Donner schrok zich te pletter, toen de heer
Marijnissen volkomen onverwacht onder het oog van de media naast hem kenbaar
maakte dat er over enkele weken een debat in de Tweede Kamer moet komen
over het integer fuctioneren van overheidsorganen. Dat was wel het allerlaatste
waarop hij had gerekend, toen hij besloot toe te treden tot een juridisch
criminele organisatie ter aanranding van de Nederlandse rechtsorde. Hij boog
snel zijn hoofd naar beneden, alsof hij zijn vrouw moest vertellen dat hij
was vreemd gegaan. Dat was hij in feite ook zo, immers hij en zijn
handlangers verkrachten op grote schaal Vrouwe Justitia. En dit terwijl zij
blijkens hun ambtseden juist hadden beloofd haar eer en goede naam te
verdedigen.
Donner realiseert zich zeer wel dat indien Wouter
bos en Jan Marijnissen hun toezeggingen gestand doen, hij in het Algemeen
Belang zal worden geconfronteerd met de hiernavolgende vragen die hij niet
deugdelijk kan beantwoorden, als gevolg van zijn gebrek aan integerheid.
- Minister, waarom heeft het Openbaar Ministerie,
hierna gemakshalve te noemen het OM als Wetshandhaver ex art. 4 Ro formeel
de stelling betrokken, dat het veelvuldig plegen van meineed ter aanranding
van een behoorlijke procesgang c.q. de Nederlandse rechtsorde niet
strafrechtelijk dient te worden vervolgd?
- Minister, is het juist, dat het OM nota bene
als Wetshandhaver op verzoek van de juridische leek de Werd en in één en de
zelfde zaak tot drie keer toe een bevel van het Gerechtshof ex art. 12i Sv
heeft bekomen tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed?
- Minister, blijkt zelfs al uit het verkrijgen van
één zo'n bevel al niet hoe decadent het OM als Wetshandhaver heeft
gefunctioneerd?
- Minister, waarom betrekt het OM als Wetshandhaver
ex art. 4 Ro formeel de stelling, dat het veelvuldig plegen van meineed, ter
aanranding van een behoorlijke procesgang, ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr
niet strafrechtelijk dient te worden vervolgd?
- Minister, is het Juist, dat de Procureur-generaal
mr. C.A.P.C van Riel, tijdens de derde art. 12 Sv procedure tegen het
ondeugdelijk seponeringsbeleid van het OM, zelfs nog na twee bevelen van het
Gerechtshof ex art. 12i Sv die tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed
aan de Officier van Justitie werden gegeven er voor pleitte, dat het
verzoek van klager de Werd tot een derde bevel aan de Officier van Justitie
tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed niet diende te worden
toegewezen, ondanks dat genoemde Procureur-generaal daarbij formeel kenbaar
maakte, dat er door de verdachten naar zijn stellige overtuiging veelvuldig
meineed werd gepleegd?
- Minister, als topjuristen heeft het
College van Procureurs-generaal en u in de hoedanigheid van Minister van Justitie
en ook de Nationale Ombudsman zelfs als Juridisch Hoogleraar formeel de
stelling betrokken, dat er in de archieven van het OM niets werd aangetroffen,
waaruit zou kunnen blijken dat de bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv tot
het strafrechtelijk vervolgen van meineed niet werden opgevolgd. De
Nationale Ombudsman maakte er als juridisch hoogleraar zelfs nog van dat er
niets was aangetroffen, waaruit iets zou kunnen worden opgemaakt over het opvolgen van de bevelen terzake door de Officier van
Justitie.
Tenzij er sprake is van juridisch zelfmoord, zou
geen enkele jurist te goeder trouw het aandurven voorgaande juridisch onzin,
die ontegenzeggelijk de sfeer ademt van arglistig bedrog, gelet op het
juridisch volstrekt onvolwaardig gehalte, te onderschrijven. Hoe is het
mogelijk, dat drie topjuristen die pretenderen het ambt van Voorzitter van
het College van Procureurs-generaal, Minister van Justitie en Nationale
Ombudsman te kunnen bekleden, het hebben aangedurft met voorgaande
juridische onzin aan te komen? En dat zelfs ondanks alle felle protesten van
de heer de Werd daartegen, men volhardde en zodoende een jaar lang de
procedure bij de Nationale Ombudsman slepende weten te
houden?
