Alles uit deze uitgave kan, mag of beter moet worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, nadat u de uitgever daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.
Wel herkende ik bij mezelf een
soortgelijke reactie als vorige keer, toen ik het concept op mijn bureau
had liggen. Je stelt het lezen uit, juist omdat je weet dat je het ook nu
weer in een ruk zult uitlezen. En je stelt het ook uit, omdat je weet dat
je ook nu weer zult lezen over zijn woede en machteloosheid. En ook, omdat
je weet dat je niets meer zult kunnen doen aan dat wat hem is overkomen.
Maar, toch moet het gelezen worden. Juist om lering te kunnen trekken uit
zijn ervaringen met het recht en met iedereen die daarin professioneel een
rol speelt. Daarom moest het ook geschreven worden.
Voor juristen is de
Faillissementswet duidelijk en eenvoudig. Schuldenaars die 'in een
toestand verkeren dat ze hebben opgehouden te betalen', worden failliet
verklaard. De failliet verklaarde verliest daardoor de beschikking en het
beheer over zijn vermogen, de curator neemt het beheer over en vereffent
de boedel en een rechter-commissaris houdt toezicht. Bij dat beheer hoort
ook dat de curator alle post mag openen.
Na het lezen van dit boek denk je echter (met een
knipoog naar een gedicht van Roland Holst): 'Ze hebben het opgeschreven,
tezamen en blij. Maar wat het voor mensen betekent, vergeten zij.' En
zeker als het niet gaat over rechtspersonen, maar over mensen met een
gezin en kinderen, denk ik daar dan bij.
Jur beschrijft zijn ervaringen met zijn faillissement.
Een woord dat 'geen enkel beeld bij hem oproept' voordat het hem overkwam.
Daarom is het zo goed juist zijn ervaringen te lezen. En om te lezen -
nee, ik ga niets verklappen over de inhoud - hoe ontzettend belangrijk het
is om fatsoenlijk en tijdig te worden opgeroepen voor de zitting waarop
het faillissement zal worden uitgesproken. En over het belang van het
hebben en kunnen vinden van een goede en begripvolle advocaat. Want als je
voor de eerste keer in je leven naar de rechtbank in Zutphen gaat, naar
een zitting die ertoe kan leiden dat je het beheer over je spullen en je
post volledige kwijt kunt raken, dan heb je er recht op om goed en
fatsoenlijk te worden bejegend door iedereen die professioneel een rol
speelt in deze procedure. Ik ben er uiteraard niet bij geweest, maar uit
de inhoud van dit boek leid ik af dat dat hier niet steeds het geval is
geweest. En als er een keer iets mis gaat, wat altijd en overal kan
gebeuren, past een welgemeend excuus.
Zelfs als de betrokkene, Jur in
dit geval, zelf mild en begripvol start. Een detail dan: Als hij arriveert
voor die eerste zitting blijkt dat die 'gewoon' geen doorgang zal vinden.
Dat kan en wil hij zelf dan nog billijken met de gedachte: 'Vergissen is
menselijk', ondanks het feit dat hem daarover geen enkel bericht heeft
bereikt. Maar dat laat onverlet dat de 'schuldigen' daar wel op moeten
reageren met welgemeende excuses. Verderop in de procedure wordt
hij minder mild... Lees en huiver.
Ook over de wijze waarop wordt omgegaan met klachten
en kritiek. Los van de vraag of kritiek terecht is of niet; iedere klager
heeft altijd recht op een fatsoenlijke bejegening en op een eerlijk
antwoord. Kort en goed: Dit boek is een must voor iedere rechtenstudent en
iedereen die beroepshalve betrokken is bij het faillissementsrecht.
Het eindigt positief met een reeks aan voorstellen.
Het is hier niet de plaats om die allemaal afzonderlijk te bespreken. Maar
daar zitten zeer zinvolle suggesties bij. Want er moet inderdaad een
openbare discussie komen over de positie en de taak van de advocatuur (ook
in het faillissementsrecht. Mijn collega Klaas de Vries heeft daar al een
aanzet toe gegeven door daarover een uitspraak van de Tweede Kamer te
initiëren, die ook door de minister zal worden uitgevoerd), mediation moet
'normaal' worden in het recht, de samenstelling van de raden van toezicht
moet anders en beter, de verplichte procesvertegenwoordiging kan inderdaad
zo goed als zeker worden afgeschaft en de wetgever moet garanderen dat
rechtshulp altijd goed en betaalbaar blijft!
'Hoop doet leven', schrijft Jur
aan het slot van zijn boek. Dat is waar. Hoop en verwachting inspireren
tot mooie gedachten en goede voornemens.
Na
alles wat mij al met mijn Recht is overkomen wilde ik niets liever dan me
bevrijden van dit onrecht. Het liefst wilde ik het laten vallen als een
glas en de scherven in de glasbak donderen, het nooit meer zien en voelen.
Maar ook wilde ik het ervaren onrecht niet verloren laten gaan,
juist omdat ik er van overtuigd was dat het verhaal over mijn
faillissement tot lering kan strekken van de mensen die verantwoordelijk
zijn voor de verontrustende staat van ons Recht of daar veranderingen in
aan kunnen brengen.
Ook
besefte ik in de loop der jaren steeds meer dat ons Recht en zeker het
faillissementsrecht niet of nauwelijks beschreven en bestudeerd wordt
vanuit het perspectief van de mens, die met dat recht te maken krijgt.
Tevens raakte ik er door de feiten en ervaringen van
lotgenoten/slachtoffers van ons Recht meer dan ooit van overtuigd dat
openbaarmaking en verdieping van die feiten onontbeerlijk is voor de
veranderingen die ons Recht bitter hard nodig heeft.
Ik
verkeerde jaren in een duivels dilemma, waaruit ik me uiteindelijk heb
kunnen bevrijden. Daar ben ik in geslaagd, gedreven door de overtuiging
dat het met ons Recht/ Faillissementsrecht anders en beter moet en dat ik
daaraan kan en moet bijdragen. Door die overtuiging, waarin ik van geval
tot geval en van dag tot dag bevestigd word heb ik drie jaar na mijn
faillissement mijn tegenzin overwonnen. Ik heb de moed gevonden en de tijd
vrijgemaakt om de feiten toch te laten spreken. Ik noem de mensen,
met wie ik door het faillissement te maken heb gekregen met naam en
toenaam ter verantwoording. Omdat mijn naam niet ter zake doet, heb
ik dit boek, net als de twee eerdere boeken, onder het pseudoniem Jur
Terharte geschreven. Ik heb er echter geen enkele moeite mee mijn naam aan
dit boek en de overtuiging, die er uit spreekt te verbinden.
De
onvrede, die de gang van zaken in mijn faillissement teweeg heeft
gebracht, is dezelfde onvrede die ik in mijn eerdere boeken al beschreven
heb. Ik heb dan ook waarachtig geprobeerd om me tot de beschrijving van de
feiten te beperken. Het is geen smeuïg verhaal, maar dat zijn de feiten
ook niet. Die feiten spreken wel voor de onvrede die mij en al die
mensen treft aan wie geen recht wordt gedaan. Op de feiten in dit boek
word ik graag aangesproken. Ik sta open voor commentaar en reacties. Op
niet ter zake doende feiten of ongemotiveerde beschuldigingen of
diskwalificaties ga ik niet in.
Uitgaande van al die gevallen waarin de vrijheid van
meningsuiting niet wordt beperkt en rekening houdend met de jurisprudentie
daarover en gegeven de openbaarheid van ons recht, kan ik mij niet
voorstellen dat dit boek geen recht op openbaarheid zou hebben.
Maar mochten advocaten of andere hoeders van mijn
Recht - zoals al vaker en eerder -
proberen om de openbaarmaking en verspreiding van dit boek in een Kort
Geding door de rechter te laten verbieden, dan reken ik geruggensteund
door de beschreven feiten op hulp van journalisten, advocaten,
rechtswetenschappers, volksvertegenwoordigers en zeker van lotgenoten en
geestverwanten.
Voor
het geval die hulp uit mocht blijven, is er een aantal mensen dat vanwege
het belang van openbaarmaking van de feiten dit verhaal onder hun naam en
toenaam wil uitbrengen.Ik heb het verhaal omwille van de
invoelbaarheid grotendeels in de ik-vorm geschreven. Zonder de hulp van
vrienden in en buiten de stichting Advokater i.o. was dit boek er nooit gekomen.
Omdat ik, geholpen door de stichting Advokater i.o.
kritisch ben blijven vragen en schrijven en tot het bittere einde een
appèl heb gedaan op mijn curatoren, mijn rechter-commissaris, mijn
rechters, mijn president en mijn bestuur van de Rechtbank te Zutphen, mijn
Procureur-generaal bij de Hoge Raad, mijn Nationale Ombudsman, mijn
Commissie voor de Verzoekschriften, mijn Vaste Kamercommissie voor
Justitie, mijn Minister van Justitie, op mijn rechtswetenschappers en op
mijn volksvertegenwoordigers, is er een enorme correspondentie ontstaan.
Die correspondentie vormt een boek, c.q een naslagwerk op zich en is te
omvangrijk om in zijn geheel af te drukken.
Anderzijds is die correspondentie zo tekenend en
illustratief voor de wijze waarop de hoeders van mijn/ons Recht hun
tekortschieten proberen te bemantelen, dat de geïnteresseerde
lezer/jurist/ politicus/wetenschapper/journalist er kennis van moet kunnen
nemen. Daarom, en om Recht en het onrecht zo openbaar mogelijk te maken
staat voor degene die daar om vraagt de gehele correspondentie in kopie of
op CD-rom ter beschikking.
De
bekende tekenaar Bert Witte heeft zich door een door mij ingezonden brief
over een faillissement laten inspireren en een prachtige tekening gemaakt
over een inhalige curator. Brief en tekening werden gepubliceerd.
Mijn verzoek aan Bert Witte om zich door mijn boek nogmaals te laten
inspireren is gehonoreerd met een viertal goed getroffen tekeningen die
ter illustratie tussen de regels zijn afgedrukt. Hetzelfde
geldt voor een aantal collages van kritische woorden/ uitlatingen uit
artikelen van mijn hand over juridische onderwerpen, die door kranten en
tijdschriften zijn gepubliceerd. Om zoveel mogelijk mensen in kennis te stellen van dit
boek zal het boek net als deel 1 en 2 aangeboden worden aan de Nederlandse
Bibliotheekdienst. Ook zal het op Internet (www.stoa.nu) en ( www.sdnl/advocadur.htm) gezet worden.
Immers, toen mijn 1e
curator in zijn keurige, bruine pak bij mij was, heeft hij mij al naar
onze banktegoeden en naar het inkomen van mijn vrouw gevraagd. Daarover
heb ik hem toen geïnformeerd. Dat is de 1e curator klaarblijkelijk
vergeten. En bij zijn bij mij peperduur in rekening te brengen
'studie, lezing, ontwerpen, rangschikken en opstellen van stukken,
etc' is hij klaarblijkelijk niet toegekomen aan zijn door hen zelf
ingevulde en op 14 februari 2001 ondertekende 'Vragenlijst voor
curatoren', waarop hij onder punt 2 keurig het door mij opgegeven inkomen
van mijn vrouw invult.
Nu
ik een op juridische gronden (afstand van mijn deel in
huwelijksgoederengemeenschap) gebaseerd verzoek indien om in aanmerking te
komen voor een sanering van mijn 'schuld', houdt de curator zich niet meer
aan zijn woord. Er is geen andere dan de droevige conclusie dat het
toezicht van de rechter-commissaris zich óók niet tot voornoemde leugens
en verbroken beloftes heeft uitgestrekt.
Gedurende al mijn contacten met mijn 1e en later met mijn 2e curator moet ik constateren dat zij namen,
feiten en argumenten door elkaar gooien. Dat blijkt bijvoorbeeld
uit voornoemde brief d.d. 5 april 2001, die
mijn 1e curator aan de rechter-commissaris
mr. W.H.H. Westhuis richt. Mijn rechter-commisaris is echter de heer
Vergunst. Mr. Westhuis was de rechter die beloofde 'om over
mijn woorden na te denken en van zich te laten horen'.
Mijn verzoek voor het saneren van mijn schuld wordt
vervolgens door de rechter-commissaris d.d 9 april
2001 afgewezen. Voor die afwijzing is naar mijn overtuiging een
beslissing over de juridische gevolgen van mijn verklaring van afstand van
mijn aandeel in de huwelijksgoederengemeenschap noodzakelijk, met andere
woorden een beslissing over de juridische vraag of mijn vrouw al dan niet
gehouden is om op te komen voor mijn schulden. Die beslissing neemt mijn
rechter-commissaris niet. Zonder nader onderzoek en zonder mij of een
objectieve ter zake deskundige te informeren volgt de R.C. mijn 1e curator. In zijn brief d.d. 9 april 2001 schrijft hij: 'Ik ga
ervan uit dat uw echtgenote voldoende inkomsten geniet om in het
levensonderhoud van u en uw gezin te voorzien'. De uiteindelijke
beslissing op mijn verzoek om mijn faillissement om te zetten naar
de schuldsaneringsregeling laat hij over aan de rechtbank. Daaruit en ook
uit het navolgende blijkt de willekeur van het handelen van mijn
rechter-commissaris.
Ook
mijn verzoek om de werkzaamheden van de curator stop te zetten totdat de
procureur-generaal bij de Hoge Raad op mijn klacht heeft beslist wordt in
een daarvoor op 15 maart 2001 belegde hoorzitting besproken. Die zitting,
waarvoor een rechter, de griffier en de curator zich vrij gemaakt hebben,
blijkt volledig onnodig. Dat komt doordat de curator verzuimt om mij de
post door te sturen, c.q mij niet op de hoogte stelt van belangrijke, aan
mij gestuurde brieven. Een belangrijke brief is die van de
procureur-generaal bij de Hoge Raad d.d. 14 februari 2001. Die brief bevat
namelijk de afwijzing van mijn verzoeken aan de procureur-generaal en had
de hoorzitting van 15 maart 2001 geheel en al overbodig gemaakt, wanneer
ik er kennis van had kunnen nemen.
Het
enige argument van de procureur-generaal in zijn brief d.d 14 februari
2001 is de leugen, die de door de griffier in de wereld is geholpen. Die
leugen is dat 'ik kon beschikken over een juridische adviseur die
mij op de noodzaak om zelf naar mijn faillissementsvonnis te informeren
had kunnen wijzen'.
Bij
brief d.d 11 april 2001 stel ik mijn
rechter-commissaris wederom een aantal concrete vragen. Met name vraag ik
hem voorde zoveelste keer om 'een bindende uitspraak te doen over de vraag
of alle vermogensbestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap nou wel
of niet in de faillissementsboedel vallen'.
Van
die uitspraak wil ik op de hoogte zijn, voordat de rechters een beslissing
nemen over mijn verzoek om een schuldsaneringsregeling. Er komt geen
antwoord. Weer vraag ik om mondeling overleg, ook al is dat al de vorige
keren dat ik daarom vroeg, niet gehonoreerd.
14. 19 april
2001: uitnodiging voor een gesprek met de R.C., mr. D. Vergunst
Drie
en een halve maand na het faillissementsvonnis word ik uit mijn droom
geholpen dat mijn verzet tegen het faillissement net als bij het
tuchtrecht voor advocaten of het bestuursrecht kosteloos zou zijn. 'De
curator dient voor al zijn werkzaamheden betaald te worden' zegt
mr. Vergunst, terwijl hij mij nog steeds vriendelijk en zelfs een beetje
vaderlijk aankijkt.
In
mijn geheugen staat het bezoek van de curator in zijn keurige bruine pak
voor eeuwig gegrift. Ik zie hem weer zitten, ontspannen achterover
leunend, genietend van zijn koffie en zijn sigaretje. Ik hoor hem weer
zijn woorden kiezen, die hij keurig en nadrukkelijk uitspreekt, alle tijd
van de wereld nemend, zonder mij op de hoogte te stellen van zijn kosten.
'Maar over zijn
kosten heeft hij met geen woord gerept', gooi ik er woedend uit. 'En ook de
griffier, de rechter en ook u, de rechter-commissaris,hebben mij nooit
gezegd of geschreven dat de curator zijn werkzaamheden in rekening zal
brengen en hoeveel mij dat gaat kosten. Ik ben dus ronduit misleid en
belazerd', laat ik mij ontvallen. 'Ik neem aan dat u mij bij de aangifte van misleiding
en bedrog wel behulpzaam zult zijn' laat ik er sarcastisch op
volgen.
De
R.C. doet er het zwijgen toe, maar ontkent mijn laatste beschuldigingen
niet. Ik doorbreek de stilte en vraag op de man af 'Hoeveel gaat die curator mij in godsnaam
kosten?'
Mr.
Vergunst kijkt mij nog altijd vriendelijk aan en zegt: 'Het is niet
aan mij om daarover een oordeel uit spreken'. Mijn vraag 'aan wie dat dan wel is en of hij op grond van zijn
ervaring bij benadering aan kan geven hoeveel de curator in rekening
brengt' blijft onbeantwoord in de grote rechtszaal hangen.
Daarom herhaal ik mijn klacht dat hij, de griffier en de rechter, mij
nooit hebben gezegd of geschreven dat de curator zijn werkzaamheden in
rekening zal brengen en hoeveel mij dat gaat kosten. De rechter-commisaris
reageert met de woorden: 'Indien en voor zover u zich met de gang
van zaken en de gegeven informatie niet kunt verenigen, kunt u zich
daarover bij de rechtbank beklagen'.
Van die typische juristenvolzin maak ik snel een notitie, om die
niet te vergeten.
De
woorden en de argumenten van de rechter-commissaris leiden naar het
pijnlijke besef dat al mijn protesten al geld gekost hebben en dat nieuwe
protesten nog meer geld zullen kosten. Ik maak me ernstige zorgen en leg
die aan de rechter-commissaris voor. Hij reageert vriendelijk op mijn zorg
en slaat weer erg menselijke tonen aan. Hij raadt mij met klem en veel
overtuigingskracht aan om 'ter voorkoming van verdere curatorkosten
zo snel mogelijk mijn verzet op te geven en mijn schuld te betalen' en
zegt dan dat 'de rekening van de curator wel mee zal vallen'. Zijn
woorden klinken echt en gemeend en hij kijkt er ook erg serieus bij.
Ik
meen zelfs enige bewogenheid te ontwaren. De griffier knikt instemmend. Ik
reageer op de menselijke signalen die de rechter-commissaris en de
griffier uitzenden. Daardoor ontstaat er zowaar een ontspannen, ongedwongen,
vriendelijke atmosfeer. In die atmosfeer raadt mr. Vergunst mij aan
om 'zo snel mogelijk te betalen en om daartoe de curator te vragen
om een specificatie van zijn rekening'. 'Curator om specificatie vragen en dan
betalen' schrijf ik met grote letters op mijn schrijfblok.
Dan
zegt hij: ' indien en voor zover u kritiek en commentaar op de
rekening van de curator mocht hebben, raad ik u aan om mij daarvan in
kennis te stellen, zodat ik als R.C. met het een en ander rekening kan
houden'.
Die
woorden klinken mij als muziek in de oren en werken als een kompres op
mijn rechtsgevoel, dat na zovele uit de lucht gegrepen torenhoge
advocatenrekeningen, nu ontstoken is door de angst voor de rekening van
mijn advocaat/curator. Die angst steek ik niet onder stoelen en banken van
de grote zittingszaal. Maar mr. Vergunst reageert daar menselijk op. En de
griffier knikt bevestigend en vriendelijk. Er ontstaat een informeel,
eerlijk en open gesprek, waarin ik de rechter-commissaris uitgebreid kan
informeren over de juridische nood waarin zovele mensen door met name het
doen en laten van advocaten in terechtkomen.
We
praten over lekenrecht, de verplichte procesvertegenwoordiging, die de
toegang tot de rechter blokkeert, over mijn boeken, die de
rechter-commissaris na de afhandeling van mijn faillissement zegt te
willen lezen. Kortom, ik denk een mens te vinden die ik kan
vertrouwen, een mens die niet alleen een graad in de rechtsgeleerdheid
heeft, maar ook een graat in zijn rug, een vent die het als dat nodig
mocht zijn op durft te nemen tegen de curator.
De
rechter-commissaris maakt een sympathieke indruk op mij en ik vertrouw hem
op zijn woorden. Daarom laat ik mij door hem overtuigen. Daarom zeg
ik dat ik mijn verzoek om in aanmerking te komen voor de sanering van mijn
schuld intrek. Daarom
zeg ik dat ik mijn verzet op zal geven en dat ook de door de curator toch
al niet erkende concurrente schuldeisers, mr. H. Peters en de stichting,
waarvan ik de voorzitter ben hun 'schuldvorderingen' zullen intrekken. Dan
zeg ik dat ik de curator om diens gespecificeerde rekening zal vragen en
zal betalen. Tenslotte zeg ik tegen de R.C. dat hij geen antwoorden meer
hoeft te geven op mijn vragen in mijn brief van 11 april 2001 op één
voorwaarde, 'en die is' vraagt de rechter-commissaris.
'Die is dat u mijn schuldeisers, de erven Schouwink en de psycholoog drs.
B.R.M. Kuypers vraagt of zij volledig achter het faillissement staan, of
ze door hun advocaat zijn geïnformeerd over het verzoek mij failliet te
verklaren en of mijn geld, als ik betaal, naar hen of naar hun advocaat
gaat.' 'Na alles wat die mensen mij hebben
aangedaan, moet ik dat weten', zeg ik uit de grond van mijn hart Mr.
Vergunst stemt toe en zegt mijn schuldeisers aan te zullen schrijven.
15. Voorjaar
/ zomer 2001: de curator geeft geen antwoord en de R.C. is op
verlof
De
erven Schouwink en hun advocaat geven geen antwoord op de vraag van de
rechter-commissaris of zij achter het faillissement staan en ook niet of
ze door hun advocaat zijn geïnformeerd over het verzoek mij failliet te
verklaren. Maar op 2 mei 2001 schrijft de heer
Kuypers onder andere: 'ik ben niet betrokken geweest bij de
faillissementsaanvraag, noch daarover geïnformeerd door de erven
Schouwink'. Tevens ' Die brief ontvang ik pas op 13 juni
2001.
Op 15 juni 2001 wend ik mij tot de
rechter-commissaris met een achttal vragen die de brief van Kuypers
oproepen. Vraag 1 luidt: 'Is volgens vaste rechtspraak/jurisprudentie tot
een verzoek tot faillietverklaring een steunvordering als die van Kuypers
noodzakelijk?
16. 18 juni
2001: telefoon van mijn 2e curator mr.
Doon
Op 1 juni 2001 schrijft mijn 1e curator mij dat 'hij wegens
vertrek naar een ander advocatenkantoor de behandeling van mijn
faillissement heeft overgedragen aan zijn kantoorgenoot, mevr. mr.
A.M.T. Onmiddellijk vraag ik haar om de gespecificeerde rekening waar ik al
zo lang om vraag. Ik krijg geen antwoord. Op 18 juni 2001 dient niet mr. Weersink, maar mr. J.
Doon, advocaat bij advocatenkantoor Remmelink te Doetinchem zich zonder
nadere uitleg telefonisch als mijn 2e
curator aan. Hij 'stelt mij voor om een afspraak met mij te
maken 'teneinde zich voor te stellen en mij te informeren over de stand
van zaken in het faillissement'.
'De stand van zaken is dat uw voorganger mij
schriftelijk noch mondeling informatie heeft gegeven over het feit dat hij
als curator voor iedere minuut, dat hij zich met mijn faillissement
bezighoudt geld kost en zijn uurloon niet ter sprake heeft gebracht. De
stand van zaken is dat zijn bezoek aan mij in rekening wordt gebracht
tegen een bedrag waarvan ik de omvang bij gebrek aan informatie van uw
kantoor niet ken. De stand van zaken is dat uw voorganger en heel uw
kantoor mij al vanaf 20 april 2001 geen specificatie verstrekt van de
kosten van de curator, zodat ik kan betalen; de stand van zaken is dat uw
voorganger mijn vragen en brieven onbeantwoord laat. De stand van zaken is
ook dat uw bezoek mij ongetwijfeld geld gaat kosten, waarvan ik de omvang
niet ken, de stand van zaken is dat ik met mijn 1e curator de ter besparing van kosten de
duidelijke schriftelijk vastgelegde afspraak heb gemaakt dat mijn
uitkering van maand tot maand in de faillissementsboedel valt tot de
schuld is afgelost'.
De in
maanden haast stelselmatig opgebouwde onvrede schiet er uit. Ik eindig
mijn litanie met de woorden: 'Mijn 2e
curator, mr. J. Doon reageert niet op mijn woorden, maar maakt er zich
vanaf met een volzin, waarvan ik een notitie heb gemaakt:
'Uw woorden volgend lijkt het mij niet aangebracht u op te zoeken'.
'Dat lijkt mij ook niet', zeg ik
met een diepe zucht, waarmee ik mijn hart een beetje lucht.
17. Vanaf 18
juni 2001: het doen en laten van de 2e
curator mr. Doon
In die
tijd neemt mijn 2e curator mr. Doon
allerlei werkzaamheden ter hand, waarmee hij de schriftelijk door zijn
voorganger mr. Vestiens vastgelegde afspraak breekt om 'mijn uitkering van
maand tot maand in de faillissementsboedel te laten vallen tot dat de
schuld betaald kan worden'. Een daarvan zijn de kontakten met de Rabobank
te Wehl.
Een
medewerker van die bank heeft in de krant over mijn faillissement gelezen
en neemt geheel buiten mij om contact op met de curator. Deze begint
vervolgens een discussie met de Rabobank over de vraag of de gezamenlijke
rekeningen van mijn vrouw en mij in de faillissementsboedel dienen te
vallen. Over die vraag wordt op mijn kosten tegen een nog altijd onbekend
uurloon over en weer geschreven en getelefoneerd. Ik wil dus niets
liever dan een eind maken aan de poppenkast van mijn 2e curator, die mij in ieder geval geld gaat
kosten.
Daarom
herhaal ik met klem mijn verzoek om de gespecificeerde rekening, zodat ik
kan betalen en mijn eventuele bezwaren tegen die rekening onder woorden
kan brengen. Ook van de 2e curator krijg ik geen antwoord, ook niet op
mijn herhaalde verzoeken. Ik krijg geen rekening. Ik kan niet betalen,
omdat ik niet weet wat ik moet betalen. Wel krijg ik op 5 juli 2001 een brief met betrekking tot
'de financiële stand van het faillissement'. In die
brief staat letterlijk: 'Dat standpunt herhaalt hij in zijn brief d.d 31 juli 2001. Duidelijk is dus dat de psycholoog
Kuypers op die datum zijn vordering niet heeft ingediend en ik dus zijn
vordering niet hoef te voldoen.
Met
geen woord rept mijn 2e curator over de
'schuldeisers' Peters en de stichting Advocadur, wiens vordering, zoals
hij dat uitdrukt in zijn brief van 6 april 2001 aan mr. Peters en aan de
stichting Advocadur 'hij niet kan plaatsen op de lijst van
voorlopig erkende concurrente crediteuren nu uw vordering betrekking heeft
op de periode van voor 4 januari 2001, zijnde de datum van het
faillissement'. Ook daarom ga ik er dus van uit dat de
rechter-commissaris heeft doorgegeven dat deze schuldeisers van hun schuld
afzien. Dat heb ik immers met hem afgesproken en die afspraak heb ik
schriftelijk bevestigd.
Wat
mr. Doon wel doet is mij brieven schrijven, waarin hij niet ter zake
doende standpunten inneemt over de gezamenlijke rekening van mijn vrouw en
mij bij de Rabobank. Ik schrijf mijn 2e
curator dat met mijn 1e curator de
afspraak gemaakt is om ter vermijding van kosten de rekening bij de RABO
en de ING ongemoeid te laten en de gehele uitkering in de
faillissementsboedel te laten vallen. Het helpt niets. Hij gaat gewoon
door met zijn correspondentie met de Rabobank. Mijn verzoeken aan
de R.C. om de 2e curator te dwingen zich
te houden aan de met de 1e curator
gemaakte afspraak halen niets uit.
18. Vanaf augustus 2001: ander doen en laten van de
2e curator mr. Doon
Ook
weidt mijn 2e curator uit over een met de
schuldeiser Schouwink te sluiten akkoord, ook al heb ik dat al vele malen
aangeboden en is dat resoluut afgewezen. Verder bestookt hij met brieven
over zijn kosten en over tal van andere onderwerpen, die niet ter zake
doen. Het enige dat ter zake doet en dat ik hem diverse keren
schrijf is dat ik op 19 april 2001 met de rechter-commissaris heb
afgesproken dat ik ga betalen om op die wijze het faillissement en ook de
werkzaamheden van de curator te beëindigen en dat ik daarom moet weten wat
ik inclusief zijn kosten moet betalen.
Bij
brief d.d 2 augustus 2001 laat hij mij
eindelijk weten: 'Het is enkel en alleen aan de rechtbank om mij
een salaris toe te kennen. De tarieven daarvoor liggen vast in de
richtlijnen. Het is ook aan de rechtbank om te oordelen over de
rechtmatigheid, doelmatigheid, etc, van de door mij uitgevoerde
werkzaamheden. Ik zal derhalve niet ingaan op uw verzoek om die
werkzaamheden aan u te specificeren'.
Daarmee levert de 2e curator Doon het zoveelste
bewijs dat hij als een echte advocaat slechts ingaat op feiten, die hem
welgevallig zijn. Hij gaat immers geheel en al voorbij aan het feit dat
het niet om mijn verzoek gaat, maar om dat van de rechter commissaris.
Hij gaat ook niet in op mijn argument of beter dat
van de rechter-commissaris, dat betaling van mijn schuld een einde maakt
aan het faillissement, verdere kosten vermijdt en de
verificatievergadering niet nodig maakt.
Op 10 augustus 2001 stuurt mr. Doon de stichting
Advocadur en mr. Peters een brief waarin hij in tegenstelling tot zijn
eerdere brieven d.d. 6 april 2001 en 5 en 31 juli 2001 de een en de ander
tot schuldeiser verheft, dit met het oog op de verificatievergadering te
houden op 18 september 2001 om 15.30 uur in het gerecht te Zutphen.
Die brief aan mr. Peters is gericht aan het adres van de stichting
Advocadur. Mr. Peters, een ons inziens door doen en laten van de Orde van
Advocaten in zijn arrondissement getraumatiseerde en uit de orde gestoten
advocaat, is echter met de noorderzon vertrokken, zonder een adres of
telefoonnummer achter te laten, waarop wij hem kunnen bereiken.
Uitgaande van de hierboven genoemde feiten is er voor
mijn curatoren geen enkele reden om aan te nemen dat 'mr. Peters en de
stichting hun 'schuldvorderingen' door zouden willen zetten'. Eén brief
met de duidelijke vraag of voornoemde 'schuldeisers' hun vordering al dan
niet handhaven zou genoeg zijn geweest om de verificatievergadering te
voorkomen. Mijn curatoren schrijven op mijn kosten vele nodeloze brieven,
maar díe brief niet. Dat alles laat ik de toezichthouder op de
goede gang van zaken in mijn faillissement, mijn rechter-commissaris
weten. Die antwoordt echter niet. Daarom wend ik mij maar weer tot
de man met brieven d.d 6, 13 augustus en 11 en 17
september 2001, waarin ik hem onder andere wijs op de onwil van de
curator om mijn zijn gespecificeerde rekening te sturen en op de onnodige
acties van mijn 2e curator richting
Rabobank Wehl.
Ik heb
van mijn levensdagen nog nooit van een verificatievergadering gehoord en
raadpleeg de Koninklijke Vermande uit onze niet genoeg te prijzen
dorpsbibliotheek. Daarin lees ik wat de zin en de bedoeling van zo'n,
verificatievergadering is. Dan valt mijn oog op art. 108.
Ik
lees: 'De R.C. bepaalt uiterlijk binnen 14 dagen nadat het vonnis
van faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan':
1) den dag waarop uiterlijk de
schuldvorderingen moeten worden ingediend;
2) dag, uur en plaats waarop
de verificatievergadering gehouden zal worden.
Ik ben
4 januari 2001 failliet verklaard maar de rechter-commissaris heeft pas op
18 september 2001 den dag bepaald waarop uiterlijk de
schuldvorderingen moeten worden ingediend en den dag, het uur en de plaats
waarop de verificatie gehouden zal worden.
