Keiharde confrontatie tussen Minister van Justitie Donner en Karel de Werd


Homepage Karel de Werd <=======> Wraking van het Hof Den Haag

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens


Van: de Werd K.H.
Faxnummer 06-52294249
Telefoon werk 06-52294249

Amsterdam, 1 september 2003 met aantekenen!


Aan de Nationale Ombudsman,
Postbus 93122, 2500 AC 's-Gravenhage,
Behandelend Medewerker: Mevrouw mr. A.P. Verhaag,
Betreft Conlussie van Antwoord terzake de Werd contra De Staat der Nederlanden.

Uw kenmerk: 2002.07732014,

Weledelgestrenge Vrouwe,

Allereerst mijn dank, voor het feit dat u mij in de gelegenheid heeft gesteld, om de nadere toelichting van Excellentie mr. J.H. Donner hierna gemakshalve te noemen Donner te uwen kantore te kunnen ophalen.

Alvorens met mijn Conclusie van Antwoord te beginnen, vraag ik er eerst akte van, waarvan akte, dat Donner de inhoudelijke strekking van mijn schrijven d.d. 18 april 2003 formeel als zijnde volstrekt juist heeft erkent , althans in geen enkel opzicht weersproken, waarvan mijnerzijds formeel akte werd gevraagd.

Voorts heb ik er eveneens akte van gevraagd, dat ik niet zou toestaan dat wordt afgeweken van het formele standpunt , dat het College van Procureurs-generaal hierna gemakshalve te noemen de Wijkerslooth en/of Donner zonder enig juridisch gevolg terug komen op hun eerder formeel ingenomen standpunten zoals definitief door hen verankert in hun geschriften d.d. 16/10/02 en 02/04/03. waarin beiden tot het uiterste hebben volhard en zodoende de Procedure bij U Nationale Ombudsman ruim een jaar slepende hebben weten te houden.

Dit klemt temeer, daar Donner u Nationale Ombudsman formeel heeft kenbaar gemaakt, dat hij in het geheel niet meer wenste te reageren op de inhoudelijke strekking van mijn schrijven d.d. 16 april 2003, zelfs niet wenste kenbaar te maken waarom niet hetgeen ik strijdig acht met goed fatsoen en zorgvuldigheid zoals zich dat in het maatschappelijk verkeer betaamt en vanuit bestuursrechterlijk oogpunt bezien hoogst onbehoorlijk. Ik heb formeel bij u akte gevraagd van het voorgaande, waarvan akte. Hierbij zij met nadruk vermeldt, dat Donner daarbij geen enkel voorbehoud heeft gemaakt dus zeker niet het voorbehoud, dat hij op die beslissing zijnerzijds geheel vrijwillig, genomen terug wenste te komen nadat u Nationale Ombudsman de onderzoeksfase had afgesloten en mij kenbaar gemaakt, dat ik binnen ongeveer zes weken het onafhankelijk deskundigen rapport terzake zou kunnen verwachten.

Een toezegging waarop u Nationale Ombudsman terug moest komen omdat zich vervolgens Donner enkele weken later melde met de mededeling, dat hij alsnog had besloten een nadere toelichting te willen geven, dit terwijl hij zelfs in het geheel niet op mijn schrijven d.d. 18 april 2003 had gereageerd en daarbij formeel had kenbaar gemaakt dat hij dat ook niet wenste te doen. Een dergelijke gang van zaken, acht ik strijdig met goed fatsoen en zorgvuldigheid zoals zich dat in het maatschappelijk verkeer betaamt, de gebruikelijke proceduregang bij uw Nationale Ombudsman en eveneens een juridische doorzonde bestuursrechterlijk gezien immers: De overheid behoord een betrouwbaar gezicht te hebben en te behouden, de burger moet er op kunnen vertrouwen dat een Minister niet zonder enige juridische consequentie, terug komt op een formele toezegging zo overtuigend en geheel vrijwillig gedaan.

Evenmin deugt het procestechnisch bezien van geen kant, dat de Wijkerslooth en Donner steeds weer opnieuw hun meningen herzien nadat ik hun eerder ingenomen standpunten gestaafd met wettigovertuigend bewijs voor de volle 100% heb weerlegd, waarbij mij ook nog inzage in het volledige dossier wordt geweigerd en ik wordt genoodzaakt op anonieme niet gedateerde losse aantekeningen te reageren en men alleen komt met documenten daaruit, waarvan men denkt, dat men daarmede het ernstig ambtshalve falen van het O.M zou kunnen rechtvaardigen. Voorts komt Donner daartoe in zijn wat hij noemt aanvullende reactie d.d. 23 juli 2003 waarmede hij bedoeld een aanvulling op zijn eigen pennenvruchten d.d. 2 april 2003 zodat daarmede eveneens de inhoudelijke strekking van mijn schrijven d.d. 18 april 2003 volstrekt wordt genegeerd waarvan akte. Het is duidelijk, dat Donner zo zijn eigen procedure regels heeft ik acht dat een bijzonder kwalijke zaak daar ik van mening ben en blijf, dat partijen gelijke kansen behoren te hebben om hun standpunten ter uwer beoordeling te bepleiten en van dat gelijkheid beginsel is al in het geheel geen sprake indien men bedenkt dat ik als juridisch leek zonder enige vorm van rechtsbijstand wordt genoodzaakt het op te nemen tegen topjuristen die ook nog functioneren ter kwader trouw.

Kennelijk uit vrees voor het deskundig onafhankelijk oordeel van u Nationale Ombudsman komt Donner thans in zijn nadere uiteenzetting d.d. 2 april 2003 ( zie bijlage ), alsnog met een uitleg waarom , volgens hem de bevelen van het Gerechtshof ex. art. 12i Sv tot het strafrechterlijk vervolgen van het meinedig individu G. de Lange aan de Officier van Justitie gegeven in het geheel niet werden opgevolgd. Daarmede voorbijgaand aan mijn klacht zoals bij u Nationale Ombudsman formeel ingediend, waarop Donner niet inhoudelijk wenst te reageren. Ik heb namelijk niet geklaagd over waarom de bevelen van het Gerechtshof niet werden opgevolgd, doch dat deze niet werden opgevolgd, hetgeen Donner niet wenst te begrijpen. Dit in de wetenschap, dat daaruit totale rechterloosheid voortvloeide. Waarbij ik jarenlang bleef gegijzeld in meinedige procedures waarmede het levensgeluk van mij en mijn gezin werd vermoord en mijn geliefde Vrouw zelfs in deze wantoestand verkeerde tot aan haar dood. En ikzelf nauwelijks nog tijd over heb gehad om aandacht aan mijn gezin te schenken, mijn kinderen wisten niet beter van kleuter tot volwassen vrouw, dat vader aan het procederen was en dan te bedenken, dat zonder het veelvuldig plegen en laten plegen van meineed door het O.M er zelfs in het geheel niet had kunnen worden geprocedeerd waarvan akte!