- Minister is het juist dat de Nationale Ombudsman is
afgeweken van de gangbare procedure, door het geven van een tussenbeslissing
toe te staan, u terug te laten komen op eerder ingenomen standpunten,
ondanks dat u heeft kenbaar gemaakt in het geheel niet meer te zullen
reageren op de juridische argumenten van de Werd, die daarvan formeel akte
heeft gevraagd en door het in strijd met art. 26 lid 2 van de Wet op de
Nationale Ombudsman toekennen van waarden aan losse aantekeningen, waarvan
de inhoudelijke strekking door het Gerechtshof al zeven jaar eerder waren
verworpen?
- Minister, Is het juist, dat het Parket Amsterdam
aan de Officier van Justitie mr. R.W Asser heeft kenbaar gemaakt, dat men er
aldaar vanuit ging, dat de bevelen van het Gerechtshof door het OM nimmer
werden opgevolgd? En dat het helemaal niet zo moeilijk is om dit te
achterhalen, omdat men daartoe slechts de zittingslijsten over die periode
behoeft na te lopen?
- Minister waarom doet u, het College van
Procureurs-generaal en de Nationale Ombudsman ondanks het voorgaande
voorkomen alsof zelfs na intensieve zoektochten, het voorgaande niet viel te
achterhalen? De Werd had daar als juridische leek slechts enkele dagen voor
nodig!
- Minister, indien de bevelen van het Gerechthof tot
schande van het OM als Wetshandhaver tot drie keer toe in één en dezelfde
zaak tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed gegeven wel zouden zijn
opgevolgd, dan treft men daar toch de strafdossiers van in de archieven van
het OM aan?
- Minister, heeft u aan de Nationale Ombudsman
kenbaar gemaakt, dat u in het geheel niet meer wenste te reageren op de
conclusie van dubliek van de heer de Werd? En is het u bekend dat de heer de
Werd er akte van heeft gevraagd dat u niet op zijn juridische argumenten
wenste te reageren; en hij niet zou toestaan dat u op uw toezegging "niet
meer te zullen reageren" geheel vrijwillig en met overtuiging gedaan
zou terugkomen?
- Minister, getuigt het niet van onbehoorlijk
bestuur, indien een Minister zoals u en voorgaande toezegging geen enkel
beletsel ziet daarop terug te komen? Zelfs nog nadat de Nationale Ombudsman
zijn onderzoeksfase heeft afgerond? In die zin dat hij aan de Werd al
formeel kenbaar gemaakt over voldoende informatie te beschikken om zijn
proces-verbaal van bevindingen te kunnen opmaken? Temeer daar u daarbij
formeel kenbaar maakte dat U en het College van Procureurs-generaal (hierna
gemakshalve te noemen de Wijkerslooth) eerder ingenomen standpunten waarmede
de procedure een jaar slepende werd gehouden wenste te
herroepen?
- Minister, heeft u en de Wijkerslooth na kenbaar te
hebben gemaakt eerder ingenomen standpunten zoals verankerd in de brief van
de Wijkerslooth d.d. 16 october 2002 en uw brief van 20 maart 2003 te
herroepen, onder de juridische druk van de heer de Werd, en formeel bekend
dat de Officier van Justitie meerdere bevelen van het Gerechthof tot het
strafrechtelijk vervolgen van meineed heeft verduisterd; in die zin dat hij
deze in strijd met de Formele Wet (met name art. 246 Sv) ter verjaring heeft
opgelegd?
- Minister, kunt u uitleggen waarom de Nationale
Ombudsman mr. Roel Fernhout als juridisch hoogleraar en in strijd met art.
26 lid 2 van de Wet Nationale Ombudsman de beslissingen van het Gerechtshof
niet respecteert door waarde toe te kennnen aan wat losse aantekeningen
van de Officier van Justitie waarvan de inhoudelijke strekking door het
Gerechtshof al zeven jaar eerder werden
verworpen?
