Achtergrond 1 Thieu Vaessen 25 november zoos HP DE TIJD De vechtende rechter ----> (Zie overzicht) Nog nooit vertoond: een advocaat beschuldigt een rechter van partijdigheid, waarop de rechter een rechtszaak aanspant. Maar wat als de advocaat gelijk heeft? Sinds de Schiedammer Parkmoord is de rechterlijke macht in Nederland niet langer verheven boven alle kritiek. De rechtbank in Rotterdam en het gerechtshof in Den Haag veroordeelden beide de verkeerde verdachte voor de moord op Nienke Kleiss. Met de Schiedammer Parkmoord is bewezen dat rechters fouten kunnen maken. Logisch misschien, maar toch ook een harde klap voor de rechterlijke macht, die de eigen feilbaarheid moest erkennen. Voor rechters is het wennen om mikpunt te zijn van kritiek. Dat geldt ook voor mr. Hans Westenberg, vice-president van de rechtbank in Den Haag en leider van `De Vliegende Brigade', een groep juristen die de achterstanden bij rechtbanken wegwerkt. Als zodanig is hij een prominent vertegenwoordiger van Vrouwe Justitia. Westenberg schrijft momenteel geschiedenis met een uiterst curieuze rechtszaak, die nog weinig publiciteit heeft getrokken: Dat is ten onrechte. De rechter is namelijk overgegaan tot een unieke stap: hij heeft een rechtszaak aangespannen tegen een advocaat. Deze advocaat - Hugo Smit is zijn naam - wekte de woede van de rechter door deze in bedekte woorden te beschuldigen van partijdigheid in de zogenoemde Chipshol-zaak, waarbij honderden miljoenen euro's op het spel staan. Smit probeerde de zaak nog in der minne te schikken, maar Westenberg zette de rechtszaak tegen Smit door. Met een onverwacht resultaat: allerlei mensen zijn Smit te hulp gekomen met gedetailleerde verklaringen, waarin zij Westenberg ook beschuldigen van een gebrek aan onafhankelijkheid. HP/De Tijd heeft inzage gehad in het dossier waarin deze verklaringen zijn opgenomen. "Hij was uitzonderlijk partijdig," meent bijvoorbeeld prof. mr. Wiek Slagter over het optreden van Westenberg tien jaar geleden in de Chipshol-zaak. "Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt." Tijdens de zitting in Rotterdam bleef de vraag naar het waarom van de vermeende partijdigheid onbesproken. Niemand nam woorden als `corruptie' of 'omkoping' in de mond. Maar ook zonder dat de waaromvraag ter sprake kwam, ontstond tijdens de zitting de indruk dat Westenberg zichzelf in de problemen heeft gebracht door de kwestie hoog op te spelen. Krijgt de rechter zijn eigen procedure als een boemerang terug? De gewraakte woorden waar het allemaal om is begonnen, zijn opgetekend in het vorig jaar verschenen boek Topadvocatuur - In de keuken van de civiele rechtspraktijk. Daarin zegt Smit: "Bij grote claims leert de ervaring dat Nederlandse rechters nerveus worden. Er gaan opeens gekke dingen gebeuren, zoals rechters die uitvoerig met advocaten gaan bellen over de zaak. In de Chipsol-zaak is dat ook gebeurd met mr. Westenberg van de Haagse Rechtbank. Nederland lijkt wel te klein voor grote claims. Iedereen kent elkaar. Laten we dat een variant noemen van ons poldermodel." Er is wel vaker kritiek op rechters, maar het is uitzonderlijk dat een advocaat een rechter publiekelijk beschuldigt van partijdigheid. En als de beschuldiging klopt, is dat ernstig, zeker omdat er in de Chipshol-zaak enorme financiële belangen op het spel stonden. Het Chipshol-conflict draaide om de verkoop van grote stukken grond rond Schiphol, die eigendom waren van het bedrijf Chipshol en waarvan de waarde in de loop der tijd opliep tot miljarden guldens. Tegenover elkaar stonden de familie Poot - de oprichters van Chipshol - en een groep aandeelhouders rond Harry van Andel, ook wel bekend als `Harry Handel'. Op de grond wilde de familie Poot hypermoderne bedrijvenparken neerzetten. Van Andel zag meer heil in het snel verzilveren van de waardestijging van de grond. Stapsgewijs veroverde de laatste met zijn medestanders de controle over Chipshol. Westenberg boog zich in december 1994 als rechter over het conflict. Tien jaar later moet de rechter bijna zijn ontploft toen hem de uitspraak van advocaat