Inventarisatie milieucriminaliteit
TROS-Radar heeft een vertrouwelijk rapport in handen inzake milieucriminaliteit. Het rapport is geschreven door het KLPD in samenwerking met het ministerie van VROM. In het document worden 26 zaken, in de periode 2001-2003 behandeld. Hier komen een aantal opvallende zaken naar voren.
Zo is in een derde van de gevallen sprake geweest van bedreiging van de volksgezondheid. En het rapport is heel helder over het feit dat in 50% van de gevallen sprake is van bestuurlijke integriteit. Laksheid van ambtenaren en slechte wetgeving creëren een gelegenheidsstructuur voor de betrokken bedrijven.
In onze uitzending besteden we onder meer aandacht aan het MPA-schandaal uit 2002. Vijftigduizend varkens moesten worden afgemaakt, omdat het veevoer besmet was met MPA, een groeihormoon. Toenmalig minister Brinkhorst vertelde destijds in NOVA dat er geen gevaar was voor de volksgezondheid. Echter het rapport is er heel duidelijk over. Zelfs een geringe dosis van het groeihormoon kan schadelijk zijn voor de volksgezondheid.
Verder staat in het rapport: "
er zijn aanwijzingen dat ernstige overtredingen van de diervoeder-wetgeving nog steeds plaatsvinden en
een structureel karakter lijken te hebben. Medewerkers van de AID
duiden de varkenssector aan als een van de grootste afvalverwerkers
van Nederland."
Structureel wordt varkensvoer dus vermengd met afvalstoffen. Het
varken eet het afval op, en wij eten de varkens op. Het spreekt voor
zich en dat staat ook in het rapport dat dit "potentieel schadelijk
is voor de volksgezondheid en voedselveiligheid."
Het wegmengen van afvalstoffen is volgens het document bijzonder
lucratief: "Niet alleen worden duurdere grondstoffen uitgespaard,
waardoor veevoeder goedkoop kan worden geproduceerd. Ook wordt geld
verdiend met het afnemen van afvalstoffen."
Maar het rapport gaat niet alleen over veevoer. Het rapport heeft
ook zaken onderzocht op het gebied van onder meer
asbestverwijdering, uitstoot van giftige gassen en opslag van
radioactief materiaal en het sjoemelen met vergunningen, ook vanuit
de overheid. De KLPD onderzocht 26 zaken op bedreiging voor de
volksgezondheid, het milieu en de veiligheid. Bij bedreiging van de
veiligheid wordt gedacht aan ontploffingsgevaar bij olietanks of
chemische stoffen, en vuurwerkfabrieken in woonwijken.
Kijk het gesprek met Marianne Thieme (Wakker Dier) en Tweede
Kamerlid voor de PvdA, Jacques Tichelaar over het rapport terug in het videofragment.
Commentaar: Het is niet de eerste keer dat minister Donner zaken
onwettig probeert te regelen. Onder andere: de zaak De
Werd met het afdekken van meineed en het negeren van
gerechtelijke bevelen en vonnissen door het Openbaar Ministrie, maar
ook de zaak Brockhus met het in
valse hoedanigheid uitspreken van een bestuursrechtelijke zaak na
het aftreden als staatsraad bij de Raad van State en de aanvaarding
van de staatsrechtelijk onverenigbare functie van minister van
Justitie. |
Het originele document zoals onthuld door Wakker Dier ziet u in PDF-formaat De kwaliteit
van lezen is slecht, daarom zetten wij die om naar
RTF-formaat
Pagina 1
Inventarisatie
milieucriminaliteit
Onderzoek
naar aard, ernst en omvang
zware
milieucriminaliteit,
2001
- 2003
Strategische
analyse
VERTROUWELIJK
Örs.
J. Kemperman,
Korps
landelijke politiediensten,
Dienst
Nationale Recherche Informatie
Unit
Milieucriminaliteit
i.s.m.