- Minister, in 1988 dus tien
jaar na de eerste aangifte van de heer de Werd bij de Officier van Justitie wegens
meineed en ruim twee jaar nadat ook het derde bevel ex art. 12i Sv aan de Officier van Justitie was gegeven tot het
strafrechtelijk vervolgen van meineed is dat bevel nog steeds niet was
opgevolgd. Er is nog steeds geen dagvaarding door de Officier van
Justitie uitgebracht om aan dat genoemde bevel te voldoen. De
heer de Werd heeft zijn verzet tegen het plegen en laten plegen
van meineed en het niet opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof
uiteindelijk definitief opgegeven. Getuigt dat niet van realiteitszin
bij de Werd? Lijkt u dat niet volstrekt logisch, temeer omdat het
levensgeluk en de toekomst van de Werd en zijn gezin als gevolg van tien
jaar bittere strijd tussen hem en het OM over het plegen en laten plegen van
meineed en het niet opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof door de
Officier van Justie totaal werd verwoest?
Daarbij werd hem ook nog door Hoofdgriffier
van den Hoek telefonisch te kennen gegeven dat als gevolg van de vele
meinedige verklaringen er nimmer recht in zijn zaak zou kunnen worden
gesproken. Wat is hier aan de hand Minister? Het moet u toch bekend zijn,
althans u wordt verondersteld dat als Minister van Justitie te weten, dat de
bevelen van het Gerechthsof ex art. 12i Sv gegeven onmiddellijk in kracht
van gewijsde treden, en derhalve zonder enige vorm van obstructie van
welk een aard dan ook en ten spoedigste (d.w.z. binnen enkele weken) dienen
te worden opgevolgd? Hoe is het dan mogelijk, dat de heer de Werd met zijn
gezin jarenlang gegijzeld bleef in meinedige procedures?
- Minister, waarom tracht u na uw
huiveringwekkende bekentenis, dat de Officier van Justitie de bevelen van
het Gerechshof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed in strijd met
de art. 246 Sv ter verjaring heeft opgelegd en zodoende heeft plaatsgenomen
op de stoel van de Formele Wetgever en de Zittende Magistratuur? De
heer de Werd is het bos ingestuurd met vage niet onderbouwde termen als
"hoogstwaarschijnlijk", "ik weet het niet precies", "het is aannemelijk",
"niet uit te sluiten valt" en zelfs de Werd uiteindelijk de schuld in
de schoenen te schuiven van het feit dat de Officier van Justitie de bevelen
van het Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed heeft
verduisterd?
- Minister, hoe is dit mogelijk, terwijl de heer de
Werd ruim tien jaar met het OM heeft getwist over het plegen en laten plegen
van meineed en het niet opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof, waarbij
hij als juridische leek er zelfs in is geslaagd in één en dezelfde zaak en
tot drie keer toe er voor te zorgen dat de Officier van Justitie een bevel
ex art. 12i Sv heeft bekomen tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed.
Waarom gaat u voorbij aan dit gevecht dat de heer de Werd met het OM heeft
geleverd, waarvan de rechsgevolgen zo ernsig werden, dat zijn de Vrouw van
de heer de Werd hem op haar sterfbed liet weten; "ik mocht maar vijfendertig
jaar worden, die toga-criminelen hebben ons toch tien jaar van het leven
afgepakt!" Waarom zwijgt u hierover als het graf op het moment dat u met
vage termen, waarmee roddelbladen hoogtij vieren u tracht de heer de
Werd de schuld in de schoenen te schuiven van het feit dat het OM de bevelen
van het Gerechtshof volstrekt heeft genegeerd? Dit ondanks dat de heer de
Werd dit tijdens "de procedure bij de Nationale Ombudsman" op de
afschuwelijke rechtsgevolgen van deze bittere strijd tussen hem en het OM
nadrukkelijk heeft geattendeerd?
- Minister Waarom aanvaardt u niet de werkelijke redenen, zoals die door
de Officier van Justitie zelf zijn opgegeven in zijn brief aan
de Procureur-generaal mr. A.N.A Josephus Jitta en verworpen door het Gerechtshof? Waarom weigerde
hij het delict meineed ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr te vervolgen c.q. als Officier
van Justitie formeel de stelling betrok en daarin ondanks de bevelen van
het Gerechtshof heeft volhard, dat het veelvuldig plegen van meineed
ter aanrandig van een behoorlijke procesgang c.q. de Nederlandse
rechtsorde niet strafrechtelijk diende te worden vervolgd? Acht u de
hiernavolgende door hem fomeel opgegeven en verworpen door het Gerechtshof
te ernstig, om daar met een woord over te reppen? ik citeer de
Officier:
"De zeer
gedetailleerde aangifte van de heer de Werd, is zinvol geweest, in die zin,
dat hij
daarmede de
volledige waarheid aan het licht heeft gebracht, er is
veelvuldig meineed
gepleegd, dat is
inmiddels bij het OM zelfs in ruime kring
bekent!"