Voorts wijs ik er met uw welnemen op dat Donner het niet meer heeft over verjaring en al mijn argumenten daartegen zoals verwoordt in mijn schrijven d.d. 18 april 2003 formeel en voor de volle 100% als zijnde volstrekt juist heeft erkent althans in geen enkel opzicht heeft willen weerspreken, zodat dit niet meer - lees nooit meer - aan de orde is waarvan akte!

Tot slot vraag ik er akte van dat behoudens de volledige bekentenis van Donner, waaruit blijkt dat de Officier van Justitie zelfs fraude heeft gepleegd, door de bevelen van het Gerechtshof ex. art. 12i Sv illegaal te laten verdwijnen, zijn nadere toelichting slechts juridische onzin vertegenwoordigt met als geen ander doel, daarvan de aandacht af te leiden. Donner doet dat met een beroep op de excessen allen voortvloeiende uit de juridische mestvaalt die hij zelf als erfenis van zijn voorganger beheerd. Zijn uitleg over de vraag waarom de bevelen van het Gerechtshof terzake niet werden opgevolgd, doet strikt juridisch in het geheel niet terzake. Immers noch ik, noch de Officier van Justitie en/of wie dan ook hebben formeel de bevoegdheid om op welk een wijze dan ook en/of om welke redenen dan ook de bevelen van het Gerechtshof ex. art. 12i Sv. Te ontkrachten integendeel, Die dienen zonder enig voorbehoud en/of obstructie van welke aard dan ook, ten spoedigste te worden opgevolgd. Donner wordt geacht gelet op het ambt dat hij pretendeert te kunnen bekleden dit te weten, het zou meer dan van den Zotte zijn indien niet het geval. Uit het voorgaande vloeit strikt juridisch voort, dat al het overige door Donner en de Wijkerslooth in strijdt hiermede hebben aangevoerd w in het geheel niet terzake doet, waarvan akte!

Het voorgaande neemt niet weg, dat ik strikt juridisch bezien, geheel ten overvloede, te uwer informatie toch wens in te gaan op de wijze waarop de Wijkerslooth en Donner in samenspanning trachten hun Juridisch /Politieke verantwoordelijkheid terzake te ontlopen. Donner brengt daartoe ten berde ondanks dat hij formeel kenbaar had gemaakt in het geheel niet meer te zullen reageren, enkele losse anonieme aantekeningen van het O.M, mijn schrijven d.d 18 januari 1988, waaruit blijkt dat ik alle hoop op Rechtspraak definitief heb opgegeven, een document waaruit zou moeten blijken dat de Officier van Justitie een voorlopig onderzoek heeft gevorderd en een document waaruit blijkt dat de Officier van Justitie op 11/12/87 de bevelen van het Gerechtshof ex.art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van G. de Lange onder code no. 70 in strijdt met de Formele Wet zoals door Donner inmiddels formeel erkent en zelfs uitgelegd ter verjaring werden opgelegd.

Voorts, dat hij na 1988, van mij daarover niet meer zou hebben vernomen, hierbij valt het op dat Donner zoals gebruikelijk weer een beroep doet op de verstreken tijd, terwijl dit aan het O.M zelf is te wijten immers; er behoord terzake in het geheel geen tijd te zijn verstreken. De bevelen van het Gerechtshof ex. art. 12i Sv aan de Officier van justitie op mijn verzoek gegeven, dienen namelijk zonder enige vorm van Obstructie ten spoedigste d.w.z. binnen enkele weken te worden opgevolgd, daar deze onmiddellijk in kracht van gewijsde treden. Het valt voorts op, dat Donner in zijn nadere toelichting veelvuldig vage termen gebruikt chronologisch weergegeven kennelijk, aannemelijk, waarschijnlijk, kennelijk, zouden kunnen, hoogst waarschijnlijk, naar mijn oordeel etc.

Welnu Donner wenst daarmede te suggereren, dat ik geen belang meer hechtte, - hij zegt niet na tien jaar bittere strijd met het O.M over het niet strafrechterlijk vervolgen van meineed geen belang meer hechtte - aan het opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof ex. art. 12i Sv. En dat daarom de Officier van Justitie genoemde bevelen in strijdt met de Formele Wet onder code 70 ter verjaring heeft opgelegd c/q verduisterd, ik vind dit ongehoord Immers: De losse aantekeningen metname de inhoudelijke strekking daarvan hebben betrekking op excessen die hebben plaatsgevonden zeven jaar eerder en rechtstreeks voortvloeien uit het feit, dat het O.M notabene als Wetshandhaver ex.art. 4 Ro er in volhard dat terzake veelvuldig straffeloos meineed moet kunnen worden gepleegd.

Waarbij de Officier van Justitie exact de zelfde code 70 heeft gebruikt, om mijn formele aangifte tegen G.de Lange en Bargerbos, op 1 april 1981 al te kunnen seponeren, waarbij hij volgens eigen zeggen, in strijdt handelde met de circulaire van de Minister van Justitie d.d. 21 mei 1969 door mij als rechtstreeks belanghebbende daarvan onkundig te houden met als doel mijn beklag ex. art. 12 Sv te ondergraven. Hetgeen niet wegneemt, dat zijn beroep op code 70 ( geregeld in den minne) toen al , door het Gerechtshof werd verworpen, evident waaraan hij het eerste bevel ex.art. 12i Sv op mijn verzoek heeft bekomen. Hetzelfde herhaalde zich jaren later in 1986 te ten derde male, waarbij de Procureur-generaal Mr. C.A.P.C. van Riel bij het Gerechtshof notabene als Wetshandhaver ex. art. 4 Ro pleitte als volgt, ik citeer de laatste blz. van zijn pleidooi: Welnu, met betrekking tot de heer de Lange en van Weden afgelegde verklaringen ter terechtszitting van uw Hof ben ik er enerzijds volstrekt van overtuigd, dat deze meinedig zijn en wel om dezelfde reden, waarom ik meen dat Bargerbos meineed pleegde. Einde citaat.