Smit onder ogen kwam. Westenberg ging naar de rechter "vrijwel meteen over tot een dagvaarding wegens aantasting van zijn eer en goede naam. De rechter stelde dat hij nooit had gebeld met advocaten - ook niet in de Chipshol-zaak - en zich dus niet had bezondigd aan intimidatie of bedenkelijke 'onderonsjes'. Westenberg was zo kwaad dat hij niet alleen Smit dagvaardde maar ook Micha Kat, de auteur van het boek Topadvocatuur. (Kat is ook medewerker van HP/De Tijd.) Over wat er precies op die zitting van 8 december 1994 is gebeurd, en daaraan voorafgaand, lopen de meningen uiteen. Zeker is dat het vonnis van Westenberg ongunstig was voor de cliënten van Smit, de familie Poot. Westenberg meent dat hij keurig heeft gehandeld. De beschuldigingen van Smit zijn volgens de rechter niet geloofwaardig. Want als de advocaat zulke vergaande klachten had, waarom is hij dan in 1994 niet overgegaan tot het wraken van Westenberg - een verzoek om de rechter van de zaak af te halen? Wat daarvoor ook de verklaring is, duidelijk is dat de verontwaardiging bij de verliezende partij over het optreden van Westenberg tien jaar na dato nog heel groot is. In Rotterdam lag vorige maand onder meer een verklaring van de bedrijfsjurist van Chipshol. "Het optreden van mr. Westenberg op 8 december 1994 was schandalig. Met snerende opmerkingen en onfatsoenlijke onzakelijke interrupties trachtte mr. Westenberg mr. Smit van zijn stuk te brengen." Nu is deze bedrijfsjurist een partijdig waarnemer, maar hij staat niet alleen in zijn observaties. De eerder genoemde professor Wiek Slagter - een advocaat met een grote reputatie en destijds een kantoorgenoot van Smit - was ook op de zitting aanwezig en beschrijft in een brief het 'uitzonderlijk partijdige' optreden van Westenberg. Slagter: "Bij aanvang van de pleidooien trok mr. Westenberg meteen fel van leer. Smit had nog geen mond opengedaan of hij werd al afgesnauwd en afgebekt door mr. Westenberg." Slagter vervolgt: "Mr. Westenberg stelde dat er wat hem betreft in het geheel geen pleidooi meer nodig was. Wij hadden maandenlang die pleidooien voorbereid. Wanneer je dan van de rechter hoort dat hij domweg niet in die pleidooien is geïnteresseerd, dan is dat bizar en onacceptabel." Smit mocht uiteindelijk wel pleiten, maar werd daarbij volgens Slagter 'om de haverklap' en 'op zeer onheuse wijze' onderbroken door Westenberg. De rechter stond de advocaat ook niet toe zijn pleidooi af te ronden. "In feite kwam dit neer op wetsweigering. Het was werkelijk een wanvertoning. Het leek eerder op een studentencabaret dan op een serieuze rechtszitting." Al in 1994 tekende Smit protest aan bij de president van de rechtbank in Den Haag, maar dat bleek zinloos. Het officiële verslag van de rechtszitting repte namelijk met geen woord over de interrupties van Westenberg. Hoe dat kon? Daarvoor is een Politieke rechters en nevenfuncties Het komt in Nederland weinig voor dat individuele rechters worden bekritiseerd - het is ongebruikelijk en het hoort niet. Begin deze maand was het opnieuw de LPF die deze code doorbrak. Drie jaar geleden deden de Fortuynisten dat ook al, bij monde van Ferry Hoogendijk. Hij was woedend toen bekend werd dat rechter Arnold Vermolen ging oordelen over het lot van Volkert van der G., de moordenaar van Pim Fortuyn. Vermolen was een actief PvdA-lid. Deze maand deed de LPF het opnieuw. Kamerlid Joost Eerdmans publiceerde een rapport waarin hij concludeerde dat het Nederlandse rechtssysteem kampt met een tekort aan 'toegankelijkheid, onafhankelijkheid, democratische legitimiteit en openbaarheid'. In het Herstelplan voor een betrouwbare en open rechtsstaat pleit Eerdmans voor een grotere invloed van burgers op de rechtspraak. Eerdmans hekelt ook de vermenging van functies, die de onafhankelijkheid van rechters ondergraaft. Er zijn bijvoorbeeld 'politieke rechters' - leden van de Eerste en Tweede Kamer die recht spreken. (De bekendste is Eric Jurgens, Eerste-Kamerlid van de PvdA.) Er zijn ook advocaat-rechters - advocaten die af en toe invallen als rechter, en dan misschien wel wat