Echter:
Ik acht het niet uitgesloten, dat tijdens het strafrechtelijk vervolgen van
de meinedige
verdachten verzachtende omstandigheden aanwezig kunnen zijn,
die in omgekeerde zin ten
laste kunnen komen van het Gerechthof. Dat de Werd
ernstig onrecht werd aangedaan, dat
staat
buiten iedere kijf. Het Gerechtshof heeft de niet benijdenswaardige taak,
hem uit te leggen
waarom
het heeft gefunctioneerd op een niveau zoals men dat van een Gerechshof niet
zou
mogen
verwachten, ik betreur dat met de Werd,
op z´n minst heeft het Gerechtshof zelf met
haar
ondeugdelijke tussenbeslissing die meinedige verklaringen uitgelokt!
Waarom Minister accepteerd u deze reden voor het
weigeren tot het opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof niet terwijl
die door de Officier van Justitie zelf formeel werden gegeven en door het
Gerechtshof verworpen? Durft u het aan hiervoor uw ministeriële
verantwoordelijkheid te nemen?
- Minister, de Werd gaf zijn verzet in 1988
op (dus tien jaar na zijn eerste aangifte wegens meineed) en ruim
twee jaar nadat ook het derde bevel van het Gerechshof tot het
strafrechtelijk vervolgen van meineed door de Officier van Justitie in
strijd met de Grondwet, de Formele Wet en Internationale Verdragen werd
genegeerd. Het OM had zodoende plaatsgenomen op de stoel van de Formele
Wetgever en de Zittende Magistratuur, zoals uwerzijds inmiddels op 23 juli
bekend is en Formeel op 13 november door de Nationale Ombudsman
is bevestigd. Mevrouw mr. van den Hoek liet de Werd telefonisch weten, dat
zij al 22 jaar de vriendin was met de Voorzitter van de Meervoudige
strafkamer, Eveline van Schaardenburg.
Zij liet de Werd ook weten dat Eveline van
Schaardenburg met haar over de affaire had gesproken. Met name over haar
dubieuze rol daarin. Vervolgens adviseerde zij de Werd zijn verzet tegen het
plegen en laten plegen van meineed te staken, ondanks dat ook zij er
vanuit ging dat meineed werd gepleegd. Zij gaf dat advies dat ook is te
beluisteren op de hompage van de heer de Werd. Van die bandopname is een
transcriptie gemaakt en is door de Werd in het geding gebracht bij de
Nationale Ombudsman. De griffier vreesde dat de Werd er met zijn hele
gezin onderdoor zou gaan indien hij zijn recht niet zou laten voor
wat het is! Er zal in uw zaak nimmer geen recht kunnen worden gesproken,
aldus genoemde hoofdgriffier mevr. mr. van den Hoek. "Dat is in en
in triest, de macht van de Bonden gaat veel te ver!" (citaat). Waarom
zwijgt u ook hierover Mininster? U bent hiervan op de hoogte,
daarover bestaat geen enkele twijfel! Indien de macht van de bonden
inderdaad te ver gaat, wat bent u dan van plan daartegen te
doen?
- Minister het is u toch bekend, althans u wordt
geacht daarvan op de hoogte zijn, gelet op de functie die u pretendeert te
kunnen bekleden, dat noch de Officier van Justitie noch de Werd en/of wie
dan ook over enige bevoegdheid beschikt tot het ontkrachten van de bevelen
van het Gerechtshof ex art. 12 i Sv aan de Officier van Justitie gegeven?
Dit omdat deze bij de uitspraak al in kracht van gewijsde treden,
en derhalve ten spoedigste, d.w.z binnen enkele weken, dienen te worden
opgevolgd?
