Pikmeer-arrest maakt milieucriminelen
De Pikmeer-arresten van de Hoge Raad hebben van de regionaal inspecteur van VROM voor Brabant en Limburg, drs. J.C. van Scherpenzeel, een milieucrimineel gemaakt. Hij misbruikt zijn positie om een houtimpregneerbedrijf in Sint Oedenrode behulpzaam te zijn bij het plegen van de zwaarste milieumisdrijven die binnen de Europese Unie mogelijk zijn.
Door Ad van Rooij
Bij brief van 29 augustus 2002 heb ik aan de regionaal inspecteur van VROM drs. J.C. van Scherpenzeel een origineel exemplaar laten toekomen van Kleintje Muurkrant 370 van 16 augustus 2002 met daarin het artikel "VROM-inspecteur helpt milieucriminelen". Betreffend artikel bevat letterlijk de volgende tekst: "De regionaal inspecteur van VROM voor Brabant en Limburg, drs. J.C. van Scherpenzeel, misbruikt zijn positie om een houtimpregneerbedrijf in Sint-Oedenrode behulpzaam te zijn bij 't plegen van de zwaarste milieumisdrijven die binnen de Europese Unie mogelijk zijn. Mijn verzoek om handhaving van 13 juli 2002 om daartegen op te treden, doet hij af met de leugenachtige woorden: "zolang er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden zal ik op uw correspondentie niet meer reageren".
Een bedrijf dat opzettelijk de wet overtreedt pleegt een misdrijf. In gevallen dat wordt gewerkt met stoffen die een bijzonder ernstig risico voor mens en milieu inhouden, legt de Commissie van de Europese Gemeenschappen de EU-lidstaten bij Verordening rechtstreeks bindende voorschriften op. Zo'n bijzonder gevaarlijke stof is 'arseenzuur'. Arseenzuur is zeer giftig en levensgevaarlijk bij inademing, opname door de mond of bij huidcontact. Bij brand van produkten (hout) waarin arseenzuur zit verwerkt, moet al het bluswater worden opgevangen en later veilig worden verwerkt. De met arseenzuur besmette ogen of huid moeten onmiddellijk en tenminste 15 minuten lang met langsstromend water worden afgespoeld. Juist deze extreem gevaarlijke eigenschappen van arseenzuur heeft de Europese Commissie doen besluiten om bij Europese Verordening (EG) nr. 142/97 de fabrikanten en importeurs van produkten die arseenzuur bevatten te verplichten alle relevante informatie te verstrekken die nodig is om te voorkomen dat deze stof in water, bodem en lucht wordt gebracht en mensen daarmee in aanraking kunnen komen.
Met mijn handhavingsverzoek van 13 juli 2002 heb ik regionaal inspecteur drs. J.C. van Scherpenzeel van VROM de bewijsstukken laten toekomen dat een houtimpregneerbedrijf in Sint-Oedenrode zijn hout impregneert met het bestrijdingsmiddel Superwolmanzout-Co van Hickson Garantor BV. En dat op de verpakking van dat bestrijdingsmiddel staat geschreven dat het 304 g/l arseenpentoxide bevat, maar dat er in werkelijkheid 374 g/l arseenzuur in zit. Van deze foutieve classificatie en etikettering heb ik de regionaal inspecteur Van Scherpenzeel op de hoogte gebracht. De heer Van Scherpenzeel doet, ondanks de geleverde bewijsstukken net of z'n neus bloedt en beantwoordt mijn handhavingsverzoek met de mededeling: "Het door u genoemde houtimpregneerbedrijf overtreedt geen enkele wet, op toekomstige correspondentie wordt niet meer gereageerd".
Regionaal inspecteur Van Scherpenzeel schrijft dit met de wetenschap dat het betreffende houtimpregneerbedrijf het gebruikte Superwolmanzout-Co van Hickson Garantor B.V. verdunt met water tot een 4-procentige oplossing en daarmee fabrikant is geworden van een nieuw "verdund produkt" met daarin zo'n 15 g/l arseenzuur. Dit nieuwe verdunde produkt wordt door het houtimpregneerbedrijf onder hoge druk in hout geperst, waarna per kubieke meter hout zo'n 1500 tot 2500 gram arseenzuur in dat hout blijft zitten.
Jaarlijks wordt door dat bedrijf zo'n 5000 kubieke meter van dit gewolmaniseerde hout gefabriceerd en verkocht aan de consument als gewolmaniseerde tuinhuisjes, tuinschuttingen, pergola's, vlonders, picknicktafels en zelfs speeltoestellen voor kinderen. Op deze wijze brengt het betreffende houtimpregneerbedrijf in Sint-Oedenrode en de nabije omgeving jaarlijks zo'n 7500 tot 12500 kilogram arseenzuur op ongecontroleerde wijze in water, bodem en lucht. Duizenden mensen, vooral kinderen, komen met arseenzuur in aanraking. Genoemd houtimpregneerbedrijf als fabrikant van het 'verdunde Superwolmanzout-Co', het 'gewolmaniseerde hout' en 'het gewolmaniseerde eindprodukt' overtreedt hiermee doelbewust de bindend opgelegde voorschriften, die de Europese Commissie bij Verordening (EG) nr. 142/97 rechtstreeks aan het bedrijf heeft opgelegd. De milieu-, gezondheids- en economische schade die het bedrijf daarmee jaarlijks bij de consument aanricht loopt in de vele miljoenen euro's. Als gevolg daarvan zullen, zo'n 5 tot 35 jaar na de eerste blootstelling met dat arseenzuur, veel mensen kanker krijgen, onvruchtbaar worden en te maken krijgen met allerlei andere ernstige ziekten, zelfs tot in het nageslacht.