E. van
Rooij, Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer,
Informatie en Opsporingsdienst
|
Pagina 2
Uitgave
Korps landelijke politiediensten
Dienst Nationale Recherche informatie
Postbus 3016
2700 KX Zoetermeer
Tel. 079 - 3459911
Fax: 079 - 3458754
Vormgeving
Wilfried van den Eijnden
Druk
Rob Bosman
Copyright (c) 2003 KLPD-DHRI, Zoetermeer
Eerste druk
DNRI nummer 35/2003
Zoetermeer, november 2003
Behoudens de door de wet gestekte uitzonderingen, alsmede behoudens voor zover in deze uitgave nadrukkelijk anders is aangegeven, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wij|ze. hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van net KLPD
Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden de auteur(s), redactie en het KLFD geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houden zij zich gaarne aanbevolen. |
Pagina 3
Definities en
begrippen ..,.,,........ . 37
Afvalstoffen
.................
. .
37
Stoffen ................... 37
Inrichting
.................. . .
37
Georganiseerde
criminaliteit ........ . 37
Organisatiecriminaliteit
........... 37
Ketencriminaliteit
.............. .
37
Weegformulier
UMC .................. 39
Uitleg
criteria en weegfactoren UMC ..... 42
Criteria
en weegfactoren LM G ........
42
Herkenningscriteria
.............. 42
Weegfactoren
(prioriteitsindicatoren)
....
43
Toelichting:
..................
44
.Bijlage 3 Kenmerken
grijze milieuzaken naar
zaakomschrijving afgesloten en
lopende onderzoeken UMC
vanaf 01/01/2001 .................... 49
Bijlage 4
Resultaten weging afgeronde en lopende zaken
LMC
vanaf
01/01/2001. ....................
51
Weegfactoren
afgeronde zaken ..................
51
Weegfactoren
lopende zaken .................... 53
Bijlage
5 Hoog
scorende zaken: Mangaan en Chroom ..... 55
Zaak
l Mangaan
........................... 55
Zaak
2 Chroom
........................... 59 |
Pagina 1
1
Inleiding
De officiële cijfers
geven weinig zicht op de werkelijke criminaliteit.
Waarschijnlijk bestaat er een aanzienlijk 'dark
number' aangezien politie en
Justitie slechts recent zijn begonnen met de opsporing
van milieucriminaliteit. '"
Bovenstaand citaat van Professor Bruinsma uit 1996
heeft weinig
aan
actualiteit
ingeboet. Nog
altijd bestaat
in
tal van
opzichten een gebrek
aan
zicht de aard,
ernst
en omvang
van milieucriminaliteit. Een mogelijke
verklaring hiervoor is
dat de bestrijding van milieucriminaliteit in
Nederland in de
praktijk nog altijd
een
lage
prioriteit heeft
en
zij telkens weer
het
onderspit moet delven in de concurrentieslag met andere
criminaliteitsgebieden.
Redenen hiervoor zijn er te over, maar de belangrijkste is misschien
wel
gelegen in de aard van milieucriminaliteit. Zo is milieucriminaliteit veelal
niet zichtbaar en zijn
vaak geen
directe slachtoffers aan te
wijzen. Daar
zichtbare misdrijven nu eenmaal
sneller aan
gevoelens van
onveiligheid appelleren
dan
de
onzichtbare milieucriminaliteit is het
verklaarbaar dat andere zaken
prioriteit hebben boven de
bestrijding van
milieucriminaliteit. Een bijkomend
aspect is dat
milieucriminaliteit door haar
specifieke complexe karakter slechts
middels langdurig onderzoek door specialisten inzichtelijk is te maken,
hetgeen veel
tijd en geld kost.
Makkelijk 'scoren'
is
hierdoor niet
of
nauwelijks mogelijk.
De vraag die zich opdringt is of deze
ontwikkeling te wijten
is aan
een
overwegend kortetermijnvisie in het algemeen,
of
dat de gevaren
van
milieucriminaliteit onvoldoende
inzichtelijk zijn gemaakt. Immers,
zware milieu-criminaliteit kan op lange
termijn sporen
achterlaten die pas
voor
toekomstige generaties voor
onveiligheidsgevoelens zullen
zorgen.