extra begrip hebben voor een verdachte, zeker als die verdachte wordt bijgestaan door een collega of kantoorgenoot. Er zijn ook officieren van justitie die soms als rechter optreden. Dat is weer minder plezierig voor een verdachte, want de rechter is in zo'n geval een collega van de officier van justitie. De LPF noemt vier officieren bij naam, onder wie mr. J.H. Wesselink, die naast zijn baan voor het OM in Den Haag ook nog rechtspreekt in Amsterdam. Voorzichtige pogingen om iets te doen aan de vermenging van functies, onder meer door minister van justitie Winnie Sorgdrager (19941998), liepen stuk op georganiseerd verzet van de rechterlijke macht. Het aanpakken van functievermenging liep stuk op de rechterlijke macht. Kritiek van burgers op mogelijke belangenverstrengeling- bijvoorbeeld van de stichting Wetenschappelijk Onderzoek Rechterlijke Macht - heeft er wel toe geleid dat rechters tegenwoordig verplicht zijn hun bijbanen op te geven (op de site www rechtspraak.nl). In zijn rapport laat Eerdmans zien dat lang niet alle rechters die verplichting nakomen. Hij noemt vijf rechter-plaatsvervangers (vaste invallers) die belangrijke nevenfuncties niet hebben opgegeven. Zo bleek dat zowel prof. mr. M.W.C. Feteris als prof. mr. G.W.J.M. Kampschroër niet had gemeld dat zij ook zijn verbonden aan het grote accountantsbureau PricewaterhouseCoopers. Mr. Hans Westenberg heeft al zijn bijbanen netjes opgegeven. Het gaat wel om een opvallend groot aantal nevenfuncties. De opmerkelijkste daarvan is zijn tweevoudige adviesfunctie bij het bedrijf Sirus Procesfinanciering. Sirus financiert de advocatenkosten voor mensen die een grote financiële claim willen indienen. Het bedrijf doet dat alleen indien de claim als kansrijk wordt beoordeeld, en krijgt een flink percentage (twintig tot veertig procent) als de claim in de wacht wordt gesleept. "opmerkelijke verklaring, afkomstig van Smit: hij vernam al in 1994 dat het verslag niet was opgemaakt door de griffier, zoals het hoort, maar door Westenberg zelf. 'Mr. Westenberg sloeg met de volle vuist op tafel en zei: "Als u nog eenmaal uw mond opendoet, moet u deze zaal verlaten." Opvallend genoeg was niet iedereen uit het Chipshol-kamp in 1994 overtuigd van de partijdigheid van Westenberg. Pieter Lakeman van Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie (SOBI), die optrad als adviseur, meende dat het allemaal wel meeviel en legde dat destijds ook vast in een brief aan de president van de Haagse rechtbank. In de huidige rechtszaak maakt Westenberg dankbaar gebruik van dit dissidente geluid. De rechter bracht de tien jaar oude brief van Lakeman in om te zeggen: zie je nu wel, er was niets aan de hand. Op één ding had Westenberg echter niet gerekend: Lakeman is van mening veranderd en denkt inmiddels ook dat Westenberg wel degelijk partijdig is geweest. Aanleiding voor dat nieuwe inzicht was, zo heeft Lakeman nu schriftelijk vastgelegd in een verklaring die aan het dossier is toegevoegd, onder meer het uiteindelijke vonnis. Daarin verbood Westenberg de veroordeelde partij (de familie Poot) haar recht te zoeken bij de Ondernemingskamer van het Amsterdamse Gerechtshof op straffe van uitzonderlijk hoge dwangsommen. Helemaal ontsteld was de onderzoeker toen bleek dat Westenberg ook een volgende rechtszaak over Chipshol had willen voorzitten. Daarin had de rechter over zijn eigen eerdere vonnis moeten oordelen. inmiddels is er dus een opvallend aantal mensen dat meent dat de, rechter in deze miljoenenzaak partijdig is geweest. De aantijging zou verder aan geloofwaardigheid winnen, als blijkt dat Westenberg destijds zelf met Smit heeft gebeld. Dergelijke 'onderonsjes' zijn zeer uit den boze, zo erkent Westenberg. Die stelt dan ook dat hij nooit met Smit heeft getelefoneerd. Smit beweert daarentegen dat hij twee dagen voor de zitting telefonisch contact heeft gehad met Westenberg. Het zou een onaangenaam gesprek zijn geweest, inclusief `persoonlijke opmerkingen' over Smit en een mededeling van Westenberg dat hij eigenlijk helemaal geen behoefte had aan een pleidooi van