Minister hoe is het in godsnaam mogelijk, dat het
OM überhaupt als Wetshandhaver formeel de
stelling heeft kunnen betrekken, dat het veelvuldig plegen van
meineed ter aanranding van een behoorlijke procesgang niet
strafrechtelijk diende te worden vervolgd? En dat het OM als gevolg
daarvan op verzoek van een juridische leek zonder enige vorm van
rechtsbijstand tot drie keer toe in één en de zelfde zaak een bevel ex
art. 12i Sv heeft bekomen?
- Bent u het er niet mee eens, dat met deze
bijna bovenmenselijke prestatie van de Werd, die zich nimmer eerder in
de Nederlandse rechtsgeschiedenis heeft voorgedaan en of zich ooit zal
herhalen, dat de heer de Werd zijn standpunt over het plegen en laten
plegen en het niet opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof
voldoende duidelijk heeft gemaakt?
- Minister tijdens de procedure bij de Nationale
Ombudsman hebt u bij voorduring gesuggereerd, alsof de heer de Werd een
gevaarlijk man zou zijn. In die zin, dat zelfs het stoffelijk overschot van
een bondsbestuurder iets van hem zou hebben te vrezen. U hebt
voorts hoogstpersoonlijk een smaadschrift dat, zoals de Werd
inmiddels formeel heeft aangetoont, bol staat van leugens. Voorts
wordt deze gang van zaken nog ondersteund, door het feit, dat onder uw
juridisch/poliltieke verantwoordelijkheid de heer de Werd tot twee keer toe
de Binnenlandse Veiligheidsdienst op de nek werd gestuurd. Maar ook dat hij
onmiddelijk door een vijftal gewapende politiefunctionarissen werd
gevolgd en lastiggevallen op het moment dat hij ter behartiging van zijn
juridische belangen of die van derden een gerechtsgebouw betrad. Dit
alles zonder dat men er in is geslaagd, de Werd aan te merken als
zijnde een verdachte in de zin van art. 27 Sv. Waarom
wordt er tegen de heer de Werd stemmingmakerij gepleegd? Waarom wordt
hij zelfs door u hoogstpersoonlijk belasterd, tot twee keer toe met de
Binnenlandse Veiligheidsdienst geconfronteerd en door de Gewapende
Macht geintimideerd? Welke wettelijke basis heeft
dit?
- Minister, is het u bekend
dat, onmiddellijk nadat de Staatssecretaris de schadeclaim ter afhandeling
in handen heeft gesteld van de Wijkerslooth, deze onmiddellijk opdracht
heeft gegeven dat aan de Werd geen enkele informatie mocht worden verstrekt.
Hij mocht zelfs niet telefonisch worden doorverbonden met wie dan
ook.
- Minister, is het u bekend dat de heer de Werd aan
de Wijkerslooth kenbaar heeft gemaakt alsnog de feitelijke waarheid,
gestaafd en gesteund door een overvloed aan wettig overtuigend bewijs, te
accepteren en alsnog zijn beslissing op deugdelijk niveau te motiveren of
daaraan ten onder te gaan?
- Minister u heeft formeel bij de Nationale Ombudsman
kenbaar gemaakt dat u met onthutsing hebt kennisgenomen over de wijze waarop
de Werd zijn juridische belangen verdedigt. Is het niet beter om die
man zijn burgelijke rechten te respecteren? Immers, zowel de
Kantonrechter als het Gerechthof hebben formeel geformuleerd dat de heer de
Werd in het geheel niets viel te verwijten, omdat hij als werkgever in de
bouw geen enkele wet heeft overtreden, en als zodanig volkomen
juist heeft gefunctioneerd ?
- Minister, het is toch zo dat u de Werd via het door
uw formeel overlegde smaadschrift dat bol stond van leugens, de heer de Werd
vergeefs heeft getracht ordeverstoring aan te wrijven. Waarom doet u dat?
Acht u dat niet strijdig met uw geloofwaardigheid en de waardigheid van
het ambt dat u pretendeert te kunnen bekleden?
- Minister, Is het u bekend, dat de heer de Werd
zowel cievielrechtelijk als strafrechtelijk een twintigtal gerechtelijke
procedures heeft gevoerd, waaronder een zevental tegen de Staat der
Nederlanden over het plegen en laten plegen van meineed en het niet opvolgen
van de bevelen van het Gerechtshof, die alle zonder uitzondering door de
heer de Werd werden gewonnen. Zegt u dat niets over het decadent
functioneren van het OM onder uw Ministeriële
verantwoordelijkheid?