Ondanks voorgaand citaat waaruit blijkt dat ook naar de stellige overtuiging van genoemde Procureur-generaal door drie verschillende personen, waaronder G.de Lange meineed werd gepleegd, komt mr. van Riel tot de eindconclusie ( zie de laatste en voorlaatste zinsnede van zijn pleitnotitie) dat G. de Lange niet strafrechterlijk dient te worden vervolgd. Uit zijn aantekening links op zijn pleitnotitie blijkt, dat hij zich er daarbij op beroept dat het meinedig individu Bargerbos in eerder stadium door Eveline van Schaardenburg en Wederven was vrijgesproken, dit terwijl hij zelf daartegen Cassatie heeft ingesteld met als argument, dat Bargerbos via een onjuiste Procesgang, waarbij de grondslag van den tenlastelegging werd verlaten aan de hem rechtens toekomende veroordeling terzake meineed is ontsnapt, waaraan mr. van Riel zelf een niet geringe bijdrage heeft geleverd door zijn handtekening onder zijn Cassatiegeschrift te vergeten, waarvoor hij mij persoonlijk zijn excuus heeft aangeboden, waarvan akte!

Ik attendeerde vervolgens het Gerechtshof er op, dat mr. van Riel met voorgaande kronkelredenering in feite voor de opheffing van onze Democratische Rechtstaat pleitte (zie bijlage) en liet daarbij het Hof weten, dat ons gehele Rechtssysteem op losse schroeven komt, indien om welk een reden dan ook wordt toegestaan, dat ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr. veelvuldig meineed straffeloos wordt gepleegd. Dat brengt de Rechtszekerheid van allen op Nederlands . Grondgebied ernstig in gevaar tot ver in de volgende generatie´s inclusief die van uw eigen kinderen aldus betoogde ik bij het Gerechthof in een pleidooi, wat ruim twee uur duurde. Het Gerechthof stelde mij tot schande van het O.M als Wetshandhaver, ten derde male in het gelijk, evident waaraan de Officier van Justitie wederom ex. art. 12i Sv. Werd bevolen tot het strafrechterlijk vervolgen van meineed over te gaan. Het voorgaande en mijn jarenlange twistgesprekken daarover met de Officier van Justitie en de Procureur- generaal die beiden verklaren het eigenlijk met mij eens te zijn waarvan akte! Belette de Officier van Justitie niet om op 11 december 1987 al in strijd met de formele Wet, het tweede bevel van het Gerechthof, te laten verdwijnen, hetgeen zich herhaalde op 9 september 1988, eveneens via code 70. waarvan ik volstrekt onkundig werd gehouden, nog daargelaten het feit, dat bevelen van het Gerechtshof in het geheel niet ter verjaring kunnen worden opgelegd en zodoende kan worden plaatsgenomen op de stoel van de Zittende Magistratuur, integendeel die dienen ten spoedigste d.w.z. binnen enkele weken te worden opgevolgd, waarvan akte! En speciaal voor Donner nogmaals daarvan akte gevraagd.

Gelet op het zeer ernstig handelen en nalaten van de Officier van Justitie en de Procureur-generaal terzake en metname de wijze waarin het O.M via de Wijkerslooth en Donner daarin hebben volhard, ondanks mijn felle protesten daartegen, niet op juridische gronden, doch omdat het zelfreinigend vermogen bij het O.M vrijwel nihil moet worden geacht zoals feitelijk gebleken, kan er geen enkele twijfel over bestaan, dat het O.M zelfs met tien Belgische trekpaarden er niet toe viel te bewegen, de bevelen van het Gerechthof uit te voeren. Dat was de situatie waar ik zelfs na tien jaar bittere strijd met het O.M daarover, waaraan door hen het levensgeluk van mij en mijn gezin werd geofferd ik mij zag gesteld. De keiharde realiteit gebood mij om mijn gevecht met het O.M terzake meineed te beëindigen, doorgaan zou zelfdestructie tengevolge hebben voor mij en mijn gezin en dat nu, is wel een heel andere voorstelling van zaken die Donner voorbijgaand aan deze waarheid wenst te geven, waarvan akte!

Het welzijn van mij en mijn gezin gebood mij na tien jaar bittere strijd daarover met het O.M, waarbij de Zittende Magistratuur mij steeds weer opnieuw in het gelijk stelde, een gelijk dat door het O.M steeds weer opnieuw in strijd met de Formele Wet, zoals door de Donner inmiddels formeel erkent terzijde werd geschoven, te beëindigen. Ik diende ter handhaving van het welzijn van mij en mijn gezin de strijd tussen David en Goliath op te geven. Ik, hoe pijnlijk ook te aanvaarden dat onder bepaalde omstandigheden - die het daglicht niet kunnen verdragen - via ernstig handelen en nalaten, van de Uitvoerende Organen, in dit geval dus de Zittende en Staande Magistratuur, anders dan uit hoofde van ziekte of gebreken veelvuldig meineed kan worden gepleegd, daar kon ik na tien jaar strijd en drie formele bevelen van het Gerechthof die door het O.M volstrekt werden genegeerd, niet meer omheen zonder daaraan met mijn gehele gezin onderdoor te gaan voorzover dat nog kon. In mijn zaak zou nimmer recht worden gesproken, hoofdgriffier van den Hoek, ( De vriendin van de Voorzitter van de Meervoudige Strafkamer), had mij daarvoor al gewaarschuwd, uit vrees dat ik er met mijn gezin onderdoor zou gaan indien ik niet kon accepteren, dat in mijn zaak nimmer recht zal kunnen worden gesproken, dat is in en in triest aldus mevr. Mr. van den Hoek, overigens volkomen oprecht!