de advocaat. Volgens Westenberg zijn het loze beweringen. De rechter en zijn advocaat H. Boukema menen dat Smit ongeloofwaardig is, onder meer omdat zijn verklaringen uit 1994 strijdig zouden zijn met zijn huidige uitleg. Destijds schreef Smit dat hij het initiatief had genomen voor het telefonisch contact, nu beweert de advocaat dat Westenberg zelf heeft gebeld. Logischerwijs hechten Boukema en Westenberg ook weinig waarde aan verklaringen van diverse betrokkenen dat Smit hun al in 1994 aangeslagen vertelde over het telefoontje van Westenberg. "De enige bron voor de bewering van mr. Smit is mr. Smit zelf," aldus Boukema. Klopt dat? Nee. Boukema ziet een verklaring over het hoofd van mevrouw M. Begeer, de toenmalige secretaresse van advocaat Smit. Zij vertelt dat ze getuige was van `het non-existente telefoongesprek'. Ze geeft ook een verklaring voor de ogenschijnlijk tegenstrijdige uitspraken van Smit: de advocaat heeft eerst gebeld met de secretaresse van Westenberg om te vragen of hij langer mocht pleiten, en is daarop later door Westenberg zelf teruggebeld. Begeer: "Mr. Smit reageerde verbaasd toen ik hem zei dat ik mr. Westenberg aan de lijn had. Hij vroeg of ik mij niet vergiste, of ik niet de griffier van mr. Westenberg bedoelde." Maar nee, het was echt de rechter zelf. "Na het gesprek, dat zeker tien minuten heeft geduurd, kwam mr. Smit onthutst mijn kamer binnen." Het dossier van de zaak-Westenberg versus Smit en Kat bevat nog meer opmerkelijke stukken. Ingebracht zijn verklaringen van twee advocaten die in heel andere procedures slechte ervaringen hebben gehad met Westenberg. Beide advocaten stellen dat Westenberg ook tegenover hen op ongekend intimiderende wijze is opgetreden. De eerste verklaring is afkomstig van de Rotterdamse advocate mr. Dumont. In een procedure halverwege de jaren negentig ging zij over tot het wraken van Westenberg, een verzoek om de rechter van de zaak af te halen. In de brief schrijft Dumont dat zij op een gegeven moment op kantoor een nerveuze secretaresse aantrof die al tien keer was gebeld door een rechter. Het was Westenberg, die per se Dumont wilde spreken. "Ik heb toen met Mr. Westenberg gebeld en werd zeer intimiderend te woord gestaan. Hij zou er wel voor zorgen dat het mij moeilijk gemaakt werd om als advocaat te opereren. Mr. Westenberg schreeuwde en snauwde en ik heb teruggesnauwd." Op zijn beurt ontkent Westenberg stellig ooit met Dumont te hebben gebeld. Het gaat om aantijgingen die er volgens de rechter `met de haren zijn bij gesleept'. Het zelfde geldt volgens Westenberg en Boukema voor de beschuldigingen van de tweede advocaat. "Kletskoek." Deze tweede advocaat is mr. K. ten Have uit Rotterdam. Hij heeft het in zijn brief niet over intimiderende telefoontjes van Westenberg, maar stelt wel dat de rechter tijdens een procedure in 1998 `zeer partijdig' is opgetreden. Ten Have: "Tijdens een getuigenverhoor liet mr. Westenberg toe dat een getuige waarneembaar door een vertegenwoordiger van de tegenpartij herhaaldelijk werd gesouffleerd. Bezwaren mijnerzijds tegen die gang van zaken deden mr. Westenberg in woede uitbarsten. Na een herhaald bezwaar sloeg mr. Westenberg met volle vuist op tafel en zei: `Als u nog eenmaal uw mond opendoet, moet u deze zaal verlaten.' Er zijn op deze manier zeer onjuiste verklaringen van getuigen op papier gekomen." Ten Have sluit zijn brief af met een keiharde stelling: "Het door mij waargenomen optreden van mr. Westenberg was in strijd met de wet en een rechter onwaardig." Dat is nog eens klare taal - vergeleken met de omfloerste woorden van Smit in het boek Topadvocatuur. Wat allemaal tamelijk onschuldig begon, met een verhulde aantijging in een boekje dat nauwelijks aandacht trok, is uitgegroeid tot een principiële en spannende kwestie. De onpartijdigheid van de rechterlijke macht staat in de rechtszaal ter discussie. Dat is maar zelden vertoond in Nederland. De rechtbank in Rotterdam doet op 14 december uitspraak. |
|
Stichting Sociale Databank Nederland
E-mail adres: sdn@planet.nl
Internet site:
vechtende-rechter.htm