- Minister, Bij de Nationale
Ombudsman heeft de Werd aangevoerd, dat al hetgeen door u en/of het openbaar
Ministerie over de affaire heeft gezegd, geen woord uitgezonderd, is gebaseerd op het plegen en laten plegen van meineed en het niet
opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof. U hebt daarop kenbaar gemaakt
niet te willen reageren. Zou u in staat zijn hier in de Tweede Kamer één
zinsnede aan de affaire te wijden, zonder dat die zinsnede iets van doen
heeft of terug valt te voeren op de excessen voortvloeiende op het plegen en
laten plegen van meineed en/of het niet opvolgen van de bevelen van het
Gerechshof?
- Op het door u formeel indienen van het
smaadschrift, de voortdurende intimidatie via de Gewapende Macht onder de
politiek-juridische verantwoordelijkheid van u en de Wijkerslooth en uw
voortdurende suggesties dat de heer de Werd zo gevaarlijk zou zijn,
en dat derden, ja zelfs het stoffelijk overschot van derden, van
de heer de Werd iets zouden hebben te vrezen? Op het plegen en laten plegen
van meineed en het negeren van de bevelen van het Gerechtshof heeft de
heer de Werd uiteindelijk gereageerd met het verzenden van ruim
honderdduizend afbeeldingen van u en de Wijkerslooth als Adolf Hitler over
de gehele Wereld. (inmiddels een half miljoen)
In het Dagblad de Telegraaf d.d. 18 october 2003
laat u via uw persvoorlichter Ivo Hommes weten, dat daarop
geen aanklacht tegen de heer de Werd zal volgen. Heeft u dit
publiekelijk kenbaar gemaakt in de wetenschap, dat de Zittende
Magistratuur zich onmiddellijk terugtrekt op het moment dat het OM pogingen
onderneemt om de Werd strafrechtelijk te vervolgen?
- Minister, de heer de Werd heeft van uw mededeling
in de media dat hij voor zijn internet activiteiten niet
strafrechtelijk zal worden vervolgd in dank kennis genomen. Inmiddels
zijn ruim een half miljoen e-mails van u en de Wijklerslooth als
Adolf Hitler over de gehele Wereld gezonden. Bent u niet met mij van mening,
dat het aanzien van ons land en met name van de rechtspleging
hierdoor ernstig wordt geschaad? En hoe verdraagt zich dit met uw
geloofwaardigheid en de waardigheid van het ambt dat u als Minister van
Justitie en de Wijkerslooth als Voorzitter van het College van
Procureurs-generaal pretenderen te kunnen
bekleden?
- Minister, is het u bekend, dat vrijwel
terzelfdertijd, een andere burger werd veroordeeld tot 2000 euro boete en
een taakstraf van 80 euren, waarbij de politierechter in Lelystad motiveerde
(en volgens mij volkomen terecht), dat de vrijheid van
meningsuiting niet kan worden gezien, als vrijbrief voor het
beledigen van een ambtenaar in functie!, Waarom geldt dit niet voor de Werd?
En hoe verdraagt zich deze rechtsongelijkheid met de Grondwet, waarin is
verankerd dat allen onder gelijke omstandigheden gelijk worden
behandeld?
- Minister, Blijkens de inhoudelijke strekking van
art. 17 van de Grondwet kan niemand tegen zijn wil van de rechter worden
afgehouden die de wet hem toekent, hetgeen ook in Internationale Verdragen
is verankerd en die door de Staat der Nederlanden werden geratifiseerd.
Waarom wordt er door het OM voor de Werd hierop een uitzondering gemaakt
door formeel de stelling te betrekken, nota bene als wetshandhaver, dat
het veelvuldig plegen van meineed ter aanranding van een behoorlijke
procesgang, c.q. de juridische belangen van de heer de Werd ondanks art. 207
lid 1 en 2 Sr niet strafrechtelijk dient te worden vervolgd; en daartoe
zelfs door het OM wordt plaatsgenomen op de stoel van de Formele Wetgever en
de Zittende Magistratuur? En dat de bevelen van het Gerechthof in
strijd met art. 246 Sv ter verjaring zijn opgelegd, zoals door u, de
Wijkersloot op 23 juli 2003 onder de juridische dwang van de Werd formeel
erkend is en door de Nationale Ombudsman Fernhout in zijn openbaar
eindrapport d.d. 13 november 2003 formeel werd
bevestigd?