Donner wenst het voorgaande volstrekt te negeren, mij zodoende zelfs medeverantwoordelijk te maken voor het mindersociaal onwettig gedrag van het O.M terzake. Maar daarmede gaat hij als volgt de mist in. De Kantonrechter heeft in 1975, formeel uitgesproken, dat de Werd als werkgever totaal niets viel te verwijten integendeel de heer de Werd heeft juridisch volkomen juist gehandeld, aldus de Kantonrechter, herhaalde malen. Hetgeen door het Gerechthof nogmaals op 29 juni 1979, waarbij de Bouwbonden voor het eerst in de Nederlandse Rechtsgeschiedenis werden veroordeeld tot schadeplicht. Omdat, metname de meinedige individuen Bargerbos en de Lange als arbeidsdeskundigen bewust ter kwader trouw het middel van een ondeugdelijk beslag hadden gehanteerd. Dit acht maanden lang en zelfs zonder de Vereiste Vanwaarde Verklaring ex. art. 738 Rv. Evident waaraan de Rechercheurs Oud en Keesman die de Affaire diepgaand hebben onderzocht, in de media verklaarden, dat mijn Bouwbedrijf middels het moordend middel van het ondeugdelijk beslag opzettelijk in de vernieling werd geholpen. Zelfs de Officier van Justitie en de Procureur-generaal mr. R.W. Asser en mr. C.A.P.C. van Riel hebben dat formeel bevestigt, tijdens mijn procedures bij Rechtbank en Gerechtshof.

Daarbij komt nog, dat mr. van Riel mij persoonlijk het hiernavolgende liet weten ik citeer: De Werd ik weet dat jij alles altijd op de band opneemt en toch zeg ik je dit. Bargerbos is via een onjuiste procedure, waarbij de grondslag van den Tenlastelegging door Rechtbank en Hof werd verlaten aan de hem rechtens toekomende veroordeling terzake meineed ontkomen, dat houd ik als een paal boven water, ook teenaanzien van de media, daar heb ik geen enkele moeite mee. Jij weet als geen ander, hoe ernstig de gevolgen van meineed kunnen zijn, dat heb jij helaas met je gezin, aan den lijve moeten ervaren, aldus de Procureur-generaal mr. C.A.C.P. van Riel die mij dat liet weten, toen hij als Hoofdofficier van Justitie in Alkmaar functioneerde.

n.a.v een dienstbeëindiging ex. art. 1639n Bw. ( een ontslag in proeftijd ) kan men blijkens vaste jurisprudentie van de Hr. Te weten: Hr. 27 juni 1952, NJ 1952, 488 in het geheel niet procederen, zelfs geen vijf minuten bij een juiste gang van zaken. Hetzelfde geld, voor het leggen van een ondeugdelijk beslag, zonder Van Waardeverklaring ex. art. 738 Rv. Gelegd, in dat geval volgt namelijk blijkens art. 739 Burgerlijke Rechtsvordering schadeplicht van Rechtswege. Het voorgaande zou geen enkele jurist mij ter goeder trouw durven betwisten, anders gezegd alle procedures, terzake gevoerd, berusten op kwader trouw, gefundeerd op ernstig handelen en nalaten, anders dan uit hoofde van ziekte en gebreken, daar alle betrokkenen hebben gefunctioneerd op een juridisch niveau, zoals men dat ter goeder trouw, gelet op hun functie, juridische kennis en ervaring van hen in een Democratische Rechtstaat niet zou mogen verwachten. Dit laatste geldt ook voor Donner en de Wijkerlsooth, waarvan akte!

Blijkens art. 1401 Bw. Is een ieder die zich te buiten gaat, aan Onrechtmatige Daad, al dan niet in samenspanning gepleegd, gehouden alle schade daaruit voortvloeiende te vergoeden, anders gezegd Onrechtmatige Daad, schept verbintenis uit wet. Dit geld eveneens voor de Staat der Nederlanden Ik ben als Burger niet verantwoordelijk te houden voor het al dan niet integer of goed functioneren van de Uitvoerende Organen van de Formele Wetgever, waaronder de Zittende en Staande Magistratuur. Integendeel blijkens de Grondwet en Internationale Verdragen komt dit geheel voor rekening van de Staat der Nederlanden.

De Kantonrechter, heeft in 1975 formeel uitgesproken, dat de Fa. de Werd , juridisch in het geheel niets viel te verwijten, integendeel de heer de Werd heeft als werkgever volkomen juist gehandeld, eiser zelf is zelf schadeplichtig aldus de Kantonrechter. Hieruit valt niet te verklaren, ook niet door de Wijkerslooth, Donner en/of welke topjurist dan ook, dat ik mijn Bouwbedrijf alwaar 48 allround timmerlieden een vaste werkkring genoten, waarbij een zeer goed sociaal beleid werd gevoerd, waartoe kosten nog moeite werd gespaard, heb moeten verliezen. En zeker niet valt hieruit te verklaren, dat ik met mijn gezin ruim tien jaar werd gegijzeld in meinedige procedures, waarbij het levensgeluk van mijn geliefde vrouw uiteindelijk werd verpest tot aan haar dood. Waarbij de toekomst en het levensgeluk van het gehele gezin uiteindelijk werd vermoord en ikzelf als allom gerespecteerd zakenman al jarenlang afhankelijk ben geworden van daklozenhulp en ruim twintig jaar later nog steeds in juridische procedures zit gegijzeld, waarmede men ook mij totaal heeft geruïneerd en mijn geest nog nauwelijks ruimte laat om te genieten van datgene waarvoor ik op deze Wereld ben gekomen.

