Raad van State pleegt strafbare feiten
De staatsraden
mr. R. Cleton,
dr. J.C.K.W. Bartel,
mr. R.J. Hoekstra,
mr. P. van Dijk hebben in hun uitspraken, betrekking hebbende op de ruilverkaveling Sint Oedenrode, valsheid in geschrift gepleegd danwel gebruik gemaakt van een valselijk opgemaakte uitspraak. Dit alles in onderlinge samenspanning om daarmee de politieke criminaliteit in Sint Oedenrode rondom de ruilverkaveling en het nieuwe bestemmingsplan buitengebied behulpzaam te zijn. Hiervan heb ik op
10 april 2002 aangifte gedaan bij de Regiopolitie Brabant-Noord, Team-2, politieloket Sint Oedenrode.
Volgens de Europese richtlijn 97/11/EG moeten landinrichtingsprojecten worden onderworpen aan een Milieu Effect Rapportage (MER) in geval het project groter dan 500 hectare bedraagt. Het ruilverkavelingsproject Sint Oedenrode is zo'n 15.600 hectare groot. Bij besluit van 21 maart 2000 hebben Gedeputeerde Staten van Noord Brabant dit landinrichtingsproject uitgewerkt/uitgebreid zonder het te onderwerpen aan deze wettelijk verplichte MER-rapportage. Hiertegen heb ik bij schrijven van 9 mei 2000 bedenkingen ingediend bij Gedeputeerde Staten van Noord Brabant. In die bedenkingen heb ik tevens kenbaar gemaakt dat met deze uitwerking in met name het kritische Dommeldal van Sint Oedenrode meerdere hectare bos spoorloos verdwijnen, een wandelroute verdwijnt en nieuwe wegen het kritische Dommeldal onnodig aantasten.
Bij besluit van 10 oktober 2000 verklaarden Gedeputeerde Staten van Noord Brabant mijn bij brief van 9 mei 2000 ingediende bedenkingen desondanks toch ongegrond. Hiertegen heb ik bij brieven van 12 november 2000 beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Voorzitter om voorlopige voorziening verzocht.
Bijna een jaar later, op 12 oktober 2001, deed staatsraad mr. R. Cleton uitspraak, maar verzweeg daarbij de aanvraag van een voorlopige voorziening. Die had uiteraard eerst afgehandeld moeten worden. Door dit te verzwijgen heeft staatsraad mr. R. Cleton meteen uitspraak kunnen doen in de hoofdzaak, zonder mijn toestemming en zonder mij daarover te hebben gehoord. Tegen deze uitspraak heb ik bij brief van 21 november 2001 een verzetschrift ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en daarin aangegeven dat mr. R. Cleton zijn uitspraak tot stand heeft laten komen in strijd met artikel 36 van de Wet op de Raad van State en de artikelen 8:86 en 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht, met daaraan gekoppeld een algehele wraking van alle rechters van de Afdeling, mocht men het verzetschrift ongegrond willen verklaren.
Voordat de Afdeling van de Raad van State over het verzetschrift kan beslissen moest dus eerst het wrakingsverzoek worden afgehandeld. Op grond van artikel 8:18 Algemene wet bestuursrecht moet dat gebeuren door een meervoudige kamer, waarin ik word gehoord. In dit geval liep dat anders. Staatsraad mr. J.C.K.W. Bartel handelde de wraking in zijn eentje af zonder mij daarover te hebben gehoord. Hiermee hebben zowel mr. Cleton alswel mr. Bartel vervalste uitspraken laten ontstaan. Deze vervalste uitspraken werden vervolgens door staatsraad mr. R.J. Hoekstra gebruikt om bij uitspraak van 28 februari 2002 mijn verzetschrift ongegrond te verklaren. Deze uitspraak is derhalve ook vals.
Nu Mr. Cleton al in de hoofdzaak heeft beslist en het verzet daartegen ongegrond was verklaard is er feitelijk geen zaak meer. Dit ondanks het feit dat nog steeds niet was beslist op mijn verzoek om voorlopige voorziening van 12 november 2000. Bij uitspraak van 25 maart 2002 wijst staatsraad mr. P. van Dijk mijn verzoek om voorlopige voorziening af met de mededeling dat al in de hoofdzaak is beslist en ontzegt mij zelfs de terugbetaling van fl.225,- aan de reeds betaalde griffiekosten, waarmee hij dat geld onrechtmatig heeft toegeƫigend. Met de hierboven beschreven handelwijze hebben de staatsraden Cleton, Bartel, Hoekstra en Van Dijk zich niet alleen schuldig gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift en het onrechtmatig griffierecht afhandig maken, maar hebben zij daarmee ook onherroepelijke jurisprudentie laten ontstaan waarmee de mogelijkheid voor het indienen van verzoeken om voorlopige voorziening ( bestuurlijke kort gedingen) lopende de beroepsprocedures voor alle Nederlanders is afgeschaft.
Hiermee kunnen alle overheden, vanwege de Pikmeer-arresten niet alleen strafrechtelijk, maar ook bestuursrechtelijk voortaan hun vrije gang gaan. Onze democratische rechtstaat is daarmee veranderd in een staat waar de politieke dictatuur het voor het zeggen heeft. Een dergelijke samenspanning van bovengenoemde staatsraden, die dat op hun geweten hebben, mag nooit onbestraft blijven. Om die reden heb ik hiervan op 10 april 2002 aangifte gedaan bij brigadier W. van Hoof, onder nummer Bps 02-131647, op het politieloket te Sint Oedenrode met het verzoek hiernaar een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Deze aangifte, met toelichtende informatie, kunt u vinden bij de stichting Sociale Databank Nederland op internetadres: www.sdnl.nl/ekc-aangifte.htm
(Ad van Rooij is hogere veiligheidskundige en betrokken bij het Ecologisch Kennis Centrum te Sint Oedenrode. Al hetgeen hij hierboven over de Raad van State schrijft kan hij staven met feitelijke bewijsstukken).
noot:
Ad van Rooij is hogere veiligheidskundige en betrokken bij het Ecologisch Kennis Centrum te Sint Oedenrode. Al hetgeen hij hierboven heeft geschreven kan hij staven met feitelijke bewijsstukken. Een overstelpende hoeveelheid informatie over dit soort zaken kunt u vinden bij de stichting Sociale Databank Nederland op internetadres
www.sdnl.nl/ekc.htm
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 365, 18 april 2002