De Unit Milieucriminaliteit (UMC) van
het Korps
landelijke politiediensten
(KLPD) en
de Inlichtingen en Opsporingsdienst van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer (VROM-IOD), hebben de ambitie
uitgesproken om in een multidisciplinair
verband een substantiële bijdrage
te
leveren aan een doelgerichte
bestrijding van de
milieucriminaliteit." In overleg
en
samenwerking met de VROM-IOD is besloten om
te komen tot periodieke analyses ten
Van den
Anker. M.J.J. en A.B. Hoogenboom. Schijn bedriegt, Overheid, voor
milieucriminaliteit op de hergebruikmarkt. Den Haag, 1997. blz 313
De UMC was voor 01-01-2003 Landelijke Milieugroep ILMG genaamd
|
Pagina 2
Aangezien van de zware, grijze milieucriminaliteit m Nederland
met
als
doel deze inzichtelijker te
maken.
Onderhavig rapport moet gezien worden als een
startdocument voor deze analyses. Met doel
van dit onderzoek is om een overzicht van de
zware, grijze milieucriminaliteit in Nederland te
geven middels inventarisatie en analyse
van de vergaarde informatie opdat ontwikkelingen en
kenmerken kunnen worden
onderscheiden. Deze
ontwikkelingen en kenmerken
kunnen in ogenschouw worden genomen
bij beleidsbeslissingen ten aanzien
van de bestrijding van de zware,
grijze milieucriminaliteit.
Voorts dient dit rapport als een decor
voor de
periodieke tactische
analyses ten aanzien
van
de zware,
grijze milieucriminaliteit die met name
gericht zullen
zijn
op
het onderscheiden van signalen,
patronen
en trends. Op deze wijze
kan
een meer gestuurde benadering van milieu-criminaliteits-bestrijding worden
gestimuleerd.
In het volgende hoofdstuk
wordt
uiteengezet op welke wijze
in dit rapport bovenstaande doelstelling is
benaderd.
2
|
Pagina 3
2 Onderzoeksdomein en -methoden
2.1 Inleiding
Teneinde aan de doelstelling te voldoen is dit onderzoek gericht op de aard, ernst en omvang van de zware, grijze milieucriminaliteit in Nederland op basis van de informatie van de UMC en de VROM-IOD. Grijze milieucriminaliteit doet zich voor bij overtreding(en) van een of meer van de volgende milieuwetten: Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Wet geluidhinder, Wet milieugevaarlijke stoffen, Wet verontreiniging oppervlaktewater, Wet verontreiniging zeewater, Wet op de Ruimtelijke ordening, Bestrijdingsmiddelenwet, Kernenergie wet en de Meststoffen wet. Hierbij duidt de term 'grijs' op het milieuhygiënische aspect van milieucriminaliteit. Het betreft hier dus niet delicten ten aanzien van natuurbeschermingswetten. Er is sprake van zware milieucriminaliteit indien de zaken voldoen aan de herkenningscriteria en indicatoren zoals opgesteld door de UMC (zie bijlage 2).2 criteria
2.2 Onderzoeksvragen
Gelet op de beschreven doelstelling, luidt de centrale onderzoeksvraag als
3
|
Pagina 4
Wat is de aard, ernst en omvang van de grijze
milieucriminaliteit in Nederland
zoals bekend bij de UMC en de VROM-IOD vanaf
01-01-2001?
Wat is de ernst en omvang van de grijze
milieucriminaliteit in
Nederland zoals
bekend bij de UMC en de VROM-IOD vanaf
01-01-2001 ? In totaal zijn 43 zaken in dit
onderzoek betrokken. Hiervan zijn 26 zaken afkomstig
van
de UMC en
17 van de VROM-IOD.
Dit onderzoek is gebaseerd op informatie van de UMC en de VROM-IOD,
hetgeen wil zeggen dat
dit rapport
niet een compleet
overzicht bevat van de
aard, ernst
en omvang
van de zware grijze milieucriminaliteit
in Nederland. Zo is er weinig tot geen
zicht op de hoeveelheid ('grote')
milieuzaken die in
politieregio's worden gedraaid.
Voorts kan er vanuit worden
gegaan dat er
een groot dark
number bestaat ten aanzien van de omvang van
de zware grijze milieucriminaliteit, omdat mag
worden aangenomen dat de politie en andere
handhavingsorganisaties niet op de hoogte
zijn van alle
milieudelicten. Dit gegeven
doet echter niets af aan de
ambitie om op
termijn te komen
tot een zo
volledig mogelijk
beeld van de
zware grijze
milieucriminaliteit m
Nederland.