Verder
stelt de wet allerlei eisen met betrekking tot 'het onderzoek door
de curator', 'door de gefailleerde te geven inlichtingen bij de
verificatievergadering', 'verdaging van de vergadering', 'de
eedsaflegging', 'verwijzing naar de Rechtbank bij betwisting van een
vordering', 'betwisting door de gefailleerde van een vordering', 'het op
te stellen proces-verbaal', etc, etc. Maar mijn curator, mijn R.C.
en mijn griffier houden zich aan geen van deze en andere in wetsartikelen
omschreven eisen.
Ik wil
- ik kan het niet genoeg herhalen - al vanaf 19 april 2001 betalen. Er
hebben zich geen andere schuldeisers aangemeld dan de erven Schouwink. Op
19 april 2001 heb ik de R.C. gezegd en geschreven dat ik al zijn adviezen
zou opvolgen en zou betalen. Ik heb de rechter-commissaris gezegd
en geschreven dat de stichting Advocadur en mr. Peters hun
schuldvorderingen intrekken.
De
curatoren weigeren om gespecificeerd aan te geven wat ik aan hen moet
betalen. Ik kan derhalve niets doen wat een einde maakt aan mijn
vermaledijde faillissement en dat is betalen. De
verificatievergadering dient daarom geen ander doel dan verkwisting van
tijd, die de rechtbank te Zutphen beter voor andere doeleinden had kunnen
gebruiken; geen ander doel dan het spekken van de beurs van mijn 1e en 2e curator
met een voor mij nog altijd onbekende hoeveelheid geld. Dat en nog
veel meer schrijf ik en ook de stichting Advocadur aan de
rechter-commissaris op 11 september 2001. Maar
deze antwoordt niet, is kennelijk nog altijd met verlof en zijn
plaatsvervanger is nog altijd onbekend.
Pas op
17 september 2001 laat de rechter-commissaris
weer van zich horen met een brief waarin hij op mijn verzoek mededeelt:
'de verificatievergadering is openbaar en de kosten van de curator
behoeven niet geverifieerd te worden'. Ook schrijft hij dat de brief van
11 september 2001 nog beantwoord zal worden. 'Geen specificatie,
geen verificatie van de kosten van de curatoren'.
De
moed zakt me samen met tal van onbeantwoorde vragen in de schoenen.
Al vele maanden snak ik naar het einde van mijn faillissement. Maar
dat einde komt maar niet. De dag van de verificatievergadering
nadert. Mijn onvrede stijgt van dag tot dag en van slapeloze nachten tot
slapeloze nachten. Die onvrede steek ik samen met mijn vrienden van
Advocadur in een pleidooi, waarin ieder woord op zijn plaats valt.
19. 18
september 2001: de verificatievergadering
Pas
dan schrijf ik brief na brief aan de rechter-commissaris, in een poging
begrip te vinden. Ik wijs hem op de woorden van prof. Kortmann in de
media: 'Waar het mij om gaat is duidelijk te maken dat de wetgever
aan de rechter-commissaris een van de hoofdrollen heeft toegekend.
Hij is een hoofdrolspeler die in de eerste plaats toezicht moet houden op
het beheer en de vereffening door de curator teneinde er voor te waken dat
de belangen van alle betrokkenen naar behoren worden behartigd. Daarnaast
is hij tot op zekere hoogte 'medebeheerder' van de boedel en
geschillenbeslechter.'
Ook
over de verificatievergadering ontstaat er een lange correspondentie, die
me steeds meer moeite kost. Ik ben blij dat ik heb volgehouden. Want óók die correspondentie legt de vinger op het
onrecht en spreekt voor wie horen wil.
20. 26
september 2001: de rekening van de curatoren
Mijn
rust is van korte duur. Op 26 september 2001 krijg ik te langen leste de
rekening van de curatoren, dat wil zeggen krijg ik een 'uitgebreid
dossieroverzicht', waarin op acht pagina's de werkzaamheden van de 1e en de 2e
curator tot en met 14 augustus 2001 worden opgesomd. Van de R.C. heb ik
tijdens ons gesprek op 19 april 2001 begrepen dat ik de curatoren moet
betalen. 'Hoeveel?, dat kon hij mij niet zeggen, zelfs niet ten naaste bij
'. Uit mijn berekeningen, die ik baseer op de met de 1e curator duidelijk gemaakte afspraak heb ik
gerekend op werkzaamheden van een uur of 5, die mij tegen een voor mij
nimmer bekend gemaakt uurtarief in rekening gebracht zullen worden.
Maar
op 26 september 2001 lees ik dat het uurloon van mijn 1e curator € 147,16 of te wel f 327 en voor de
2e curator € 170, 18 of te wel f 378
bedraagt.
Ik
weet niet wat ik lees. Het telefoontje van mijn 1e curator op 12 januari 2001, dat te laat komt
om in beroep te komen tegen het faillissementsvonnis, wordt mij wel voor €
36,87 in rekening gebracht. Het
bezoek op 22 januari 2001 van mijn 1e
curator, waarbij hij alle tijd nam en de koffie en zijn sigaretje goed
liet smaken, kost daarom € 258,09.
Voor
de reis per auto van Doetinchem naar Wehl en terug naar Doetinchem (afstand 14 km) rekent mijn
1e curator € 73,74.
Voor
het openen van een aan mijn vrouw, aan mij of aan de stichting Advocadur
ter attentie van mij gestuurde brief, berekent mijn 1e curator 5 minuten. Dat kost per brief €
12,29, exclusief de BTW. De postblokkade, die tot 3 oktober 2001 duurt
levert met 41 brieven € 503,89 op.
Telefoongesprekken van derden leveren € 167,32 op.
Door de curator gevoerde gesprekken kosten € 172,06. Samen studeren mijn
curatoren op mijn faillissement. Die studie kost € 867,70. Aan
'voorbereiden, voorbereiden conferenties en verhoren' hangen mijn
curatoren een prijskaartje van € 592,19.
Voor
'ontwerpen, opstellen stukken' en 'O/O (ontwerpen en opstellen) andere
stukken' wordt € 612, 62 in rekening gebracht. Uit het
'uitgebreide dossieroverzicht' blijkt dat mijn curatoren op mijn kosten 'telefoneren, corresponderen, intern
overleggen, confereren, brieven openen, de ontvangen gegevens, literatuur
en jurisprudentie bestuderen, in het algemeen voorbereiden, maar ook
conferenties en verhoren voorbereiden, stukken opstellen en ontwerpen,
zittingen bijwonen en reizen'.
Voor
de door de Rabobank in Wehl in gang gezette werkzaamheden brengt mijn
2e curator mij € 579.34
in rekening.
Mijn
curatoren hebben zich van 8 januari 2001 t/m 14 augustus 2001 34.30 uur
met mijn vermaledijde faillissement beziggehouden. Op de laatste pagina
lees ik dat mijn curatoren hun werkzaamheden in rekening hebben gebracht
tegen het onvoorstelbare bedrag van € 5271,18. Dat bedrag zal in verband
met werkzaamheden na 14 augustus 2001 zoals 'nakosten, BTW, 'kantoor- en
publicatiekosten' (€ 675,53) nog oplopen tot € 7251.
Ik ben
compleet overdonderd. In tegenstelling tot de geruststellend woorden van
19 april van de rechter-commissaris 'valt de rekening helemaal niet mee'.
Heel de rekening is een aanfluiting van Recht, die van kostenpost tot
kostenpost tegen mijn rechtsgevoel en dat van vele andere mensen indruist.
De
emoties, die de rekening oproept, laat ik, zoals ik me heb voorgenomen,
weg. Ik beperk mij tot de vaststelling dat de rekening inslaat als een bom
en dat lezing van die rekening tot de dag van vandaag verontwaardiging,
woede, machteloosheid, kortom onvrede teweegbrengt, die duidelijk worden
uit het navolgende commentaar en kritiek op de rekening.
21. Commentaar en kritiek op de
rekening van de curatoren
1) Bij het 'uitgebreide dossieroverzicht'
prijkt van pagina tot pagina de kolom: 'Niet declarabel'. Die kolom blijkt
van pagina tot pagina leeg, dit in tegenstelling tot. de kolom
'gedeclareerd', die overvol blijkt.
2) Ook blijkt dat de heer Vestiens mij op 12
januari 2001 voor de eerste keer belt en dat gesprek, dat hij 15 minuten
laat duren, in rekening brengt voor € 36,87.
3) Vele werkzaamheden zoals: 'telefoon,
ontwerpen, studie, niet eerder genoemd, intern overleg, etc', worden niet
nader gespecificeerd, maar wel in rekening gebracht.
4) Het uurloon, dat mij tot 26 september 2001
niet wordt genoemd bedraagt voor de 1e
curator € 147, 16 en voor de 2e €
170,18. Mevr. mr. A. Weersink van hetzelfde kantoor heeft zich ook even
met mijn faillissement beziggehouden en wel tegen een uurtarief van €
171,48. Dat maakt een verschil uit van € 24,32, in guldens van f 54,- met
het uurloon van mijn 1e curator en van 30
eurocenten met het uurloon van de 2e
curator Die opmerkelijke verschillen in uurloon worden niet verklaard.
5) De eerste curator rekent voor iedere 'brief
aan derden' steevast 5 minuten (€ 12,29), maar de tweede curator 10
minuten (€ 28,36) of meer dan tien minuten. Ook dat verschil blijft
onverklaard.
6) Het simpele handwerk van openen en de
lezing van alle brieven van derden wordt zonder enig onderscheid,
kritiekloos tegen een bedrag van € 12,20 excl. BTW in rekening gebracht.
Het maakt mijn 1e en mijn 2e curator niet uit van wie de brieven afkomstig
zijn. Een brief van Super de Boer met de reclame van de week of over de
soepkippen in de aanbieding, van prof. B. Smalhout, met wie ik over mijn
3e boek overleg voer, van National
Geographic, de ANWB, de Rabobank, het GAK, van een vriend, van de
belasting, de gemeente, en zo voort, voor de curatoren maakt het geen
verschil.
Iedere brief wordt opengemaakt, ingekeken en
vervolgens voorzien van een plakkertje met daarop de hoogstaande tekst:
'akkoord' en de handtekening van mijn curator, die van brief tot brief
goed is voor minimaal € 12,20 excl. de BTW.
7) Mijn eerste curator bestudeert op 23
januari 2001 45 minuten de literatuur en de jurisprudentie. Kosten:
€ 110,81. Hij geeft niet aan waar die studie en jurisprudentie zich
op richten. Op 5 mei 2001 stort mijn 1e
curator zich tegen de gemaakte afspraak in op de 'studie van de literatuur
en de jurisprudentie afstandsverklaring' en hij schrijft daarover een
brief aan de R.C. Een en nader neemt volgens de curator twee uur in beslag
en kost mij € 294,96. Er blijkt nog niet genoeg gestudeerd te zijn over
die afstandsverklaring want op 10 mei 2001 en op 25 mei zet mijn 2e curator, mr. J. Doon zich aan dezelfde
studie. Die studie neemt twee uur in beslag. Bovendien begint mr. Doon een
briefwisseling over die afstandsverklaring met de Rabobank, dit tegen de
afspraak in, die de 1e curator en ik
daarover maakten. Studie en briefwisseling kosten mij € 510,44. Dan
hebben zich nog de heren/dames G.W. Wullink en A.M. Veldhuis 1,5 uur met
de afstandsverklaring beziggehouden tegen een tarief van € 120,61.
Ondanks alle studie en kosten is er nimmer een duidelijk, met redenen
omkleed, standpunt gekomen.
8) Het nodeloos openen en lezen van brieven,
die, zoals ik de curator en de R.C. keer op keer schrijf, stuk voor stuk
niet met het faillissement te maken hebben, kost mij € 503,89. Het mij
niet tijdig in kennis stellen van belangrijke brieven van de
procureur-generaal, uit Spanje of van andere brieven kost mij een niet
nader te omschrijven kapitaal aan emoties en geld. Desalniettemin slaat
mijn 1e curator mij bovendien aan voor €
24,58, omdat hij 'op 13 februari 2001 de poststukken geordend heeft'.
9) Uitgaande van art. 68, lid 1 van de
faillissementswet is 'de curator belast met het beheer en de
vereffening van de faillieten boedel'. Uitgaande van de in de wet
omschreven taak hebben mijn curatoren naast voornoemde taak tal van
werkzaamheden uitgevoerd en in rekening gebracht die niets met die taak te
maken hebben.
Mijn schuldeisers zijn er geen cent rijker van
geworden. Los daarvan hebben beide curatoren zich niet gehouden aan tal
van andere van toepassing zijnde wetsartikelen en hebben ze zich diverse
keren verrekend. Bijvoorbeeld in de uitdelingslijst verrekent mijn 2e curator zich ten nadele van mij met € 74,80.
Als de
griffier mij naar behoren had geïnformeerd, dan was er geen faillissement
en geen curatorenrekening geweest. Als de rechter-commissaris de moed
gehad zou hebben om de curatoren op de vingers te tikken, zouden de kosten
van de curatoren tot een minimum beperkt zijn gebleven. Hetzelfde geldt
wanneer de curatoren zich aan hun woord hadden gehouden en de rechters
verder hadden gekeken dan de mening en het advies van de
rechter-commissaris over de rekening van de curatoren.
Op
pagina 1 van het dossieroverzicht staat linksboven als 'verantwoordelijke voor het dossier' mijn 2e curator mr. J.M.J.M. Doon vermeld.
Bovenstaande kritiek en alle andere kritiek op de curatorenrekening is dus
in eerste instantie gericht op U mr. Doon.
€ 7251
voor verbroken beloftes, voor het niet tijdig doorsturen van brieven,
waardoor ik schade geleden heb en zal lijden, voor het openen van niet ter
zake doende brieven, kortom een kapitaal geïnd voor onnodige, niet
logische, niet redelijke, onbillijke werkzaamheden.
Al de
mensen die ik tot nu de rekening van mijn beide curatoren heb voorgelegd,
vinden net als ik die rekening van € 7251 euro's onverantwoord. Toch wens ik mijn curatoren veel
geluk met mijn van minuut tot minuut afgetroggelde geld.
De
vraag of u met een gerust hart en geweten van mijn geld kunt eten,
drinken, reizen of anderszins kunt genieten, wordt beantwoord door de
feiten die ik hierboven heb aangegeven en hieronder zal aangeven. Het
antwoord blijkt ook uit uw eigen rekening of 'uitgebreide
dossieroverzicht', waarvan hieronder de helft, die al genoeg zegt, is afgedrukt.
De totale rekening staat ter beschikking voor wie daar om vraagt en te
zijner tijd op Internet.
22. 2
oktober 2001: tweede gesprek met de R.C.
De
mijns inziens schaamteloze rekening van de curatoren, de bespottelijke en
pijnlijke gang van zaken bij de verificatievergadering, de door de
rechter-commissaris, mr D. Vergunst en de 2e curator, mr. J. Doon verbroken beloftes en
afspraken, het ontbreken van informatie, waardoor ik failliet ben
verklaard, de flauwekul met de postblokkade, kortom heel de gang van zaken
in mijn faillissement, brengt mij in alle staten van verzet. Ik wil
erkenning van de curatoren, de griffier en de R.C. voor de gevolgen van de
door hen gemaakte fouten. Ik wil mijn eer terug en het geld dat mijn beide
curatoren in mijn rechtsgevoel gestolen hebben.Tot mijn curatoren durf ik
mij, nu ik eindelijk hun uurloon ken en weet hoe zij aan hun uren komen,
niet meer te wenden.
Mijn faillissement is nog
altijd niet beëindigd, ook al schrijft de rechter-commissaris in zijn
brief van 12 juni 2001: 'Ten vervolge op uw brief d.d. 27 april
2001, ga ik er van uit dat u thans in overleg met de curator beziet op
welke wijze het faillissement op zo kort mogelijke termijn beëindigd kan
worden'. Maar er valt niet te overleggen met mijn
advocaten/curatoren, die er nooit voor mij zijn, die geen antwoord geven
op mijn brieven en telefoontjes en die geen antwoord geven op de vraag hoe
ik een einde aan mijn faillissement moet maken, maar wel op mijn kosten:
'telefoneren, corresponderen, intern opverleggen, confereren,
brieven openen, de ontvangen gegevens, literatuur en jurisprudentie
bestuderen, in het algemeen voorbereiden, maar ook conferenties en
verhoren voorbereiden, stukken opstellen en ontwerpen, zittingen bijwonen
en reizen'.
Omdat mijn blik zich inmiddels als vanzelf hecht aan
mededelingen in de krant over faillissementen lees ik om de haverklap dat
mijn rechter Westhuis talrijke keren tot rechter-commissaris wordt
aangesteld. Dat betekent dus dat mr. Westhuis als rechter-commissaris en
als rechter in faillissementszaken optreedt. Dat kan betekenen dat hij
heeft moeten oordelen over zaken waarin hij opgetreden is. Zeker is dat
rechter-commissaris Westhuis als rechter geoordeeld heeft over het salaris
van mijn 1e en 2e curator en tevens over het toezicht van de
rechter-commissaris daarop. Deze vermenging van functies lijkt mij niet
bevorderlijk voor de onafhankelijkheid van de rechter en dus niet in mijn
belang. In arren moede wend ik mij daarom maar weer tot mijn
rechter-commissaris. Als lid van de stichting Advocadur bestook ik hem met
brieven, waarin we feitelijk kritiek leveren op de curatoren en we hem
keer op wijzen op de noodzaak om als rechter-commissaris in dit
vermaledijde faillissement op te treden tegen de curatoren en hun rekening
en ook tegen de voornoemde vermenging van functies door mr. Westhuis.
Onze
kritiek op de rechter-commissaris steken we niet onder stoelen of banken.
Er komt geen feitelijk reactie op onze argumenten en klachten en er komt
geen bevredigende reactie van de rechter-commissaris. Wel nodigt hij mij
net als op 19 april 2001 op 2 oktober 2001 uit voor een gesprek. Omdat de
rechter-commissaris zich niet gehouden heeft aan de in ons eerste gesprek
d.d 19 april 2001 gemaakte afspraken neem ik dit keer mijn vriend/lid van
de stichting Advocadur/collega free-lance journalist, Th. Gerritsen, als
getuige mee.
Weer
doet de rechter-commissaris vriendelijk. Weer toont hij sympathie voor het
werk van de stichting Advocadur en de door ons uitgegeven boeken. Weer
toont hij begrip voor mijn problemen. Hij is zelfs bereid om een eind te
maken aan de postblokkade en te bevorderen dat het faillissement eindelijk
beëindigd kan worden. Weer zegt hij dat hij de rekening van de curatoren
en mijn kritiek en commentaar daarop kritisch zal bekijken en de rechter
van zijn oordeel in kennis zal stellen.
Maar
van zijn fouten die we hem voorhouden, van de door hem verbroken beloftes,
wil hij niets weten. Al mijn kritische vragen als 'van wanneer tot
wanneer was u op verlof en wie was uw plaatsvervanger? Waarom heeft u -
wat u nu zegt te willen doen - in de afgelopen maanden niet één keer
bevorderd dat het vermaledijde faillissement eindelijk beëindigd kon
worden', worden niet beantwoord.
Als
een volleerd advocaat, probeert hij zich vrij te pleiten. Er ontstaat een
discussie die van het begin af aan gedoemd is op niets uit te lopen. Wij
vragen namelijk iets van mr. D. Vergunst waartoe hij kennelijk niet in
staat is en dat is een ruiterlijk onomwonden erkenning van zijn eigen
fouten en tekortkomingen en die van de curatoren. Van het vertrouwen dat
hij bij mij op 19 april 2001 won blijft niets meer over. Ik weet zeker dat
ook de rechter-commissaris in de rij geplaatst moeten worden van juristen
die niet de moed hebben om op te treden tegen hun falende collegae, in dit
geval de curatoren, en niet het vermogen hebben om met hun eigen fouten om
te gaan. Dat wordt volstrekt duidelijk in ons gesprek. We raken pijnlijke
plekken van Justitie. De rechter-commissaris en ik zijn uitgesproken. Het
onrecht, waarvoor hij en de curatoren verantwoordelijk zijn, blijft en zal
nimmer wennen, zolang ook deze hoeders van mijn Recht hun ongelijk niet
erkennen. Ik ga uit van levenslang.
23. 3
oktober 2001: einde postblokkade
We
wijzen de rechter-commissaris op de willekeur en zijn gebrek aan optreden.
Als te
doen gebruikelijk reageert de rechter-commissaris niet op een hem niet
welgevallig onderwerp. Na ons gesprek van 2 oktober 2001 worden de
talrijke geschillen alleen nog maar schriftelijk behandeld, voor zover je
daarbij van behandeling kunt spreken.
24. 19 april 2002
: einde faillissement?
25. Laatste appèl op mijn
curatoren
Vanaf
12 januari 2001 stel ik vragen aan mijn curatoren, richt ik verzoeken aan
hen, breng ik feiten en argumenten in het geding en doe ik appèl op appèl
op hun verstand en hun gevoel voor redelijkheid en billijkheid. Na het
gesprek met mijn R.C. op 19 april 2001, waarin deze mij wees op de kosten
van de curatoren, richt ik mij, ter voorkoming van kosten, alleen maar tot
mijn curator indien dat noodzakelijk is.
Vanaf
het moment dat zij mij hun discutabele werkzaamheden niet meer peperduur
in rekening kunnen brengen leg ik mij geen beperking meer op. Ik vraag hun
het hemd van het lijf, ga met versterkte krachten uitgebreid de discussie
aan over hun informatieplicht, de postblokkade, de boedelafstand, de
vragen die zij onbeantwoord hebben gelaten, de ten onrechte opgevoerde
schuldeisers mr. Peters en de stichting Advocadur, hun ongemotiveerde
weigeringen mij de gespecificeerde rekening te doen toekomen, kortom ik
wijs hen op hun fouten en tekortkomingen, die uit dit boek spreken.
Ik
vraag keer op keer om de voor mij ontstane schade op basis van
redelijkheid en billijkheid in overleg met mij op te lossen. Maar mijn
1e en 2e
curator willen niets van fouten en tekortkomingen weten, laat staan van
schade.
Zoals
al die falende advocaten die wij/ik in de afgelopen jaren zijn
tegengekomen vinden ook mijn curatoren dat hun niets valt te verwijten en
dat zij het gelijk aan hun kant hebben. Ze schrijven brief op brief,
zoeken naar argumenten, waarmee ze hun doen en nalaten proberen te
rechtvaardigen. Maar mijn kritiek blijft naar mijn overtuiging en die van
redelijke mensen om mij heen, die in staat zijn om te oordelen en te
beoordelen, recht overeind.
Vanaf
12 januari 2001 ontstaat er een omvangrijke
correspondentie, die eindigt met een brief van de stichting Advocadur d.d
31 januari 2003 aan de curator Doon, waarin
een aantal vragen gesteld worden, die de curator niet beantwoordt. De
correspondentie bestaat uit 89 pagina's van A4 - formaat. Deze
correspondentie staat voor wie daarin geïnteresseerd is ter beschikking.
'Zoals ik u al aangaf geef ik u geen toestemming om
gebruik te maken van mijn naam noch de naam van mijn kantoor, noch geef ik
u toestemming om gebruik te maken van de feiten, waarop u kennelijk in uw
schrijven doelt. Doet u zulks desondanks toch dan stel ik vast dat u in uw
berichtgeving onjuist, onheus of onzorgvuldig bent, dan zal ik niet
aarzelen tegen uw stichting en degene, die van uw stichting bij de
publicatie betrokken zijn de mij ter beschikking staande rechtsmiddelen te
gebruiken'.
In
mijn berichtgeving over de gang van zaken in mijn faillissement heb ik me
laten leiden door de feiten. Die berichtgeving is naar mijn overtuiging
niet alleen 'juist, heus en zorgvuldig' maar ook
noodzakelijk, hetgeen af te lezen is uit dit boek en uit heel de
correspondentie met mijn curatoren.
Desalniettemin heb ik mijn curatoren op de hoogte
gesteld van de inhoud van dit boek en de daarbij horende correspondentie
en verzocht aan te geven of en zo ja waar en waarom ik in mijn
berichtgeving: 'onjuist, onheus of
onzorgvuldig' ben geweest, zodat ik daar rekening mee
kan houden bij de uiteindelijke publicatie.
Ik wacht op antwoord.
26. Laatste appèl op mijn
rechter-commissaris
Vanaf 31 januari 2001 richt ik mij tot de R.C. met
vragen over het doen en laten van de curatoren.
Ook
met mijn R.C. ga ik uitgebreid de discussie aan. Ik stel hem op de hoogte
van alle feiten, die uit dit boek spreken. Ik voer argumenten aan en stel
vragen, waarvan er vele onbeantwoord blijven.
Ik
formuleer klachten over het doen en laten van mijn curatoren en vraag hem
om die klachten te behandelen. Ik vraag hem om de kritiek op de rekening
van de beide curatoren, waarvan hij de rechters, die daarover dienden te
oordelen niet in kennis heeft gesteld, als nog aan die rechters te doen
toekomen. Ik vraag hem twee jaar lang om, alvorens te beslissen over al
mijn vragen en verzoeken, getuigen te horen, die deskundig zijn met
betrekking tot de problemen die ik hem voorhoud. Ook hem vraag ik het hemd
van het lijf en ook op hem doe ik appèl op appèl om tot een redelijke en
billijke oplossing te komen.
Mijn
R.C schrijft brief op brief, waarin hij naar argumenten zoekt, waarmee hij
zich probeert te rechtvaardigen. Het zijn gezochte argumenten, waarmee
mijn vragen niet beantwoord worden en de klachten over de curatoren niet
behandeld worden. Hij schrijft vier keer dat 'hij de correspondentie
definitief beëindigd', maar gaat toch telkens weer in op de feiten
en argumenten die ik hem voorhoud.
Hij
schrijft dat ' maar onderneemt niets tegen die beschuldigingen. Hij
schrijft en blijft schrijven en hij blijft praten. Maar het is praten
tegen een dove en drukken tegen een deur die niet open wil. Ook mijn R.C.
wil niets van fouten en tekortkomingen weten. Ook mijn R.C. vindt dat hem
niets te verwijten valt en dat hij het gelijk aan zijn kant heeft. Maar
naar mijn oprechte overtuiging en die van redelijke mensen om mij heen,
die in staat zijn om te oordelen en te beoordelen blijft mijn kritiek
recht overeind.
Vanaf
31 januari 2001 ontstaat er een omvangrijke correspondentie, die eindigt
met een brief van de stichting Advocadur d.d. 3 december 2002, waarin voor
de zoveelste keer op rij vastgesteld wordt dat de rechter - commissaris
'niet ingaat op feiten en stellingen en een groot aantal vragen open
laat'. De correspondentie bestaat uit 157 pagina's van A4 -
formaat. Voor wie daarin geïnteresseerd is, zal die correspondentie
spreken.
Op 5 november 2002 schrijft mijn rechter commissaris
de stichting Advocadur: 'Ten aanzien van het aangekondigde
verslag en de drukproeven volsta ik met een verwijzing naar artikel 7 van
de Grondwet: Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers
gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens iedere verantwoordelijkheid
voor de wet'. Van die vrijheid heb ik noodgedwongen gebruik
gemaakt.
In
mijn verslag over de gang van zaken in mijn vermaledijde faillissement heb
ik naar eer en geweten mijn 'gedachten geopenbaard'. De 'gevoelens' van
woede, machteloosheid en al die andere onvrede die het doen en nalaten van
mijn rechter-commissaris, de heer mr. D. Vergunst, bij mij hebben
opgeroepen heb ik proberen weg te laten'. Die gevoelens spreken uit alle
beschreven feiten en uit al de informatie die voor wie daarom verzoekt,
ter beschikking staat.
27. Vrijdag
27 december 2002: een uit het hart gegrepen tekening
Op 27
december 2002 neemt de Telegraaf een door mij ingezonden brief op. Die
brief schrijf ik naar aanleiding van een artikel d.d. 12 december 2002
over onjuiste declaraties van een omstreden topcurator.
Mijn
woorden over mijn zich rijk rekende curatoren inspireren de tekenaar van
de Telegraaf, de heer B. Witte, tot een spotprent, die prachtig verbeeldt
hoe ik mijn curatoren voor me zie. Miljoenen mensen lezen kort samengevat
wat ik in mijn vermaledijde faillissement heb meegemaakt en zien een
beeld, dat naadloos aansluit bij het beeld en de gevoelens, die beide
heren bij mij hebben opgewekt.
Zoals
altijd bij kritische woorden over ons rechtsbedrijf krijg ik ook dit keer
vele, vaak hartverscheurende reacties, die mijn overtuiging dat er
structurele oorzaken ten grondslag liggen aan de ellende die mensen met
hun Recht ondervinden, keer op keer bevestigen.
De
tekening doet me zo goed dat ik die de lezers van dit boek niet wil
onthouden. Een kopie van de publicatie en de tekening heb ik aan mijn
curatoren en aan de rechter-commissaris doen toekomen, met het verzoek om
mijn in het openbaar afgedrukte beschuldiging tegen te spreken. Er volgt
geen reactie.
Tweede deel:
Formeel
verzet tegen de gang van zaken in mijn faillissement / Appèl op appèl
In
deel 1 heb ik aangegeven dat en waarom al mijn pogingen om de
rechter-commissaris en de curatoren tot een redelijke oplossing te
bewegen. op niets zijn uitgelopen. Al mijn brieven blijken voor niets
geschreven, de gesprekken voor niets gevoerd, de geïnvesteerde tijd en
moeite, alle in het geding gebrachte feiten en argumenten, het lijkt
allemaal voor niets geweest. Justitie blijkt een slechte verliezer.
Ook
mijn rechter-commissaris heeft mij weliswaar een grote hoeveelheid brieven
geschreven, twee keer met mij gesproken, maar ook hij heeft mijn klachten
over de curatoren niet behandeld, ook al schrijft de griffier in zijn
brief d.d 13 juli 2002: 'Voor klachten over de curator kunt u
bij de rechter-commissaris terecht'. Mevr. Van Haaften van de Raad
van Toezicht van Advocaten in het arrondissement Zutphen, schrijft op 11
juni 2002: 'Tot slot bericht ik nogmaals dat de heer Terharte
klachten over de wijze waarop de curator zijn faillissement afwikkelt kan
indienen bij de rechter-commissaris in faillissementszaken'.
Maar
bij mijn 'rechter-commissaris in faillissementszaken' kan ik niet terecht.
Hij weigert getuigen te horen. Hij wil zijn licht niet opsteken bij de
door mij genoemde deskundigen in faillissementszaken. Hij regelt allerlei
zinloze zittingen, waarmee mijn curatoren zich louter door hun
aanwezigheid kunnen verrijken, maar nimmer een zitting, waarin de
curatoren en ik gehoord worden over mijn klachten. Mijn smeekbeden om de
zinloze, mijn geld verslindende postblokkade op te heffen worden negen
maanden niet gehoord en dan ineens zonder enige verklaring wel. Al mijn
kritiek op het doen en nalaten van de curatoren wordt niet gewogen. De
rechter-commissaris wijst mijn kritiek simpel af. De excessieve rekening
van mijn curatoren keurt hij zonder slag of stoot in zijn geheel goed.
Mijn goed onderbouwde kritiek van zeven pagina's op de curatorenrekening,
die veel verder en dieper gaat dan de kritiek in dit verhaal, wordt niet
ter harte genomen.
Mijn
rechter-commissaris heeft op al datgene waarvoor de curatoren naar mijn
overtuiging diep bij mij in de schuld staan, niets aan te merken. Mijn
verzoeken om mijn kritiek op de rekening in een mondelinge hoorzitting ten
overstaan van een onafhankelijke rechter te laten spreken, worden
afgewezen. Zonder mij te horen keurt uiteindelijk de rechter mr. Westhuis
de rekening goed.
Naar
het oordeel van mijn rechter-commissaris, die toezicht heeft moeten houden
op de gang van zaken in mijn faillissement, hebben de curatoren zich
gedragen zoals dat goede curatoren betaamt en treft hen geen enkele blaam.
Alle ellende die het faillissement teweeg heeft gebracht en die ik
hiervoor beschreven heb, heb ik naar het oordeel van mijn curatoren en
mijn rechter-commissaris '
De
houding, de opstelling en al die verschrikkelijke brieven van mijn
curatoren en mijn rechter-commissaris leiden tot de woede, de
verbijstering, de vernedering, de machteloosheid, de rechteloosheid,
kortom tot de grote en heftige onvrede, waaraan ik - zoals voorgenomen -
geen woord vuil wil maken. Maar het feitelijk onrecht dat ik in het
faillissement ondervind, wil ik laten spreken. Daarom wil ik me zo goed
mogelijk informeren en laten informeren. Ik wil de mening horen van
deskundigen.