Nooit meer heb ik van mijn Gezin kunnen genieten, nooit meer zeilen, nooit meer tennissen, schaken of eens luisteren naar een goed stuk muziek niets meer van dat alles wat de mens van het leven doet genieten, zelfs mijn beroep wat ik heb weten te bereiken via acht jaar avondschool mocht ik niet meer uitoefenen. Ik zat totaal verstrikt in een juridische kluwen van Civiel, Tuchtrecht en Strafrecht, een juridische holocaust die mij vrijwel dag en nacht bezig hield, alvorens ik omstreeks 1988 besloot mijn verzet tegen het plegen en laten plegen van meineed uit zelfbehoud en ter bescherming van mijn gezin, definitief op te geven en dat is toch wel een geheel andere voorstelling van zaken dan die Donner er aan wenst te geven, die mij maar eens moet proberen uit te leggen met welk recht de Staat der Nederlanden mij, met mijn gezin, op voorgaande wijze meent te mogen confronteren met geweldaden tegen de menselijkheid, dit terwijl de Kantonrechter heeft gemotiveerd, dat mij juridisch niets viel te verwijten omdat ik als werkgever volkomen juist heb gehandeld, evident waaraan de beslagleggers zelf schadeplichtig zijn jegens de Werd, hetgeen nog eens werd bevestigt op 20 juni 1979, waarbij de bouwbonden voor het eerst in de Nederlandse Rechtsgeschiedenis werden veroordeeld tot schadeplicht. waarvan akte!

Vele malen werd mij door de jaren heen gevraagd, waarom ik niet eerder heb geaccepteerd dat er nimmer Recht zou worden gesproken. Mijn antwoord daarop is, omdat het onrecht te groot is om daarmede te kunnen leven. Ik niet kon aanvaarden dat het O.M notabenen als Wetshandhaver ex. art. 4 Ro. Formeel de stelling heeft betrokken dat ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr. ter aanranding van mijn juridische belangen en een behoorlijke procesgang straffeloos veelvuldig 68 keer, meineed mocht worden gepleegd evident waar er formeel nimmer recht zou worden gesproken. Donner beroept zich er op dat ik na 1988 kennelijk geen belang meer hechtte aan de verdere vervolging van G. de Lange, hetgeen volgens hem wordt bevestigd doordat er in het dossier geen aanwijzingen zijn die er opzouden kunnen duiden, dat verzoeker in de periode na 1988 blijk heeft gegeven van het tegendeel. Wat is dit voor een kletskoek, ik behoef juridisch in het geheel niets te laten blijken, de bevelen van het Gerechtshof dienen gewoon zonder enig voorbehoud en ten spoedigste te worden opgevolgd, Basta! Nog daargelaten dat ik niet voor niets herhaalde malen vergeefs heb verzocht tot het inbeslagneming van het Dossier en verzegeling, eenvoudig omdat mij is gebleken, dat het bij het O.M niet in goede handen is. Men gebruikt en misbruikt naar volstrekte willekeur, b.v. de documenten die Donner als bijlage 8 en 9 van zijn nadere toelichting d.d. 23 juli 2003 bij Uw Nationale Ombudsman heeft overlegd. Die bijlagen, kwamen niet goed uit toen de Wijkerslooth op 16/10/02 stellig beweerde en daarin tot het uiterste volharde, dat er in de archief en registratiesystemen van het O.M niets werd aangetroffen waaruit zou kunnen blijken dat de bevelen van het Gerechthof niet werden opgevolgd.

Het O.M hield ze dus achter totdat Donner als gevolg van mijn activiteiten niet meer vol kon houden, dat de bevelen van het Gerechtshof ex. art. 12i Sv. Waren opgevolgd. Toen pas kwamen de Wijkerslooth en Donner er mee aanzetten. Dat hier sprake is van pure zwendel moge wel blijken uit de zinsnede dat er in de archieven en registratie systemen van het O.M niets werd aangetroffen waaruit zou kunnen blijken dat genoemde bevelen niet zouden zijn opgevolgd. Geen enkele jurist ter goeder trouw, zou het aandurven om juridisch zelfmoord te plegen via zón juridisch onvolwaardige zinsnede. De Wijkerslooth en Donner volharden daar tot het uiterste in en hadden daar geen enkele moeite mee, totdat Donner op 23 juli 2003 door mij en niemand anders werd genoodzaakt via een volledige bekentenis op blz. 3 bovenaan voor de feitelijke waarheid te capituleren. Toen bleek men opeens wel in de archieven te vinden, dat de bevelen van het Gerechtshof ex. art. 12i Sv tot schande van het gehele O.M inderdaad niet waren opgevolgd integendeel in strijdt met de formele Wet door de Officier van Justitie ter verjaring opgelegd.

Brrrrrrrrrrrrr, het is om van te huiveren! Indien men bedenkt dat men op zeer eenvoudige wijze, kan achterhalen of de bevelen van het gerechtshof wel of niet werden opgevolgd, men behoeft daartoe slechts de zittingslijsten over die periode te lezen, aldus de Officier van Justitie Mr. R.W. Asser, die op mij verzoek al binnen enkele dagen kon achterhalen dat de bevelen van het Gerechtshof ex. art. 12i Sv op mijn verzoek aan de officier van Justitie gegeven nimmer werden opgevolgd en daarmede zijn de wildwest verhalen van de Wijkerslooth en Donner over hun zeer langdurige intense zoektochten, in de archieven, van het O.M meer dan voldoende achterhaald, waarvan akte!

Ik heb door de jaren heen vrijwel ononderbroken verzet gepleegd en aansprakelijk gesteld, niet altijd even heftig daar mijn geliefde Vrouw, die veelal dodelijk vermoeid van de chemotherapie borstamputatie en bestralingen mij door dik en dun bleef steunen in deze ongelijke strijd, waarbij ik als juridische leek de degens moest kruizen tegen topjuristen ter kwader trouw. mij zodoende overeind heeft weten te houden en daarbij ook nog voor de kinderen zorgde; in de terminale fase van haar leven kwam te verkeren. Zij had recht op een liefdevolle verpleging en begeleiding tot aan haar dood. Indien ik daarvoor niet zou hebben gezorgd, dan zou ik daar niet mee verder hebben kunnen leven. Ook daarom heb ik mijn verzet tegen het plegen en laten plegen van meineed na tien jaar bittere strijd daarover met het O.M als Wetshandhaver, definitief beëindigt, evenals mijn rechtenstudie en mijn wetboeken ingeruild voor een verpleegcursus bij het Zilveren kruis, om vervolgens na het overlijden van mijn geliefde Vrouw, tot slot nog af te rekenen met de Staat der Nederlanden in dubbele betekenis.

