Zijn de 630 gifvaten vanwege slechte weers-omstandigheden wel over boord geslagen en daardoor in de Waddenzee terecht gekomen, of is er sprake geweest van opzet?
door Ad van Rooij
In mijn vorige artikel "Grootste milieuschandaal ooit" uit Kleintje Muurkrant van 19 december 2003 heb ik kenbaar gemaakt dat het Kabinet Lubbers III (CDA/PvdA) met de ondertekening "Intentieverklaring uitvoering milieubeleid basismetaalindustrie" op 10 maart 1992 de metaalindustrie (Billiton/Budelco/Shell) heeft verplicht tot het hergebruiken van de gevaarlijke afvalstof jarosiet. Het was toen namelijk technisch mogelijk om de zware metalen, als arseenzuur, chroomtrioxide en koperoxide in geconcentreerde vorm uit jarosiet terug te winnen en middels ingebouwde tekortkomingen in de Bestrijdingsmiddelwet - die geen rekening houdt met de afvalfase van het bestrijdingsmiddel - om te zetten tot onderandere het product superwolmanzout-Co van Hickson Garantor B.V. Over de afzet behoefde men zich geen zorgen te maken. Verantwoordelijk minister Alders van VROM (PvdA) had dat immers allemaal geregeld. Hij heeft op 20 mei 1992 de circulaire "Betreffende werkprogramma milieumaatregelen bij houtimpregneerbedrijven" uitgebracht. Daarop moesten de Nederlandse houtimpregneerbedrijven hun milieuvergunningvoorschriften baseren.
Deze circulaire houdt echter geen rekening met de milieuaspecten van het verduurzaamde hout tijdens de gebruiksfase en in de afvalfase. Hiermee heeft voormalig minister Alders van VROM geregeld dat via de Nederlandse houtimpregneerbedrijven dit levensgevaarlijke afval van de metaalindustrie in hout kon worden geperst en door verkoop ervan aan de consument onbeperkt in het milieu kan worden gedumpt. Dit met de wetenschap dat daarmee de Internationale en Europese wet- en regelgeving zeer grof worden overtreden. Arseenzuur en chroomtrioxide zijn immers "zwarte lijststoffen" waarvan toen al bekend was dat die zo gevaarlijk zijn voor mens, dier en milieu dat die via een maximaal brongerichte aanpak met de best bestaande techniek uit water, bodem en lucht moeten worden geweerd. Deze stoffen hadden dus nooit in hout mogen worden geperst met de wetenschap dat ze daarmee juist voor de volle 100% in water, bodem en lucht terechtkomen.
Een maand later in juni 1992 heeft voormalig minister Alders van VROM als voorzitter het "Rio de Janeiro protocol" tot stand gebracht en wereldwijd laten ondertekenen. Hiermee heeft hij wereldwijd bewerkstelligd gekregen dat ter bescherming van de regenwouden gewolmaniseerd hout gebruikt moest worden in plaats van hard hout. De productie en gebruik ervan werd onder de dekmantels als "ecologisch" en "komo-keur" door de Nederlandse overheid zwaar gesubsidieerd. De gehele Tweede en Eerste kamer hebben hiermee ingestemd. Daarmee is de gehele landelijke politiek feitelijk aan het hoofd van deze wereldwijde georganiseerde misdaad komen te staan. Zo heeft het kunnen gebeuren dat alleen al in Nederland zo'n 12 miljoen m3 gewolmaniseerd hout is verkocht, waarmee zo'n 13 miljoen kg. arseenzuur en 30 miljoen kg. chroomtrioxide (chroom VI) in het milieu zijn gebracht.
Vele miljoenen kilogrammen hiervan zijn als gevolg van uitloging of verbranding al in ons oppervlaktewater of grondwater terecht gekomen. Op arseen- en chroomverontreinigingen in ons oppervlaktewater wordt door onze landelijke overheid echter niet gemeten. Dit heeft Johan Cappoolse van het ministerie van Verkeer en Waterstaat tijdens de presentatie van het "Actieprogramma diffuse bronnen" op 1 oktober 1998 op een jubileumconferentie in Roermond, vanwege het 25-jarige bestaan van het Zuiveringschap Limburg en het 200-jarig bestaan van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, tegenover alle aanwezigen bevestigd.