Ik
vind dat ik recht heb op een objectief oordeel over de gang van zaken in
mijn faillissement, een oordeel waaraan mijn curatoren, de
rechter-commissaris en mijn rechters niet zijn toegekomen. Daarom teken ik
samen met de Stichting Advocadur, waarvan ik de voorzitter ben, formeel
verzet aan. Daarom formuleren we negen klachten over het functioneren van
mijn curatoren en veertien over de rechter-commissaris.
We
zijn vastbesloten om ook vast te leggen hoe het bestuur van het Gerecht en
de Deken/Raad van Toezicht van de orde van advocaten met onze klachten
omgaan. We worden gedreven door de overtuiging dat een zorgvuldig oordeel
over mijn klachten bij zal dragen aan de verbetering van de rechtspositie
van failliete mensen zoals ik.
Hieronder doe ik verslag van de ervaringen, die
wij/ik opdoen.
1. Appèl op
rechtswetenschappers om een standpunt in te nemen
2. Appèl op
de Vereniging van Insolventieadvocaten INSOLAD om een standpunt in te
nemen.
3. Appèl op
curatoren en op griffiers en rechters-commissaris, advocaten / curatoren
van andere rechtbanken om een standpunt in te nemen.
4. Appèl op
de Deken/Raad van Toezicht om mijn klachten over de curatoren te
behandelen
Klachten over het doen en laten van mijn
advocaten/curatoren moeten ingediend worden bij de Deken/Raad van Toezicht
van het arrondissement waarin de betrokken advocaat/curator werkzaam is.
'Om mijn zaken in andere banen te leiden' heb ik mij al op 14 juni
2001 gewend tot de Deken/Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Arnhem en Zutphen met het verzoek mij te helpen bij de
formulering van mijn klachten over de beide advocaten die als mijn curator
zijn opgetreden.
Alle
hierboven onder hoofdstuk 1, 2, 3 en 4 genoemde informatie die ik in de
loop der tijd vergaar, doe ik aan de Deken/Raad van Toezicht toekomen.
Voor lezers die de bestaande regeling bij klachten over advocaten/
curatoren niet kennen, wijs ik kort op het volgende: Bij klachten over het
doen en laten van een advocaat, dient de rechtzoekende burger zich, zoals
in de Advocatenwet staat, te wenden tot de deken.
De Advocatenwet is van 23 juni 1953, die conform
het Staatsblad 365 om het navolgende gaat: 'houdende instelling van de Nederlandse
Orde van Advocaten alsmede regelen betreffende orde en discipline voor
advocaten en procureurs'.
Die orde en discipline gelden dus ook voor curatoren.
De deken is de eerste bij wet aangewezen persoon om de orde en discipline
van de advocaten in zijn arrondissement te bewaken. Een
arrondissement is het rechtsgebied van een rechtbank. Mr. Vestiens valt
onder het arrondissement Arnhem en mr. J. Doon onder arrondissement
Zutphen. Beide Raden van Toezicht besluiten om mijn klachten over de
advocaten/curatoren door één Raad van Toezicht en wel die in Zutphen te
laten behandelen.
De Orde van Advocaten in een arrondissement wordt
vertegenwoordigd door de Raad van Toezicht, die geheel en al uit advocaten
uit het betreffende arrondissement bestaat. De deken is een advocaat uit
het arrondissement en hoofd van de Raad van Toezicht. De taken van een
deken zijn vastgelegd in de al genoemde Advocatenwet.
De Raad van Toezicht en dus ook de deken:
'bevordert een behoorlijke uitoefening der praktijk en is bevoegd
tot het nemen van allerlei maatregelen die daartoe kunnen bijdragen. Zij
ziet toe op de naleving van de plichten van de advocaten' (art. 26).
'Verder dient de deken mensen die daar om vragen een advocaat aan te
wijzen'. (art. 13).
'Je kunt je ook tot de deken wenden en vragen of hij
je wil helpen bij het formuleren van jouw klacht. (art. 46c lid
1).' Artikel 46c lid 4 zegt: 'De klacht wordt
schriftelijk ter kennis van de deken gebracht'.
Naast de in de Advocatenwet opgenomen regels ter waarborging
van de kwaliteit van het werk van de advocaat, heeft de Nederlandse Orde
van Advocaten een aantal gedragsregels opgesteld die aangeven:
'Wat een
advocaat uit een oogpunt van behoorlijke beroepsuitoefening al dan niet
betaamt'.
In het Ten geleide van deze gedragsregels uit 1992 staan
prachtige volzinnen als:
Een deugdelijke en zorgvuldige
behandeling van de zaken is een eerste plicht van de advocaat.
De advocaat wordt ook buiten het hem
toegekende procesmonopolie door de maatschappij erkend als iemand die een
wezenlijke rol vervult in de rechtsbedeling.
Een goede beroepsuitoefening is een
openbaar belang.
Het klinkt allemaal zó mooi, net als de
Kersttoespraak van de Koningin, dat er eigenlijk niets mis lijkt te kunnen
gaan. Maar de schijn bedriegt!
In de
afgelopen twaalf jaar heeft de stichting Advocadur tientallen klachten
over advocaten ter behandeling voorgelegd aan dekens en Raden Toezicht.
Van geval tot geval blijkt er bij de behandeling van klachten over
advocaten van alles mis te zijn.
De
behandeling van mijn klachten over mijn advocaten/curatoren laat dezelfde
tekortkomingen zien die de stichting Advocadur in meer dan tien jaar in
vele gevallen heeft vastgesteld.
De
behandeling van klachten duurt ook in mijn geval jaren.
De
deken krijg ik nimmer te zien of te spreken. Ik weet dus niet eens hoe die
man of die vrouw heet. Mijn brieven worden beantwoord door mevrouw mr. D.
van Haaften, adjunct-secretaris van de Raad van Toezicht. Het onderzoek
door de Deken/Raad van Toezicht van mijn klachten over de curatoren reikt
ook dit maal niet verder dan een briefwisseling tussen de curatoren en
mij, waarbij de curatoren het zich kunnen veroorloven vraag op vraag
onbeantwoord te laten of een verkeerde voorstelling van zaken te geven.
Juist daarom verzoek ik de Deken/Raad van Toezicht
getuigen en deskundigen te horen en om mij met mijn curatoren in een
gesprek met elkaar te confronteren om daardoor feiten boven tafel te
krijgen.
Op mijn verzoek wordt - net als bij zovele andere
klachten over advocaten - niet gereageerd. Bij gebrek aan degelijk en
voldoende onderzoek kan het niet tot het compromis komen, waar de
advocatenwet over spreekt en waarnaar mijn voorkeur uitgaat.
Eindelijk, op 5 augustus 2002 formuleert mr. D. van
Haaften vijf klachten over het werk dat mijn beide curatoren hebben
afgeleverd. In haar informatie aan de Raad van Discipline maakt zij -
ondanks mijn uiitdrukkelijke verzoek - geen gewag van de hierboven
genoemde standpunten van prof. mr. B. Wessels, van mr. F. de Meeter, van
mr. J.W. Westenberg, en ook niet van de vereniging van curatoren INSOLAD.
Die gezagsvolle bronnen leveren informatie op, die zonder meer van belang
is voor mijn klachten over beide curatoren. Die informatie wil ik daarom
aan de klachten toevoegen samen met het feit dat mijn 1e en mijn 2e
curator geen lid zijn van INSOLAD. Ik slaag er echter niet in om die
toevoegingen te bewerkstelligen. Zoals bij zovele Dekens/Raden van
Toezicht het geval blijkt te zijn, gebeurt er ook met mijn klachten,
buiten de briefwisseling met de curatoren, niets.
Door de aanhoudende druk en door vragen van mij en de
stichting Advocadur nodigt de laatst benoemde deken, de advocaat, heer mr.
F. van Oss ons uit op 9 augustus 2003 voor een
gesprek. In dat gesprek doet hij de toezegging om de klachten te
herformuleren. Die herformulering laat op zich wachten tot 12 november
2003. Vervolgens geef ik volgens de gemaakte afspraak bij brief d.d. 21
november 2003 mijn commentaar op de opnieuw geformuleerde klachten, wat er
op neer komt dat de deken aan moet geven dat uit zijn onderzoek blijkt dat
mijn klachten over de curatoren niet of onvoldoende zijn behandeld door de
rechter-commissaris en de president en het bestuur van het gerecht te
Zutphen.
Ook wil ik dat de deken in zijn omschrijving van de
klachten het woord 'schriftelijk' opneemt waar het gaat om mijn klacht dat
de curator, de griffier, de rechter of het Gerecht te Zutphen mij niet
hebben geïnformeerd over het faillissementsvonnis en ook niet over de
kolossale kosten van de curatoren. Met die toevoeging wil ik voorkomen dat
de curatoren zich kunnen beroepen op, c.q zich kunnen verschuilen achter
het vermeende toezicht van de rechter-commissaris en de president/bestuur
van het Gerecht te Zutphen.
Een negatief oordeel over rechters van het Gerecht te
Zutphen lijkt voor de advocaat/deken te veel gevraagd. De volzin dat mijn
curatoren en mijn rechter-commissaris, c.q zijn confraters/collegae mij
schriftelijk noch mondeling die informatie hebben verschaft die voor mij
essentieel was en die veel kwaad had kunnen voorkomen, komt niet uit zijn
mond en ook niet uit zijn pen. Daartoe heeft het onderzoek van de deken
zich niet uitgestrekt. Ook aan mijn keer op keer herhaalde verzoek om het
declaratiegedrag van mijn advocaten/curatoren te onderzoeken, komt de
deken niet toe. Er komt geen teken van leven van de deken, al mijn
herinneringen ten spijt.
Op 12 januari 2004 worden
mijn op 14 juni 2001 ingediende klachten eindelijk naar de Raad van
Discipline te Arnhem verwezen. In plaats van zelf de standpunten te
onderzoeken, die uit mijn brief d.d. 21 november 2003 spreken, verzoekt
deken Van Oss de Raad van Discipline om '2003' inhoudelijk mee te nemen in de
procedure'. Ik ga daarmee maar akkoord in de hoop dat de Raad van
Discipline mijn verzoek om mijn klachten over de curatoren terdege te
onderzoeken wél zal honoreren.
Op 18 februari 2004 word ik door de redactie van het
TV-programma RTL-4 Boulevard telefonisch gevraagd om in hun programma van
19 februari kort een standpunt te formuleren over het tuchtrecht voor
advocaten Ze
leggen die vraag aan mij voor, naar men zegt, vanwege mijn kritische
stellingen en uitspraken over dat tuchtrecht, die zij in de Staatscourant
en andere kranten en tijdschriften zijn tegengekomen. Ook zal de mening
worden gevraagd van de deken van Amsterdam, de heer mr. Van Veggel.
Uiteraard doe ik mee. Alleen al in het belang van al
die rechteloze slachtoffers van advocaten zoals ik, wil ik geen
gelegenheid voorbij laten gaan om mijn kritiek op het tuchtrecht voor
advocaten voor zoveel mogelijk mensen te laten spreken. Die kritiek of
beter mijn overtuiging is kort samengevat dat de behandeling van klachten
onmenselijk lang duurt, niet gericht is op het vinden van recht en
waarheid, daarom de kwaliteit van de advocatuur niet waarborgt. Ik vind
dat slachtoffers van een advocaat/curator er hoe dan ook geen baat bij
vinden. Mijn van geval tot geval in meer dan tien jaar gegroeide
overtuiging laat ik zin het TV-programma zo spreken dat de medewerkers aan
het programma er 'recht voor gaan zitten'.
Dan
komt mr. A. Moszkowicz aan het woord. Ten overstaan van TV-kijkend
Nederland doet hij mijn overtuiging af als 'onzin, die die man met
die baard van Advocadur uitkraamt en als feitelijk onjuist'. Hij
vindt dat 'het tuchtrecht prima werkt en hij vindt het goed dat
het er is'.
De befaamde strafpleiter vermeldt dat in de Raad van
Discipline één rechter en vier advocaten als rechter plaatsvervanger de
klachten beoordelen. Over de schijn van partijdigheid die opgeroepen wordt
door het feit dat advocaten als Rechters moeten oordelen over
collega-advocaten rept hij met geen woord.
STICHTING ADVOCADUR i.o
UITGEVERIJ JURILET
Belangeloze bijstand bij
juridisch
letsel
documentatie juridisch letsel
Uw kenmerk :
Ons kenmerk : media77
Wehl, 20 februari 2004
Geachte heer Moscowicz,
In het TV-programma RTL - boulevard van 19 februari
2004 deed u mijn kritiek - en die van vele andere om hun tuchtrecht
verontruste burgers - op het tuchtrecht van advocaten lacherig,
laatdunkend en misprijzend af als 'onzin en feitelijk onjuist',
uitgekraamd door 'die man met baard van Advocadur '
U
stelt dat 'het tuchtrecht voor advocaten werkt en dat het goed is
dat het bestaat'.
Daarom wijs ik u op het volgende:
Samen met andere leden van de stichting Advocadur heb
ik me meer dan 10 jaar verdiept in feiten en achtergronden van mensen die
slachtoffer van advocaten zijn geworden of nog zijn. Ik heb meer dan 10
jaar ervaring met de wijze waarop Dekens en Raden van Toezicht klachten
over advocaten behandelen.
Ik heb klachten voor vele mensen geformuleerd en de
behandeling van die klachten door de Raden en het Hof van Discipline op de
voet gevolgd. Ik heb in al die jaren van klacht tot klacht de
overtuiging opgedaan dat het tuchtrecht voor advocaten 'niet werkt' en
voor de slachtoffers van advocaten helemaal 'niet goed is' en aan de al
bestaande onvrede slechts nieuwe onvrede toevoegt.
Mijn overtuiging heb ik laten spreken in het boek '
Recht op Tuchtrecht, dat u bij uw beroepsvereniging de NOvA kunt bestellen
en in het boek 'Recht in de ogen gekeken', dat u bij ons kunt bestellen of
via uw bibliotheek kunt lenen. Mijn overtuiging over het tuchtrecht
spreekt ook uit vele artikelen en tijdschriften en ook op Internet en wel
op de site van de Sociale Databank Nederland, alwaar u overigens óók van
het boek 'Recht in de ogen gekeken' kennis kunt nemen.
In het licht van mijn uiterst negatieve ervaringen
ervaar ik uw uitspraken in de TV-uitzending als zo misplaatst en
misleidend dat ik u op de man afvraag op welke feiten, gegevens en
ervaringen u zich baseert.
Als u geen feiten en gegevens kunt noemen, verzoek ik
u, zonodig sommeer ik u, om u schriftelijk en in een uitzending van
RTL-Boulevard te excuseren. In dat geval is voor mij de kous af en beperk ik mij
weer tot mijn ideële, maar zeker zo belangrijke werkzaamheden als uw
commerciële activiteiten.
Als u wel over feiten en gegevens beschikt, vraag ik
u op de man af of u deze in een openbare discussie tegenover de
feiten/gegevens, waarover ik beschik wilt plaatsen.
Ik vraag u dat, omdat het in het belang van zoveel
mensen, die bij gebrek aan een advocaat wanhopig recht zoeken voor datgene
dat hun advocaat hen heeft aangedaan, bitter noodzakelijk is dat de
waarheid over het tuchtrecht of beter over heel ons Recht aan het licht
komt.
Voor die discussie hebben we uiteraard meer tijd
nodig dan de formule van RTL-boulevard toelaat. Als u niet of niet naar
behoren reageert op deze brief kan ik in mijn volgende boek 'Een
faillissement dat nimmer went, zolang geen hoeder van mijn recht zijn
ongelijk erkent' in het hoofdstuk over het tuchtrecht voor
advocaten/curatoren slechts vermelden dat u niet reageert op deze brief.
Indien u niet of onvoldoende reageert is een klacht op zijn plaats. Die
klacht is dat zeker een landelijke bekendheid genietende advocaat zoals u
zich in het openbaar niet dient uit te laten over onderwerpen waar hij -
voorzover ik nu kan beoordelen - geen verstand van noch voldoende ervaring
mee heeft.
Juist omdat ik na meer dan 10 jaar ervaring met het
tuchtrecht weet wat voor een behandeling mij ingeval van een klacht tegen
u te wachten staat, weet ik nog niet of ik de moed kan opbrengen een
klacht in te dienen. Inmiddels ontving ik al vele reacties van mensen, die
grote moeite hebben met uw onjuiste en misleidende uitspraken.
Alvorens verdere stappen te zetten wacht ik eerst
verdere reacties op de uitzending af.
Op uw reactie, die wij/ik met zeer veel
belangstelling tegemoet zien wacht ik een maand.
Hoogachtend en vriendelijk groetend,
Namens de stichting Advocadur en Jurilet
Jur Terharte
c.c:
Redactie RTL-Boulevard
Mr. van Veggel (deken RvT arr. A'dam)
NOvA
Sociale Databank Nederland
Belangstellenden
Media
Mr. A.
Mosckowicz geeft net zoals de redactie van RTL-boulevard en de NOvA geen
enkele reactie. Een paar dagen na deze brief word ik er door een
sympathisant op geattendeerd dat mr. A. Moszkowicz in zijn boek 'Recht in
de ogen van Abraham Moszkowicz' op pagina 173 schrijft: 'Het is
onbegrijpelijk dat zoveel advocaten een nevenfunctie als
rechter-plaatsvervanger vervullen; als een advocaat ook af en toe rechter
moet zijn, dan laadt hij minstens de schijn van belangenverstrengeling op
zich'.
Die
stelling staat in tegenspraak met het feit dat mr. Moszkowicz in de
TV-uitzending van RTL-boulevard te kennen gaf dat 'het tuchtrecht
prima werkt en hij het goed vindt dat het er is'.
In de
Raad van Discipline hebben immers 'vier advocaten zitting, die af
en toe Rechters moeten zijn en daarom minstens de schijn van
belangenverstrengeling op zich laden'.
Van
die kennelijk tegenspraak stellen wij de advocaat in kennis. We vragen om
een reactie. De vermaarde advocaat/strafpleiter mr. A.
Moszkowicz geeft - net als al zijn confraters/zusters die wij met
kritiek benaderen - op deze brief geen enkel antwoord.
Wel
krijg ik weer vele reacties en steunbetuigingen uit heel het land die mijn
kritiek op het tuchtrecht voor advocaten van geval tot geval pijnlijk
bevestigen en die voer voor juristen, journalisten, wetenschappers en
politici zouden moeten zijn.
Een van die reacties luidt onder andere:
'Als advocaten zoals Bram Moscowicz (klik op zijn
foto) zulke onzin verkopen in een programma als BOULEVARD krijgen
vele Nederlanders opnieuw het gevoel dat Nederland zelfs nog een
rechtvaardige staat is.
Zelfs Prof. A. Tak van Maastricht heeft vele
bedenkingen over de rechtvaardigheid van het Nederlandse Recht, tot zelfs
aan de Raad van State toe', vr.gr. Paul Quekel
senior.
is een treffend gedicht van een
anonieme klager, dat zo goed aansluit bij dit proza dat ik het alhier
citeer:
De advocaat
Een sluwe vent, een uitgeslapen rakker,
hij praat en draait met alle winden mee,
het Recht kleeft aan de dikste portemonnee
en roept zijn woordenrijke geestdrift wakker
Hij is een aartsbedrieger en verlakker
beladen met chicanes, goud op snee
van buiten eerzaam als een dominee
is er van geen den mammon zwakker.
Blijf uit zijn buurt, zijn nagels zijn geslepen
hij glimlacht, maar zijn klauw is snel en wreed
En, vóór ge't weet heeft hij u vastgegrepen.
De toga, die zijn fratsen zwart omkleedt,
Moet eer, onkreukbaarheid, fatsoen beduiden:
Wanneer hij nadert, ga d' alarmklok luiden.
De behandeling van mijn klachten over de
advocaten/curatoren laat - zoals alle klachten tegen advocaten - maar op
zich wachten. Tot 23 maart 2004 mag ik niet nader van de Raad van
Discipline vernemen. Daarom doe ik telefonisch navraag bij mevr. mr.
Verhoeven, griffier van de Raad van Discipline te Arnhem.
5. Appèl op
het bestuur van de rechtbank te Zutphen om mijn klachten over de
rechter-commissaris en de griffier te behandelen
Op 13 juli 2002 dien ik hem uitgebreid van repliek
en vraag wederom om een gesprek.
In
zijn antwoord van 5 augustus 2002 herhaalt de
president zijn standpunt: '
door u
gesignaleerde leemte in de uitspraak - regeling van de
faillissementswet kunnen dichten; dat is te danken aan uw interventie,
maar voor uw schadevergoeding en genoegdoening moet u bij de Haagse
Rechtbank zijn'. Weer wijst hij een gesprek dat hem, c.q het
bestuur van het gerecht meer duidelijkheid had kunnen brengen, af. Tot
slot kondigt hij voor de eerste keer aan: '
Mijn grootse klacht is dat de President van het
Gerecht te Zutphen enerzijds onderkent dat er fouten zijn gemaakt, maar
anderzijds de mogelijkheid afwijst om die fouten - via de bij het gerecht
bestaande klachtenregeling te onderzoeken en in kaart te brengen. De
oplossing van het door het Gerecht te Zutphen veroorzaakte probleem wordt
in handen gelegd van een advocaat en is op grond van mijn ervaringen
daarom verder weg dan ooit.
Omdat
ik me afvraag of een klacht over de griffier, de rechter-commissaris en de
rechters ooit wel tot een onderzoek en een gesprek heeft geleid, vraag ik
om een geanonimiseerd voorbeeld.
Ik
krijg geen antwoord.
Nieuwe
vragen aan andere rechtbanken, curatoren, rechters en rechtsgeleerden en
aan de belangenvereniging INSOLAD (vereniging van insolventieadvocaten)
over de gang van zaken bij faillissementen, leiden tot opmerkelijke
inzichten, die weer leiden tot brieven en vragen aan het adres van het
gerecht te Zutphen. Mijn negatieve ervaringen met en studie van het
faillissementsrecht leiden tot een mening, die klaarblijkelijk voor
kranten, tijdschriften, waaronder de Staatscourant, de moeite waard is.
Op
grond van dat alles herhaal ik schriftelijk mijn vraag om een gesprek met
het bestuur van het gerecht te Zutphen.
Op 8 augustus 2002 om 12.12 uur neem ik telefonisch
contact op met het Secretariaat van de President van het Gerecht.
'De president, c.q voorzitter van het bestuur is tot 9
september 2002 met vakantie', wordt mij medegedeeld.
Daarom
vraag ik naar diens plaatsvervanger. Dat blijkt de vice-president te zijn,
mevr. mr. A.R. Borghof Mulder. Deze vrouw luistert naar mijn argumenten.
Met name mijn argument dat uit de folder 'ik heb een klacht' van het gerecht te Zutphen
blijkt dat ik recht heb op een gesprek, treft doel. De vice-president doet
mij tot mijn grote genoegen de toezegging om op 18 september 2002 een
gesprek in de rechtbank te voeren.
'Eindelijk mag ik zeggen wat ik op mijn hart heb.
Eindelijk krijg ik de kans om de feiten ook mondeling te laten spreken.
Eindelijk krijg ik de mogelijkheid om het compromis dat ik zielsgraag wil
sluiten mondeling te bepleiten', denk ik.
Per
brief d.d. 30augustus 2002 bevestig ik de
gemaakte afspraak. In die brief 'stel ik
voor een zo goed mogelijk verloop van het gesprek een agenda
voor'. Heel de agenda is er op gericht om duidelijkheid te
krijgen over datgene wat mij met mijn Recht bij het Gerecht te Zutphen is
overkomen. Ik wijs weer op mogelijke getuigen zoals de eerder genoemde
prof. mr. B. Wessels, de curator mr. F. de Meeter en de
insolventiespecialist, rechtbankpresident mr. J.W. Westenberg.
Ook
verwijs ik naar INSOLAD, de vereniging van insolventieadvocaten, waarvan
mijn curatoren geen lid zijn. Tenslotte wijs ik er op dat er naast mijn
persoonlijk belang ook het algemeen belang van een goede behandeling van
klachten over de gang van zaken in faillissementen in het geding is.
Op 16 september 2002 laat niet de vice-president,
die mij een gesprek toezegde, maar de president van het gerecht te Zutphen
mij weten dat 'een gesprek geen zin heeft en herhaalt hij zijn
standpunt dat ik desgewenst De Staat der Nederlanden aansprakelijk kan
stellen'. De president blijft mijn klachten beperken tot 'de
gang van zaken rond de uitspraak'.
De
toon en de inhoud van óók deze brief zijn dermate illustratief voor de
manier van denken van vele juristen - ook over de stichting Advocadur -
dat het de moeite waard is ook deze brief in zijn geheel te lezen. Een
paar treffende volzinnen verdienen het om op deze plek geciteerd te
worden.
'Ik was bereid u en eventueel uw echtgenote naar
aanleiding van haar eerdere cri de coeur aan te horen en daarvoor een uur
in te ruimen in mijn agenda, maar nu de door u ingeschakelde Stichting
wenselijk geachte 'belangeloze bijstand bij juridisch letsel' kennelijk
gediend acht door correspondentie over klachtenbehandeling in het algemeen
in plaats van de u ook door mr. Westenberg geadviseerde rechtsmaatregelen,
trek ik de uitnodiging voor het gesprek in. U moet zelf maar weten of
rechtsbijstand in goede handen is bij een actiegroep. Ik wil
u slechts adviseren, om de boven onder c bedoelde weg (aansprakelijk
stellen van de Staat der Nederlanden) in te slaan en u daarvan niet te
laten afleiden door genoegen te nemen met het surrogaat voor een voorlopig
getuigenverhoor dat een klachtenbehandeling biedt. Voor genoegdoening voor
de eventueel door u geleden schade moet u in Den Haag zijn, maar intussen
is de rechtbank te Zutphen u erkentelijk voor het feit dat u ons er op
geattendeerd heeft dat anderen mogelijk ook de dupe kunnen worden van een
gebrekkige uitspraakaankondiging'.
6) Appèl op het
Ministerie van Justitie/ Bestuur Gerecht te Zutphen om een standpunt en
een regeling in der minne.
7. Appèl op
curatoren en het Bestuur van het Gerecht te Zutphen om mee te werken aan
mediation.
8. Appèl op
de Commissie voor de verzoekschriften en de Nationale Ombudsman om de
klachten over de griffier, de rechter-commissaris en de curatoren te
behandelen.
De Commissie voor de Verzoekschriften
'Wij hebben u gewezen op
het niet te weerleggen feit dat het Dekenaat / de Raad van Toezicht te
Amsterdam en te Zutphen jaren hebben laten verlopen, alvorens de
betreffende klachten in behandeling te nemen. Dat niet te weerspreken feit
behoeft naar onze overtuiging geen 'nadere onderbouwing en toelichting' en
is op zichzelf ernstig genoeg om onderzoek in te stellen.
In
zijn reactie van 15 april 2004 komt de
Ombudsman op basis van een aantal zeer algemene argumenten over
'factoren die een rol spelen bij zijn afweging om tot onderzoek
over te gaan' en over beleidsmatige aspecten tot de conclusie: 'U zult
begrijpen dat ik niet in algemene termen kan aangeven aan welke criteria
moet zijn voldaan, alvorens ik tot een onderzoek uit eigen beweging
besluit'.
Wij begrijpen er niets van!
Ik ben er niet in geslaagd om in de woorden van de
rechter mr. Westerveld 'mijn zaken via de Nationale Ombudsman in andere
banen te leiden'. Talloze andere burgers die dezelfde ervaringen met
Dekens/Raden van Toezicht opdoen, slagen daar evenmin in. De stichting
Advocadur is er niet in geslaagd om de Nationale Ombudsman te bewegen om
ten behoeve van het Algemene Belang onderzoek in te stellen naar de
ondermaatse wijze waarop Dekens/Raden van Toezicht hun bij wet gegeven
taak vervullen.
9. Appèl op
23 advocaten en 2 schaderegelingbureaus om op te treden en hun redenen om
dat niet te doen.
In aansluiting op zijn brief voer
ik een even lang als aangenaam telefoongesprek met de heer Sutorius. In
dat gesprek ervaar ik weliswaar sympathie voor mijn standpunten en die van
de stichting Advocadur, maar ik moet constateren dat óók mijn veertiende
poging om een advocaat te vinden, vastloopt.
Voor
de serie in het advocatenblad: 'Het ethisch peil van ……' worden advocaten
ondervraagd over 'hoe ze te werk gaan? Hoe ze denken over
normen en waarden?' Van het interview wordt een artikel
gemaakt.
In
Advocatenblad nr. 17 van 2003 is het de beurt aan mr. Martin de Witte,
'.
Mr. De
Witte doet belangwekkende uitspraken zoals:
'
Hij pleit er voor '
'Het vertrouwen van mr. De Witte in de overheid
is niet groot' en hij 'kiest zaken uit op de mogelijkheid om iets te
veranderen'.
'Ik ben in mijn denken en doen nog steeds
rechtlijnig', zegt hij
Ik heb
een 'rechtlijnige' advocaat nodig, die mijn griffier, mijn curatoren en de
overheid niet 'een hoge rekening hoeft te laten betalen, maar een lesje
wil leren'. Ik heb een advocaat nodig die 'mijn zaak uitkiest op de
mogelijkheid iets te veranderen'.
Daarom wend ik mij op 21 oktober 2003 tot mr. De Witte, de achttiende advocaat.
Er
komt geen reactie, ook niet op mijn herinneringsbrief. De moed om weer de
Deken te vragen mr. De Witte normen en waarden of het fatsoen bij te
brengen om op redelijke brieven te antwoorden heb ik niet meer op kunnen
brengen.
De19e en 20e advocaat
Ik ben
vergeten te vermelden dat ik mij direct na het faillissementsvonnis gewend
heb tot twee cassatieadvocaten om hun standpunt te horen over de
mogelijkheid om cassatie in te stellen of om mij op een andere wijze aan
mijn Recht te helpen. Ook vraag ik om een gesprek waarin ik mijn verzoek
toe kan lichten. Er komt geen duidelijk standpunt en mijn verzoek om een
gesprek wordt afgewezen. Het enige wat duidelijk wordt is hun beider
voorschotrekening.
De 21e en 22e advocaat
Na
mijn zoektocht naar een advocaat buiten het arrondissement Arnhem en
Zutphen heb ik nog een keer een appèl op de Raad van Toezicht van de Orde
van advocaten in mijn arrondissement Zutphen gedaan om mij namen van
advocaten te noemen, die over de kennis en ervaring beschikken die nodig
zijn om de schade die ik door heel de gang van zaken in mijn vermaledijde
faillissement geleden heb, voor de rechter te laten spreken.
De
adjunct-secretaris deelt mij mede: 'Naar ik u mededeelde
is in dit arrondissement slechts een advocaat gespecialiseerd in
beroepsaansprakelijkheid, te weten mr. M.T. Spronck te Apeldoorn. In het
arrondissement Arnhem kunt u in verband met beroepsaansprakelijkheid de
volgende advocaten raadplegen: De heer mr. J. Follender Grossfeld te
Arnhem en de heer mr. P. van Wersch te Nijmegen'
Mr.
Spronck blijkt bij hetzelfde advocatenkantoor als de advocaat mr. Bolt te
werken en valt dus af. Over blijven de advocaten mr J. Follender Grossfeld
en mr. P. van Wersch. Eigenlijk heb ik op dat moment na al mijn ervaringen
met advocaten al besloten om tijdens dit leven nooit meer aan een advocaat
te vragen om mij te helpen.
Maar
om te voorkomen dat mij verweten wordt dat ik deze twee door de Raad van
Toezicht geadviseerde advocaten niet geraadpleegd heb, wend ik mij op 30
maart 2004 tot hen met hetzelfde verzoek dat ik eerder aan twintig van hun
confraters richtte.
Mr.
J.W.Th.M. Follender Grossfeld schrijft d.d. 19 april 2004:
'Aangezien ik specialist ben in familierecht en niet in
aansprakelijkheidsrecht, kan ik u niet van dienst zijn'.