Tot zoverre deze nadere toelichting, ter informatie, waarbij nogmaals zeer nadrukkelijk wordt vermeldt dat al hetgeen Donner en de Wijkerslooth al dan niet ter goeder trouw en/of juridisch volstrekt onvolwaardig ter verweer hebben aangevoerd, in het geheel niet terzake doet en dit niet alleen omdat Donner formeel heeft laten weten, dat hij de inhoudelijke strekking van mijn schrijven d.d. 18 april 2003 voor de volle 100% als zijnde volstrekt juist heeft erkent althans in geen enkel opzicht wenste te weerspreken, waarvan mijnerzijds akte werd gevraagd.

Maar bovenal omdat de bevelen van het Gerechtshof ex. art. 12i Sv gegeven zonder enig voorbehoud en of welk een vorm van obstructie dan ook ten spoedigste dienen te worden opgevolgd. Donner wordt gelet op zijn functie, geacht dit als geen ander te weten. Waarvan akte! De wijkerslooth en Donner zijn juridisch /Politiek voor 100% verantwoordelijk voor de feitelijke omstandigheid dat genoemde bevelen in het geheel niet werden opgevolgd, zoals gezegd waarom niet dat doet in het geheel niet terzake.

Ook zij beiden hebben op juridisch onvolwaardig niveau gefunctioneerd, in iedergeval op wijze zoals men dat van een Procureur- Generaal en een Minister van Justitie in een Rechtstaat niet zou mogen verwachten, daarbij komt nog dat zelfs uit het verkrijgen van één bevel ex. art. 12i Sv tot het strafrechterlijk vervolgen van meineed al ruimschoots voldoende blijkt op welk een decadente wijze het O.M terzake als Wetshandhaver, heeft gefunctioneerd . Ik ben slecht een eenvoudig burger c/q juridische leek, als zodanig niet verantwoordelijk te houden voor het al dan niet goed en/of integer functioneren van de Uitvoerende Organen van de Formele Wetgever waaronder de Zittende en Staande Magistratuur. Vaste jurisprudentie van de Hoge Raad der Nederlanden waarin wordt bepaald dat beroepshalve gemaakte fouten zwaarder wegen omdat men in dat geval gelet op opleiding en ervaring wordt geacht te weten waarmede men bezig is bevestigt dat de Uitvoerende Organen van de Formele Wetgever ver zeer ver onder het vereiste wettelijk niveau terzake hebben gefunctioneerd en dat gegeven maakt de Staat der Nederlanden die blijkens de Formele Wet en Internationale Verdragen verantwoordelijk is en blijft voor het al dan niet integer en /of goed functioneren schadeplichtig.

Immers blijkens art. 1401 Bw, is een ieder die zich ten buiten gaat aan een Onrechtmatige Daad, gehouden alle schade daaruit voortvloeiend te vergoeden, anders gezegd, Onrechtmatige Daad schept verbintenis uit wet. Dit geldt terzake ook voor de Staat der Nederlanden. Met betrekking tot de Onrechtmatige Overheidsdaden waardoor ik met mijn gezin werd getroffen, heb ik ruimschoots aan mij stelplicht voldaan evident waaraan ik de Minister President mr. drs. J.P Balkenende middels een aangetekend schrijven verzocht om namens de Staat der Nederlanden met mij deze grootste juridische zwendelaffaire uit de Nederlandse Rechtsgeschiedenis, waarbij het levensgeluk van vier mensen werd vernietigt, middels een Akte van Dading met mij definitief in den minne te schikken.

Door vooruitlopend daarop Twaalfmiljoen en twintigduizend euro op mijn girorekening over te maken, onder de vermelding regeling in den minne fiscaal vrij. Over dit bedrag wordt niet onderhandeld, daar het aangedane onrecht van ongekende omvang daarmede niet kan worden gecompenseerd en het slechts een schijntje vertegenwoordigt van de werkelijke schade die mij en mijn gezin blijvend maatschappelijk, financieel en Psychisch werd aangedaan. Bij een definitieve regeling van deze onverkwikkelijke affaire resteert mij nog slechts er mee te leren leven, dat er in mijn zaak formeel nimmer recht zal worden gesproken en dat nu is precies datgene wat de vriendin van de Voorzitter van de Meervoudige Strafkamer Eveline van Schaardenburg mevr. Mr. van der Hoek mij als Hoofdgriffier telefonisch liet weten, nadat genoemde Rechter de grondslag van den tenlastelegging heeft verlaten om via opzettelijk uitgesproken dwaling er voor te zorgen dat het meinedig individu Bargerbos aan de hem rechtens toekomende veroordeling zou ontkomen, ik citeer: Wat de bouwbonden met u hebben uitgehaald, dat is meer dan erg. Dat meen ik echt.

Ik denk ook wel dat er meineed werd gepleegd, je kunt het zo zien, dat Eveline als Rechter nou eenmaal rekening heeft moeten houden, met de macht die de bonden nou eenmaal hebben binnen onze samenleving Stop hiermee, u heeft nog zo´n jong gezin, laat het recht toch voor wat het is. ik kan mij niet voorstellen dat u met uw gezin hieraan niet ten onder gaat, er zal in uw zaak nooit geen recht kunnen worden gesproken, dat is in en in triest! einde citaat. De journaliste Corry Vis schreef nadat de Verdachte Bargerbos ondanks diens eigen bekentenis, aan de hem rechtens toekomende veroordeling middels opzettelijk uitgesproken dwaling was ontkomen: De Werd heeft verloren met zijn gezin, zij niet alleen met hen, de Nederlandse Rechtstaat!