- Minister, op 26 november 2003 werd een afbeelding
van de Wijkerslooth als Adolf Hitler getoond in het actualiteiten
programma van Twee Vandaag op televisie. U kunt dat terugzien op de hompage
van de Werd waarbij de verslaggever aan de Wijkerslooth vroeg, "Weet u wel,
dat u als Voorzitter van het Collge´van Procureurs-generaal op het internet
staat afgebeeld met een hakenkruis op uw voorhoofd?" Antwoord: "Dat is mij
al geruime tijd bekend, samen met de Minister van Justitie, maar dat laten
wij maar zo!" De Verslaggever vroeg niet aan de Wijkerslooth waarom het OM
dat zo wenst te laten. Kunt u ons die vraag beantwoorden? en hoe zich
dat verdraagt met burgers die voor heel wat minder wel strafrechtelijk
worden vervolgd?
- Minister is het u bekend dat
Raadsheer-plaatsvervanger L.W.M.M.Drabbe tijdens de jodenjacht in
dienst was van Hitler en dat hij tijdens het opnemen van de vele meinedige
verklaringen ondanks de zeer felle protesten van de Werd daartegen in de
terminale fase van zijn leven verkeerde? Hij vertoonde waarneembare
verschijnselen van dementie, wist u dat? En ook dat hij tussen zijn
bestralingen door in het VU-ziekenhuis, zich even naar het Gerechtshof begaf
om daar op uitermate grove wijze de openbaarheid te schenden en die meindige
verklaringen formeel vast te leggen? Om vervolgens te worden vervangen omdat
hij naar de euwige jachtvelden was vertrokken.
- Minister, is het u ook bekend dat zowel de
Officier van Justitie mr. R.W. Asser als Procureur-generaal mr. C.A. P.
C. van Riel, de heer de Werd herhaalde malen excuus hebben aangeboden voor
de hele gang van zaken. Zowel prive als publiekelijk, mondeling als
schriftelijk, waarbij genoemde officier van Justitie heeft kenbaar gemaakt,
dat er veelvuldig meineed werd gepleegd; hetgeen zelfs in ruime kring bekend
was bij het OM en dat het buiten iedere kijf staat dat de Werd ernstig
onrecht is aangedaan? Die Procureur-generaal leit de Werd weten,
dat ook naar zijn stellige overtuiging zeer veelvuldig meineed werd
gepleegd. Hij zei: "Jij weet, de Werd, hoe ernstig de gevolgen van meineed
kunnen zijn, dat heb jij helaas met je gezin aan den lijve moeten
ervaren!"
- Minister, is het u bekend dat mr. van Riel die
opvattingen als een paal boven water houdt, ook ten aanzien van de media?
"Ik heb daar geen enkele moeite mee.", aldus mr. van Riel! "en dat die
opvatting in brede kring bij Zittende en Staande Magistratuur wordt
gedeeld".
- Minister is het u bekent, dat de Werd inmiddels het
Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Strasburg heeft verzocht de
Staat der Nederlanden tot schadeplicht te veroordelen en het schenden van de
rechten van de mens en zijn individuele
vrijheden?
- Minister, het Gerechtshof in Den Haag heeft op een
vierde en vijfde verzoek van de heer de Werd ex art. 12 Sv nog te
beslissen of aan de Officier van Justitie wederom een bevel ex art. 12 i Sv
dient te worden gegeven. Dit keer niet tot het strafrechtelijk vervolgen van
meineed, doch voor vervolging van u en de Wijkerslooth de Weerdesteyn
wegens deelneming aan een criminele organisatie ex art. 140
Sr, in samenspanning ex art. 80 Sr met u en de Nationale Ombudsman
Roel Fernhout. Dit onder de verzwarende omstandigheid van art. 44 Sr. ter
aanranding van de Werd's juridische belangen c.q. tegen de Nederlandse
rechtsorde gepleegd. Wat is uw reactie daarop?
- Minister, is het u bekend dat het OM ook in die
procedure al ernstig in de problemen is gekomen c.q. juridisch volkomen
schaakmat staat? Dat met het risico dat die verzoeken van de Werd wederom
worden toegewezen, omdat tijdens de berechting van u en de Wijkerslooth,
gelet op het wettig overtuigend bewijs dat de Werd heeft aangevoerd, zeker
niet valt uit te sluiten dat het tot een strafrechtelijke veroordeling zal
kunnen komen?