De
advocaat mr. Van Wersch antwoordt op vrijdagmiddag 9 april 2004 per
telefoon. Als te doen gebruikelijk bij advocaten pak ik mijn schrijfblok,
nu om op te schrijven wat mijn 22e
advocaat te zeggen heeft. Mr. Van Wersch klinkt erg vriendelijk en zeer
begaan met mijn lot. Hij kent de stichting Advocadur en weet dat ik vaker
over juridische onderwerpen schrijf. Mijn bijdrage voor het boek Recht op
Tuchtrecht kent hij en wil hij nog gaan lezen. 'Wat heeft u veel
meegemaakt', laat hij zich ontvallen.
Hij is
de eerste advocaat, die mijn brief en de daarbij horende informatie
duidelijk goed heeft gelezen en alle tijd neemt om mij van zijn
bevindingen op de hoogte te stellen. Hij geeft een lange uiteenzetting,
die langzaam, maar zeker tot de volgende conclusie leidt:
'Het aansprakelijk stellen van de advocaten Duynstee,
Sneep, Schenke, Bolt, de curatoren en/of de Staat der Nederlanden zal,
zoals ik er nu tegen aan kijk, erg moeilijk zijn. Ik zal heel veel uren
moeten studeren om te kunnen beoordelen wie ik met enige kans op succes
aansprakelijk kan stellen en of dat in uw belang is. En als dat al het
geval zou zijn, zal de verzekeraar onmiddellijk de gestelde schade
betwisten'.
Ik
wil zeggen dat ik dat aan den lijve heb meegemaakt en nog steeds meemaak.
Ik wil mijn overtuiging over de rechteloosheid van zovele mensen laten
spreken, maar mr. Van Wersch vraagt me om eerst zijn verhaal af te mogen
maken. Dan gaat hij verder:
'Mijn uurloon bedraagt € 240. Ik ben lid van een
commercieel advocatenkantoor en kan daarom niet onder die prijs werken.
Kortom, gelet op de financiële, emotionele en juridisch risico's moet ik u
al bij al zeggen dat ik deze zaak niet kan doen. Ik begrijp dat mijn
boodschap teleur zal stellen, maar ik vind dat ik eerlijk tegen u moet
zijn. Bovendien vraag ik mij af of het voor u wel verstandig is om een
juridische procedure te beginnen'.
Mijn
reactie is dat ik zijn eerlijkheid op prijs stel, maar dat ik daarmee nog
steeds geen advocaat heb. Ik stel de advocaat Van Wersch er van op de
hoogte dat zijn falende confraters en hun
beroepsaansprakelijkheidsverzekeraars mij en talloze andere slachtoffers
geen andere keus laten dan een juridische procedure of om te berusten in
hun onrecht.
Mr.
Van Wersch luistert. Daarom krijg ik de gelegenheid om hem duidelijk te
maken dat advocaten altijd wel een reden weten te vinden om niet op te
hoeven treden tegen confraters en collegae/ juristen en dat er daarom
nauwelijks of geen jurisprudentie bestaat over de fouten die zijn
confraters maken en de schade die ze daardoor veroorzaken.
Ik
wijs hem op de enorme rechteloosheid die de verplichte
procesvertegenwoordiging in handen van commerciële advocaten veroorzaakt,
en zeg wel een paar keer met nadruk dat er juist met betrekking tot die
rechtsongelijkheid bij uitstek een taak voor de advocatuur is weggelegd.
Ook
zeg ik mr. Van Wersch dat er echt niet zoveel uren nodig zijn om mijn
zaken te bestuderen, wanneer hij mijn boeken leest en wanneer hij gebruik
maakt van mijn kennis van de feiten en vermogen om onrecht en rechtsvragen
te verwoorden.
In de
hoop dat hij mij helpt om in ieder geval de door het Gerecht te Zutphen
erkende fouten recht te zetten, zeg ik dat ik mijn verzoek aan hem tot de
door die fout veroorzaakte schade wil beperken.
Maar
mr. Van Wersch zegt nogmaals dat het hem spijt dat hij me teleur moet
stellen, maar dat hij echt geen mogelijkheid ziet om mij te helpen. Omdat
ook mr. Van Wersch zich kennelijk niet tot de rechter wil wenden, vraag ik
hem of hij mij dan wil helpen om net als de heer Oltmans een oplossing via
arbitrage te bereiken.
Mr.
Van Wersch zegt dat 'voor arbitrage twee partijen nodig zijn
en dat hij niet verwacht dat de betreffende beroepsverzekeraars daaraan
mee zullen werken, maar dat hij los daarvan ook geen tijd en mogelijkheden
ziet om mij bij een arbitrageprocedure van dienst te kunnen zijn
'.
Uit al
zijn woorden kan ik niet anders dan opmaken dat hij me niet wil helpen.
Ik
wrijf mr. Van Wersch onder zijn neus dat zijn weigering en al die mij
bekende weigeringen van advocaten om mensen te helpen, die slachtoffer
geworden zijn van fouten van advocaten en van andere hoeders van ons
Recht, mijns inziens op de noodzaak wijzen om van regeringswege hulp van
een advocaat te waarborgen of om de verplichte procesvertegenwoordiging
onder omstandigheden af te schaffen. Mr. Van Wersch spreekt mij niet
tegen.
We
voeren al bij al wel een uur een zeer geanimeerd gesprek over arbitrage,
het tuchtrecht voor advocaten en tal van andere juridische onderwerpen,
maar alles blijft bij het oude en ik heb geen advocaat.
Ik
eindig met de mededeling dat ik in het boek 'Een faillissement dat nimmer went, zolang geen
hoeder van mijn recht zijn ongelijk erkent' ons gesprek zal
weergeven, zijn standpunten zal vermelden en hem een en ander ter
beoordeling zal doen toekomen.
De 23e advocaat
De
23e advocaat, een letselschadeadvocaat van
een groot en gerenommeerd advocatenkantoor, wordt mij met klem aangeraden.
Zijn kwaliteiten worden zo geroemd, dat ik me ook tot hem richt. Na een
paar dagen neemt hij telefonisch contact met mij op. Het lijkt een
vriendelijke man. In een lang gesprek wordt mij duidelijk dat ook deze
advocaat inderdaad vriendelijk is en begaan met mijn lot, maar mij niet
van dienst wil zijn.
Deze
advocaat gebruikt als excuus voor het feit dat hij mij niet wil bijstaan
het argument dat ' Dan
spreekt hij een zin uit die ik letterlijk heb opgeschreven:
'Daarmee dwingen ze u om een advocaat te nemen en dat gaat u
veel tijd en geld kosten, die u niet heeft, maar de verzekeraar wel'.
Per
brief confronteer ik hem met zijn eigen uitspraken en attendeer hem er op
dat ik zijn woorden in dit verhaal zal opnemen. De volgende dag belt hij
me. Hij ontkent dat hij heeft gezegd wat ik hem heb geschreven en dat hij
dat in ieder geval niet zo bedoeld heeft.
Er ontstaat een lange discussie, waarin hij zich de
volgende zin laat ontvallen: 'Mijnheer Terharte, ik wijs u er op dat ons kantoor
ook werkzaamheden voor verzekeraars verricht en wanneer deze uw boek lezen
en dus ook mijn door u geciteerde uitspraken over verzekeraars lezen, kan
dat onder omstandigheden zeker consequenties voor ons kantoor
hebben'. 'Zo zo', zeg ik op een
toon waarvan de man kennelijk schrikt.
'Zo letterlijk bedoel ik het niet', stamelt hij. Dan bezweert hij mij om 'zijn woorden over de verzekeraars niet op te nemen en
als ik dat zou doen om zijn naam weg te laten'. Hij vraagt me een paar keer nog steeds vriendelijk
om hem dat te beloven.
Die
belofte doe ik. Ik heb per slot van rekening niets tegen de man. Maar zijn
uitspraken staan zwart op wit en daar sta ik voor in.
Behalve aan deze drieëntwintig advocaten heb ik de
hulp gevraagd van de advocaten die ik in het kader van de behandeling van
klachten bij de Raden en het Hof van Discipline tegenover mij geplaatst
zag. Ieder keer als ik bij de mondelinge hoorzitting in mijn pleidooi mijn
rechteloosheid aan de orde stel, vraag ik kort en krachtig of zij de
advocaat/procureur willen zijn, die ik nodig heb. Ze kijken me iedere keer
vriendelijk aan, maar daarmee heb ik nog altijd geen advocaat.
Tot
slot wend ik mij tot ik mij tot twee 'Expertise- en schaderegelingbureaus
/ B.V's.
Bureau
TIJBOUT meldt mij bij monde van dhr. C.B. Tijbout op prachtig briefpapier
onder andere:
'Ons kantoor werkt niet op no cure no pay basis en ik
zie bovendien geen mogelijkheden om de kosten, die wij eventueel in uw
belang zouden moeten maken, op één van de in uw brief met bijlagen
genoemde personen af te wentelen. Bezie ik uw beschrijving van alle
ellende, dan zou het bestuderen van alle relevante stukken en aan de hand
daarvan aangeven van een oordeel over de mogelijkheden om u wel of niet
verder van dienst te zijn, flink wat dagen vergen'.
Op even mooi
briefpapier gebruikt GROOT Expertisebureau b.v. (onafhankelijke
letselschade-experts) wat minder woorden om haar weigering om mij te
helpen te verpakken:
'Ons kantoor heeft geen experts/advocaten in dienst
die u zouden kunnen bijstaan bij de overige
door u genoemde
zaken'.
Wat na
mijn ervaringen met drieëntwintig advocaten, die me stuk
voor stuk niet willen helpen duidelijk wordt, is wat me eigenlijk
al duidelijk was:
Voor een landelijke bekendheid genietende crimineel
worden advocaten aangewezen of staan ze in de rij, maar voor slachtoffers
van het rechtsbedrijf 'hebben de heren en dames advocaten geen tijd,
missen ze de noodzakelijke ervaring, is hun agenda ineens overbelast,
vragen ze een onbetaalbaar uurloon, zien ze principiële bezwaren, komt hun
advocateneed op de proppen', kortom treden ze niet op.
10. Appèl op
volksvertegenwoordigers.
In de afgelopen tien jaar heeft de stichting
Advocadur in talloze brieven de Nederlandse volksvertegenwoordiging
kamerbreed geïnformeerd over de problemen, die mensen met hun recht
ondervinden en over de structurele oorzaken daarvan.
We
hebben vele (pers)berichten verstuurd over tal van ernstige juridische
onderwerpen, zoals het tuchtrecht voor advocaten, de advocatenwet, artikel
12 van het Wetboek van Strafvordering, de gevolgen van de combinatie van
de verplichte procesvertegenwoordiging met de commerciële advocatuur,
waaronder de afsluiting van de weg naar de onafhankelijke rechter, etc.
Aan
de Vaste Kamercommissie voor Justitie hebben we al de verontrustende
feiten en informatie, waarover wij in de loop van meer dan tien er komt
geen antwoord.
Onze
informatie, boeken, artikelen, maar ook die van al onze geestverwanten
worden 'ter kennisgeving aangenomen'. Er wordt niet of
nauwelijks gereageerd en nimmer gaan onze volksvertegenwoordigers in op de
feiten en de argumenten, die wij op hun politieke bord leggen. In het
beste geval ontkent een volksvertegenwoordiger de verontrustende signalen
die wij jaar in, jaar uit sturen.
Soms
worden er beloftes gedaan om ' maar die worden verbroken of van
regeringsperiode tot regeringsperiode niet waargemaakt.
We
hebben vele politici persoonlijk aangeschreven. We hebben onze goed
onderbouwde verzoeken aan volksvertegenwoordigers in sommige gevallen
versterkt met namen van mensen met een reputatie, met gezag en autoriteit,
die onze overtuiging met Recht delen.
Wat
we ook doen, als het serieus om ons Recht gaat, vertegenwoordigen onze
volksvertegenwoordigers ons niet.
Onze
overtuiging over ons aller Recht krijgt niet de politieke steun, waar die
overtuiging recht op heeft.
Na
tien jaar schrijven, telefoneren, informatie sturen, praten, kortom
bedelen om politieke aandacht voor een ernstig probleem heb ook ík mijn
vertrouwen in de politiek verloren.
Desalniettemin heb ik nog één keer de moed opgebracht
om me met betrekking tot de gang van zaken in het faillissement tot de
politiek te wenden. Weer ontbreekt het aan reacties.
Maar
door een toeval kom ik
contact met het PvdA-lid, de oud-rechter, de heer mr. A. Wolfsen. Hij
blijkt de eerste politicus die ontvankelijk is voor de problemen van
mensen zoals ik. Hij heeft de moeite genomen om mij en leden van de
stichting Advocadur te ontmoeten. We hebben hem geïnformeerd over wat mij
en vele andere mensen met hun Recht is overkomen.
Hij
is de eerste politicus die het op heeft gebracht mijn 1e twee boeken te lezen en daarover een mening
op papier te zetten. Hij heeft zich op de hoogte gesteld van datgene wat
mij in mijn faillissement is overkomen. Ik heb hem gevraagd om een
voorwoord voor dit boek te schrijven. Hij zegt mijn rechteloosheid en die
van vele van mijn lotgenoten te onderkennen.
Hij
is op de hoogte gesteld van de structurele oorzaken die daaraan ten
grondslag liggen. Hij zegt op te gaan treden.
Er
is dus weer hoop dat ons Recht op de politieke agenda komt en datde ernst
van de staat van ons Recht tot zo veel politici doordringt dat eindelijk
de veranderingen komen waar ons Recht recht op heeft. Hoop doet leven. De
tijd zal het leren.
Derde deel:
Faillissementen: theorie en praktijk
1. De
faillissementswet
De
' bevat tal
van onduidelijkheden en vaagheden. Daar doet het feit dat de wet
'laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 14 november 1996' niets aan af. Evenmin heeft
die wetswijziging geleid tot hedendaags duidelijk, niet voor velerlei
uitleg vatbaar Nederlands.
Geen
enkele van de 284 artikelen vermeldt dat de failliet zelf naar het vonnis
van de rechter met betrekking tot de faillissementsaanvraag dient te
informeren.
Van
artikel tot artikel blijkt dat óók in mijn geval de hoeders van mijn Recht
zich niet aan de wet gehouden hebben.
Bijvoorbeeld aan de voorwaarden voor
faillietverklaring (art. 6.3) is niet voldaan. Immers op geen enkele wijze
is gebleken dat ik 'de schuldenaar opgehouden zou zijn te
betalen'. Uit de feiten had rechter Westhuis moeten blijken dat ik
jarenlang niet 'opgeroepen werd om te betalen' en tevens
dat ik wilde betalen, hetgeen ik op de zitting, waarop er over het verzoek
mij failliet te verklaren, geoordeeld moest worden, diverse keren naar
voren heb gebracht.
Aan art. 14.1: 'De rechter die
de faillietverklaring uitspreekt, geeft in de uitspraak tevens last aan de
curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en
telegrammen' heeft rechter Westhuis zich, hoe je diens uitspraak
ook leest, niet gehouden. Voor criminelen wordt iedere vormfout - soms tot
in het onredelijke - afgestraft. Voor mij niet.
Art. 14.1 en geen van de andere 283
artikelen geven duidelijkheid over de vraag of en zo ja hoelang die
postblokkade effectief en zinvol is.
De
faillissementswet zegt met betrekking tot de taak en de
verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris niet meer en niet minder
dan in art. 64: 'De rechter-commissaris houdt toezicht op het
beheer en de vereffening van den faillieten boedel'.
Artikel 64, lid 2 stelt onder andere: 'de rechter-commissaris gaat na of de curator zich
houdt aan de grenzen van de wet, of hij handelt in het belang van de
boedel en of hij zijn taak behoorlijk vervult. Het is de taak van de
rechter - commissaris en de rechtbank om het beleid van de curator in
volle omvang te toetsen' (Hoge Raad. 10 mei 1985). Tegenover dit artikel stel ik de feiten met
betrekking tot de gang van zaken in mijn faillissement.
Art. 65 zegt in een Nederlands van lang vervlogen tijden:
'Alvorens in eenige zaak, het beheer of de vereffening
des faillieten boedels betreffende, eene beslissing te geven, is de
rechtbank verplicht den rechter commissaris te horen'. Of de rechtbank zich aan deze verplichting gehouden
heeft, waag ik te betwijfelen in het licht van de feiten in mijn
vermaledijde faillissement en rekening houdend met de enorme hoeveelheid
faillissementen, die zij onder haar beheer heeft. Waar ik zeker van ben is
dat art. 65 niet spreekt van de verplichting de failliet te horen, hetgeen
in het kader van de rechts- en waarheidsvinding toch voor de hand zou
moeten liggen. Hoe het ook zij, ik ben nimmer gehoord over de feiten en
achtergronden die tot mijn faillissement geleid hebben.
Art. 61, lid 1 bepaalt dat 'de
echtgenoot van de failliet is gerechtigd om alle goederen die hem (haar)
toebehoren en die niet in de huwelijksgemeenschap vallen terug te nemen'.
Er is nimmer onderzoek uitgevoerd naar of een oordeel
uitgesproken over de vraag wat wel en niet in de
huwelijksgoederengemeenschap valt.
Art. 66 zegt: ' De
rechter-commissaris heeft echter in de periode dat hij niet met verlof was
nimmer getuigen of deskundigen gehoord.
Art. 67 stelt: 'Van alle
beschikkingen van den rechter-commissaris is gedurende 5 dagen hoger
beroep op de rechtbank mogelijk'. Art. 67 spreekt echter met geen
woord over het feit dat voornoemd hoger beroep hoge kosten met zich
meebrengt, met name wanneer de curator daarbij betrokken wordt.
Art. 69 stelt: 1) 'Ieder der
schuldeischers en ook de gefailleerde kunnen bij verzoekschrift tegen elke
handeling van de curator opkomen, of van dezen een bevel uitlokken, dat de
curator eene bepaalde handeling verrichte of eene voorgenomen handeling
nalate'.
2)
De rechter-commissaris beslist, na de curator gehoord te hebben binnen
drie dagen.
Dat is
de theorie, waaraan de rechter-commissaris zich in de praktijk niet
gehouden heeft.
Art. 71.1 stelt: 'Het salaris
van den curator in elk faillissement wordt door de rechtbank vastgesteld'.
Het artikel vermeldt echter niet hoe en wanneer en geeft generlei
uitsluitsel over het uurloon of over het feit dat het salaris van de
curatoren tot astronomische hoogtes kan oplopen, die de vordering binnen
de kortste keren overtreffen'.
Art. 108.1 stelt: 'de
rechter-commissaris bepaalt uiterlijk 14 dagen, nadat het vonnis van
faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan:
2)
dag, uur en plaats waarop de verificatie gehouden zal worden'.
Ik ben
4 januari 2001 failliet verklaard maar de rechter-commissaris heeft pas op
18 september 2001:
'den dag bepaald waarop uiterlijk de
schuldvorderingen moeten worden ingediend en den dag, het uur en de plaats
waarop de verificatie gehouden zal worden'.
2. Meningen
van juristen / insolventiespecialisten
Wie
een blik werpt in de bibliotheek van een Faculteit der Rechtsgeleerdheid,
wie bladert in de Catalogus Juridische uitgaven van de uitgeverij Kluwer,
of wie bij een Internet - zoekprogramma het trefwoord 'faillissement,
rechter - commissaris, griffier, curator, verificatievergadering' opgeeft,
komt tot de conclusie dat er een enorme hoeveelheid boeken over de
faillissementswet en het faillissementsrecht geschreven zijn.
Daarnaast bestaat een enorme, zich almaar vergrotende
hoeveelheid artikelen in juridische tijdschriften.
De
heren/dames insolventiespecialisten buitelen over elkaar heen met in hun
ogen ongetwijfeld belangwekkende standpunten over de insolventiepraktijk,
die mijn bloeddruk en ongetwijfeld die van lotgenoten tot cardiaal
onverantwoorde hoogte doet stijgen.
Geen
van de boeken, artikelen, die ik in de loop der jaren lees, is geschreven
vanuit het perspectief van de failliet. Diens mening, diens eer, diens
gevoel, diens portemonnee doen er voor de schrijvende heren en dames
insolventiespecialisten kennelijk niet toe.
Al de
kwistig rondgestrooide theorieën staan mijlenver af van de ervaringen die
ik of failliet te verklaren of verklaarde mensen in de praktijk van een
faillissement opdoen.
3. Anders bekeken:
Meningen van leken / geestverwanten / lotgenoten
Net
als zovele andere geestverwanten kijk óók ik klaarblijkelijk anders naar
mijn/ons Recht. Vele mensen zien en voelen waar het recht krom is en
waarom, en zien al het in het Recht ingebakken onrecht dat juristen niet
zien of niet willen zien en waar ze kennelijk geen kritiek op hebben. Keer op keer geef ik
lucht aan mijn kritiek op het rechtsbedrijf.
Het
MBK blad 'Ondernemen'meldt in zijn tijdschrift van maart 2004
'Ondernemen!' bij een artikel van de hand van mevrouw Mieke Ripken onder
andere: 'Niets menselijk is de curator vreemd. Fraude en
onkunde bij faillissementen. Curatoren, die frauderen. Niemand ontkent dat
het voor komt, maar op welke schaal, dat weet geen mens. Feit is dat
curatoren een machtspositie hebben en dat de controle op hun functioneren
tekort schiet'.
Het
juridische recherchebureau LAW WATCH spuit tot nu toe onweersproken
kritiek op de gang van zaken in faillissementen in het artikel in de
Financiële Telegraaf van 25 februari 2004 met de titel: 'Rammelend
toezicht op curator is gat in markt'.
Het
boek: 'Poppenkast' van de journalist Peter Smolders
en de ex-gefailleerde zakenman Gerry de Klerk heeft
niet zomaar als ondertitel: 'hoe politie en justitie in een
strafzaak blunderen, manipuleren en hun macht misbruiken'.
Ook
dit boek laat zien hoe weinig zelfkritiek de betrokken, zelfingenomen,
autoritaire advocaten, curatoren, rechters-commissaris aan de dag leggen;
het laat zien hoe en dat er naar van alles en nog wat gezocht wordt, maar
niet naar waarheid en recht. Het
boek legt het onvermogen van Justitie bloot om te gaan met een nota bene
door haar zelf veroorzaakt probleem, dat diep heeft ingegrepen in het
leven en werk van de heer De Klerk en diens gezin. Het boek leidt van feit
tot feit tot één conclusie in de woorden van de auteurs: 'Hoe
rechtshandhaving tot rechtsverkwanseling kan leiden'.
Kritiek op 'geblunder, gemanipuleer en
machtsmisbruik' van de hoeders van ons faillissementsrecht, zelfs de meest
ernstige kritiek in voornoemde boeken, in artikelen, reportages in de
media, op Internet,kritiek van hoogleraren, etc, wordt nimmer
tegengesproken.
Het
geldt ook voor alle kritiek op het rechtsbedrijf van al die mensen die al
sinds jaren op het Internet prijkt en op tegenspraak wacht. Wie zijn ogen
en oren de kost geeft op de site van de Sociale Databank, www.sdnl.nl, op www.klokkenluideronline.nl, op www.klokkenluider.jouwpagina.nl, of op vele
andere sites, hoort en ziet ellenlange kritiek op ons Rechtsbedrijf en
zeker ook op griffiers, curatoren, rechters-commissaris.
Op
Internet regent het van klinkklare, zeer ernstige beschuldigingen aan het
adres van al dan niet hooggeplaatste personen en instanties die wij
betalen om voor ons Recht op te komen. Ze worden met naam en toenaam
genoemd.
Geen
van de personen en instanties die in staat van beschuldiging worden
gesteld spreekt de beschuldigingen en de kritiek tegen.
Het
feit dat het Ministerie van Economische Zaken een commissie heeft
ingesteld onder leiding van prof. mr. Bas Kortmann om de gang van zaken
bij faillissementen te bestuderen is een logisch uitvloeisel van de enorme
hoeveelheid beschuldigingen over de gang van zaken in faillissementen.
Justitie spreekt geen enkele beschuldiging tegen, zet
advocaten noch rechtsmiddelen in om, als de beschuldigingen niet waar
zouden zijn - uitdrukkelijk quod non - haar bezoedelde naam te zuiveren.
Justitie doet er tot dusverre simpel het zwijgen toe.
Het is
een teken aan de wand dat Justitie zich niet tot de rechter wendt.
4. Conclusie
en verantwoording
Uit de gang van zaken in mijn faillissement blijkt
dat de hoeders van mijn recht in mijn faillissement niet om kunnen gaan
met hun fouten en tekortkomingen evenmin als met de kritiek daarop.
Geen enkele hoeder blijkt in staat fouten van een
collega/hoeder recht te zetten om daarmee verder onheil te voorkomen. De
ene hoeder verschuilt zich achter de ander en indien nodig verschuilen ze
zich samen achter hun macht en een hopeloos verouderde en onduidelijke
faillissementswetgeving.
Mijn
formele verzet tegen de gang van zaken in mijn faillissement, een verzet
dat ik tegen de verdrukking in heb volgehouden, is zinloos gebleken.
Insolventiespecialisten, het Bestuur van het Gerecht
te Zutphen, volksvertegenwoordigers, instanties als de Nationale
Ombudsman, de Commissie voor de Verzoekschriften en zelfs het Ministerie
van Justitie blijken geen standpunt in te nemen. Mijn klachten over de
rechter-commissaris en de griffier blijken niet of nauwelijks behandeld te
worden.
Mijn
klachten over het doen en nalaten van de curatoren wachten, bijna drie
jaar nog op behandeling door het Hof van Discipline.
Er
zijn tot nu toe geen getuigen en ook geen deskundigen gehoord en andere
voor de hand liggende rechtsmiddelen om de feiten en de waarheid aan de
juridische oppervlakte te krijgen zijn niet ingezet. Daarentegen is geen
middel om mij van mijn Recht af te houden ongebruikt gelaten.
Het
blijkt dat geen enkele hoeder van mijn Recht van een regeling in der
minne, van mediation, van arbitrage of van een andere buitengerechtelijke
oplossing van mijn probleem wil weten. Alle hoeders van mijn recht
verwijzen mij voor de oplossing van het door hen veroorzaakte probleem
naar een advocaat, die ik, zoals uitgebreid beschreven, niet kan vinden.
Ik kan
het niet genoeg herhalen:
rechtsom of (s)linksom, dan
overlopen ze de media en zetten ze zich voor het belang van hun cliënten
in als vasthoudende pitbulls, die van geen loslaten willen weten.
Omdat ik naar alle waarschijnlijkheid de hoeders van
mijn recht in mijn vermaledijde faillissement niet via de rechter ter
verantwoording kan roepen, heb ik dat in dit boek gedaan. Op grond van al
mijn ervaringen met voornoemde drieëntwintig en vele andere advocaten heb
ik een weloverwogen besluit genomen:
Ik zal nooit meer van mijn levensdagen een advocaat
om hulp vragen.
Dit boek zal mijn enige genoegdoening zijn, zolang
zich niet één van die 13.000 advocaten in dit land tot mij wendt met de
mededeling: 'Mijnheer Terharte ik heb uw verhaal gelezen en ik
stel er een eer in om in uw belang en het algemeen belang van het
vertrouwen dat mensen in de advocatuur moten kunnen stellen u te helpen.
Hoe zullen we uw zaak aanpakken?'
In dit boek confronteer ik de hoeders van mijn Recht
met de feiten.
Kritiek en tegenspraak op dit boek zijn van harte
welkom, wanneer die zich op de feiten richten.
Met nadruk wil ik stellen dat mijn oordeel over mijn
curatoren, mijn rechter-commissaris, mijn bestuur van het Gerecht, etc,
niet een oordeel inhoudt over de kwaliteit van hun werk en hun
ontvankelijkheid voor mensen en hun problemen in andere zaken.
Uit alle gegevens van de stichting Advocadur in
opheffing en de stichting Advokater in oprichting en ook uit die van onze
talrijke geestverwanten blijkt dat mijn onrecht en de daaruit voortkomende
onvrede en rechteloosheid bepaald niet op zich zelf staan.
In ons Recht wemelt het van de fouten. Er is geen
andere conclusie dan dat de oorzaken van die fouten en de tekortkomingen
in de praktijk van ons faillissementsrecht, ja van heel ons Recht,
structureel zijn.
EEN FAILLISSEMENT DAN NIMMER WENT geeft niet alleen
feiten weer over de behandeling van mijn faillissement. Het boek richt net
als deel 1 en 2 uit de serie 'Recht in de ogen gekeken' ook de aandacht op
de zwakke plekken in ons Recht.
Ook dit boek is niet geschreven om vrouwe Justitia te
vloeren, maar om haar de hand toe te steken om overeind te komen.
Immers, wie Vrouwe Justitia recht in de ogen kijkt,
ziet dat zij niet onafhankelijk is. Wie goed kijkt, ziet dat zij uit
balans is, keer op keer struikelt en veel meer dan de schijn tegen heeft.
Wie zijn blik scherpt, ziet dat Vrouwe Justitia zich laat verblinden,
omdat zij haar blinddoek niet altijd voor haar ogen houdt,
In ons land wordt terecht door advocaten opgetreden
tegen de mishandeling van varkens en andere dieren, maar niet of
nauwelijks tegen de behandeling van mensen door advocaten/ curatoren,
rechters-commissarissen, rechters en andere hoeders van ons Recht, ook al
is die soms bij de wilde zwijnen af.
Uit de feiten en de verhalen die bij de Stichting
Advocadur i.o. en
Advokater i.o. binnenkomen, blijkt dat vele, ook gefailleerde mensen, met
recht en reden op zoek zijn naar Recht, maar desalniettemin bij gebrek aan
een advocaat, net als ik, niet voor een oordeel van de rechter in
aanmerking komen. Te vaak blijkt dat Justitie niet aan 'een rechtvaardige,
veilige en vreedzame samenleving bouwt' en geen 'oprechte koers
vaart'.
Telkens blijkt dat er een direct causaal verband
bestaat tussen niet of nauwelijks geboden rechtshulp en de - soms -
gevaarlijke onvrede, onrust, woede, wanhoop, machteloosheid,
moedeloosheid, arbeidsongeschiktheid, ziekte, werkverzuim, enz.
Van geval tot geval, van verhaal tot verhaal wordt
duidelijk dat het door de samenleving, door ons dus, betaalde
rechtsbedrijf problemen oplevert, voor de kosten waarvan diezelfde
samenleving, wij dus, wordt opgezadeld.
In vele gevallen zijn commerciële advocaten,
curatoren en soms niet goed functionerende griffiers,
rechters-commissarissen en rechters daar debet aan, waarmee hoe dan ook
niet is gezegd dat zij in andere gevallen hun werk niet goed uitoefenen.
Maar feit is en blijft dat te veel mensen ernstige problemen met hun
(faillissements)recht ondervinden en daardoor schade lijden, welke bij
gebrek aan een advocaat niet vergoed wordt.
De werkelijke omvang en ernst van de problematiek
rond faillissementen is net zoals de problemen waar het civiele-, het
tuchtrecht, het bestuurs- en het strafrecht, mensen voor plaatst,
onduidelijk. Die ernst en omvang zullen echter blijken uit de bestanden en
de gegevens van de dekens, de Raden en het Hof van Discipline, de Raden
voor Rechtsbijstand, de Bureaus voor Rechtshulp, het OM, de Rechtbank, de
huisartsen, de GMD, de arbeidsbureaus, de Gemeentelijke Sociale Diensten,
werkvoorzieningschappen, politieke partijen en zeker ook uit de gegevens
van de stichting Advocadur, de STIDAG, de SDN, het Landelijk Meldpunt voor
verzekeringsgedupeerden en uit de gegevens van al onze andere
geestverwanten
Omvang en ernst van het probleem zullen met name
blijken uit de vergelijking van de gegevens en de koppeling van de
bestanden van alle hulpverlenende instellingen.
Bij dat onderzoek kan de rechtswetenschap en zeker
ook de journalistiek goede diensten bewijzen.
Aan dat onderzoek en aan het bevorderen daarvan heb
ik bij willen dragen met dit boek, dat ik aanbied aan alle personen en
instanties die verantwoordelijkheid dragen voor de, naar mijn overtuiging
en die van mijn geestverwanten, zeer ernstige problematiek en de oplossing
er van.
Ik heb duidelijk willen maken dat ook het
faillissementsrecht net als heel ons Recht niet vanzelf spreekt en dat wij
niet werkloos toe hoeven te zien dat ons Recht het niet alleen af kan. Ik
heb met dit boek ook willen aangeven dat en waarom het met ons Recht beter
en anders moet en dat het daarvoor de hoogste tijd is.