De formele bekentenis van Minister Donner op 23 juli 2003 ter informatie van de Nationale Ombudsman op schrift gezet, zelfs met uitleg daarbij waarom de bevelen van het Gerechtshof in strijdt met de Formele Wet ter verjaring werden opgelegd, is voor mij een erkenning voor de jarenlange bittere strijd die ik daarover ruim tien jaar met het O.M heb gevoerd. Temeer daar de Wijkerslooth en Donner tot het uiterste in het tegendeel hebben volhard, totdat hen niets anders meer resteerde dan te capituleren voor de feitelijke waarheid, op straffe van rechtsgevolgen mijnerzijds. Ik heb aan mijn plicht en burgerplicht ruimschoots voldaan en wens nog slechts een paar jaar in rust en vrede te kunnen leven. De toekomst zal uitwijzen of mij dat wordt gegund, indien niet het geval, dan ben ik wederom van de partij. Ik heb gezegd en persisteer in tegenstelling tot Donner en de Wijkersltooth

Vriendelijke groet,



K.H. de Werd,

Postbus: 36157 1020 MD Amsterdam,
e-mail freespirit01@planet.nl


De verklaring van minister Donner van Justitie aan de Nationale Ombudsman

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens


Van: de Werd K.H.
Faxnummer 06-52294249
Telefoon werk 06-52294249

Amsterdam, 1 september 2003


TOELICHTING:
De laatste blz. van het Pleidooi van de Procureur-generaal mr. van Riel. Zoals u in de aanhef ziet, bracht hij al verslag uit in 1984, met het advies meineed niet strafrechterlijk te vervolgen. Ter voorkoming dat op mijn verzoek, ex. art. 12i Sv een derde bevel tot het strafrechterlijk vervolgen van meineed zou worden gegeven pleitte mr. van Riel zelfs voor de opheffing van de Democratische Rechtstaat als volgt.

Welnu, met betrekking tot de door de Lange en van Wede afgelegde verklaringen ben ik er volstrekt van overtuigt, dat die meinedig zijn en wel om de zelfde reden waarom ik meen dat Bargerbos meineed pleegde.

Uit het bovenstaande blijkt, dat mr. van Riel er stellig van overtuigt is, dat drie individuen waaronder G. de Lange meineed hebben gepleegd. En ondanks die overtuiging, komt hij toch tot de eindconclusie dat geen strafrechterlijke vervolging diende plaats te vinden. Het Gerechthof stelde mij ten derde male in het gelijk, zodat wederom de Officier van Justitie werd bevolen tot het strafrechterlijk vervolgen van meineed. Deze liet echter onder het motto You can bring the Horse to de Wather but You cant make him drink ook het Derde bevel ex. Art. 12i Sv in strijdt met de Formele Wet verdwijnen, zoals de Minister van Justitie inmiddels bij de Nationale Ombudsman formeel heeft bekent.

Voorts ziet u in de ronde cirkel links boven, dat aantekening toen niet veroodeeld nu ook niet! Dit heeft betrekking op het feit, dat het meinedig individu Bargerbos, middels handelen en nalaten, anders dan uit hoofde van ziekte of gebreken in strijdt met de bedoelingen van de Formele Wetgever aan de hem rechtens toekomende veroordeling is ontsnapt, mr. van Riel zelf was daar mede debet aan, door de handtekening onder zijn Cassatiegechrift te vergeten. Hij heeft mij daarvoor persoonlijk zijn excuus aangeboden, helaas koopt men daarvoor geen brood!

Naschrift,

Tot slot, wens ik in te gaan, op de nare gewoonte van Donner, dat hij bij gebrek aan deugdelijk juridisch verweer, altijd meent, zijn pennenvruchten te moeten afsluiten, met aanranding van mij eer en goede naam. Ik acht een dergelijke gang van zaken strijdig met de waardigheid van het ambt, dat hij bekleed en goed fatsoen en zorgvuldigheid, zoals zich dat in het Maatschappelijk verkeer betaamt dit zeker van een Minister die is gebaard uit een partij alwaar men de mond vol heeft van Waarden en Normen, uit hiernavolgende blijkt, dat ieder zo zijn eigen waarden en normen heeft. De voorlaatste keer op 2 april 2003 heeft Donner ter aanranding van mij eer en goede naam, een anoniem smaadschrift als bijlage overlegd, waarin werd geschreven, dat de Werd stampy maakt en Rechtsgedingen verstoort, door Zittingszalen binnen te lopen en de Zittende Rechter aandacht te vragen, voor zijn zaak. Welnu ik moge daar met uw welnemen als volgt op reageren. Ik heb door de jaren heen honderden Openbare Zittingen bijgewoond en nog nooit, ook niet één keer, waarvan akte Ooit een Rechtsgeding verstoord. Ik ken de spelregels en ik houd mij daaraan omdat zich dat verdraagt met goed fatsoen en zorgvuldigheid zoals zich dat in het maatschappelijk verkeer betaamt en omdat ik van mening ben en blijf, dat een ieder die voor de Rechter Staat om welk een reden dan ook het recht heeft op diens volle aandacht. Ik heb de Minister voor zijn onfrisse aantijgingen, gevraagd zijn excuus aan te bieden, waarop hij in het geheel niet heeft gemeend te moeten reageren, kennelijk staat zijn geweten, dat niet toe evident waaraan ik 20.000 eur bij de Staat der Nederlanden exstra in rekening heb gebracht.

Ook in zijn zogenoemde aanvullende verklaring d.d. 23 juli 2003, kan Donner een dergelijke vorm van primitieve lustgevoelensbevredig kennelijk niet laten. Dit keer heeft het over mijn voortdurende stroom van onfrisse aantijgingen, die hij via het Internet jegens personeelsleden - lees hemzelf en de Wijkerslooth - op het Internet verspreidt.

Welnu ik zal duidelijk zijn, Op mijn Hompage is geen toegang tot onfrisse aantijgingen, wat dat betreft, ware het mij liever geweest indien Donner en de Wijkerslooth niet op achterbakse wijze zouden hebben gepoogd, mijn Hompage van het Net te laten verwijderen en zich te buiten te gaan, aan aanranding van mij eer en goede naam, want die heb ik integenstelling tot hen nog wel te verdedigen. Ik heb hen herhaalde malen uitgenodigd met mij de juridisch degens onder het oog van de Rechter te kruizen door mij te dagvaarden, terzake smaad, laster en of anderszins. Uit pure vrees, dat daarbij hun ambtshalve ernstig falen te veel wordt belicht, durven zij beiden dat niet aan en dat zegt over de betrokkene zelf meer dan voldoende. Nog daargelaten de vraag, hoe het zich verdraagt met het ambt, dat zij pretenderen te kunnen bekleden indien onfrisse aantijgingen, zoals Donner dat als Minister van Justitie noemt door hen worden geslikt als zoete koek. Al hetgeen mijnerzijds op mijn Hompage werd en/of wordt geplaatst, is ruimschoots afgezekerd, met wettigovertuigend bewijs, niets uitgezonderd, waarvan akte!