- Minister is het u bekend dat de heer de Werd ons
Staatshoofd, Hare Majesteit de Koningin heeft verzocht al haar invloed als
staatshoofd te gebruiken, om ten behoeve van de rechtzekerheid van allen op
Nederlands grondgebied tot ontbinding van het Collge van
Procureus-generaal te besluiten, omdat dit college onder
voorzitterschap van de Wijkerslooth de Weerdesteyn en uw ministeriële
verantwoordelijkheid in verkeerde handen is
terechtgekomen?
- Minister is het u bekend dat de heer de Werd Hare
Majesteit de Koningin heeft geadviseerd c.q. verzocht gebruik te maken van
haar grondrechtelijke bevoegdheden door in overleg te treden
met Minister-president Balkenende over uw oneervol ontslag als Minister
van Justitie?
- Minister, Procureur-generaal mr. Korvinus, die
als zodanig jarenlang bij het OM heeft gewerkt, in tegenstelling tot u
en de Wijkerslooth, zonder daarbij in opspraak te zijn gekomen, is
afgetreden omdat zij geen verantwoording meer durfde nemen voor de gang van
zaken bij het OM. Zij vreesde dat het OM, zoals thans het geval, in
verkeerde handen zou kunnen vallen en liet dan ook in de media weten en ik
citeer: "U moet mijn aftreden zien als een signaal naar de samenleving,
hoewel ik bang ben dat dit signaal niet zal worden gehoord". Gaarne uw
kommentaar hierop!
- Minister, de Werd heeft door het gehele conflict
dat zonder enige twijfel de grootste juridische zwendelaffaire
vertegenwoordigt uit de Nederlandse Rechtsgeschiedenis, laten weten dat hij
er voor openstaat via goed onderling overleg, (waartoe Officier van
Justitie mr. R.W. Asser zelfs zijn diensten heeft aangeboden), te komen tot
een oplossing naar tevredenheid van alle partijen. In ieder geval tot
tevredenheid van de heer de Werd, middels een Akte van Dading. Waarom gaat u
daar niet op in? Het is toch volstrekt duidelijk dat de burgelijke rechten
van de heer de Werd en zijn gezin door veel onrechtmatige overheidsdaden
werden aangerand op uiterst grove wijze, zo ernstig, dat daaruit totale
rechteloosheid voortvloeide?
- Minister bent u en de Wijkerslooth bereid, gelet op
de juridisch-politieke verantwoordelijkheid en uw ministeriele plicht de
enig juiste consequentie uit deze onverkwikkelijke affaire te
trekken?
Tot zoverre geachte
medeburgers.
Het zal u duidelijk zijn, waarom Donner van schrik
in elkaar schrompelde toen de heer Marijnissen naast hem kenbaar maakte dat er
binnen enkele weken een debat in de Tweede Kamer dient te worden gevoerd over
belangenverstrengeling c.q. de integerheid van de overheidsorganen. De
vraag rijst of de heren Marijnissen en Wouter Bos woord houden. Indien het
geval, dan zal dat het broodnodige dualisme in de Tweede Kamer terug brengen.
Het zal vuurwek in de Tweede Kamer opleveren, zoals bij de politici
ongetwijfeld bekend. Nederlanders houden van vuurwerk zeker in de
Tweede Kamer.
Ter voorbereiding van het beloofde debat, heb ik
deze 44 vragen naar Wouter Bos en Jan Marijnissen gezonden, zij kunnen
daarmede Donner alvast de schrik van leven bezorgen door van hem te verlangen
dat hij die vragen aan hun schriftelijk beantwoord. Waarschijnlijk zal Donner
in dat geval al uit zichzelf het hazenpad kiezen, dat zal de toekomst moeten
leren. In ieder geval houden de klokkenluiders van Nederland de vinger aan de
pols en zien vol verlangen uit naar het komende debat, dat hun door
Marijnissen en Bos is beloofd, waarvan akte!
K. H. de Werd
d.d. 20 februari 2004
C.c.: Belgische en Nederlandse Parlement, Sociale
Databank Nederland.