Ik heb mijn tegenzin overwonnen en de moeite genomen
om in dit boek het onrecht duidelijk te maken dat mij is aangedaan.
Ik heb mijn verhaal met name geschreven voor al mijn
lotgenoten, voor al die rechteloze slachtoffers die hun onrecht niet van
zich af kunnen schrijven, het niet los kunnen laten, wie groter en vitaler
onrecht is aangedaan dan aan mij.
Dit is niet een commercieel boek. Ik stel de feiten
niet anders en mooier voor. Ik beoog geen effecten, geen grote
verkoopcijfers. Ik wil lezers niet behagen, opwinden, of voor de gek
houden.
Dit is een ideëel boek dat ik geschreven heb vanuit
de hoop de juiste lezers te bereiken: advocaten, curatoren,
rechters-ommissarissen, griffiers, rechtswetenschappers, kortom alle
hoeders van ons recht, maar zeker ook journalisten en
volksvertegenwoordigers.
Nu het onrecht op papier, op Internet staat, nu dit
boek naar ik hoop net als de twee voorafgaande en de boeken, die zullen
volgen via de bibliotheek te leen zullen zijn, kan ik het loslaten. Ik
laat het onrecht vallen als een glas. Een enorm glas valt in diggelen.
De scherven donder ik definitief in de glasbak, in de
hoop en de overtuiging dat dit boek voor dat onrecht en voor al het
onrecht dat aan zovele rechtzoekende mensen wordt aangedaan, spreekt en
blijft spreken.
In 1948 schrijft prof. mr. J. van Kan, oud hoogleraar
te Leiden en Batavia, in zijn 'Inleiding tot de Rechtswetenschap':
'In 1911 is een staatscommissie benoemd voor de
herziening van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering van 1838. Zij
heeft in 1920 een ontwerp van een nieuw wetboek aangeboden.
Daarin worden met name drie zeer belangrijke en lang
gekoesterde wensen van goed procesrecht vervuld: snelle
procedure, vermindering van proceskosten en wijziging van de taak des
rechters, in zooverre hij meer dan vroeger de materiële waarheid zal
moeten en ook zal kunnen benaderen, zonder te zijn gebonden aan hetgeen
partijen gelieven voor te dragen en zonder te zijn gehinderd door allerlei
formalisme'.
In 2004, ruim een halve eeuw later blijkt van geval
tot geval dat voornoemde wensen bij wensen gebleven zijn.
Op grond van de vele ernstige feiten met betrekking
tot ons procesrecht en ons faillissementsrecht blijkt het keer op keer de
hoogste tijd om een staatscommissie te benoemen die zorg draagt voor een
goed procesrecht, dat aan de tijd en de mondige mens is aangepast.
Prof. mr. F. Bruinsma e.a. concluderen in het boek
'De Hoge Raad van onderen' (ISBN 90 271 517 09) onder andere:
'Het is voor het algemene vertrouwen in de
Rechtsspraak maar goed dat zo weinigen tot de Hoge Raad doorprocederen'.
'Ons verslag over het consumentenperspectief op recht en rechtspraak moet
in mineur eindigen' met de volgende antwoorden op de gestelde laatste
twee vragen:
'Is door het proces uw visie op de rechtspraak
veranderd?' 'Ja.' 'U had eerst meer vertrouwen en nu minder?' 'Ja
absoluut. Van procederen word je behoorlijk cynisch'.
Ik heb in vier medische letselschadezaken
geprocedeerd tot de Hoge Raad. Het kostte geen enkele moeite om advocaten
te vinden.
Na zeven zware procesjaren vergat de cassatieadvocaat
mr. D. Koningen op tijd zijn cassatiegrieven in te dienen, waardoor het
armzalige arrest van het Gerechtshof te Arnhem in de zaak Schouwink in
kracht en gezag van gewijsde ging. Dat wil in goed Nederlands zeggen:
Zeven jaar emoties voor niets; een kapitaal aan spanningen en geld
weggegooid. Een aanslag van zeven jaar op jouw gezondheid en die van
mensen om je heen.
Toch oordeelde de verzekeraar de NATIONALE
NEDERLANDEN als te doen gebruikelijk dat ik geen schade heb geleden en
indien en voorzover ik die mening niet deel het mij vrij staat om me tot
de rechter te wenden, dat wil zeggen tot een advocaat.
De fout van de advocaat Koningen is slechts één van
de vele fouten die mijn advocaten in zeven lange procesjaren maken. Om die
fouten, die ik uitgebreid in het boek 'Recht in de ogen gekeken'
beschrijf, recht te zetten vind ik ook geen enkele advocaat.
In dit boek heb ik het onrecht aangegeven dat me in
mijn vermaledijde faillissement is overkomen en dat desalniettemin
drieëntwintig advocaten weigeren om een door het gerecht te Zutphen
erkende fout voor de rechter te laten spreken.
Toch ben ik cynisch noch verbitterd. Daar gaat het me
te goed voor.
Op cynisme en verbittering kun je geen beter Recht
bouwen. Op feiten en op hoop wel. Die feiten heb ik en zal ik laten
spreken.
De hoop dat er op een redelijke termijn andere
gewichten in de schaal van ons door ons zelf betaalde Recht komen, heb ik
nog lang niet opgegeven.
5.
Voorstellen en oplossingen
Met ons Recht moet het anders en moet het beter. Na
het Recht meer dan tien jaar recht in de ogen gekeken te hebben ben ik
daar van geval tot geval, van drama tot drama in het leven van
rechtzoekende mensen van overtuigd geraakt. In die overtuiging sta ik
bepaald niet alleen.
De Consumentenbond maakt in onder andere de Telegraaf
van 10 april 2004 gewag van haar wens dat 'Nederland zo snel mogelijk een
toezichthouder, een waakhond krijgt, die consumenten beschermt tegen
oneerlijk handelspraktijken.
De Consumentenbond blijkt echter keer op keer niet de
waakhond te zijn die wij consumenten van het Recht nodig hebben.
Ook Rechtswetenschappers en rechters als prof. mr.
J.M. Barendrecht, mr. T. Spronken, prof. mr. Tak,
prof. mr. P.B. Cliteur, prof. mr. F. Bruinsma, prof. mr. J.
Leijten, prof. F. van der Heijden, mr. H. Rottier, mr. B.J. Ascher en vele anderen
geven in artikelen en boeken uitdrukking aan hun zorg om ons Recht.
Prof. mr. A. Brenninkmeijer zegt in Trouw van 29
oktober 1994 onder andere: '
Daarmee doet een rechtswetenschapper de uitspraak dat
een fundamenteel recht geschonden wordt.
Titels van de bijdrage aan het hiervoor genoemde boek
'Recht op Tuchtrecht' van advocaten/medeauteurs, als 'Ethiek van het tuchtrecht', 'Tuchtrecht en
mediation', 'Gedragsregels', 'Leemten in de advocatenwet', boeken van
onder anderen de advocaten G. Spong, mr. P. de Vos, wijzen óók op enige verontrusting bij de
advocatuur.
Een enkele journalist zoals Gerard van Westerloo, of
een enkele politicus zoals J. Marijnissen of de heer Paul van Buitenen,
uiten in woord en geschrift kritiek op het rechtsbedrijf.
De
kritiek op ons rechtsbedrijf groeit van dag tot dag. In prachtige
volzinnen geven een paar juristen en vele leken uitdrukking aan hun zorg
om ons Recht.
Toch
zetten die kritiek en die zorg geen zoden aan de dijk. Al in 1994 stelde
voornoemde prof. mr. A.F.M. Brenninckmeijer in het openbaar dat de
commerciële advocatuur voor vele mensen de toegang tot de rechter
blokkeert. Maar er verandert niets. Nu, tien jaar later wordt het
fundamentele recht op een oordeel van de rechter nog altijd van dag tot
dag voor mij en vele mensen geschonden.
Recent
maakte prof. mr. Bas Kortmann, zoals al eerder aangegeven, openbaar dat er
'
Maar
er verandert niets.
Advocaten, curatoren, griffiers en andere door ons
betaalde medewerkers van ons Recht blijven fouten maken waardoor zij vaak
vitale belangen van mensen raken. Het tuchtrecht voor advocaten treedt
niet of onvoldoende tegen die fouten op. Bij gebrek aan de noodzakelijke
advocaten ontstaat er geen jurisprudentie, die de daders tot
voorzichtigheid maant en de armzalige rechtspositie van de slachtoffers
verbetert. Slachtoffers van hoeders van ons recht zijn en blijven
rechteloos.
Wie
goed luistert, hoort de tijdbom van de onvrede tikken.
Maar
desalniettemin draaien de hoofdrolspelers in ons rechtsbedrijf, maar ook
journalisten en volksvertegenwoordigers als katten om de te hete brij van
ons Recht heen.
Er
zijn hoognodig oplossingen nodig voor de onvrede waarmee ons Recht vele
burgers opzadelt.
De
problemen van ons aller recht blijken van geval tot geval structureel.
Daarom
zijn er structurele en fundamentele oplossingen nodig.
Naar
mijn overtuiging komen die oplossingen niet of onvoldoende vanuit de
advocatuur, de rechterlijke macht, de rechtswetenschap, en uit de
politiek.
Werkdruk, beslotenheid, machtsverstrengeling,
collusie, angst om de nek uit te steken, gebrek aan zelfkritiek en kritiek
op elkaar, gebrek aan kennis van de verontrustende feiten en aan gevoel
voor de feiten zijn daar debet aan. De hoeders van ons recht luiden de
noodklok niet over het recht. Als het om ons Recht gaat zijn niet zij,
maar wij de klokkenluiders.
Ook al
worden we niet of nauwelijks gehoord, toch zijn veranderingen in ons recht
voor nu en morgen voor ons en onze kinderen bitter hard nodig.
Al jaren stel ik ons Recht in staat van
beschuldiging, al jaren doe ik mij beklag. Ik laat het echter niet bij
klagen en kritiek. Ik doe ook nu weer de volgende voorstellen in de hoop
dat die de discussie oproepen, die ons Recht bitter hard nodig heeft.
* Voorstellen, die bij kunnen dragen aan
de oplossing van de
problematiek
1)
Een over de taak en de
verantwoordelijkheid van advocaten, griffiers, curatoren,
rechters-commissaris,
de
NOvA, het Tuchtrecht- en de inmiddels ingestelde klachten- en
geschillencommissie voor advocaten,
klachtcommissies bij rechtbanken, de Nationale Ombudsman, de Commissie
voor de Verzoekschriften en het Ministerie van Justitie.
Met
mij gaan vele om hun Recht bezorgde leken/burgers graag de discussie aan
met professionals van ons Recht, maar dan wel op grond van de feiten en
liefst in het openbaar.
2)
naar de ervaringen van rechtzoekende
mensen en in aansluiting daarop over de taak en verantwoordelijkheid van
de onder 1 genoemde personen en instanties.
3) Het
waarborgen van de mogelijkheid van betaalbare voor alle
slachtoffers van ons Rechtsbedrijf.
4) Het
instellen van een 'grievengerecht', een
snelle, alternatieve rechtsgang zoals de politieke Partij Groen Links voor
ogen staat, zeker óók voor slachtoffers van ons Rechtsbedrijf.
5)
Toevoegen van onafhankelijke leden /
leken aan de bestaande
Dekens /Raden van Toezicht, de Raden- en het Hof van Discipline, de
besturen van de Gerechten, de Vaste Kamercommissie voor Justitie, de
Nationale Ombudsman en aan de faillissementskamers;
leken, die beroepshalve noch anderszins belang hebben bij het
rechtsbedrijf en die over tijd, geduld en andere kwaliteiten beschikken,
waarmee ons Recht zijn voordeel kan doen.
6) Wijzigingen in de advocatenwet, de Wet Tarieven
Burgerlijke Zaken (WTBZ), de Wet op de Strafvordering en zonodig andere
wetten.
7)
invoeren van lekenrecht,
zoals dat in Duitsland en in andere landen al jaren naar ieders
tevredenheid functioneert.
8)
garanderen van goede, snelle en
betaalbare rechtshulp voor
ernstige slachtoffers van ons Recht, met name in gevallen waarin
jurisprudentie van belang is.
9)
vervangen van de griffier door
geavanceerde opnameapparatuur.
In
mijn geval en in vele gevallen geeft de griffier om wat voor een reden dan
ook niet of niet juist weer wat er ter zitting is gezegd. Een goed
opnameapparaat zal de rechtspositie van vele burgers met sprongen omhoog
doen gaan. Mr. G.
Spong wijst in zijn boek 'Leugens om Bestwil' (ISBN 90 5018 361 1) op
pagina 217 op het 'court reporter'-systeem, zoals dat in de Verenigde
Staten gebruikt wordt, een systeem dat woordelijk verslag doet van het
besprokene.
De
strafpleiter concludeert dat '. Voor deze keer ben
ik met hem eens.
10)
,
eerst en vooral in die zaken, waarin advocaten, curatoren,
rechters-commissarissen en andere medewerkers van ons Recht schadelijke
fouten hebben gemaakt.
Het
recht voor een burger om in geval van fouten van Justitie zelf of via een
persoon, in wie hij/zij vertrouwen heeft, ten overstaan van de rechter
zijn belang te bepleiten is zo vanzelfsprekend dat niet te begrijpen is
dat het nog niet bestaat.
Immers, wanneer leken het recht wordt gegund om die
fouten voor de onafhankelijke rechter te laten spreken, zal er eindelijk
jurisprudentie ontstaan over de schade die advocaten, etc, aanrichten. Van
een oordeel van de rechter, dat advocaten, etc, diep in hun eer en
portemonnee raakt zal een sanctionerende werking uitgaan. Met voornoemde
jurisprudentie kunnen slachtoffers van hoeders van ons recht hun voordeel
doen.
Ook
zal er wat, het werk van advocaten/curatoren betreft, eindelijk enige
concurrentie optreden; advocaten zullen geprikkeld worden om hun werk
beter te doen.
Dit
laatste voorstel is zo logisch en de voordelen er van zijn zo voor de hand
liggend dat - als geschreven - geleid door de overtuigingen en inzichten
van de Franse Revolutie - de verplichting om een advocaat in te schakelen
het al in 1788 enige tijd werd afgeschaft.
Het is
daarom op zijn minst opmerkelijk dat er door juristen meer dan 200 jaar
verder in de tijd, waarin heel wat leken net als advocaten het woord
machtig zijn, nauwelijks over de verplichte procesvertegenwoordiging
gedacht, gesproken en geschreven wordt. Net zo opmerkelijk is het dat de
burger ten overstaan van de kanton-, tucht-, straf- en bestuursrechter wél
zelf zijn belang mag bepleiten.
Als
gezegd, rechtswetenschappers, zoals prof. mr. A.F.M. Breninckmeijer in
1994, maken wel melding van schending van het fundamentele recht op
toegang tot de rechter door het doen en laten van de commerciële
advocatuur. Maar over de daadwerkelijke oplossing op termijn van dat
schrijnende probleem hoor je de rechtswetenschappers niet.
In
juridische kringen wordt slechts door een enkeling gesproken over de
afschaffing van de verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat.
In
1979 komt prof. mr. G.R. Rutgers in zijn academisch proefschrift tot de
conclusie dat 'de verplichte procesvertegenwoordiging als
beginsel van het burgerlijk procesrecht afgeschaft dient te
worden'.
De
stem van prof. Rutgers blijkt die van een eenzame jurist in de woestijn
van ons aller Recht. In
1995 heeft de Interdepartementale werkgroep domeinmonopolie advocatuur het
kabinet aanbevolen
'een studie te laten verrichten naar de mogelijkheden om tot herijking van
de omvang van verplichte procesvertegenwoordiging te komen'.
De
toen ingestelde commissie 'herijking omvang verplichte
procesvertegenwoordiging' heeft onderzoek verricht naar het wel en wee van
die verplichte procesvertegenwoordiging.
De
conclusie van de commissie is echter niet dat het - net als in de tijden
van de Franse Revolutie - vanzelfsprekend is dat leken zeker in het geval
van fouten, tekortkomingen en schade veroorzaakt door advocaten, rechters
en andere hoeders van ons recht, zelf hun belangen voor de Rechters moeten
kunnen bepleiten.
De
commissie gebruikt in haar advies van 1997 'Gericht verplicht' woorden die mijlenver
afstaan van de rechteloosheid van slachtoffers van het rechtsbedrijf.
De
conclusie van de commissie: 'Belangrijke argumenten zijn dat in
civiele procedures deskundige bijstand dikwijls nodig is ter waarborging
van een effectieve toegang tot de rechter, een eerlijk proces en een
gelijkwaardige positie van partijen', staan haaks op de juridische
werkelijkheid van vele rechtzoekende mensen zoals ik.
Een
dergelijke conclusie wijst er slechts op dat alle leden van de commissie
jurist zijn en de juridische werkelijkheid niet willen of kunnen zien
vanuit het perspectief van slachtoffers van ons rechtsbedrijf en hun
rechteloosheid niet voelen.
De
commissie, onder voorzitterschap van A.H. van Delden bestaat dan ook
louter uit rechtswetenschappers, rechters, advocaten en medewerker van
Justitie. In de commissie was geen plaats voor een leek. Dat is dan ook te
merken!
Het
uitgangspunt dat een mondig burger, c.q slachtoffer van ons Rechtsbedrijf
in beginsel zelf zijn belang moet kunnen bepleiten tegenover de rechter is
zo evident dat er telkens weer stemmen zullen opgaan om de verplichte
procesvertegenwoordiging af te schaffen, c.q te 'herijken'.
Een
van die stemmen is die van de heer prof. mr. M. Barendrecht, die in NRC
van 21 maart 2004 met vele argumenten omkleed, stelt: 'De
verplichte inschakeling van een advocaat bij een geschil zou op de helling
moeten'. Daarnaast pleit hij 'iets wat mij en vele andere
slachtoffers van advocaten onthouden wordt.
Tenslotte pleit hij voor 'een
toezichthouder die de kosten van het rechtssysteem in de gaten houdt en
aanstuurt'.
De
reactie van de algemene deken van de Nederlandse Orde van Advocaten, mr.
J.H. Brouwer d.d 25 maart 2004 is zoals de advocatuur al decennia
reageert. Hij wil niet van afschaffing van de verplichte inschakeling van
een advocaat weten.
Omwille van de duidelijkheid een beetje oneerbiedig
uitgedrukt: 'hij praat als een
kip zonder kop die op de gouden eieren zit'. Met de
verplichte procesvertegenwoordiging is goud geld te verdienen. Dat is
ongetwijfeld waar.
Maar
even waar is mijn stelling dat de prijs, die vele mensen daarvoor moeten
betalen, veel te hoog is. Ik kan er voorwaar over meepraten en met de hand
op mijn hart en een verwijzing naar al mijn boeken en artikelen over
juridisch letsel de hartenkreet slaken: 'Als ik zelf mijn belang voor de rechter had mogen
bepleiten of dat had mogen laten doen door een goede vriend, die de feiten
kent en die
voor de rechter zou kunnen laten spreken, dan had mijn leven er
geheel anders uitgezien'.
Ik
weet dat ik met die hartenkreet voor vele mensen spreek.
Ook
als advocaten wel optreden plaatsten ze vele mensen voor problemen.
Immers
van geval tot geval blijkt dat heel wat zaken bekort zouden of hadden
kunnen worden of tot een compromis zouden/hadden kunnen leiden, wanneer ze
niet door grijpgrage, commerciële advocatenhanden gegaan zouden zijn.
Het is
een niet te weerspreken feit dat vele advocaten ongestraft onnodige
procedures aanspannen, procedures rekken, de rechter niet of niet juist
informeren, zaken aannemen waarvoor hun de tijd en de noodzakelijke
kwaliteiten ontbreken.
Ook
blijkt dat advocaten essentiële rechtsmiddelen niet inzetten. De feiten
over de staat van ons Recht zijn zo verontrustend dat naar mijn
overtuiging onderzoek geboden is. Graag werk ik daar aan mee.
Net
als over de verplichte procesvertegenwoordiging, een monopolie, waarmee de
advocatuur kapitalen verdient, zwijgen de meeste juristen in alle tongen
en talen over het inzetten van leken in ons Recht, zoals dat in de ons
omringende landen gebeurt. In het onderwijs van onze kinderen, zeker zo
belangrijk als ons Recht, worden, als dat nodig is, leken/onbevoegde
leraren ingezet, al dan niet na een korte studie, c.q omscholing.
Vele
andere belangrijke instellingen en diensten in onze samenleving zouden
niet zonder de diensten van vrijwilligers kunnen.
Maar
het mijns inziens zinvolle en praktische idee om werkloze mensen met vaak
grote kwaliteiten en veel menselijke ervaring - na een korte omscholing -
vrijwillig diensten voor Justitie te laten verrichten, dat is in ons land
- nog - onbespreekbaar.
Ons
Recht blijkt een kaste van louter juristen en geen bedrijf, waarbij
kwaliteit en efficiëntie voorop staan, of zelfs maar onderwerp van gesprek
zijn.
Het
invoeren van een systeem zoals in Finland, waar verkeersovertreders een
bekeuring krijgen, afgestemd op hun financiële positie, is een van de vele
vernieuwende, oplossingsgerichte ideeën, waar Justitie op zijn minst over
na zou kunnen denken. Justitie blijkt echter vaak te blijven zitten waar
ze zit en ze verroert zich niet.
Er
blijken tal van onderwerpen te zijn waarover juristen niet of niet graag
spreken, zeker niet met 'leken'.
Justitie kijkt niet over de grenzen heen, die ze zich
zelf oplegt.
Juist
daarom dienen aan de bespreking van, c.q een discussie over deze
voorstellen behalve juristen ook leken deel te nemen.
Van
geval tot geval blijkt dat we ons recht niet louter aan juristen over
kunnen laten. Dat hoeft ook niet.
Het
recht is immers niet alleen voor juristen. Het is van ons allen. De
slechte staat van ons Recht gaat ons allen aan.
Het
belang van de voorstellen/wijzigingen is evident en volgt uit de niet te
weerspreken feiten.
De
voorstellen/wijzigingen zijn er op gericht om op korte termijn voor de
meest noodzakelijke veranderingen zorg te dragen.
Bij de
oplossing van de problemen van slachtoffers van ons Recht dienen de media
en de politiek een sleutelrol te spelen.
De
media zouden veel meer dan tot dusverre ook verslag moeten doen over de
problemen van justitiabelen en zeker over de oorzaken daarvan.
De
politiek is verantwoordelijk voor wetten, als de advocatenwet, de
faillissementwet en andere, onduidelijke wetten uit lang vervlogen tijden,
die in de praktijk niet of averechts blijken te werken.
Advocaten bekleden - als gezegd - een uiterst
belangrijk publiek ambt, op grond waarvan hun een aantal privileges is
toegekend..
Er is
niets op tegen wanneer een advocaat als een fox-terriër voor zijn
criminele cliënt met een al dan niet crimineel vermogen vecht en het
onderste uit de rechtskan haalt.
Er is
niets op tegen wanneer een advocaat zich inzet voor een lid van het
koningshuis of met behulp van de media een enorme schadevergoeding in de
wacht sleept voor een journalist als de heer W. Oltmans die zegt door het
ministerie van Buitenlandse zaken jarenlang te zijn tegengewerkt.
Er is
echter alles op tegen of - in de woorden van Willem Oltmans - het is
'a bloody shame' wanneer advocaten zich niet of
nauwelijks inzetten voor al die slachtoffers van advocaten, curatoren,
griffiers, rechterscommissarissen en van andere hoeders van ons recht,
slachtoffers aan wie geen recht geschiedt en die tegengewerkt worden door
het Ministerie van Justitie.
Met
mij zijn er vele mensen van overtuigd dat te vele advocaten voor grote
groepen minder machtige, minder vermogende burgers, voornoemd ambt noch
zijn privileges waarmaken.
Dat
geldt met name in zaken, die publicitair en/of financieel niet interessant
zijn of die zich richten tegen confrères. Die overtuiging heb ik in dit
verhaal laten spreken en zal ik laten spreken.
Een veelgebruikte uitspraak van de bekende advocaat,
advocaat-generaal bij de Hoge Raad, auteur van een serie boeken over
juridische onderwerpen, de heer prof. mr. J. Leijten luidt:
'Rechtspraak komt tot bloei door spraak en
tegenspraak.
Ik
wacht dus op tegenspraak of bijval.
Jur
Terharte,
Nawoord
Geachte heer Teernstra,
Ik heb uw geduld behoorlijk op
proef gesteld met het pas op papier zetten van mijn reactie.
Ik vond uw verhaal erg boeiend,
interessant en op sommige momenten ook aangrijpend! Bij mij kwam soms de
vraag op "Hoe is dit mogelijk?"
Bij het vinden van een antwoord op
deze vraag kwamen verschillende gedachten bij mij op. Als wetenschapper en
ook als oud-rechter zou ik graag hoor en wederhoor toepassen. Daardoor zou
voor mij een vollediger beeld kunnen ontstaan.
Een andere reactie heeft mij lang
bezig gehouden, en het op papier zetten leek mij niet eenvoudig, maar ik
doe nu wel een poging. Als ik de opeenvolgende fasen in "het proces"
overzie, dan bekijk ik die ook vanuit de conflicttheorie en vooral kijk ik
naar de rol van partijen. Naar mijn indruk bent u steeds verder "van huis"
gekomen. Bij mij kwam het beeld op van iemand die één voet in een moerras
stak en vervolgens heftig bewegend er steeds verder in wegzonk. Had dat
anders gekund? Daarmee beschrijf ik echter een éénzijdige impressie, die
zich ook weer leent voor hoor en wederhoor. Een interessante vraag is
natuurlijk of u zelf na deze ervaringen tot de conclusie bent gekomen:
"Dat had ik misschien anders aangepakt!"
Mocht u de tekst van mijn reactie willen gebruiken,
dan geef ik u daarvoor mijn toestemming op de voorwaarde dat u de tekst
integraal plaatst.
Ik
wens U veel succes met uw zoektocht in dit leven!
Met vriendelijke groet,
A.F.M. Brenninkmeijer
Bijlage 1
Verklarende woordenlijst
Postcontusionele klachten:
Klachten die na een hersenkneuzing / coma optreden.
Verknochte vorderingen:
Vorderingen, die met elkaar verband houden.
Gerekwireerde:
de gedaagde, degene, die voor een rechtbank gedagvaard wordt.
Bijlage 2
Bronnen
* Mr. B.J.Ascher: 'Rechters vragen
niet om eerbied'; ISBN: 90 290 533 6
* Prof. mr. A.F.M.Brenninkmeijer:
'Rechtspleging'; ISBN: 90 6916 178 8
* Prof. mr. F. Bruinsma e.a.: 'De
Hoge Raad van onderen'; ISBN: 90 271 517 09
* Prof. mr. F. van der Heijden:
'Het recht in de Ramsj'; ISBN: 90 5018 437 5
* Insolad Anekdotenbundel: De
curator (on)zeker?'; ISBN: 90 268 3879 4
* Prof. M.J.Leijten: 'God houdt
niet van rechters'; ISBN:905018516 9
'Van
mensen en dingen die niet voorbij zijn'; ISBN:90 7569 770 8
* Dr. E.W.A. Henssen: 'Twee eeuwen
advocatuur in Nederland'; ISBN: 90 268 3252 4
* NOvA: 'Introductie in de
advocatuur', 'Gedragsregels' (uitgave NOvA),
Jonge Balie Congres 1994: 'Is cliënt Koning?'; ISBN
90 271 4053 7
* J. Marijnissen: 'Tegenstemmen';
ISBN: 90 254 0860 5
* J.Rooijmans: 'Het TONAR-dossier';
ISBN: 90 628 090 9
* Mr. H. Rottier: 'De rechter
beslist'; ISBN: 90 284 1941 1
* Mr. Paul Ruys: 'We zien elkaar
wel in de rechtszaal'; ISBN: 90-5911-011-0
* Mr. G. Spong: 'Leugens om
bestwil'; ISBN: 90 5018 608 4
'Vervolg ze tot in de hel'; ISBN: 90 5018 361 1
* Mr. P. de Vos: 'Achter de
blinddoek van Vrouwe Justitia'; ISBN: 90-229-8368-4
* G. van Westerloo: 'Niet spreken
met de bestuurder'; ISBN 90 234 0064x
* Jaarboek voor de
advocatuur:
Handboek voor advocaten, met adressen, specialisaties
en andere gegevens over advocaten en
met informatie voor advocaten. ISBN 90 271 4224 6
* Maurits Barendrecht, Peter
Kamminga, Machteld Pelt, Marga Schreuder,Marike Kleiboer: 'Effecties
conflicten oplossen'; ISBN 90 254 2720 0
* Prof. mr. A.F.M.Brenninckmeijer:
'Handboek mediation' Den Haag 2003
* Internet
Bijlage 3
Artikelen, documenten, brieven, informatie waarnaar verwezen wordt.
Lezersbrief
t.a.v de redactie van het Advocatenblad
In Advocatenblad nr. 17 van 2003 is het in de serie
'Het ethisch peil van:......' de beurt aan mr. Martin de Witte, oud kraker
en oud-marxist'. Diens kantoor doet onder meer de civiele zaak tegen de
gemeente Enschede vanwege de vuurwerkramp'. Dat feit brengt de oud-kraker
en oud-marxist mr. De Witte tot de krachtige uitspraak: 'Ik ben in mijn denken en doen nog steeds
rechtlijnig'.
Hij
pleit er dan ook voor 'de gemeente Enschede een
hoge rekening te laten betalen, dan leren ze er misschien nog wat van'.
Die
krachtige taal en de geëtaleerde rechtlijnigheid brengen ons er toe om in
deze brief mr. De Witte en - als hij geplaatst mocht worden - alle lezers/
advocaten te vragen kennis te nemen van het navolgende:
De toenmalige secretaris van de NOvA, mr. Van
Heemskerk stelt in 1997 een aan haar gerichte brief van de ons niet
bekende, boze advocaat F. Wolters ter hand van de free-lance jourmalist
mr. Lex van Almelo. De inhoud van de brief wordt niet door mr. Heemskerk
van de NOvA en ook niet door mr. Van Almelo geverifieerd. Zonder ons om
een mening te vragen citeert Van Almelo uit die brief in een artikel over
het tuchtrecht voor advocaten in het maartnummer van de Account. Wij
worden daardoor in een tijdschrift dat door advocaten en rechters gelezen
wordt afgeschilderd als:
'een stichting van ontevreden cliënten van advocaten,
die niet alleen hem, maar ook een handvol andere advocaten het leven zuur
maken met onder meer smadelijke publiciteit en
telefoonterreur'.
Ook citeert Van Almelo het verzoek van mr. Wolters aan de Nederlandse Orde
van Advocaten (NovA): 'Ik verzoek u te
bevorderen en een aanzet te geven tot maatregelen die er toe strekken dat
lieden als de stichting Advocadur het tuchtrecht niet langer kunnen
misbruiken'.
In aansluiting daaraan tekent mr. Van Almelo de
reactie op van mr. Heemskerk, de secretaris van de NOvA:'De orde zwicht niet voor Wolters en de stichting
Advocadur. Het is in het algemeen zo dat een aantal mensen in Nederland
een ontevreden grondhouding heeft en kwistig gebruik maakt van de middelen
om te klagen'.
De nalatigheid van de NOvA en Van Almelo veroorzaakt
'een tendentieuze, nodeloos grievende berichtgeving', die ons veel schade
heeft toegebracht.
Bijna
acht jaar na dato hebben wij geen advocaat kunnen vinden, die voor ons
tegen de NovA en Van Almelo wil optreden.
Op grond van zijn eigen uitspraken doen we dus een
dringend appèl op mr. De Witte om op te treden tegen de NOvA en mr. Van
Almelo. We doen een klemmend appèl op hem om 'rechtlijnig te denken' en
zoals hij dat uitdrukt óók 'een civiele zaak te
doen' tegen zijn beroepsvereniging, de Nederlandse Orde van Advocaten
(NOvA), en die orde 'een hoge rekening te laten
betalen, zodat ze daar wat van leren'.
Ook
vragen wij hem om in het belang van al die slachtoffers van ernstige
fouten van advocaten, op te treden tegen zijn falende confraters, en deze
via de onafhankelijke rechter te dwingen aan hun slachtoffers een 'hoge rekening te laten betalen, zodat zij daarvan nog
wat leren'.
