar 'punt 2' uit onze bij brief van 18 juni 2002, kenmerk: SBL/18062/zw, ingediende zienswijzen en opmerkingen (zie bijlage 14 achter stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken) .

     Deze enorme uitbreiding aan lijst I en II stoffen lozingen naar de lucht zijn afkomstig van puntbronnen en zijn volledig toe te schrijven aan de veroorzaker Nuon Power Buggenum B.V. Deze lozingen naar de lucht komen later al dan niet met regenwater mee rechtstreeks in het oppervlaktewater terecht of slaan eerst neer op verharde wegen, terreinen of daken en komen vervolgens via het hemelwaterriool in het oppervlaktewater terecht.

 

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft bij arrest C-231/97 van 29 september 1999 in de zaak tussen A.M.L. van Rooij en het dagelijks bestuur van het waterschap De Dommel beslist dat voor dergelijke lozingen via de lucht in het oppervlaktewater een Wvo-vergunning is vereist van betrokken waterschapsbeheerders. In dit geval van het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg en de staatssecretaris van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Als feitelijke onderbouw daarvoor vindt u bijgevoegd:

-         het artikel 'Giftige stoffen via lucht lozen mag niet meer' uit de Leeuwarder Courant van 7 oktober 1999 (zie bijlage 15 achter stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken).

-         Het arrest in zaak C-231/97 van 29 september 1999 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (zie bijlage 16 achter stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken).

 

Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.Met name de besturen van de afdeling Oostmaas der LimburgseLand & Tuinbouwbond (LLTB) en de afdeling Leudal der LimburgseLand & Tuinbouwbond (LLTB), die gezamenlijk zo'n 249 agrarischebedrijven vertegenwoordigen, maken zich zeer grote zorgen over deze grootschalige vergiftiging via de lucht zonder de daarvoor vereiste Wvo-vergunningen. Ook de door hen geteelde gewassen voor menselijke consumptie als fruitteelt en asperges, als wel de geteelde voedergewassen als gras en maïs; dan wel de wintergewassen als savooienkool en tarwe die als wintergewassen lang op het land blijven staan worden als gevolg van deze verhoogde uitstoot van kankerverwekkende stoffen naar de lucht daarmee cumulatief vergiftigd. Er is sprake van de volgende cumulatie aan (bio)-accumulatieve vergiftigingen:

 

-         het rechtstreeks op genoemde gewassen vallende kankerverwekkende gif dat al dan niet met het regenwater mee gedurende de gehele groeiperiode (vele maanden) daarin ophoopt.

-         het op de grond vallende kankerverwekkende gif dat oplost in wateren het grondwater gedurende de gehele groeiperiode vergiftigd. Dit vergiftigd grondwater wordt vervolgens gedurende de groeiperiode (vele maanden) door genoemde gewassen (deels) opgenomen en hoopt zich daarin op.

-         het op het oppervlaktewater vallende kankerverwekkende gif en het op daken, verharde wegen en verharde terreinen vallende gif dat met het regenwater mee afvloeit naar het oppervlaktewater dat wordt gebruikt voor het besproeien van genoemde gewassen zal (deels) worden opgehoopt in die gewassen. Ook voor deze lozingen is een Wvo-vergunning vereist.

Met bovengenoemde bewijsmateriaal hebben wij feitelijk bewezen dat voor de op 25 maart 2002 ingediende aanvraag om een Wm-vergunning zelfs zesmaal de verplichting geldt van een gecoördineerde behandeling met de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo).

Hiermee is vast komen te staan dat de vanaf 17 oktober 2000 tot 1 januari 2004 gedoogde activiteiten met de op 25 maart 2002 ingediende aanvraag om een Wm-vergunning nooit en te nimmer kunnen worden gelegaliseerd.

 

 

Feit 3.

De Stichting Advisering bestuursrechtspraak schrijft in hun deskundigen-verslag, kenmerk: StAB/36116/H, van 22 augustus 2003 aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State letterlijk het volgende (zie stuk II behorend bij onze brief bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken).

 

==============================================================

 

De bevindingen.