Hierbij zij vermeldt, dat het Gerechtshof Arrondissement ´s Gravenhage op mijn verzoek, ex. art. 12 Sv. Nog formeel heeft te beslissen of via een vierde bevel ex. art. 12i Sv de Wijkerslooth, strafrechterlijk dient te worden vervolgd, terzake art. 140 Sr. in samenspanning met Donner ex. art. 80 Sr, ter aanranding van mijn juridische belangen en de Nederlandse Rechtsorde onder de verzwarende omstandigheid van art. 44 Sr gepleegd. Dit anders dan uit hoofde van ziekte en/of gebreken, hetgeen blijkens art. 11 lidc juncto 12 Ro. Ernstig handelen en nalaten, waarop het onmiddellijk oneervol ontslag bij de Rechterlijke Macht heeft gesteld. Dus wat onfrisse aantijgingen betreft, zou Donner er zeer verstandig aan doen, wat meer bescheidenheid in acht te nemen, het staat hem zoals ieder ander burger, volkomen vrij, om een strafklacht in te dienen indien hij meent in eer en goede naam te zijn aangetast, in plaats van daarover bij de Nationale Ombudsman te klagen, nog daargelaten het feit, dat de Nationale Ombudsman in het geheel niet bevoegd is het gedrag van de Burger naar de Overheid te beoordelen, doch andersom.

Over onfris kan men van mening verschillen. Wat ik zeer onfris vind, en uitermate gevaarlijk voor de Rechtzekerheid van de gehele Nederlandse samenleving, dat er ambtsedige personen bij justitie functioneren op een niveau, zoals men dat gelet op hun juridische kennis en ervaring in een Democratische Rechtstaat ter goeder trouw niet zou mogen verwachten, waarbij ter aanranding van Vrouwe Justitia, middels motiveringen op arglistig bedrieglijk juridisch volstrekt onvolwaardig niveau, beslissingen worden gemotiveerd, er daarbij ook nog in strijd met de Formele Wet vanuit gaande dat de burger daarmede genoegen dient te nemen. Wat dat betreft mogen Donner en de Wijkerslooth van mij samen met Eveline van Schaardenburg onder de juridische Doesch.

Wij hebben in Nederland nou één maal afgesproken, dat er niet straffeloos meineed kan worden gepleegd en dat beslissingen deugdelijk dienen te worden gemotiveerd. Het wordt de hoogste tijd, dat die norm ter bescherming van een behoorlijke procesgang, ook door Donner en de Wijkerslooth zonder enig voorbehoud, wordt geaccepteerd immers de Rechtstaat is niet van hen evenmin van mij die Rechstaat is van ons allen!, tot zoverre de Normen en Waarden van de Wijkerlsooth en Donner, waaruit moge blijken, dat een ieder zijn eigen normen en waarden heeft, juist daarom is het van belang, dat normen en waarden niet door de burger, doch onder het kritisch oog van de Burger, door de overheid worden gesteld en als voorbeeld door haar zelf nageleefd. Welnu de Rechtstaat van Donner en de Wijkerslooht is niet de mijne ik attendeer hen beide er nogmaals zeer nadrukkelijk op, dat ik als gevolg van hun ernstig ambtshalve falen de Uitvoerende Organen van de Formele Wetgever niet meer erken, alvorens, terzake definitief orde op zaken wordt gesteld.

Daartoe dienen beiden hun Juridisch/Politieke verantwoordelijkheid te nemen in plaats van vluchtgedrag te tonen. Zoals thans het geval, hebben ze meer respect voor mijn Hompage, dan voor de Formele Wet. Natuurlijk staan beiden niet voor niets op mijn Hompage, Voor wie daar aan twijfelt, nog even de hiernavolgende zinsnede van hen afkomstig ik citeer: In de Archieven en Registratiesystemen van het Openbaar Ministerie werden geen documenten aangetroffen, waaruit blijkt dat de bevelen van het Gerechtshof niet werden opgevogd! Einde citaat. Geen enkele jurist zou het ter goeder trouw aandurven, om middels voorgaande citaat, juridisch zelfmoord te plegen, de Wijkerslooth en Donner hadden daar geen enkele moeite mee het zou van een kritische controle op het functioneren van ons Rechtssysteem getuigen indien hen eens in de Tweede Kamer wordt gevraagd, waarom dat het geval is geweest.

Iedere Jurist ziet vrijwel onmiddellijk, dat met deze zinsnede wordt getracht het Wettigovertuigend bewijs te verduisteren, van het feit, dat de bevelen van het Gerechtshof ex. art. 12i Sv in strijdt met de Formele Wet, Internationale Verdragen en de Grondwet, niet werden opgevolgd zelfs ik zag dat als dakloze juridische leek vrijwel onmiddellijk. Vandaar dat ik de Wijkerslooth vroeg, of zijn College misschien tijdens het motiveren van deze gewraakte zinsnede een paar flessen Wisky mandaat hadden gemaakt. Helaas voor de gehele Nederlandse samenleving, bleek die verzachtende omstandigheid niet aanwezig. Zowel de Wijkerslooth, als Donner hebben ondanks mijn felle protesten, tegen beter weten volhard in genoemde juridisch volstrekt onvolwaardige zinsnede, waarmede beiden op gespannen voet met de feitelijke waarheid deden voorkomen, alsof de bevelen van het Gerechthof ex. art. 12i Sv, wel waren opgevolgd, alvorens Donner, uiteindelijk op 23 juli 2003, met zijn bekentenis kwam, waarbij hij zelfs nog uitlegt, dat genoemde bevelen in strijdt met de Formele Wet door de Officier van Justitie ter verjaring werden opgelegd. Het Gerechtshof had hierin moeten bewilligen, aldus Donner, zulks is niet gebeurd.

K.H. de Werd

Bijlage: Aanvullende reactie, van Donner d.d. 23 juli 2003. De namen zijn geanonimiseerd door de Nationale Ombudsman.



K.H. de Werd,