In ons bestaan van meer dan tien jaar blijkt keer op
keer, van geval tot geval dat ernstige slachtoffers van advocaten geen
advocaat vinden, die bereid is om op te treden tegen de gevolgen van
fouten, die tal van confraters gemaakt hebben en/of maken.
We kunnen het niet genoeg zeggen! Met betrekking tot
juridische letselschade is er in tegenstelling tot medisch letselschade
geen of nauwelijks jurisprudentie waar slachtoffers van advocaten hun
voordeel mee kunnen doen. Brokkenmakende advocaten 'hoeven niet bang te zijn voor een claimcultuur en
geen hoge rekening te betalen'. Fouten van advocaten en van andere
hoeders van ons recht worden afgeschoven op de verplichte
procesvertegenwoordiging door een advocaat, die vele rechte- en radeloze
burgers niet vinden. Voor de schade die advocaten aanrichten bestaat geen
claimcultuur. Voor hun slachtoffers is er geen hulp, geen slachtofferhulp,
geen mediation, geen begrip, enz. Voor hen is er slechts onvrede.
Fouten
zijn fouten en schade is schade. Daarbij mag het - voor rechtlijnig
denkende mensen, zoals mr. De Witte - niets uitmaken of die fouten zijn
veroorzaakt door dokters, ondernemers, loodgieters, slagers, bakkers of
door advocaten en andere hoeders van ons Recht. Wat op grond van vele
onweerlegbare feiten, bitter hard nodig is, zijn advocaten die een begin
maken met een claimcultuur die zich ook tegen hun eigen confraters richt.
We verzoeken mr. De Witte het voortouw te nemen voor
een claimcultuur, die zich ook op advocaten richt. De voordelen zijn
legio:
Met
goed onderbouwde claims tegen advocaten zullen er vele 'dingen ten goede veranderen'. Er zal eindelijk
jurisprudentie komen over schade die advocaten aanrichten.
Het
ethisch peil van de advocatuur zal met sprongen omhoog gaan. Het grootste
voordeel is dat het verontrustend diep geschonden vertrouwen in advocaten
en daarmee in ons Recht, zal toenemen.
Het
feit dat 'het vertrouwen van mr. De Witte in de
overheid niet groot is' en 'hij zaken uitkiest
op de mogelijkheid om iets te veranderen', versterkt onze hoop dat hij
ons appèl honoreert.
Maar
mocht mr. De Witte of mochten al die andere advocaten, die deze reactie
lezen, net als al die andere advocaten die wij daarom hebben gevraagd,
niet op willen treden, dan dient - rechtlijnig gedacht - de verplichte
procesvertegenwoordiging door een advocaat in m.n gevallen waarin
advocaten ernstige fouten maken, afgeschaft te worden.
Immers, ook een advocaat dient zich, zoals iedere
burger, tegenover de onafhankelijke rechter te verantwoorden.
Dat is
zeker in een rechtstaat gewoon een kwestie van ethiek, waar de serie 'het
ethisch peil van …' over gaat. Naast advocaten zijn er veel meer mensen,
die een oordeel hebben over de ethiek van de advocaat. Ik ben slechts één
van de vele justitiabelen, wier oordeel naar mijn bescheiden mening deel
dient uit te maken van voornoemde serie.
Het
zou van journalistieke ethiek getuigen, wanneer het advocatenblad óók aan
ons oordeel aandacht besteedt.
Jur
Terharte
(free-lance journalist / klokkenluider met een
bijzondere belangstelling voor het rechtsbedrijf en lid van Advocadur, een
landelijke, ideële stichting i.o., die het rechtsbedrijf de tegenspraak
biedt, die het oproept.
MEDIATOR MOET ZEKER VOOR
SLACHTOFFERS JUSTITIE
De heer dr. S. Hogenhuis en de oud-strafrechter mr.
A. Smolders, supervisors bij het experiment mediation in strafzaken in
Amsterdam pleiten in de NRC van 21 april '04, uitgaande van de positieve
resultaten van hun experiment, voor mediation in strafzaken.
Uitgaande van de feiten waarover
de stichting Advocadur en haar geestverwanten beschikken pleit ik voor
mediation voor slachtoffers van fouten van Justitie en wel op de meest
korte termijn.
Net als gewone mensen maken met
name advocaten, maar ook rechters, griffiers, curatoren en andere
medewerkers van Justitie ernstige fouten, die verdriet, woede, pijn en
schade, kortom ernstig juridisch letsel
teweegbrengen. Justitie blijkt vele, vaak zeer ernstige slachtoffers te
maken.
Veel van die slachtoffers zijn
redelijke mensen, die hun geschil met Justitie graag in der minne zouden
willen oplossen en zonder meer gebruik zouden willen maken van de
mediation, waarvoor Justitie, inclusief de minister zegt een voorstander
te zijn.
In de praktijk blijkt echter van zaak tot zaak, van
geval tot geval dat mediation niet bestaat voor slachtoffers van fouten
van Justitie.
Justitie experimenteert met recht
met mediation, maar in geen enkel experiment is Justitie zelf partij.
Brokkenmakende advocaten en medewerkers van Justitie bieden nimmer
mediation aan. Op verzoeken om mediation van slachtoffers of van
mediators, tot wie die slachtoffers zich wenden, reageert Justitie niet
eens. M.n advocaten, maar ook rechters, griffiers, curatoren en andere
medewerkers van Justitie blijken niet met hun eigen fouten om te kunnen
gaan. Zij blijken keer op keer hun fouten op de verplichte
procesvertegenwoordiging door een advocaat af te wentelen of in het beste
geval op hun beroepsaansprakelijkheidsverzekering, die vervolgens
aansprakelijkheid schade betwist. Daardoor zijn slachtoffers vervolgens
weer aangewezen op de hulp van een advocaat, die zij niet kunnen vinden.
Uit een concreet geval bij bijvoorbeeld het gerecht te Zutphen blijkt dat
het gerecht een gemaakte fout erkent, maar van mediation niets wil weten
en het slachtoffer van die fout voor wat diens schade betreft naar een
advocaat verwijst.
Het feit dat nota bene 23 goed
geïnformeerde advocaten, onder wie niet de geringste, botweg weigeren om
die fout voor de rechter te laten spreken is een van de vele gevallen die
wijzen op een even ernstige als structurele problematiek.
Er is niets op tegen wanneer verdachten en
benadeelden voor de zegeningen van mediation in aanmerking komen. Er is
alles op tegen wanneer slachtoffers van Justitie van die zegeningen worden
uitgesloten.
Het is ook 'een gemiste kans'
wanneer de Minister van Justitie m.n advocaten en ook andere medewerkers
van Justitie niet 'stimuleert om naar een bemiddelaar te gaan'.
Zolang Justitie geen orde op zaken
stelt m.b.t de gevolgen van haar fouten, zolang Justitie haar vermeende
imago laat prevaleren boven de rechten van haar slachtoffers, zullen die
slachtoffers volslagen rechteloos blijven.
Die rechteloosheid leidt keer op
keer tot een enorme onvrede, waarvoor geen uitweg bestaat en die daarom
explosief is.
Voor vele slachtoffers van
Justitie en zeker voor Justitie zelf is het de hoogste tijd voor
mediation. Aan mediatoren, rechters, rechtswetenschappers, advocaten,
volksvertegenwoordigers, journalisten en aan degenen, die daarin
geïnteresseerd zijn lever ik graag alle feiten waarover we beschikken.
Als Justitie de moed heeft om de
verontrustende feiten onder ogen te zien en daarom een experiment
mediation te starten voor die slachtoffers lever ik naast alle feiten en
informatie graag een lange rij namen en adressen.
Ik help Justitie graag mee haar fouten recht te
zetten, omdat ik daarmee bijdraag aan het noodzakelijke vertrouwen dat
haar slachtoffers en wij allemaal in ons Recht moeten kunnen hebben.
Harry Teernstra
(free-lance journalist met een
bijzondere belangstelling voor het rechtsbedrijf en lid van Advocadur, een
landelijke, ideële stichting i.o., die het rechtsbedrijf de tegenspraak
biedt, die het oproept.
Bijlage 4
Ingezonden brieven over juridische onderwerpen
In de
afgelopen tien jaar hebben mijn geestverwanten en ik honderden ingezonden
brieven en artikelen over juridische onderwerpen geschreven, die mijns
inziens stuk voor stuk behartigenswaardige stellingen, argumenten en
verontrustende feiten bevatten, maar desalniettemin niet werden
gepubliceerd.
Ter
informatie van de lezer die daarin geïnteresseerd is, heb ik één brief
afgedrukt
over een zeer actueel onderwerp, dat in dit boek uitgebreid aan de orde
komt en wel de onvrede, die met name advocaten oproepen
STICHTING ADVOCADUR
UITGEVERIJ JURILET
Belangeloze bijstand bij
juridisch letsel
documentatie juridisch letsel
Advocatuur, onvrede en journalistiek
Nederland werd op 4 juni 2004
opgeschrikt door een moord op een advocaat. De media hebben er uitgebreid
melding van gemaakt en de reactie opgetekend van collegae/advocaten en
vertegenwoordigers van de advocatuur en de rechterlijke macht. De
Gelderlander van 5 juni (en ook andere kranten) maken melding van het dat
'de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) en de deken van de Orde van
advocaten te Zutphen, mr. F. van Oss, hun afschuw en hun medeleven met de
nabestaanden hebben uitgesproken' en via de media hebben benadrukt dat
'geweld tegen advocaten een redelijk zeldzaam verschijnsel is' en tevens
dat 'de moord geen aanleiding vormt voor extra beveiligingsmaatregelen'.
Mr. B. Vestiens, advocaat/curator
uit Doetinchem meldt dat het beroep van advocaat er niet gewelddadiger op
is geworden en zijn collega mr. V. Jongerius zegt dat 'dit overal kan
gebeuren'De persrechter van de rechtbank te Zutphen, mr. Vergunst meldt
dat 'het geweld een stukje dichterbij komt, vaker met geweld en agressie
te maken te hebben, die je, als het om je eigen beroepsgroep gaat extra
treft'. Collega mevr. mr. M. Sanders zegt dat 'dreigementen meestal van de
tegenpartij komen en die niet zo serieus te nemen'.
De deken, mr. Van Oss vindt tenslotte dat het werk
van advocaten 'nu eenmaal gebonden is aan emoties, zeker in het civiele
recht, waar sprake is van een wederpartij'. Verder vindt hij dat
'incidenten zich vrijwel nooit voor doen en bedreigingen uitzondering
zijn'.
De moord op een advocaat en ook de stellingname van
de NOvA, de persrechter en die van de advocaten leggen een probleem bloot,
waarop een reactie van een persoon die niet professioneel bij het
rechtsbedrijf betrokken is, op zijn plaats is.
Ik heb onderstaande reactie, die ik namens vele
geestverwanten schrijf, niet geschreven in de hoop en de verwachting dat
deze gepubliceerd wordt of aanleiding zou moeten zijn voor nader
journalistiek onderzoek en/of publicatie. Die keuze laat ik graag aan
journalisten over.
Ik hen de reactie geschreven om een van de problemen
van ons rechtsbedrijf duidelijk en hopelijk bespreekbaar te maken.
Ik heb mijn reactie geschreven vanuit diep doorleefde
en doorvoelde ervaringen met ons Rechtsbedrijf van meer dan tien jaar. Die
ervaringen leiden stuk voor stuk tot de overtuiging, dat, als het om
kritiek op ons Recht gaat, de journalistieke blik veel verder en dieper
moet reiken dan de blik van advocaten, persrechter, dekens, de NOvA en van
andere hoeders van ons Recht
Dat moet uit onderstaande reactie
blijken.
Reactie:
Op de eerste plaats gaan mijn gedachten en gevoelens
uit naar de vrouw en de kinderen van de vermoorde advocaat. Ik wens hun
alle troost, kracht en sterkte.
Daarnaast ervaar ik het als mijn
plicht er op te wijzen dat uit de tot nu toe bekende gegevens blijkt dat
aan de moord grote onvrede ten grondslag gelegen heeft, onvrede over de
inhoud van een brief van de advocaat aan de vader van de moordenaar en ook
onvrede over het feit dat de advocaat weigerde het adres van zijn moeder
te geven.
Uit de vele, jarenlange ervaringen
van de stichting Advocadur, van geestverwante instellingen en mensen en
van mij zelf blijkt keer op keer een ernstige onvrede, die door advocaten
en hun veelal polariserende wijze van werken wordt opgeroepen.
In het boek Recht in de ogen gekeken, in de eerdere
boeken en in veel artikelen, die ik geschreven heb en ook in alle brieven,
die in de afgelopen 10 jaar aan het adres van onder andere de NOvA
geschreven zijn wordt er telkenmale op gewezen dat die onvrede dermate
explosief en gevaarlijk is dat die niet in het midden gelaten moet worden.
Met name uit zedenzaken,
echtscheidingszaken, faillissementszaken en uit zaken waar eer en
principes in het geding zijn blijkt dat vele advocaten niet om kunnen of
willen gaan met de vaak diep gewortelde, gecompliceerde, menselijke
drama's die inherent zij aan die zaken.
De feiten zijn dermate ernstig en verontrustend dat
de vraag of dat soort zaken wel in handen van veelal commerciële advocaten
hoort, zonder meer gerechtvaardigd is.
De wijze van werken van advocaten blijkt voornoemde
onvrede keer op keer op te roepen en mensen voor dilemma's te plaatsen. De
starre toepassing van regels, principes, jurisprudentie met betrekking tot
bijvoorbeeld de mate van vrijheid die de advocaat van de tegenpartij
toekomt, de geheimhoudingsplicht van de advocaat, het honorarium van de
advocaat, de verplichte procesvertegenwoordiging door de advocaat, etc,
zadelt vele rechtzoekende mensen met een enorme onvrede op, waarvoor geen
uitweg bestaat.
In tegenstelling tot de mening van deken Van Oss,
blijkt uit alle beschikbare feiten dat er zich vele 'incidenten voordoen
en dat bedreigingen bepaald geen uitzondering zijn'.
Overigens, de vraag waarop de
deken zijn mening baseert komt niet aan de orde.
Wat mij/ons duidelijk is, is dat
er vele incidenten zijn, die de deken Van Oss, de andere dekens niet
bereiken. Er is hoe dan ook een grote hoeveelheid onvrede, waar de
advocatuur en de rechterlijke macht geen weet van hebben, c.q geen weet
van willen hebben.
De voorbeelden liggen voor het oprapen.
Mr. Van Oss stelt in de NRC
weliswaar: 'Dit werk is nu eenmaal gebonden aan emoties'. Maar hij zegt
niet dat die emoties in vele gevallen opgeroepen worden door advocaten en
door hun wijze van werken; hij zegt in diezelfde krant ook: 'Er zijn meer
dan 12.000 advocaten in Nederland, die vele duizenden contacten hebben met
cliënten en hun wederpartijen'. Maar hij maakt geen woord vuil aan het
feit dat het volstrekt onduidelijk is waar de grens van de vrijheid van
handelen van de advocaat van de wederpartij ligt.
Uit al onze ervaringen blijkt dat
die grens ernstig wordt overtreden en dat daardoor gevaarlijke onvrede
wordt opgeroepen. De uitspraak van prof. mr. Hoefnagels
(scheidingsbemiddelaar) dat één brief van een advocaat een levenslang
drama kan veroorzaken is zonder meer juist.
Uit onze ervaringen met het
tuchtrecht voor advocaten blijkt dat de tuchtrechter die grens niet trekt.
De jurisprudentie van de tuchtrechter reikt niet
verder dan de algemene, veel gebezigde uitspraak dat 'de advocaat van de
tegenpartij bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt over het
algemeen een grote mate van vrijheid toekomt'.
Uit al onze ervaringen blijkt dat
de geheimhoudingsplicht, c.q zwijgplicht van de advocaat lang niet altijd
zo vanzelfsprekend is als advocaten plegen te veronderstellen.
Vaak blijkt dat het strikt en star
toepassen van die plicht tot enorme drama's leidt of kan leiden.
Voornoemd standpunt van mevrouw
mr. M. Sanders: 'dreigementen komen meestal van de tegenpartij en die neem
ik niet zo serieus' is illustratief voor het probleem, dat vele advocaten
hun wederpartij niet serieus nemen.
Immers om een afweging te kunnen
maken of een advocaat het adres van een moeder of van kinderen aan de
wederpartij bekend moet maken, een bepaalde brief niet of anders zou
moeten schrijven, een compromis of een regeling in der minne zou moeten
betrachten, etc, dient een advocaat de wederpartij uitermate serieus te
nemen.
In vele zaken die in handen van advocaten komen gaat
het bij uitstek om problemen, die alle partijen raken en derhalve serieus
genomen moeten worden.
Voor de oplossing van die
problemen zijn mensen nodig die beschikken over tijd, geduld,
creativiteit, ervaring en een heleboel andere kwaliteiten, die sommige
advocaten/advocatenkantoren simpel niet of nog niet in huis hebben.
Of de vermoorde advocaat van 32 jaar opgewassen was
tegen de echtscheidingsproblemen die op zijn weg kwamen is een vraag
waarop ik het antwoord niet ken. Maar wat ik wel weet is dat vele
advocaten/advocatenkantoren die vraag simpel niet stellen.
De alleszins gerechtvaardigde vraag of een
advocatenkantoor sommige zaken bij gebrek aan voornoemde kwaliteiten beter
niet aan zou kunnen nemen, wordt door de collegae/advocaten, de
persrechter, de NOvA en de deken niet gesteld.
De alleszins redelijke vraag of een
echtscheidingszaak niet beter behandeld kan worden door een ervaren
advocaat of door een deskundige leek met veel tijd, geduld, menselijke
ervaringen en voorzien van andere terzake doende kwaliteiten, blijft
onuitgesproken. In plaats van dat te controleren wordt er van uitgegaan
dat een advocaat goed werk aflevert.
Een zaak betekent manuren en geld
en wordt daarom simpel in portefeuille genomen. Dat is de praktijk, die
aantoonbaar tot grote onvrede leidt.
In de Gelderlander van 8 juni 2004 stelt advocaat mr.
Grootjans: 'Natuurlijk zal de verdachte geen advocaat krijgen uit de
directe omgeving van zijn kantoor, maar er zijn zeker advocaten te vinden,
die de jongen willen bijstaan. Tegenover die stelling plaats ik de feiten
waaruit blijkt dat mij bekende verdachten een advocaat kregen toegewezen
in de directe omgeving van de advocaat die hun belangen volledig verprutst
had.
Advocaten blijken er keer op keer
van uit te gaan dat zij en hun collegae foutloos en kwalitatief hoogstaand
werk af leveren. Ook in het onderhavige geval stelt geen van de voornoemde
juristen de vraag of de vermoorde advocaat en zijn kantoor goed gehandeld
hebben. De alleszins gerechtvaardigde vraag of de jongen - als de feiten
wijzen op fouten en tekortkomingen van de vermoorde advocaat en diens
advocatenkantoor en aan de oppervlakte komen - een advocaat vindt die
bereid is om die fouten en tekortkomingen ten volle tegenover de
onafhankelijke rechter te laten spreken, komt niet aan de orde.
Ook de vraag of de jongen zich in
dat geval niet beter zou kunnen laten verdedigen door iemand die volkomen
los staat van de advocatuur, blijft zoals zovele vragen die de advocatuur
betreffen, onbeantwoord.
De deken, mr. F. van Oss en de advocaten die aan het
woord zijn gekomen komen, stellen dat er 'geen veiligheidsmaatregelen
nodig zijn'.
Uitgaande van de enorme en
explosieve onvrede die wij/ik ik al meer dan tien jaar ervaren, spreek ik
die stelling tegen.
De beste veiligheidsmaatregel is naar mijn
overtuiging bezinning op, en gericht onderzoek naar het doen en laten van
een van de hoofdrolspelers van ons Recht: de advocatuur; en zeker
onderzoek naar de effecten van hun doen en laten.
Onderzoek is geboden, omdat de
onvrede niet incidenteel is, maar naar mijn in vele jaren gegroeide
overtuiging een ernstig structureel probleem vormt, waarvoor de advocatuur
en de rechterlijke macht, de rechtswetenschap en de journalistiek
ontvankelijk zouden moeten zijn. Die bezinning en dat onderzoek zullen ten
goede komen aan de veiligheid van advocaten, en aan de rechtszekerheid van
cliënten en hun verwanten en de onvrede doen afnemen. .Aan die bezinning
en dat onderzoek draag ik graag bij, om te beginnen met deze reactie. Ik
ben zeer geïnteresseerd in uw commentaar.
Harry Teernstra
Bijlage 5 Verzoeken om een reactie / Reacties
Gebruikmakend van de
mogelijkheden, die e-mail daartoe biedt heb ik - in de 3e en 4e week
van mei 2004 - dit boek in concept doen toekomen aan:
-
12 rechtswetenschappers /
insolventiespecialisten
-
11 journalisten
-
3 programmamakers
-
de Juridische Bibliotheek te Den Haag
-
3 uitgevers
-
2 mediatoren
-
de Nederlandse Orde van Advocaten
(NOvA)
-
3 advocaten / advocatenkantoren
-
1 schaderegelaar
- Verbond van
Verzekeraars
-
1 rechter-commissaris
-
Stichting de Ombudsman
-
De Consumentenbond
-
De door het Ministerie van Economische
Zaken ingestelde commissie onder leiding van prof. mr. B. Kortmann, die
aanbevelingen moet doen voor de hervormingen van de
faillissementswetgeving
-
Verbond van Verzekeraars, Bordewijklaan 10,
2509 AN
Den Haag t.a.v: het Klachteninstituut/Ombudsman Verzekeringen en de
Raad van Toezicht op het Verzekeringsbedrijf
-
16 volksvertegenwoordigers, onder wie 9
leden van de Vaste kamercommissie van Justitie en 2 van de Commissie voor
de Verzoekschriften.
-
De Raad voor de Rechtspraak
- De Minister
President
Aan
bovenstaande personen en instanties heb ik per brief gemotiveerd om
een reactie op het boek gevraagd en een gedrukt exemplaar van dit boek
aangeboden.
Bijlage
6 Reacties :
De reacties waren als volgt.
* Twee wetenschappers regeerden
niet.
Prof. mr. A.F.M Brennincmeijer schreef het nawoord De andere tien
wetenschappers hadden 'geen tijd', 'een te drukke
agenda', 'een leerstoel, die te ver afstaat van het onderwerp van uw
boek', of om andere uiteenlopende redenen 'geen gelegenheid' om te reageren. Geen enkele
hoogleraar bestelde een boek.
----------
* De uitgevers schreven: 'Uw boek past niet in ons portfolio en komt derhalve
niet in aanmerking voor publicatie binnen ons fonds'.
----------
* De NOvA: 'vat haar wettelijke taakopdracht niet zo ruim op dat
daartoe ook te rekenen valt het inhoudelijk reageren op door justiabelen
te publiceren geschriften'.
----------
*
Het Verbond van Verzekerars schrijft o.a :
'Met uw
documentatie is weer eens duidelijk geworden dat de afwikkeling van
letselschade een bijzonder complex proces kan zijn, dat voor het
slachtoffer niet
altijd
eenvoudig is te doorgronden en dientengevolge ook nogal eens tot zogenoem
de
secundaire victimisatie kan leiden. Het Verbond kan als brancheorganisatie
voor
verzekeraars niet veel voor u betekenen. Wat betreft de zaak rondom
het uitgespro
ken
faillissement geven wij u het advies u te wenden tot de deken van de
Nederland
se Orde
van Advocaten, ...'.
----------
* De reactie van de mediator de heer ir. Paul van
Waning:
Beste
Harry,
Je vroeg me om een reactie/standpunt naar aanleiding
van de kopij van je boek: "Een faillissement dat nimmer went".
Ik heb me bij lezing van je boek geconcentreerd op
het gedeelte over mediation omdat daar onze raakvlakken liggen.
Wat
mij destijds aansprak in je streven naar mediation was je behoefte om een
einde te maken aan de conflicten waarin je verzeild was geraakt, en wel
door persoonlijk met betrokkenen te kunnen praten. Dat was tot dusverre
niet gelukt. Je hoopte zodoende uiteindelijk de conflicten achter je te
kunnen laten en je leven een andere invulling te kunnen geven dan met je
jarenlange strijd tegen het jou en anderen aangedane onrecht.
Het is
jammer dat de partijen die ik op jouw verzoek heb aangeschreven met het
voorstel tot mediation allen niet of negatief hebben gereageerd. Maar je
weet het: mediation berust op vrijwilligheid. De mediator informeert
partijen zo goed mogelijk omtrent wat mediation is en wat zij van het
instrument mogen verwachten. Daarna kiezen partijen zelf of zij op het
voorstel tot mediation ingaan, zonder hun keuze te hoeven verantwoorden.
Uit het feit dat in dit geval géén van de partijen vóór mediation heeft
gekozen trek ik niet de conclusie dat mediation niet geschikt zou zijn
voor conflicten waarbij "hoeders van ons Recht" betrokken zijn. Evenmin
concludeer ik daaruit dat deze beroepsgroep a priori afwijzend zou staan
tegenover mediation als het henzelf betreft. Ieder zal voor zijn afwijzing
zijn eigen motieven hebben gehad.
Je hebt me destijds aangegeven dat het schrijven van
boeken waarin je onrecht en wanprestaties aan de kaak stelt je ook veel
voldoening schenkt, als alternatief voor bijvoorbeeld een oplossing van je
conflicten door middel van mediation.
Ik hoop en wens je van harte toe dat de afronding van
dit boek je inderdaad zoveel voldoening geeft dat je het boek daarna ook
letterlijk en figuurlijk kunt sluiten.
Niet
eenvoudig, want het veronderstelt dat je kans ziet de innerlijke paradox
te overwinnen tussen vasthoudend strijd willen leveren en berustend
afstand willen nemen.
Met
vriendelijke groet,
Paul van Waning.
* Van de 16
volksvertegenwoordigers reageerden :
- de heer mr. A.Wolfsen (zie voorwoord)
- De heer mr. B.Dittrich reageerde en wel
- zoals uit andere brieven blijkt - standaard als volgt:'Dank voor uw
bericht. Ik hoop er in de zomer aan toe te komen om uw boek te lezen. De
inhoud ervan zal ik dan, als ik het er mee eens ben natuurlijk, bij de
behandeling van de Justitiebegroting kunnen betrekken
- Eliza Rutting, lid Provinciale Staten
Gelderland voorde PvdA schreef o.a :
Vanmorgen weer thuis achter de
computer vond ik jouw e-mail. Ik ben tot dit moment gekomen tot pagina 75
van je boek. Harry de moed zakt me in de schoenen en ik wil me niet eens
verplaatsen in je gevoel van verdriet, vernedering en machteloosheid
anders ben ik bang dat ik in bed kruip en er de eerste dagen niet uit
kom.
- Toine Bergen, lid Provinciale Staten
Gelderland voor de SP schreef o.a:
'Diepgaand
onderzoek naar het functioneren van de advocatuur, en ook de hele
rechterlijke macht als geheel, lijkt ook mij belangrijk. Ik denk dan
bijvoorbeeld ook aan de advocaten die tevens als rechter-plaatsvervanger
optreden. Het werk van Advocadur vind ik daarbij zeer
waardevol'.
-
De Minister President antwoordde via het
Contactcentrum Regering.nl als volgt:
'Wij hebben
uw e-mail met uw boek in goede orde ontvangen en doorgezonden
aan het Bureau Beantwoording Burger - correspondentie
met het verzoek de
behandeling over te nemen.
Met de beantwoording kan enige tijd gemoeid zijn. Wij
hopen dat u hier
begrip voor heeft. Hiermee hoop
ik u een stapje verder geholpen te hebben'.
Met vriendelijke
groet,
Contactcentrum Regering.nl
Geachte heer/mevrouw Advocadur,
Uw e-mail is in goede orde
ontvangen bij de Stafdienst Voorlichting en ter kennisname door gestuurd
aan alle fracties van de Tweede kamer.
Mocht u
hier nog vragen over hebben, dan kunt u contact opnemen met de fractie.
De telefoon- en faxnummers
van de fracties zijn:
Ik vertrouw erop u hiermee
voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Dorien Branderhorst
Stafdienst Voorlichting Tweede Kamer der
Staten-Generaal
t +31 (70) 318 3040 --- f +31 (70)
318 2356
Op 2 september antwoordde de Minister-President o.a:
'Helaas kan ik wegens drukke werkzaamheden niet op uw verzoek ingaan'.
* De Raad voor de Rechtspraak reageerde
als volgt:
Geachte heer Teernstra,
Hartelijk dank voor het toesturen van uw boek.
Als de inhoud aanleiding geeft tot een reactie,
zullen we u daar te zijner tijd over berichten.
Met vriendelijke groet
Raad voor de rechtspraak
Afdeling Communicatie
* Van vrienden, lotgenoten en geestverwanten ontving
ik vele hartverwarmende, bemoedigende en hartverscheurende reacties,
teveel om af te drukken. Een reactie, die mij en ongetwijfeld vele andere
recht zoekende mensen uit het hart gegrepen is, laat ik voor alle andere
spreken.
Geachte
heer Teernstra,
Een
sidderend misdaadverslag! De praktijk van het Nederlandse recht steekt de
Spaanse wurgpaal - toen die nog in gebruik was - naar de kroon:
adembenemend, mensonterend, en met expliciete instemming van regering en
parlement.
De rechteloosheid van de individuele,
eerzame burger wordt verklaard door een Amerikaanse filosoof, die zegt:
'Er is niets dat het onrecht beter steunt, dan te zwijgen'. Talrijke
Nederlanders op gezaghebbende posities kunnen zich dit persoonlijk
aantrekken, ook veel in dit boek genoemde personen.
Ik vind het een goede zaak dat je mede middels dit
boek meer bekendheid wilt geven aan de problematiek, en daar heb je zelf
al een begin mee gemaakt door het concept naar een aantal mensen te sturen
die het in deze helemaal af laten weten, zoals kamerleden. Maar ik vrees
dat er meer nodig is. Het gaat namelijk om macht en geld. Het gaat er om
dat alle dieren gelijk zijn, maar de varkens meer gelijk (George Orwell;
Animal Farm).
Jouw hele verhaal ademt het uit: ze hebben
geen boodschap aan jou of de individuele burger.
Machthebbers laten
zich niet met woorden aan de kant zetten, hoe fout ze ook zijn. Hoe fouter
ze zijn, hoe moeilijker het wordt. Jouw verhaal is daarvan ook een
bewijs.
Om veranderingen door te voeren, zullen
grote aantallen mensen nodig zijn die bereid zijn om aan grote, landelijke
protesten deel te nemen.
Ik vind dat je een geweldige prestatie hebt
geleverd.
Dat is een groot en welgemeend
compliment waard: proficiat!
Paul Disselhorst
'ervaringsdeskundige' Raad van
Toezicht en tuchtrechtprocedures advocatuur.
Bijlage 6 A : Andere,meer
uitgebreide reacties op Internet
Verzoeken om een reactie
Aan een aantal personen en
instanties, zoals rechtswetenschappers, journalisten,
volksvertegenwoordigers, heb ik - gebruikmakend van de
mogelijkheden, die e-mail daartoe biedt - in de 3e
en 4e week van mei 2004 - dit
boek in concept doen toekomen. Met onderstaande algemene brief die ik
van persoon tot persoon en van instelling tot instelling heb aangepast
heb ik
een reactie op dit boek gevraagd.
Zeer
geachte mevrouw / heer,
Bij
deze vraag ik uw welgemeende aandacht voor het navolgende:
Begin
2001 ben ik door een fout / tekortkoming van de griffier en/of de
advocaat/curator ongewild in een faillissement terechtgekomen, hetgeen mij
een kapitaal aan geld en aan onvrede heeft gekost.
Over
mijn ervaringen heb ik een verhaal geschreven, dat de titel draagt:
"Een faillissement dat nimmer went, zolang geen
hoeder van mijn Recht zijn ongelijk erkent'.
Het is
geen commercieel, maar een informatief en ideëel boek,
dat dus niet in grote hoeveelheden verkocht, maar door de juiste
mensen gelezen moet worden.
Het
gaat om een voorlopige versie van 99 pagina van A 4 formaat. Het boek is
geschreven vanuit het perspectief van een justitiabel
De definitieve versie wordt uitgebreid met het
voorwoord van een politicus/oud rechter, met tekeningen van de
tekenaar Bert Witte en met - naar ik hoop - met het standpunt van
een aantal insolventiespecialisten en andere personen die zich
professioneel met faillissementen en het faillissementsrecht bezighouden.