  • Uit de aanvraag en de vergunde afvalcategorieën blijkt dat het bij Essent aangeboden afvalhout inderdaad CCA-hout kan bevatten. Een deel van dit verduurzaamde hout zal niet als zodanig worden herkend omdat het bijvoorbeeld is overgeschilderd. Handhaving van voorschrift B.7 is daardoor in de praktijk problematisch.
  • In de vergunning staat dat de kwaliteit van de baggerspecie moet worden vastgesteld volgens de regeling vaststelling klasse-indeling onderhoudsspecie van het Ministerie van VROM. Met de in deze regeling beschreven methodiek kan echter niet worden bepaald of er sprake is van gevaarlijk afval. Indien er sprake is van baggerspecie klasse 4, zal dit nader moeten worden onderzocht. De vergunning mist echter een voorschrift waarin staat op welke wijze dit moet gebeuren.
  • De in de aanvraag beschreven acceptatieprocedure is te algemeen om te kunnen waarborgen dat geen gevaarlijk afval wordt geaccepteerd.
  • De in voorschrift B1 t/m B5 bedoelde schriftelijke acceptatieprocedure is geen garantie dat gevaarlijk afval zal worden herkend. Dit is afhankelijk van de wijze waarop het bedrijf invulling gaart gegeven aan de verschillende onderdelen die in de richtlijn zijn beschreven.

==============================================================

 

Met dit onafhankelijke advies van Stichting Advisering bestuursrechtspraak is vast komen te staan dat het mee te vergassen sloophout en RWZI-slib gevaarlijk afval bevat. Het gaat bij o.a. met arseenzuur en chroomtrioxide geïmpregneerd hout om gevaarlijke afvalstoffen in de zin van de richtlijn 91/689/EEG betreffende gevaarlijke afvalstoffen. Aangezien het deels dergelijke afvalstoffen betreft, is richtlijn 94/67/EG betreffende de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen van toepassing.

Hiermee is vast komen te staan dat de vanaf 17 oktober 2000 tot 1 januari 2004 gedoogde activiteiten met de op 25 maart 2002 ingediende aanvraag om een Wm-vergunning nooit en te nimmer kunnen worden gelegaliseerd. Dit omdat Nuon Power Buggenum B.V. voor het meevergassen van dit gevaarlijke afval op 25 maart 2002 geen Wm-vergunning heeft aangevraagd.

 

 

Feiten 4, 5 en 6.

In het in geding zijnde besluit schrijven Gedeputeerde Staten letterlijk het volgende:

-         de milieuhygiënische gevolgen van de proeven leiden niet tot een toename van de emissies naar de omgeving (zie blz. 4, regel 22 en 23 van onderen).

Een dergelijk 'leugen' kunnen Gedeputeerde Staten nooit staande houden. De gehele vergunning is juist gebaseerd op het vergund krijgen van hogere emissies bij het meevergassen van afval waaronder gevaarlijk afval. (zie stuk VII behorend bij onze bij brief van 12 september 2003, nader toegezonden stukken).

In het in geding zijnde besluit schrijven Gedeputeerde Staten letterlijk het volgende:

-         De mee te vergassen brandstoffen achten wij qua samenstelling vergelijkbaar met steenkool. Het is niet aannemelijk dat de proeven leiden tot andere gevaarsaspecten dan die welke optreden bij de inzet van steenkool. (zie blz. 3, regel 3 t/m 6 van boven).

Ook dit 'leugen' kunnen Gedeputeerde Staten nooit staande houden. In dit afval (secundaire brandstof) mag enkel en alleen al de concentratie aan zware metalen, afhankelijk van het soort metaal maar liefst 21 tot 1471 maal hoger zijn dan gemiddeld in kolen aanwezig is. (zie bijlage 2 achter ons bezwaarschrift van 5 juli 2003) .

 

Op andere chemische stoffen als PAK's; Pentachloorfenol, Boorzuur, Lindaan, Bifluoride, Nafthaleen, Acenafthyleen, Acenaafteen, Fluoreen, Fenantreen, Anthraceen, Fluorantheen Pyreen, Benza(a)anthraceen, Crhyseen, Benzo(j)fluorantheen, Benzo(b)fluorantheen, Benzo(k)fluorantheen, Benzo(a)pyreen, Debenzo (a,h)antraceen, Benzo(g, h, i)peryleen, Indeno (1, 2, 3, cd)pyreen, e.d., waarvan de meeste uiterst giftig en kankerverwekkend zijn wordt gemakshalve maar niet gemeten. Dit ondanks de wetenschap dat die in hoge concentraties in sloophout kunnen voorkomen. Gedeputeerde-Staten moeten hierbij hebben gedacht 'niet meten' is 'niet weten'. Wanneer de omwonenden van de Willem Alexander Centrale daarvan later massaal ziek worden dan kunnen Gedeputeerde Staten 'struisvogel' spelen. Gedeputeerde Staten van Limburg vergissen zich daarbij in een ding en dat is: 'ook struisvogels worden hiervan ziek'.