Met deze wetenschap zijn kort voor 1 januari 2004 zo'n 630 vaten met wolmanzouten in de Waddenzee terecht gekomen. Heeft men daarmee huidig staatssecretaris Pieter van Geel van VROM onder druk willen zetten omdat hij mij bij brief van 12 september 2003 heeft kenbaar gemaakt dat hij de omzetting van de Europese richtlijn nr. 2003/2/EG in nationaal recht met ingang van 1 januari 2004 in werking verwacht te hebben, waarmee dumping in hout vanaf dat moment niet meer mocht? Moest daarom de media onjuist worden voorgelicht door het ministerie van Verkeer en Waterstaat over de inhoud van die vaten en zou het daarom gaan om landbouwbestrijdingsmiddelen die 100% arseenpentoxide bevatten? Dit alles met de wetenschap dat het om wolmanzouten gaat met daarin 37,8% arseenzuur, 34,5% chroomzuur en 13,7% koperoxide.
Ook Hickson Garantor B.V., die aan mijn buurman de Gebr. van Aarle B.V. in Sint Oedenrode zijn wolmanzouten levert, heeft als producent van superwolmanzout-Co al vanaf 6 april 1992 opzettelijk een dergelijke foutieve etikettering op zijn vaten aangebracht. Dit alles in afstemming met en goedkeuring van het ministerie van VWS en het college voor de toelating van bestrijdingsmiddelen. Arseenpentoxide heeft als VN-nummer 1559 en is giftig bij inademing of opname van de stof door de mond. Arseenzuur heeft als VN-nummer 1553 en is zeer giftig en levensgevaarlijk bij inademing, opname door de mond en bij huidcontact. Zo gevaarlijk zelfs dat Hickson Garantor B.V. krachtens de Europese verordening EG 142/97 rechtstreeks aan de Europese commissie alle gegevens had moeten verstrekken over geïmporteerde dan wel geproduceerde producten waarin arseenzuur is verwerkt. Deze gegevens dienen als basis voor een Europese risicobeoordeling. Met deze opzettelijke foutieve etikettering heeft Hickson Garantor B.V. niet alleen artikel 13 uit de Beschikking samenstelling indeling, verpakking en etikettering bestrijdingsmiddelen d.d. 22 februari 1980 van de ministers van LNV, VWS, VROM en SZW overtreden, maar daarmee ook de vanuit Europese Commissie rechtstreeks opgelegde verordening EG 142/97 ontdoken.
Van deze foutieve etikettering op de vaten van superwolmanzout-Co van Hickson Garantor BV - daarop staat geschreven dat daarin 304 g/l arseenpentoxide zit terwijl onderzoek uitgevoerd door de Keuringsdienst van Waren in Groningen heeft uitgewezen dat dit 374 g/l arseenzuur is - heb ik al op 21 januari 1996 aangifte gedaan bij politiebeambte H. Valkis van de politie Brabant Zuid-Oost. Bij brief van 23 januari 1996 heeft de heer Valkis deze aangifte ter afhandeling doorgestuurd naar mr. A.M. Fransen, milieuofficier van Justitie te Amsterdam. Deze mr. A.M. Fransen heeft, ondanks mijn continue aandringen daartoe, steeds geweigerd om op deze aangifte een beslissing te nemen waarmee ik ben geblokkeerd in mijn beklagmogelijkheden bij het Gerechtshof te Amsterdam. Wanneer de officier van Justitie mr. A.M. Fransen mij toen niet had geblokkeerd in mijn beklagmogelijkheden bij het Gerechtshof te Amsterdam dan was het al in 1996 afgelopen geweest met de massale dumping van arseenzuur via geïmpregneerd hout en had het bewuste Ethiopische schip met de bewuste 630 vaten, met daarin 37,8% aan arseenzuur, vanwege de EG-verordening EG 142/97 nooit in de Waddenzee mogen varen.
Dit alles verklaart waarom het ministerie van Verkeer en Waterstaat de landelijke media onjuist heeft voorgelicht over de inhoud van die vaten. Dit verklaart ook waarom justitie geen strafrechtelijk onderzoek wil starten tegen de schipper die deze vaten heeft verloren. Vindt u niet dat ik hiermee feitelijk heb bewezen dat justitie al vanaf 1996 deze, onder voormalige minister Alders van VROM in gang gezette zware georganiseerde internationale misdaad, helpt? Ik vraag mij eerlijkheidshalve af bij wie ik hiervan aangifte moet doen. Ik wil aan alle lezers van dit artikel daarom vragen om ideeën aan te leveren die mij daarmee helpen. Bij voorbaat mijn dank daarvoor.
(Ad van Rooij is hogere veiligheidskundige en betrokken bij het Ecologisch Kennis Centrum te Sint Oedenrode. Een overstelpende hoeveelheid informatie over dit soort zaken kunt u vinden bij de Sociale Databank Nederland ( www.sdnl.nl/ekc.htm) bij Polie ( www.biomassa.polie.nl) en in iedere afleveringen van Kleintje Muurkrant, zie archief op ( www.stelling.nl/kleintje)
Dit artikel verscheen in Kleintje Muurkrant nr 387, 23 januari 2004
De columns van Ad van Rooij
|