Aan die personen heb ik een reactie op, c.q een standpunt
over de inhoud van het boek gevraagd.
Omdat
u professioneel te maken heeft met ons aller Recht doe ik het boek ook aan
u per e-mail toekomen samen met de vraag om een reactie, c.q een
standpunt.
Mocht
u een persoon of een instantie weten, waar het boek eveneens op zijn
plaats is, stel ik het op prijs wanneer u mij daarvan op de hoogte stelt.
Als u
niet wilt dat uw standpunt in het boek wordt opgenomen of als uw voorkeur
er naar uitgaat dat uw standpunt anoniem blijft, vraag ik u mij dat te
laten weten
Het
boek wordt
uitgegeven door de stichting Jurilet, een ideële uitgeverij die
boeken uitgeeft en heeft uitgegeven, waarin juridisch letsel centraal
staat. Als
u een exemplaar wilt aanschaffen van de definitieve versie kunt u
dat via mij bestellen.
Ik hoop van harte dat u reageert en dat uw reactie
bijdraagt aan de verbetering van de rechteloze positie van failliet
verklaarde en andere mensen die vergeefs Recht zoeken.
Met
name daarvoor heb ik het boek geschreven,
Uiteraard lever ik u alle nadere informatie, waar u
vraagt.
Met
veel interesse wacht ik op uw reactie.
Hoogachtend en vriendelijk groetend,
H.H.Teernstra
E-mail : Advocadur@hetnet.nl
Lijst van personen en instanties, die ik om een
reactie heb gevraagd
1) Prof, mr.A.F.M. Brenninckmeijer, Faculteit der
Rechtsgeleerdheid te Leiden
2)
Prof, mr
J.M. Barendrecht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid te Tilburg
3)
Prof. mr R.D.Vriesendorp, Faculteit der Rechtsgeleerdheid te Tilburg
4)
Prof, mr. A.W.Heringa, Faculteit der Rechtsgeleerdheid te Maastricht
5)
De heer mr. J.Hamers, Faculteit der Rechtsgeleerdheid te Maastricht
6)
Prof, mr. A.I.M van Mierlo, Faculteit der Rechtsgeleerdheid te Rotterdam
7)
Prof,
mr. C.J.M. Klaassen, Faculteit der Rechtsgeleerdheid te Nijmegen
8)
Prof,
mr. F. Kortmann, Faculteit der Rechtsgeleerdheid te Nijmegen
9)
Prof.Mr. U.Rosenthal, Faculteit der Rechtsgeleerdheid te
10) Mevr. Mr. S. van den Braak, Molengraafinstituut
te Utrecht
11) De heer Prof.mr F.F. van der Heyde,, rector
magnificus Universiteit van Amsterdam en schrijver van het kritische
boek:Het Recht in de Ramsj' (ISBN 90 5018 437 5)
12) De heer Prof. dr. F. Bruinsma, rechtssocioloog en
medewerker aan het boek 'De hoge
Raad van onderen', met schrijnende,
ontroerende verhalen van mensen opzoek naar recht'
.......................
13) De heer mr. R.J.M.Goossens, bibliothecaris van de
Juridische Bibliotheek te Den - Haag.
14) De heer G. Mogendorff, uitgeverij
Kluwer
Mevr. Uitgeverij Walburg
Pers
......................
15) De heer Ir. P. van Waning, mediator te Zutphen
.......................
16) De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) te Den
Haag
17) Advocatenkantoor B.Niemann te Velp
18) Advocatenkantoor Wieringa t.a.v de praktijkgroep
Insolventierecht
19) De advocaat, de heer mr. H.A. Schenke
......................
20) Euroclaim
21) Stichting de Ombudsman te Hilversum
22) De Consumentenbond
...............................................
23) De heer mr. J. de Wit, lid van de SP en van de
Vaste Kamercommissie voor Justitie
24) Mevr. F.Vergeer-Mudde, lid van de SP en van de
Vaste Kamercommissie voor Justitie
25) De heer A.Rouvoet, lid vande CU en van de Vaste
Kamercommissie voor Justitie
26) De heer K.de Vries, lid van het CDA en van de
Vaste Kamercommissie voor Justitie
27) Mevr.mr. F. Halsema, lid van Gr.Links en van de
Vaste Kamercommissie voor Justitie
28) Dhr.I.Aasted, lid van het CDA en van de Vaste
Kamercommissie voor Justitie
29) Dhr. J.Eerdmans, lid van de LPF en van de Vaste
Kamercommissie voor Justitie
30) De heer mr. A.Wolfsen, lid vande PvdA en van de
Vaste Kamercommissie voor Justitie
31) De heer Rijpstra ,lid vande VVD en van de Vaste
Kamercommissie voor Justitie
32) De heer J. Tichelaar, lid van de PvdA en lid van
de Commissie voor de Verzoekschriften
33) A.van Miltenburg. Lid van de VVD en lid van de
Commissie voorde Verzoekschriften
34) De heer mr. B.Ditrich, lid van D'66
35) Mevr. Dr. A. Kant, lid van de SP
36) Mevr.L van der Laan, lid van D'66
37) Mevr. M. de Pater, lid van het CDA
..............
38) Mevr. Mr.R.J.M. de la Bursi
Fransen van het Ministerie van Economische Zaken,
39) De heer mr. P.Ruys, jurist, auteur en bekend
criticus van het rechtsbedrijf
40) De stichting Sociale Databank Nederland
41) De stichting WORM (Wetenschappelijk Onderzoek
Rechterlijke
Macht)
42) Het Nationaal Insolventie Bijstands
Team (NIBT)
43) De Stichting Diensten aan gefailleerden STIDAG t.a.d
dhr. ir./d
Voort
.............
44) Het programma 'Zembla' van de Vara
45) De heer Micha Kat, journalist
46) De heer Peter Smolders, auteur en programmamaker
47) Redactie RTL-Boulevard t.a.c mevr. M. Bongaarts
43) Mevr. W. de Cort , journalist
48) Dhr. A. de Groot, journalist
49) De heer René Steenhorst, journalist
50) De redactie van Kleintje Muurkrant
51) Mevr. I v/d Boom, justitieverslaggeefster
Utrechts Nieuwsblad
52) De heer F.Schrooten, verslaggever GPD
53) De heer Sander Kuypers, verslaggever
ANP
54) De heer Stan de Jong, verslaggever HP/de Tijd
55) Mevr. Danielle Pinedo, redacteur NRC
56) Redactie van het TV-programma Schepper & Co,
t.a.v mevr. E.Bakker
57) Leden van de Redactie van het Nederland Juridisch
Dagblad
-----------
58) De heer mr. H.H.Dethmers, rechter-commissaris te
Den Bosch
.......................
59) Verbond van Verzekeraars, Bordewijklaan
10, 2509 AN Den - Haag t.a.v het Klachteninstituut/Ombudsman
Verzekeringen
en de Raad van Toezicht op het Verzekeringsbedrijf.
60) STOA (Stichting tegen Oneerlijke Ambtenaren, die
lid zijn van de staande magistratuur)
------------
61) Mevr. Els Rutting, lid Provinciale Staten
Gelderland
voor de PvdA
62)
De heer Toine Peters, lid Provinciale Staten Gelderland voor de
SP
Op 13 augustus 2004 wendde ik mij
tot de Minister President en wel met de navolgende brief
Dr. mr. J.P
Balkenende, minister - president
Bij deze
richt ik mij tot u met een verzoek, dat, zoals ik op uw
internet - site lees, op een A4 moet passen.
Ik vraag dus
kort en krachtig in kleine letters uw aandacht voor een groot probleem:
17 Juni 1970,
word ik, 24 jaar jong, net afgestudeerd, slachtoffer van een
verkeersongeluk.
Ik ben bijna een week in coma en heb maandenlang een
verlaagd bewustzijn. De diagnose wordt door de behandelende neuroloog
gesteld op contusio cerebri (hersenkneuzing) Door ernstige fouten van 2
voor de verzekeraar keurende neurologen en een psycholoog worden de
post-contusionele klachten niet aan de hersenkneuzing toegeschreven, maar
aan mijn 'premorbide (al gevormde) karakterstructuur'. Door dat
onmogelijke, mij i.v.m het toenmalige 'medische geheim' niet bekend
gemaakte, m.i misdadige, oordeel, waarvoor 2 neurologen in 1981 door het
medisch tuchtcollege veroordeeld worden, mag ik jarenlang niet zijn wat ik
was en ben: een patiënt met een ernstig hersenletsel.Over hoe een
hersenbeschadiging voelt en wat de jarenlange ontkenning van mijn klachten
in mijn leven teweeg heeft gebracht schreef ik een boek.
Voor de
catastrofale gevolgen van die ontkenning heb ik erkenning nodig. Daartoe
ben ik aangewezen op de diensten van advocaten, aan wie ik een kapitaal
aan emoties en geld kwijt raak.
_____________________________________________
De reacties waren als volgt:
* M.u.v. mevr. mr. S. van der
Braak en prof. dr. F. Bruinsma reageerden alle
rechtswetenschappers.
Ze hadden 'geen tijd', een te drukke agenda', 'een leerstoel, die te ver
afstaat van het onderwerp van uw boek', of om andere uiteenlopende redenen 'geen
gelegenheid' om te reageren. Met Prof mr A.Q.C.Tak voerde ik een
lang en aangenaam gesprek. Hij was de enige hoogleraar,die mij een collega
verwees en wel naar prof. B. Kortmann. Die had - als
beschreven -
geen tijd.
Geen enkele hoogleraar bestelde
een boek
De Faculteit der Rechtsgeleerdheid
te Til burg
reageerde als volgt:
FACU L T
E I T DE
R
RECH TSGE
L E ERDHE I D
Datum
27 oktober
2004
Onderwerp
Overname
deel boek
Datum uw brief
27 oktober
2004
Telefoon 013 466 28 12 -
Telefax: 013 466 23 23
E-mail
G.vanDijck@uvt.nl
Uitgeverij Jurilet
H. Teernstra
Keppelseweg 27
7031 AR WEHL
Geachte heer Teernstra,
Als telefonisch afgesproken bericht ik u dat ik van
plan ben een deel uit het boek 'Een faillissement dat nimmer went' (ISBN
90-805373-0) voor te schrijven aan studenten die de module 'Veranderende
perspectieven in het insolventierecht' van het
doctoraalvak 'Capita Selecta Privaatrecht' volgen.
Deze module gaat van start (en eindigt)in de maand
december (2004).
Deze en andere literatuur heeft tot doel de student
inzicht te geven in wat de bestaande rol van een curator is en welke
kritische
kanttekeningen daarbij kunnen en moeten worden
geplaatst.
Empirische gegevens over de ervaring en rol van de
betrokkenen in
het faillissementsproces ontbreken helaas. Dit is
echter geen reden om
de rol van betrokkenen te negeren; dat past niet bij
een kritische
bespreking. Om die reden heb ik het voornemen een
deel uit uw boek
voor te schrijven. Ik hoop dat het lezen ervan
bijdraagt aan de kritische
houding van studenten, die de rechtenfaculteit van de
Universiteit van
Tilburg hoopt bij te brengen.
Zonder nadere berichtgeving ga ik ervan uit dat u nog
altijd akkoord
bent met de overname van delen uit uw boek.
Met vriendelijke groeten,
mr. G. van Dijck
Onderzoeker
Bijlage(n)
0
Departement Privaatrecht
Postbus 90153 • 5000 LE Tilburg • Bezoekadres >
Warandelaan 2 • Tilburg • Telefoon 013 466 91 11
Bankrekening 45 50 46 042 • Girorekening 10 77 496 •
www.uvt.nl
*
De uitgeverij Kluwer zag geen mogelijkheden het boek uit te geven en
verwees me naar collega/uitgeverij Walburg Pers, die ook geen
mogelijkheden zag noch collegae/uitgevers kende met mogelijkheden.
*De uitgever Wardani schrijft
o.a:
Geachte meneer Teernstra,
Vanuit juridisch perspectief kunnen wij geen
standpunt innemen betreffende uw ervaringen met een groot aantal
rechtskundigen. De door u aangeboden informatie geeft m.i. wel dringend
aanleiding tot bezinning op de 'regenteske' rechtscultuur in Nederland.
Uit uw verslag blijkt dat het recht op beroep u is ontnomen en dat uw
aanspraak op het verkrijgen van dit recht is verkracht. Wanneer
rechtspraak resulteert in onrecht lijkt het logisch dat middels het
onrecht het recht wordt hersteld; recht en onrecht zijn immers twee zaken
van hetzelfde: het recht van de een betekent het onrecht van de ander.
Zoals u schrijft is uw verslag niet voor de
commerciële verkoop bedoeld. De meeste uitgeverijen zijn (vanzelfsprekend)
minder op de inhoud en meer op de commerciële belangen van een publicatie
gericht. Dit is ook de reden waarom uitgeverij Wardani uw verslag in
boekvorm niet aanneemt voor publicatie.
Ik hoop dat uw voornemens tot publicatie zullen
leiden tot verbeteringen in de rechtspraak,
Met vriendelijke groet,
Frank de Swart
Uitgeverij Wardani - Haarlem /Yogyakarta
* De mediator de heer ir. P.van
Waning:
Beste Harry,
Je vroeg me om een reactie/standpunt naar aanleiding
van de kopij van je boek: "Een faillissement dat nimmer went".
Ik heb me bij lezing van je boek geconcentreerd op
het gedeelte over mediation omdat daar onze raakvlakken liggen.
Wat mij destijds aansprak in je
streven naar mediation was je behoefte om een einde te
maken aan de conflicten waarin je verzeild was geraakt, en
wel door persoonlijk met betrokkenen te kunnen praten. Dat was
tot dusverre niet gelukt. Je hoopte zodoende uiteindelijk de
conflicten achter je te kunnen laten en je leven een andere invulling
te kunnen geven dan met je jarenlange strijd tegen het jou en anderen
aangedane onrecht.
Het is jammer dat de partijen die
ik op jouw verzoek heb aangeschreven met het voorstel tot mediation allen
niet of negatief hebben gereageerd. Maar je weet het: mediation
berust op vrijwilligheid. De mediator informeert partijen zo goed
mogelijk omtrent wat mediation is en wat zij van het instrument
mogen verwachten. Daarna kiezen partijen zelf of zij op het
voorstel tot mediation ingaan, zonder hun keuze te hoeven
verantwoorden. Uit het feit dat in dit geval géén van de partijen
vóór mediation heeft gekozen trek ik niet de conclusie dat
mediation niet geschikt zou zijn voor conflicten waarbij "hoeders van ons
Recht" betrokken zijn. Evenmin concludeer ik daaruit dat deze
beroepsgroep a priori afwijzend zou staan tegenover mediation als het
henzelf betreft. Ieder zal voor zijn afwijzing zijn eigen
motieven hebben gehad.
Je hebt me destijds aangegeven dat het schrijven
van boeken waarin je onrecht en wanprestaties aan de kaak
stelt je ook veel voldoening schenkt, als alternatief voor
bijvoorbeeld een oplossing van je conflicten door middel van
mediation.
Ik hoop en wens je van harte toe dat de
afronding van dit boek je inderdaad zoveel voldoening geeft dat
je het boek daarna ook letterlijk en figuurlijk kunt sluiten. Niet
eenvoudig, want het veronderstelt dat je kans ziet de innerlijke
paradox te overwinnen tussen vasthoudend strijd willen
leveren en berustend afstand willen nemen.
Met vriendelijke groet,
Paul van Waning.
* Met de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten
(NOvA): ontstond een lange correspondentie. Ook die correspondentie
is zo
illustratief
voor de wjjze, waarop de NOvA met problemen, die advocaten
veroorzaken omgaat, dat die in zijn geheel wordt afgedrukt.
Geachte heer Teernstra,
Hierbij deel ik u mede kennis te hebben genomen van
uw e-mailbericht d.d. 18 mei 2004 met in bijlage uw in hoofde genoemde te
publiceren boek.
Ik
constateer dat het een zeer gedetailleerd verslag is van al hetgeen u
sinds 1970 als gevolg van het ongeluk heeft meegemaakt.
De Nederlandse Orde van Advocaten vat haar wettelijke
taakopdracht niet zo ruim op dat daartoe ook te rekenen valt het
inhoudelijk reageren op door justiabelen te publiceren geschriften.
Ik hoop u hiermede te hebben
geïnformeerd.
Met
vriendelijke groet,
M.E. Veenboer Nederlandse
Orde van Advocaten
--------------------
Leden
van de Algemene Raad van Toezicht van de Nederlandse Orde van
Advocaten,
t.a.v mevrouw mr. M.E. Veenboer, hoofd
afdeling Juridische Zaken.
Wehl,
26 mei 2004
Geachte leden,
Hartelijk dank voor uw snelle antwoord, dat tot de
navolgende reactie leidt:
Uw constatering m.b.t het te publiceren boek is
m.i niet juist.
Het
boek is geen "gedetailleerd verslag van mijn ervaringen na het ongeluk",
maar wel van mijn pogingen om via n.b 23 advocaten in aanmerking te
komen voor een oordeel van de rechter over de schadelijke gevolgen van
fout van de griffier en/of de curator. Deze fout / tekortkoming wordt
erkend door het Gerecht te Zutphen, dat mij voor wat een oordeel over de
schade betreft naar een advocaat verwijst.
Daarnaast doet het boek verslag van de wijze waarop
een tweetal advocaten hun taak als curator opvatten en de
(on)mogelijkheden om daarover m.b.v de Deken/ Raad van Toezicht een
oordeel van de tuchtrechter te krijgen.
Het
feit dat 23 advocaten weigeren om die door het Gerecht erkende fout
voor de
rechter te laten spreken wijst op een structureel probleem, dat de in art.
26 e.v van de advocatenwet genoemde "behoorlijke uitoefening der praktijk"
en "de bevoegdheid der algemene raad" regardeert.
Met het feit dat "de commerciële advocatuur" -
zoals Prof. mr.A.F.M.Brenninckmeijer een decennium geleden in het openbaar
aangaf - "de weg naar de rechte afsluit" is m.i
een publiekrechtelijke belang in het geding, waarover u een standpunt in
zou moeten nemen.Hetzelfde geldt voor het in het boek gedetailleerd
aangegeven feit dat klachten over advocaten/curatoren jarenlang
onbehandeld onder Dekens /Raden van Toezicht blijken te liggen.
Ik ben ervan overtuigd dat
de hierboven aangegeven verontrustende feiten, die ik in het boek
beschrijf, weldegelijk vallen binnen "de wettelijketaakopdracht van
de Algemene Raad van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten',
zoals die aangegeven wordt in de artikelen 25, 26, 27 e.v van de
advocatenwet en zoals die treffend spreekt uit de Gedragsregels voor
advocaten.
Mijn vraag aan
u om een reactie / standpunt, dat ik bij deze herhaal,
beperk ik - om misverstanden uit te sluiten -
tot voornoemde verontrustende feiten.
Wanneer u de
mening toegedaan mocht zijn, dat er in deze toch geen taak voor de
Algemene Raad is weggelegd, verzoek ik u vriendelijk mij te laten weten
voor wie er in dit land m.b.t die verontrustende feiten over het
doen en nalaten van advocaten dan wel een taak is weggelegd.
In afwachting van uw
gewaardeerde reactie,
hoogachtend en vriendelijk groetend,
H.H.Teernstra
-------------------
Nederlandse Orde van
Advocaten
t.a.v voorzitter en de
leden van de Algemene Raad
t.a.v mr. M.E. Veenboer, hoofd afdeling
juridische zaken
4
juni 2004
Geachte heer Teernstra,
In antwoord op uw e-mailbericht van 27 mei jl deel ik
u in aanvulling op mijn eerdere bericht van 26 mei jl mede dat de Algemene
Raad niet gehouden is tot het geven van specifieke reacties op een boek
dan wel een nog te publiceren boek. Zo de inhoud van uw boek daartoe
aanleiding geeft, zal de Algemene Raad daarmee waar nodig en wenselijk
rekening houden.Zoals eerder door mij aangegeven, dien ik u voor bezwaren
gericht tegen individuele advocaten te verwijzen naar de desbetreffende
plaatselijke dekens.
Met vriendelijke groet, M.E.
Veenboer Nederlandse Orde van Advocaten
Nederlandse Orde van Advocaten
t.a.v voorzitter en de leden van de Algemene Raad van
de NOvA
t.a.v mr. M.E. Veenboer, hoofd afdeling
juridische zaken
Wehl,
7 juni 2004
Geachte voorzitter en leden,
Hartelijk dank voor uw antwoord op mijn e-mail
d.d.4
juni 2004, dat tot de navolgende reactie leidt:
Ik stel vast dat u niet ingaat op mijn met redenen
omklede stelling dat het boek structurele problemen aan de orde
stelt, die de bevoegdheid van Uw Raad weldegelijk regarderen en waarmee u
ernstig rekening zou moeten houden. .
Uit de
vele, jarenlange ervaringen van de stichting Advocadur, van geestverwante
instellingen en mensen en van mij zelf blijkt keer op keer een ernstige
onvrede, die door advocaten en hun veelal polariserende wijze van
werken
wordt opgeroepen.
In het boek, de eerdere boeken en artikelen, die ik
geschreven heb en ook uit alle brieven, die in de afgelopen
10 ook aan de NOvA geschreven zijn wordt er telkenmale op gewezen dat die
onvrede dermate explosief en gevaarlijk is dat u die niet in het midden
moet - of beter - mag laten.
M.n
uit zedenzaken, echtscheidingszaken en uit zaken waar eer en principes in
het geding zijn blijkt dat vele advocaten niet om kunnen of willen gaan
met de vaak diep gewortelde, gecompliceerde, menselijke drama's die inherent
zij aan die zaken.
De feiten zijn dermate ernstig en verontrustend dat
de vraag of dat soort zaken wel in handen van advocaten hoort zonder meer
gerechtvaardigd is.
De wijze van werken van advocaten blijkt voornoemde
onvrede keer op keer op te roepen en mensen voor dilemma's te plaatsen. De
starre toepassing van regels, principes, jurisprudentie m.b.t bijvoorbeeld
de mate van vrijheid die de advocaat van de tegenpartij toekomt, de
geheimhoudingsplicht van de advocaat, het honorarium van de advocaat, de
verplichte procesvertegenwoordiging door de advocaat, etc, zadelt vele
rechtzoekende mensen met een enorme onvrede op, waarvoor geen uitweg
bestaat en die daarom soms tot een fatale uitbarsting komt en zal
komen.
U
verwijst mij voor mijn bezwaren over individuele advocaten naar 'de
plaatselijke deken'. Als u mijn boek goed leest, zal u
duidelijk worden dat het niet gaat om 'bezwaren over individuele
advocaten'
en tevens dat de wijze waarop dekens met die
bezwaren om gaan ook een structureel probleem vormt waarvoor u de ogen
niet zou moeten sluiten.
Mij
moet van het hart dat u er beter aan zou doen om mijn boek en de vele
andere signalen die al dan niet op u af komen ter harte te nemen. De
onvrede, die ik u meld is niet incidenteel, maar vormt een ernstig
structureel probleem waar u ontvankelijk voor zou moeten zijn, c.q dat
voor u aanleiding zou moeten zijn om gedegen onderzoek te verrichten, c.q
te laten verrichten
Wanneer u desalniettemin uw mening
handhaaft, dat er m.b.t de door mij gemelde structurele problemen geen
taak voor de Algemene Raad van de NOvA is weggelegd, dan vraag ik
u mij te berichten op welke gegevens en op welk onderzoek u die mening
baseert.
In dat geval verzoek ik u wederom vriendelijk mij te
laten weten voor wie er in dit land m.b.t de gemelde verontrustende feiten
die het doen en nalaten van advocaten betreffen, dan wel een taak is
weggelegd.
Indien
u niet antwoordt of bij standpunt blijft, beschouw ik de
correspondentie als beëindigd
In afwachting van uw gewaardeerde reactie,
hoogachtend en vriendelijk groetend,
H.H.Teernstra
c.c.belangstellenden
----------------------------------------
* Van de volksvertegenwoordigers reageerde de heer
mr. A.Wolfsen (zie voorwoord) Ook de heer mr. B.Dittrich reageerde en
wel -
zoals uit andere brieven blijkt - standaard - als volgt:
Geachte heer Teernstra,
Dank voor uw bericht. Ik hoop er in de zomer aan toe
te komen om uw boek te lezen. De inhoud ervan zal ik dan, als ik het er
mee eens ben natuurlijk, bij de behandeling van de Justitiebegroting
kunnen betrekken.
Met vriendelijke groet,
Boris Dittrich
Dag Harry,
Ik heb gisteren je voice-mailtje proberen af te
luisteren. Dat lukte maar ten dele omdat het bereik slecht was in Braamt,
waar ik toen vertoefde. Vanmorgen weer thuis achter de computer vond ik
jouw e-mail. Ik ben tot dit moment gekomen tot pagina 75 van je
boek. Harry de moed zakt me in de schoenen en ik wil me niet eens
verplaatsen in je gevoel van verdriet, vernedering en machteloosheid
anders ben ik bang dat ik in bed kruip en er de eerste dagen niet uit
kom. Als politica weet ik inmiddels na ruim 20 jaar politiek
dat recht hebben nog lang niet recht krijgen is. Veel
burgers heb ik zo goed en zo kwaad als het ging binnen mijn vermogen
proberen te helpen bij hun gang om te krijgen waar ze recht op hadden
(WVG, ABW, Bijzondere Bijstand, kwijtschelding, vergunningen etc.
etc.), maar voorwaar een klus die mij regelmatig met de kop tegen de muur
liet lopen en mij onmachtig maakte. Na het voor de helft lezen van je boek
tot nu toe is het voor mij ook weer volstrekt helder dat ook in dit land
ondanks zijn democratie van gekozen volksvertegenwoordigers nog veel werk
te verzetten is. Jij doet daar met het oog op de rechterlijke macht meer
dan verwoede pogingen toe en dwingt bij mij diep respect af. Je
onvoorstelbare inzet en gedrevenheid op zoek naar gerechtigheid zullen je
zeker niet door iedereen in dank afgenomen worden hetgeen meer dan
duidelijk wordt bij het lezen. Maar troost je met de gedachten dat
jij en ik weten dat je gewoon niet anders kan en door moet gaan met
het aan de kaak stellen van die onrechtvaardigheid en willekeur. Ik wens
je als geen ander daarbij heel veel succes en sterkte.
Met respect, warme groet en de
meeste hoogachting,
Els (alias Eliza) Rutting (lid
Provinciale Staten Gelderland voor de PvdA
Bedankt voor de mail en
aanvullende informatie van 27 juli, over de minder goede ervaringen met de
advocatuur.
Ik ben het met u eens dat de monopoliepositie van de
advocatenstand soms tot zorgelijke ontwikkelingen leidt. Zelf heb ik al
heel wat bestuursrechtlijke procedures gevoerd op milieugebied, o.a. bij
de Raad van State. Voor mij en ook voor iemand als Ad van Rooij komt daar
binnenkort mogelijk een einde aan, omdat de Europese grondwet verplichte
procesvertegenwoordiging ook voor het bestuursrecht wil
invoeren.
Uw notities bij de moord op de 32-jarige advocaat in
Doetinchem heb ik ook gelezen. Over de achtergronden van deze zaak kan ik
niet oordelen.
Diepgaand onderzoek naar het
functioneren van de advocatuur, en ook de hele rechterlijke macht als
geheel, lijkt ook mij belangrijk. Ik denk dan bijvoorbeeld ook aan de
advocaten die tevens als rechter- plaatsvervanger optreden. Het werk van
Advocadur vind ik daarbij zeer waardevol.
Zelf zie ik in mijn rol als
provinciaal politicus geen mogelijkheden om daaraan een concrete bijdrage
te leveren. Als er concrete zaken spelen wil ik wel kijken of ik daaraan
op mijn weblog www.toinevanbergen.web-log.nl aandacht kan
besteden.
Groetjes, Toine van
Bergen, lid provinciale Staten voor de SP
-
De Minister President antwoordde via het
Contactcentrum Regering.nl als volgt:
'Wij hebben
uw e-mail met uw boek in goede orde ontvangen en doorgezonden
aan het Bureau Beantwoording Burger - correspondentie
met het verzoek de
behandeling over te nemen.
Met de beantwoording kan enige tijd gemoeid zijn. Wij
hopen dat u hier
begrip voor heeft. Hiermee hoop
ik u een stapje verder geholpen te hebben'.
Met vriendelijke
groet,
Contactcentrum Regering.nl
Geachte heer/mevrouw Advocadur,
Uw e-mail is in goede orde
ontvangen bij de Stafdienst Voorlichting en ter kennisname door gestuurd
aan alle fracties van de Tweede kamer.
Mocht u
hier nog vragen over hebben, dan kunt u contact opnemen met de fractie.
De telefoon- en faxnummers
van de fracties zijn:
Ik vertrouw erop u hiermee
voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Dorien Branderhorst
Stafdienst Voorlichting Tweede Kamer der
Staten-Generaal
t +31 (70) 318 3040 --- f +31 (70)
318 2356
-
Op 2 september antwoordde de Minister-President o.a: 'Helaas kan ik wegens
drukke werkzaamheden niet op uw verzoek ingaan'.
*
Van de gevraagde journalisten/ vertegenwoordigers van de media
reageerden slechts Arnoud de Groot, Kleintje Muurkrant,
het Het Nederlandse Jusridische Dagblad en Daniëlle Pinedo(NRC) met de
mededeling (nog) geen tijd te hebben of geen mogelijkheden te zien.
* De heer mr. Paul Ruys,
bekend criticus van het rechtsbedrijf, (zie www.sdnl.nl en www.theovanGogh.nl/ruijs) geestverwant, auteur van het boek 'Klassenjustitie in Nederland', reageerde met de verzuchting: 'De
ernstige rechteloosheid, waarvan u in uw boek verslag van doet, is mij
vanuit mijn ervaringen met Justitie meer dan bekend'. Verder deed hij mij
een aantal bloemrijke citaten toekomen, waaruit ik de volgende keuze heb
gemaakt:
-
'er is werkelijk geen enkele reden om advocaten/curatoren
qua betrouwbaarheid hoger aan te slaan dan kroegbazen, politici,
accountants, autoverkopers, rechtswetenschappers en journalsiten.
Integendeel,er bestaan geen middenstanders of vergelijkbare
beroepsgroepen met verplicht voorgeschreven nering die ook
nog eens in alle beslotenheid het eigen gesjoemel mogen
toedekken. Uitgezonderd notarissen, maar ook daar gaat
het fout'.
-
'Kinderen uit groep 8 hebben meer gevoel voor rechtvaardigheid
dan advocaten/curatoren. Sterker nog, dat is het eerste
dat succesvolle advocaten afleerden en
waar ze goed voor zijn geslaagd'.
'Het waren
nooit advocaten/curatoren die problemen hadden met collega´s die voor
rechter speelden. Tenslotte gaat het in die kringen uiteindelijk niet om
winnen of verliezen maar om het aantal declarabele uren, de
kantoorinrichting en een ziekelijke hang naar
respectabiliteit'
- Beste Harry,
Namens de fractie en het
afdelingsbestuur van de PvdA - afdeling Wehl ligt jouw werk ons na aan het
hart.
De mensen in de PvdA - afdeling Wehl vinden het leed
bij juridische procedures groot. In een conflict in een rechtszaak komen
vergt psychisch veel van mensen. In bijna alle dossiers die je hebt zit
vaak een zoveel leed. Of al dan sprake is van rechtvaardigheid of niet
speelt daar niet altijd in een rol. Wat wel een rol speelt is vertrouwen
hebben. De Nederlandse rechtstaat heeft op deze wijze veel te
verduren. Grenzen worden verlegd, maar naar onze niet altijd de goede kant
op.
Eigenbelang zie je steeds sterker
terugkomen in onze maatschappij. De juridische rechtsgang is daarmee
besmet. Advocaten vormen een aparte groep die samen met het openbaar
ministerie, maar ook de rechters, een eigen groep "van Mertens" vormen. De
ene hand wast de andere hand schoon.
In het openbaar bestuur zie je ook steeds meer een
verandering in wetgeving, maar ook de uitvoering van wetten kenmerkt zich
in individualisme.
Wat ons daarin stoort is dat het
niet meer gaat om eigen verantwoordelijkheid nemen, maar vooral om eigen
belangen veiligstellen. Dat over de rug van zwakkeren in onze
maatschappij.