 

In het in geding zijnde besluit schrijven Gedeputeerde Staten letterlijk het volgende:

-         Het verlenen van deze gedoogbeschikking vinden wij gerechtvaardigd gelet op de milieuwinst (minder CO2-emissie, besparing op fossiele brandstoffen en het voorkomen van het storten van afval) en gelet op de geringe milieugevolgen.

 

Ook dit 'leugen' kunnen Gedeputeerde Staten nooit in stand houden. Het getuigt van vooringenomenheid van Gedeputeerde Staten door het milieuverlies (meer emissie aan giftige kankerverwekkende stoffen, meer giftig kankerverwekkende stoffen in vliegas, cement, beton, asfalt, stenen e.d.) te verzwijgen. Dit ondanks de wetenschap dat dit milieuverlies de gehele Nederlandse bevolking op de langere termijn vergiftigd en uitroeit. Dat het verantwoordelijke bestuur van Gedeputeerde Staten hieraan bewust voorbij gaat getuigt van vooringenomenheid, blindheid en geen respect voor het menselijk leven.

 

Hiermee is vast komen te staan dat de vanaf 17 oktober 2000 tot 1 januari 2004 gedoogde activiteiten met de op 25 maart 2002 ingediende aanvraag om een Wm-vergunning nooit en te nimmer kunnen worden gelegaliseerd.

 

Breng vóór 15 oktober 2003 uw advies uit aan Gedeputeerde Staten van Limburg.

Gedeputeerde Staten van Limburg gebruiken de volgende techniek/tactiek: Bij besluit van 17 oktober 2000 geven Gedeputeerde Staten een eerste gedoogbeschikking af voor het meevergassen van afval (zie bijlage). Daarna geven zij een 2e gedoogbeschikking en een 3e gedoogbeschikking af voor het meevergassen van afval. Zij noemen afval geen afval maar secundaire brandstof dan kunnen zij die 2e en 3e gedoogbeschikking 'veranderingsvergunningen' gaan noemen, terwijl het voor het meevergassen van afval gedoogbeschikkingen zijn gebleven. Ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft als zodanig geoordeeld en bij uitspraak van 16 april 2003, nummer 200202376/1/M1, de laatste veranderingsvergunning van 12 maart 2002 vernietigt. Ondanks deze wetenschap geven Gedeputeerde Staten op 20 mei 2003 toch nog een

4e gedoogbeschikking af, zijnde het in geding zijnde gedoogbesluit.

 

Al deze opeenvolgende gedoogbesluiten worden door Gedeputeerde Staten gedurende een korte termijn afgegeven en wel bewust en wel om de volgende redenen:

-         dit om steeds te kunnen voldoen aan hun eigen nota 'gedogen van overtredingen van milieu- en waterstaatsregels'.

-         dit om de behandeling van het beroep daartegen steeds te kunnen laten beginnen nadat de gedoogperiode is verstreken. Dit met de wetenschap dat het ingediende beroep daartegen op grond van vaste jurisprudentie wordt verloren.

Met nadruk verzoeken wij u aan deze vorm van politieke machtsmisbruik en misdaad niet mee te werken en vóór 15 oktober 2003 uw advies uit te brengen en in dat advies te vermelden dat Gedeputeerde Staten van Limburg daarop vóór 1 november 2003 een besluit moeten hebben genomen. Appellanten zullen daartegen dan beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en op grond van bovengenoemde nadere motivering de voorzitter verzoeken om betreffend beroepschrift voor het aflopen van het termijn op 31 december 2003 te behandelen, waarmee aan deze vorm van bestuurlijke misdaad voor goed en altijd een einde komt.

Ongeacht uw advies hebben appellanten besloten om hiervan op het juiste moment aangifte te doen bij de politie in Heythuisen. Daarbij zal ook een kopie van deze pleitnotitie worden overlegd.

Vertrouwende op een eerlijk onafhankelijk advies vóór 15 oktober 2003, tekenen wij,

 

Hoogachtend,

 

Ecologisch Kennis Centrum B.V.

voor deze,

Ing. A.M.L. van Rooij,

directeur.

 

Bijlage:Uitspraak nr: 200005436/1 van 18 december 2000 van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (6 pagina's).