Met het opzettelijk overtreden van deze Europese Verordening (EG) nr. 142/97 pleegt genoemd houtimpregneerbedrijf dan ook een van de zwaarste milieumisdrijven die er binnen de Europese Unie gepleegd kunnen worden. Het bedrijf in Sint-Oedenrode heeft dat al die jaren straffeloos kunnen doen omdat de regionale inspecteur van VROM, drs. J.C. van Scherpenzeel, het bedrijf steeds met feitelijk bewezen leugens afschermt en daartegen niet handhavend optreedt. Dit ondanks mijn nadrukkelijke verzoek daarom. Wie roept hiervoor drs. J.C. van Scherpenzeel ter verantwoording? Of is het zo dat deze machtsmisbruikende regionale inspecteur van VROM de feitelijk bijgeleverde waarheid in mijn verzoek om handhaving d.d. 13 juli 2002 ongestraft kan blijven wegschrijven met de leugenachtige kreet: "zolang er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden zal ik op uw correspondentie niet meer reageren". Op welk nieuw feit zit hij te wachten? Op een explosie van kankergevallen in Sint-Oedenrode? Is het dubbele aantal kankergevallen rond de Electrabel-centrale te Nijmegen die dat hout opstookt niet voldoende bewijs dat er iets heel erg mis is?
In mijn brief van 29 augustus 2002 heb ik drs. J.C. van Scherpenzeel zeer nadrukkelijk kenbaar gemaakt dat, in geval ik in bovengenoemd artikel niet de feitelijke waarheid heb geschreven, ik ervan uit ga dat hij mij daarop binnen acht dagen juridisch zal gaan aanpakken. In die brief heb ik hem tevens kenbaar gemaakt, dat wanneer hij mij niet voor 6 september 2002 hierop juridisch heeft aangepakt, hij daarmee heeft bevestigd dat hetgeen ik in bovengenoemd artikel heb geschreven berust op waarheid.
Heden (2 oktober 2002) heeft drs. J.C. van Scherpenzeel nog steeds niet gereageerd. Daarmee heeft hij feitelijk bevestigd dat hetgeen ik in bovengenoemd artikel "Inspecteur helpt milieucriminelen" over hem heb geschreven op waarheid berust. Dit misdadig handelen van de Regionaal inspecteur van VROM voor Noord Brabant en Limburg kan onbeperkt worden voortgezet, omdat de heer Van Scherpenzeel dit doet in opdracht van de minister van VROM. Dit met de wetenschap dat hem toch niets kan gebeuren omdat hij op grond van de Pikmeer-jurisprudentie van de Hoge Raad strafrechtelijk immuun is. Hiermee heb ik bewezen dat de Pikmeer-jurisprudentie van drs. J.C. van Scherpenzeel een grote milieucrimineel hebben gemaakt en dat als gevolg daarvan drs. J.C. van Scherpenzeel als regionaal inspecteur van VROM geheel Noord Brabant en Limburg crimineel en corrupt heeft gemaakt. Dit alles hebben wij te danken aan het vorige kabinet dat koste wat kost deze Pikmeer-jurisprudentie politiek in stand wenste te houden.
Om te voorkomen dat drs. J.C. van Scherpenzeel nog langer kan doorgaan met het plegen van dergelijke zware milieumisdrijven laat ik een verzoek aan minister H. Kamp van VROM en minister J.P.H. Donner van Justitie uitgaan, om de strafrechtelijke immuniteit van Van Scherpenzeel onmiddellijk in te trekken; waarna van bovengenoemd misdadig handelen door de heer van Scherpenzeel aangifte kan worden gedaan bij de regiopolitie Brabant Noord/Sint Oedenrode. Wanneer deze Pikmeer-jurisprudentie politiek onderuit is gehaald, dan pas kan er een basis gecreƫerd worden om te komen tot een samenleving waarin respect, naastenliefde en verantwoordelijkheden centraal staan. Eerder niet.
Recent heb ik een brief van Minister-President J.P. Balkenende onder ogen gekregen met als onderschrift "Het CDA wil een betrokken samenleving, waarin respect, naastenliefde en verantwoordelijkheid centraal staan". Omdat de minister van Justitie mr. J.P.H. Donner ook van de CDA is ben ik ervan overtuigd dat met name hij, op grond van hetgeen ik hierboven heb geschreven, onmiddellijk zal ingrijpen en de Pikmeer-jurisprudentie, politiek onderuit haalt.
Wat er daadwerkelijk gaat gebeuren hangt van de politiek en de media af. Naar de lezers van Kleintje Muurkrant voel ik mij verplicht hen van het vervolg in de volgende nummers van Kleintje Muurkrant volledig op de hoogte te houden. Ik heb mij dan ook voorgenomen dat te doen tot het moment de immuniteit van de centrale overheid is afgeschaft en drs. J.C. van Scherpenzeel voor bovengenoemd crimineel handelen strafrechtelijk kan worden vervolgd.
noot:
Ad van Rooij is hogere veiligheidskundige en betrokken bij het Ecologisch Kennis Centrum te Sint Oedenrode.
www.sdnl.nl/ekc.htm
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 372, 11 oktober 2002