Namens de PvdA -afdeling Wehl
Vincent Weijers,
fractievoorzitter
* De Stichting STOA
Commentaar, zo kort en bondig
mogelijk:
Het
Nederlandse trias politica gedraagt zich als een sprookje van Andersen.
Iedereen ziet dat de keizer, de rechterlijke macht, naakt is, maar
niemand durft het hardop te zeggen. Behoudens, gelukkig, een enkeling die
zijn hoofd boven het maaiveld uitsteekt. Vaak niet zonder vergaande
gevolgen.................
Uitgebreid commentaar:
Het is
diep triest dat in een land, dat bepaald niet bekend staat als een
bananenrepubliek, ordehandhavers zich gedragen als een Cubaanse
guerillagroep. Jaren van mondiale strijd tegen openlijk bedreven tiranisme
heeft nog niet geleid tot enig gezond verstand bij een groot deel van de
lieden die het in juridisch Nederland voor het zeggen hebben. Zonder met
de ogen te knipperen handhaafd men de wet op een wijze zoals het hen
uitkomt, gelijk een extremistische religie de bijbel. Morgen is het zwart
en overmorgen rood. Dit alles met zichzelf en de vakbroeders als
onschendbaar middelpunt. Een regering die zich sterk maakt voor verre
landen waar een voor hen onwenselijk politiek klimaat heerst, sluit haar
ogen voor het binnenlandse klimmaat, waardoor het geheel de bittere smaak
van vergane oorlogen oplevert. De gedupeerden curandi maar ook crediteuren
achterlatend. Het ergelijke is dat met name deze laatste groep zich al bij
deze situatie lijkt te hebben neergelegd. Vorderingen worden afgeschreven
en de verificatievergadering is een lachtertje geworden dat in de praktijk
slechts zelden plaatsvindt. De curator woont op stand en baadt in weelde.
Want ja, hij heeft echt al die uren gewerkt!
Lieden
die wel menen hun "scheur" open te moeten trekken, vechten tegen
windmolens. Brieven blijven onbeantwoord, verzoeken worden terzijde
gelegd, klachten niet in behandeling genomen en seponeren lijkt eerder een
hobby dan het gevolg van een deugdelijk onderzoek. Mocht één zo een kleine
lui wel menen de zaak wereldkundig te moeten maken, dan kan hij rekenen op
forse tegenstand van de wetshandhavers. Variërend van een aanklacht wegens
smaad of het aantasten van de goede naam en eer (?) tot beslagleggingen,
fake processen en andere vormen van verregaande intimidatie.
Uiteraad
bestaan er ook goede rechters en juristen. Het is alleen zo jammer dat de
boventoon wordt gevoerd door het rijkelijk aanwezige kaf onder het koren
en het koren maar al te vaak de confrere niet openlijk durft aan te
pakken.
-------------------------
* Spontane reacties van lotgenoten,
vrienden, etc :
Jouw hele verhaal ademt het uit: ze hebben geen
boodschap aan jou of de individuele burger.
Ik
vrees dan ook dat je te optimistisch bent als je denkt dat er competente,
eerlijke en objectieve rechters zijn. Afgaande op dit boek, kunnen
advocaten bij voorbaat al afgeschreven worden.
Om daar verandering in aan te brengen, zullen onder
andere de volgende fundamentele problemen (of 'weeffouten') in de wet én
de praktijk moeten worden opgelost.
In
tegenstelling tot wat de burger wordt voorgehouden, heeft hij geen toegang
tot de (civiele) rechter. Die toegang heeft enkel de advocaat. Dat is de
tollenaar die je moet passeren; een met een monopolie, dat zegt genoeg. De
advocaat factureert ook op uurbasis. Hij heeft dus geen belang bij de
oplossing van een geschil, maar bij het voortbestaan ervan; dat blijkt ook
uit dit boek. Onder het mom van rechtszekerheid worden juridische
hindernissen opgeworpen en uitgemolken. Onder het mom van zorgvuldigheid
wordt het gesprek met de wederpartij 'gaande gehouden'; weigeren om op de
problematiek in te gaan, is zeer effectief.
De
tuchtprocedure voor de advocatuur is niet onafhankelijk.
Artikel 6 EVRM zegt dat een rechtsorgaan
onafhankelijk dient te zijn. De tuchtprocedure advocatuur wordt door de
eigen belangenorganisatie uitgevoerd, en is dus bij voorbaat al niet
onafhankelijk. Volgens het Hof van Discipline is de procedure wel
onafhankelijk, omdat het Hof in hoogste instantie in meerderheid uit
'onafhankelijke' rechters bestaat. Hiermee wordt dus erkend dat de Raad
van Discipline niet onafhankelijk is. Dit impliceert dat beroep bij het
Hof altijd open moet staan. Maar dit is niet het geval indien er een
voorzittersbeslissing is genomen. Bovendien geeft het genoemde standpunt
aan dat het Hof 'in hoogste instantie' niet eens het verschil weet tussen
meerderheid en onafhankelijkheid. Aangezien een kind op de basisschool al
weet wat meerderheid is, moet de conclusie zijn dat het Hof niet eens weet
wat onafhankelijkheid - de hoeksteen van een rechtsstaat - is.
En welke rechter durft de beslissing van zijn
voorzitter, de 'primus inter pares', te corrigeren? Zoals in de meeste
organisaties zal dat geen stimulans zijn voor de carrière.
De tuchtprocedure waarborgt niet
een adequate functievervulling, maar dat de advocaat ongestraft en
ongehinderd zijn cliënten kan uit melken en zijn zaak verknallen.
Mijn ervaringen zijn steevast als volgt (in een zaak
tegen een gemeente had ik zelf al mijn gelijk gehaald bij de Raad van
State, in een zaak tegen een aannemer de constructiefouten aangetoond;
beide zaken door de advocaten verknald).
Er wordt
geweigerd om op de functievervulling in te gaan, laat staan of ze adequaat
was. Bewijzen, feiten en argumenten van klager worden genegeerd. Het
standpunt van de advocaat wordt klakkeloos overgenomen, ook al blijkt uit
de klacht zwart op wit dat dit onjuist is (na verzet of beroep wordt dat
hooguit weggelaten). Raad van Toezicht en Raad van Discipline ondersteunen
de advocaat met argumenten (bijvoorbeeld: hij kende de regels niet en
daarom wordt geen sanctie opgelegd; en dat terwijl het dossier nog wel een
brief bevat waarin klager op deze regel wijst en bezwaar maakt).
Ook beroepsfouten (nota bene door klager boven water
gehaald, terwijl dat de taak van de 'onderzoeker' zou moeten zijn, maar
alles en iedereen weigert er op in te gaan), en een lange lijst van
verwijten, waarvan er letterlijk niet een is weersproken kunnen niet
verhinderen dat de klacht op alle fronten ongegrond wordt verklaard. In
het vonnis is dan ook geen letter of jota van de klacht terug te vinden.
Ook op het bemiddelingsvoorstel van klager dat volledig tegemoet komt aan
het enige argument van verweerder ('gebrek aan vertrouwen', hoe vals en
onterecht het ook is) wordt niet ingegaan.
Van
niet nagekomen afspraken is ook geen letter of jota terug te vinden, en ga
zo maar door.
Eigen onderzoek van de NOvA in
1996 (zie het boek 'Recht op tuchtrecht') velt een vernietigend oordeel
over de tuchtprocedure, met name voor het Hof. Maar de betrokkenen weten
in hun grenzeloze arrogantie niet beter dan dat het enkel om querulanten
gaat. Het lijkt me op grond van mijn ervaringen eerder dat het om mensen
gaat die nog enig vertrouwen hadden in het systeem, maar die daarin bitter
werden teleurgesteld.
Het zojuist genoemde boek
meldt ook dat advocaten zitting hebben in de raden en het Hof vanwege hun
deskundigheid. Het vorenstaande moge duidelijk maken waaruit die
deskundigheid dan wel bestaat. Als nadeel wordt genoemd dat advocaten te
streng zouden zijn voor elkaar; dit nadeel mag van mij met onmiddellijke
ingang opgelost worden.
Prof. mr. T.A.W. Sterk van
de Leidse universiteit heeft het in zijn bijdrage aan het hierboven
genoemde boek over: chaos in het tuchtrecht, broddelwerk van de wetgever,
en een nietigverklaring die wel wordt genoemd, maar niet wordt
uitgewerkt.
De advocaten en 'rechters' daarentegen
weten niet beter dan dat het tuchtrecht prima werkt; klagers zijn gewoon
querulanten. De deskundigheid druipt er van af.
De advocaten hebben de afspraak
dat ze geen zaak overnemen zolang de rekening van de oude advocaat niet is
voldaan. Een klacht hierover bij de NMa is afgewezen.
De rechter is niet onafhankelijk
blijkt steeds weer in de praktijk.
Het geval van
het Chicago-gebouw in Amsterdam heeft dit weer eens laten zien. En wat is
de reactie cq oplossing? Een gedragscode! Dan vraag je je toch af: 'Hoe
kan iemand rechter worden die niet uit zichzelf weet dat zoiets niet
kan?', 'Hoe kan iemand rechter worden als hij dit na een lange
rechtenstudie nog steeds niet weet?', 'Wat koop ik voor een opleiding
rechten waar dit meest fundamentele aspect niet aan de orde komt?'.
In een interview met de Volkskrant van 16 maart 2004
onderstrepen de voorzitters van de beroepsverenigingen (Frits Bakker en
Wil Tonkens-Gerkema) het belang van gedragscode voor magistraten. Maar wat
koop ik voor zo'n gedragscode? Tien of vijftien jaar geleden is dit ook al
gebeurd (zaak Rem). Toen is afgesproken dat de rechters hun nevenfuncties
moesten opgeven, maar velen hebben dit altijd aan hun (rechter) laars
gelapt. En is een vriend, kennis of collega van de bewuste rechter wel
objectief? Ik durf mijn hand daar zeker niet voor in het vuur te steken.
De Chicago-zaak is nu goed gekomen (als dat zo is tenminste) dankzij de
media.
Oneervol ontslag op staande voet lijkt mij
effectiever dan honderd gedragscodes.
Toezicht en controle op het fundament van de rechtsstaat deugen
niet.
Ik heb vergeefs bij de volgende instanties
geklaagd; precies zoals de ervaring met jouw faillissement, is er niet
inhoudelijk gereageerd.
Procureur-generaal bij de
Hoge Raad. Hij zou niet op de inhoud van een vonnis mogen ingaan. Zo dit
al zo zou zijn, kan hij bij aanhoudende klachten altijd onderzoeken of er
iets aan de hand is. Bovendien is volgens de Advocatenwet een 'vonnis over
de ingediende klacht' nietig als het niet met redenen omkleed is. Als het
niet over de klacht gaat, is het dus nietig.
Klacht tegen de staatssecretaris van Justitie (toen
Cohen). Hij heeft eens aan de Stichting WORM geschreven dat 'de
tuchtprocedure voor verbetering vatbaar is'; dat is, voor zover ik weet,
ambtenarenjargon voor een misstand. Hij zegt dat de procedure voldoet aan
de eisen, gaat niet in op de klacht, maar legt het formele traject uit
(advocaat etc.); de klacht is juist dat dat traject niet werkt. In zijn
eerste nieuwjaarsrede als burgermeester van Amsterdam roept hij de burger
op om misstanden aan te kaarten.
De Nationale
ombudsman wil niets weten van de klacht dat de staatssecretaris mij
onjuist informeert (tegenspraak tussen de brief aan de Stichting WORM en
die aan mij).
Vaste kamercommissie voor Justitie
stuurt het door naar de Commissie voor de Verzoekschriften. Deze ziet geen
aanleiding om er aandacht aan te schenken.
Mediation lost niet het probleem op van de rechtsongelijkheid of
klassenjustitie op.
Mediation is bedoeld om tot
een oplossing te komen. Waar de eigen klasse toch gelijk krijgt van de
'rechter', en mediation op basis van vrijwilligheid geschiedt, helpt
mediation ook niet. Op dezelfde manier heeft de voorgeschreven poging tot
een minnelijke schikking in de tuchtprocedure geen enkele zin, om de
doodeenvoudige reden dat de advocaat helemaal niet op de klacht hoeft in
te gaan, omdat de tuchtrechter hem toch de hand boven het hoofd houdt.
Klachten dat zo'n poging niet is ondernomen, omdat 'de standpunten te ver
uiteen liggen', worden ook niet gehonoreerd.
Mediation is wel weer een lucratieve markt voor
advocaten, die dit er lekker bij doen. De rechter stelt mediation op
prijs, maar dat wil niet zeggen dat de mediator/advocaat ook echt tot een
oplossing probeert te komen: als mediation 'mislukt' moet de gang naar de
rechter alsnog gemaakt worden (met advocaat natuurlijk).
Hallo Harry,
Ik zal je op de hoogte
houden of de advocaat Zegers ons en die andere familie vergoedt wat
betreft de afgetroggelde voorschotten. Uiteraard is de gevolgschade van
het "niets doen" van de heer Zegers datgene wat een niet te becijferen
schade heeft veroorzaakt.
Wat betreft je nieuwe boek. Je weet dat ik totaal
niet geloof dat enig boek van de tientallen die er al over dit onderwerp
zijn geschreven gelezen wordt door degenen die verandering kunnen
bewerkstelligen. Ook geloof ik niet dat juristen en
insolventiespecialisten een standpunt hierover zullen innemen en je dit in
je boek kunt zetten. Na 6 jaar strijd en wetende en ervaren hebbende wat
wij nu weten van dit wereldje, hebben wij geen enkele illusie meer dat dit
ooit nog zal veranderen.
Het gaat hier om een zo gemakkelijke zakkenvullerij
van miljardenomvang, waarom zouden ze hier iets aan veranderen?
Het verhaal uit je boek is
een verhaal dat honderden tot duizenden inmiddels aan den lijve
ondervonden hebben. Mensen die allemaal getracht hebben hun recht te
verkrijgen en waarvan sommigen hier decennia mee doorgaan en in onze
opinie het hun resterende beetje levensplezier in hun verwoeste leven mee
verzieken. Dat neemt niet weg dat als jij de behoefte hebt om te blijven
strijden tegen dit onrecht, je dit als het je goed doet, moet doen.
Gelukkig zijn er nog idealisten en die zijn toch een
luis in de pels voor het systeem. Voor de meeste van ons kost het blijven
wroeten in deze beerput echter hun gezondheid en de ongelijke strijd vreet
aan ze. Wij gunnen dat degenen die ons dit aangedaan hebben niet. Dit is
dus ons standpunt en op zichzelf ook al een standpunt wat je in je boek
mag zetten.
Ik hoop dat je begrip kunt opbrengen dat wij deze
keuze over de invulling van ons leven na (geënsceneerd faillissement)
vullen met dingen die we onder controle hebben en onze zelfwaarde
herstellen.
Veel succes met je boek, ondanks
alles hopen we voor de goede zaak dat het je lukt om standpunten te
krijgen van juristen en insolventiespecialisten.
Meningen die er iets meer toe doen dan de mening van
slachtoffers.
Mvg,
Marjan en Leo van den
Heuvel
-----Oorspronkelijk bericht-----
Van: Advocadur [mailto:advocadur@hetnet.nl]
Verzonden: lundi 7 juin 2004 15:35
----------------------------------------
Rotterdam 1-7-2004.
Geachte mijnheer Harry
Teernstra,
Met
bijzondere belangstelling en diep verdriet heb ik u boek gelezen.
Het zegt weer wat ik al jaren zeg tegen
klassenjustitie kan je als
machteloos burger niet
op.
Na het eerste gesprek met Sanders werd ik al
niet blij:" maar als ik u
verhaal lees word ik
steeds ongelukkiger",met nog meer slapeloze nachten en dromen van het
onrecht in deze wereld.
(F.Meeter was hij vroeger
ook Deken in Rotterdam bij LOEF CLAYS EN VERBEKE.
Als grote bedrijven hun recht maar kunnen blijven
kopen zijn u, ik, en vele anderen niets waard in de ogen van de
maatschappij.
Mijn zaak was zeer
duidelijk!!.Begonnen als freelancer in 1994 zelfstandig lasten afdragend,
is dat door de belastingdienst en de bedrijfsvereniging in 1996 onmogelijk
gemaakt voor de ANWB. Wij moesten in loondienst met een
werkgeversverklaring en een personeelsnummer en elke maand een
salarisstrook. DE ANWB heeft om hun sociale lasten
laag te houden een hoge onbelaste vergoeding gegeven zodat ons
salaris hoog zou blijven.
Als je 3 jaar werkt en
je hebt een arbeidsverhouding ben je geen freelancer meer.Je hebt een
loondienst verband.Ik ben diegene die daar de ANWB voor heeft
gewaarschuwd, na jarenlange ervaringen met aannemen van personeel.Zelfs in
latere jaren de Flexwet gekopieerd voor de ANWB Na ernstig ziek worden in
1999 /en nog ,een aantal operaties verder en weer een risicovolle in het
vooruitzicht,ben ik door deze klassenjustitie kansloos..Ik heb het gevoel
dat advocaat/Duk tevens rechter zijn dossier inlevert waar de rechter zijn
krabbel onder zet dat mijn zaak is afgewezen.Zij zitten gewoon te
smiespelen waar wij bij zitten en mijn zeer goede advocaat wordt
afgeblaft.IN
tegenstelling tot u heb ik de meest
eerlijke en lieve advocaat die een mens zich maar kan wensen!!!.Hij dacht
dat wij dit nooit konden verliezen, net als Pieter Storms programma
Breekijzer maar tegen oneerlijkheid is geen kruid gewassen.Nu ziet mijn
advocaat ook dat ik gelijk heb wij kunnen niets beginnen tegen deze
gemenigheid.Iemand van de ANWB heeft mij in het begin gezegd Emmy met deze
ADVOCAAT kun je het niet winnen het is David tegen Goliath, neem een Spong
of Doedens//Hammerstein..Maar het is toch te gek als je advocaat goed is
en hard voor je werkt, en eerlijk is om dan een andere advocaat te moeten
nemen :"U ziet zelf wat advocaten in hogere kringen voor elkaar zijn en
doen"Zij doen niets voor u, mij, en duizenden andere
ongelukkige zielen zonder geld .Zij dekken elkaars smerigheid.Zoals
een kennis van Eén van de ANWB directeuren eens tegen mij zei:" zo gaat
dat in de grote bedrijven"dat is normaal.Al ben ik nog zo fout :"IK ga met
deze directeur, naar de club waar onze vrienden de rechters zijn en ik kan
nooit meer fout zijn: nooit verliezen. Mijn zaak was eerlijk en sterk en
toch?? De mensen die voor mij zouden getuigen worden benadert door de
manager ANWB en durven geen waarheid meer te zeggen.Als ik 4 jaar terug
had geweten dat ik een opnamesysteem in mijn computer had was er nooit een
rechtszaak geweest.Wel heb ik van de laatste getuige, opnames gemaakt
waarin heel goed uitkomt dat hij tijdens de getuigenis niet de waarheid
vertelt,maar ik mag niets meer zeggen van de rechter:"IK voel mij zo
machteloos:" ik sta in mijn recht en toch krijg ik het niet"
Dat is de reden dat ook ik A.Wolfsen heb
aangeschreven (brief heeft u) en ik hoop dat deze man zo rechtvaardig is
als hij al een tijd op mij overkomt, misschien kunnen u , ik, en vele
machteloze mensen dan gered worden van deze gemene onrechtmatigheden.
De pers en niemand durft tegen een bedrijf als de
ANWB in te gaan Kijk u maar naar de doofpot legionella.Zo sterk zijn deze
organisaties die alles met leugens ontkrachten. Ook bij u is dat het geval
niemand helpt je terwijl je in je recht staat.!!!!
Groetjes Emmy Schoenmaker, 010-4113405
quote:
bevestigt de ellende die mijn gezin en ik hebben meegemaakt vanaf eind 1983 door het doen
en laten
van curator/advocaat, plv rechter N. Hijmans bij de rechtbank
Almelo, met de rechter-commissaris H.V.V.C.Breitbarth, tevens rechter in
het
arrondissement Almelo en met andere betrokken rechters.
de politie/OM ,de
Korpschef, de Burgemeester, het Gerechtshof te Arnhem(art 12 Sv), de Hoge
Raad, het
College van Procureurs, Dekens en Raden van Toezicht Raad en Hof
van Discipline, de Rijksrecherche, Ministerie van Justitie, Minister van
Justitie,Vaste Kamercommisie van Justitie, de Nationale Ombudsman,
volksvertegenwoordigers, wetenschappers, etc, etc, vruchteloos, al mijn
appèls, al mijn smeekbedes waren tevergeefs.Ik werd niet eens gehoord.
feiten m.b.t d
e gang van zaken in mijn faillissement ter beschikking van de degenen, die
me kunnen
helpen en daar de moed voor hebben. Persoonlijk geloof ik niet meer
in
recht, rechtvaardigheid en rehabilitatie.
recht op heeft.
Het Oosterveld
62 7544 EM Enschede Unquote
Beste Harrie,
Ik heb je nieuwste boek gelezen via mijn
computerscherm. Gelezen is wellicht iets te zwaar uitgedrukt. Ik heb hele
stukken langs laten komen.
Wij kennen elkaar nu al weer bijna
20 jaar! We hebben elkaar heel regelmatig gezien, de degens gekruist op
het groene biljartlaken en zijn vrienden geworden. We houden elkaar op de
hoogte over onze werkzaamheden en zielenroerselen, maar toch was ik mij
niet zo bewust van je noeste arbeid, al die jaren en nu ook weer met dit
nieuwe boek. Je zei altijd wel dat je het erg druk had, maar ik kan me nu
toch een beter beeld vormen van je tijdsbesteding. Petje af. Hoewel je een
alpha jongen bent, heb je toch wel een heel systematische wijze van
documenteren. Ik bewonder je aussdauer, maar dat wist je al.
Ik vind dat je in je boek behalve feiten ook veel
emotie hebt verwerkt. Dat is prima. Ik denk dat veel aspecten die je
beschrijft interessant zijn voor juristen, studenten en anderen die zich
met deze materie bezig houden. Voor mij is het inhoudelijke deel ver weg
van de dagelijkse dingen waar ik mij mee bezig houd.
Je boek heeft mij weer eens inzicht gegeven in de
soms wel heel moeilijke periodes die je hebt meegemaakt en die je
toch
iedere keer weer hebt overwonnen. Ik hoop van harte dat de periode
die nu komt wat rustiger zal zijn. Wie weet komt dat ons gemiddelde ten
goede.
Vriendelijke groet,
Pim van Arkel,
Advokaters
DEEL 3 UIT DE SERIE
MET RECHT EEN ANDER GEWICHT IN DE SCHAAL
VERHALEN OVER JURIDISCH LETSEL
In dit
boek komen vele slachtoffers van met name advocaten, maar ook van andere
hoeders van ons Recht zelf aan het woord.
Ze
vertellen hun verhaal over het recht dat zij zochten of nog zoeken. Zij
doen hun ervaringen met het strafrecht, het civiele recht, het
bestuursrecht en het tuchtrecht, kortom met het rechtsbedrijf, uit de
doeken.
Ook
dit boek maakt duidelijk wat juridisch letsel is, waarom het er is en
waarom het niet nodig zou zijn.
Nadere informatie over de definitieve uitgave of
bestelling van het boek.
© Uitgeverij Jurilet
Keppelseweg 27, 7031 AR WEHL.
Tel.: 0314 - 681196
E-mail: Advocadur@hetnet.nl
Een faillissement
dat nimmer went:
Een sidderend misdaadverslag! De praktijk van het
Nederlandse recht steekt de Spaanse wurgpaal - toen die nog in gebruik was
- naar de kroon: adembenemend, mensonterend, en met expliciete instemming
van regering en parlement.
Niet een commercieel, maar een ideëel boek, dat:
-
de opmerkelijke gang van zaken beschrijft in een 'faillissementszaak' na
een door het Gerecht te Zutphen gemaakte fout.
-
uiteenzet dat het Gerecht die fout wel erkent, maar een oordeel over de
gevolgen van en de door die fout geleden schade overlaat aan de rechter,
dat wil zeggen aan een advocaat.
-
gedetailleerd verslag doet van het bedenkelijke feit dat en hoe vervolgens
drieëntwintig advocaten, onder wie niet de geringste, weigeren de
onafhankelijke rechter om dat oordeel te vragen.
-
de vinger legt op de zere plekken van het Rechtsbedrijf en laat zien en
voelen wat er fundamenteel mis mee is.
-
de rechteloosheid laat spreken van alle slachtoffers van Justitie.
- geschreven is vanuit de diepgewortelde overtuiging
dat er andere gewichten in de schaal van ons Recht moeten en dat daarvoor
een brede maatschappelijke discussie bitter hard nodig is.
Voor wie Recht zoekt en voor wie de verontrustende
staat van het Recht aan het hart gaat is dit boek, en de daaraan
voorafgaande, zonder meer aan te raden. Het zou verplichte literatuur
moeten zijn voor rechters, advocaten en andere personen die zich
beroepshalve met recht en onrecht bezig houden.
Uitgeverij Jurilet
met recht een ander gewicht in de
schaal
* De media stelde ik
met het navolgende bericht op de hoogte
van het boek:
* UITGEVERIJ
JURILET documentatie juridisch letsel
BERICHT VOOR DE MEDIA : DERDE BOEK OVER JURIDISCH LETSEL
Jur Terharte : Een faillissement dat nimmer went,
zolang geen hoeder van mijn Recht zijn ongelijk erkent: (200 pagina's - prijs € 15, - voor wie dat bedrag kan
betalen)
een nieuw, verontrustend verhaal van Jur Terharte, dat :
- de opmerkelijke gang van zaken beschrijft in een
'faillissementszaak' vanaf een door het Gerecht te
Zutphen gemaakte fout.
- uiteenzet dat het Gerecht die fout wel erkent, maar
een oordeel over de schadelijke gevolgen van die
fout overlaat aan de rechter, dat wil
zeggen aan een advocaat.
- gedetailleerd verslag doet van het opmerkelijke
feit dat en hoe vervolgens 23 advocaten, onder wie
niet de geringste, weigeren de
onafhankelijke rechter om dat oordeel te vragen.
- de vinger legt op de zere plekken van het
rechtsbedrijf en laat zien en voelen wat er fundamenteel
mis mee is.
- tot op het bot het onvermogen van Justitie
duidelijk maakt om met haar eigen fouten om te gaan
- de rechteloosheid laat spreken van alle
slachtoffers van Justitie.
- niet goed verkocht, maar goed door de juiste mensen
gelezen moet worden en daarom verplichte
literatuur zou moeten zijn voor
studenten Recht en voor rechters, advocaten en andere personen diezich
beroepshalve met recht en onrecht bezig houden........
- kortom een boek dat geschreven is vanuit de
diepgewortelde overtuiging dat er andere gewichten in de schaal van ons
Recht moeten en dat daarvoor een brede maatschappelijke discussie bitter
hard nodig is.
De volksvertegenwoordiger / oud-rechter mr. A.
Wolfsen en de wetenschapper / oud-rechter, prof.mr. A.F.M. Brenninckmeijer
hebben met het voorwoord en nawoord hun naam aan het boek verbonden.
De tekenaar Bert Witte heeft zich door het boek laten
inspireren en er 5 prachtige spotprenten voor
gemaakt.
Alle exemplaren van de eerste beperkte druk zijn de
deur uitgevlogen. Een nieuwe druk is in voorbereiding. Bestellingen bij de
uitgever per e-mail : Advocadur@hetnet.nl of per
telefoon: 0314 - 681196.
Net als deel 1 en 2 zal dit boek (uitgebreider) op
Internet geplaatst worden en aan de landelijke bibliotheekdienst worden
aangeboden, zodat zoveel mogelijk mensen er kennis van kunnen nemen.
Nadere informatie:
Uitgeverij JURILET
documentatie juridisch letsel
Keppelseweg 27 7031 AR WEHL
Tel/fax : 0314 - 681196
E -
mail:Advocadur@hetnet.nl
Rabobank Wehl : 1633 38 809
Kamer van Koophandel Hilversum: nr04900013
Tot nu toe (16 december 2004)
hebben slechts het dagblad de Gederlander en het Nederlandse Juristenblad
(NJB) aandacht aan het boek besteed.
De reacties van andere kranten,
tijdschriften, radio- en TV-programma's reageerden niet of weigerden
aandacht aan het boek te besteden, zonder die weigering te motiveren.
Jur Terharte / Een ongeluk komt zelden alleen, 157 pagina's,
deel 1 uit de serie 'Met recht een ander gewicht in de schaal'. Uitgave Jurilet, ISBN 90
805373 1 4. Het boek is voorzien van een voorwoord van prof. dr. R.
Hoksbergen (ervaringsdeskundige / contusiepatiënt) en van een
nawoord van prof. dr. B. Smalhout. Het boek is via uw bibliotheek te leen.
Bij diezelfde procureur-generaal van de Hoge Raad,
mr. Ten Kate, dient de bekende strafrechtspecialist mr. G. Spong namens de
Stichting Advocadur op 23 augustus 1999 een verzoek in om cassatie in het
belang der wet in te stellen tegen het feit dat het Gerechtshof te Den
Haag de Stichting Advocadur niet ontvankelijk heeft verklaard in haar
beklag tegen het sepot van de aangifte van strafbare feiten, gepleegd door
een tiental Nederlandse Europarlementariërs. Het verzoek is d.d. 18
september 2001 op even onvoorstelbare als onaanvaardbare gronden
afgewezen.
De
heer mr.G. Bovens zegt in een interview d.d. 10 september 2000 met de
Volkskrant, op het punt staande de advocatuur met zijn Jaguar uit te
rijden, onomwonden en tot nu toe onweersproken:'Veel toevoegingsadvokaten
kiezen voor kwantiteit in plaats van kwaliteit. Je ziet dat advocaten een
kwartiertje voor de zitting hun cliënt voor het eerst ontmoeten. Voor de
rechtbank komen ze niet verder dan de riedel slechte jeugd, goede
kans op een baan en straf niet te hard. Dat is dan
het beste dat je kunt bieden aan iemand die een vrijheidsbeneming boven
het hoofd hangt'. Precies dat is hetgeen de toegevoegde advocaten de
verdachte P. geboden hebben. De verdachte zat daardoor een maand in
voorlopige hechtenis. Mede door de inspanningen van Advocadur kwam hij uit
de gevangenis en is hij uiteindelijk vrijgesproken. Alle feiten uit de
zaak P., waarvan te zijner tijd een verhaal geschreven zal worden staan
ter beschikking.
In het boek Recht in de ogen gekeken, 339 pagina's, deel 2
uit de serie 'Met recht een ander gewicht in de schaal '. Uitgave Jurilet, ISBN 90
805373 1 4. wordt uitgebreid van de ervaringen met Reinaert Eerholte
(mr.Lietaert Peerbolte) verslag gedaan. Het boek is via uw bibliotheek te
leen.
Ook deze reactie heb ik 21 oktober 2003 ter
informatie gestuurd naar mr. Witte samen met mijn verzoek om mij te
helpen.
In
maart 1994 verschijnt er een artikel in het Consumentenblad met de misleidende titel: 'Ook
een advocaat laat wel eens een steekje vallen'. Het artikel is een verslag
van de enquête onder de leden van de Consumentenbond naar het doen en
laten van advocaten.
Op het met redenen en feiten onderbouwde commentaar
dat en waarom de titel even onjuist als misleidend is, volgt geen
inhoudelijke, feitelijke reactie. Ook uit het boek van mr. Paul Ruys (zie
noot 45) blijkt dat de Consumentenbond niet de waakhond is voor de
consumenten van ons recht.
Over de vraag of de klachten- en geschillencommissie
bijdraagt aan de oplossing van de problemen van de klager voerde de
stichting Advocadur een uitgebreide discussie met de NOvA en het MvJ. Met
de aangedragen argumenten is geen rekening gehouden.
Uit de bestanden van de stichting Advocadur i.o.,
maar ook uit die van de SDN- en andere geestverwante
stichtingen/instanties/personen blijkt sprake van zodanig functioneren van
de voorzitter en van sommige leden, dat twijfel over hun taak in de
commissie gerechtvaardigd lijkt. Nadere informatie wordt uiteraard aan
belangstellenden verstrekt.
Jur Terharte
/ Een ongeluk komt zelden alleen, 157
pagina's, deel 1 uit de serie 'Met Recht een ander gewicht in de schaal'
Uitgave Jurilet, ISBN 90 805373 1 4