2.3 De UMC en de
VROM-IOD
De UMC en de VROM-IOD hebben een zelfde doe! in
de vorm van de bestrijding van de zware
grijze milieucriminaliteit. Beide
instanties werken regelmatig samen m
milieuonderzoeken. Het belangrijkste onderscheid
is dat de
onderzoeken van de UMC projectvoorbereidende onderzoeken
betreffen. Deze onderzoeken
dienen als
voorbereiding voor eventueel strafrechtelijke onderzoeken
die uitgevoerd worden door
handhavings-partners als Bijzondere
Opsporingsdiensten (zoals de VROM-IOD) en
politieregio's.
Bij de UMC wordt
een drie-indeling gebruikt in
onderzoeksfases te weten: de signaalfase (eerste
oriëntatie), de
informatieonderzoeksfase (quickscan en beoordeling 'zaakwaardigheid') en de
projectvoorbereidingsfase (voorbereiding
op eventueel strafrechtelijk onderzoek). De
UMC krijgt via politieregio's,
bijzondere opsporingsdiensten of andere (gemeentelijke, provinciale) bronnen
signalen binnen
over
mogelijke milieudelicten. Vervolgens kan
de UMC een informatieonderzoek opstarten om de
ernst van de zaak te
bepalen. Indien het er naar
uitziet dat er sprake
is
van ernstige milieudelicten zal de UMC
het informatieonderzoek omzetten in
een projectvoorbereidingsonderzoek. Het is dan de
bedoeling
dat de UMC de zaak voorbereidt zodat het
onderzoek na afronding van de projectvoorbereidingsfase kan worden
overgedragen aan een politieregio
of
een bijzondere opsporingsdienst. Deze
handhavingspartner zal dan het verder
strafrechtelijk onderzoek
uitvoeren en leiden.
Indien de capaciteit
4
|
Pagina 5
het toelaat, participeert de UMC vervolgens bij het operationele strafrechtelijke onderzoek in een ondersteunende functie. De VROM-IOD is een bijzondere opsporingsdienst die regelmatig signalen doorgeeft aan de UMC en een belangrijke partner is. Zo krijgt de YROM-1OD projectvoorbereidende onderzoeken van de UMC overgedragen om het strafrechtelijk onderzoek te gaan uitvoeren.
2.4 Theoretisch kader
Bij de constructie van het theoretisch kader zijn de onderzoeksvragen centraal gesteld en zijn de beperkingen ten aanzien van de gegevensverzameling in ogenschouw genomen. Dat wil zeggen dat het theoretisch kader is opgezet met het oog op de beantwoording van de centrale onderzoeksvraag alsmede op de praktische haalbaarheid ten aanzien van de dataverzameling.
5
|
Pagina 6
Figuur l geeft in globale vorm aan welke
indicatoren zijn gebruikt
om een beeld te krijgen
van de
aard, ernst en omvang van de zware, grijze milieu-cri
minaliteit in Nederland.
Deze indicatoren zijn voornamelijk
gebaseerd op deUMC-weegfactoren. Het zogenaamde
'weegformulier' van de UMC -wordt gebruikt om
van potentiële onderzoeken (signalen) de ernst te
bepalen, op dat een keuze kan worden
gemaakt om een voorbereidend onderzoek wel of niet te g;aan
draaien."1 Het weegformulier is door
het Openbaar Ministerie in 2001 vastgesteld als
een
instrument om tot prioriteitsbepaling te komen.
In dit onderzoek worden de
weegfactoren gebruikt om met name de ernst en in mindere
mate de
aard en omvang van de grijze milieucriminaliteit te
bepalen. De gedachte hierachter
is dat
indien een onderzoek volgens de weegfactoren een hoge
prioriteit heeft, deze
zaak als ernstig kan worden bestempeld. Ten aanzienvan
de ontwikkeling en de achtergrond van de weegfactoren wordt hier volstaan met de
verwijzing naar het rapport over de zware milieucrimina
liteit m Nederland op
basis van opsporingsonderzoeken.3
Bronnen
Naast informatieafkomstig uitde 43
dossiers van de in de inventarisatie meegenomen
zaken, is tevens gebruik gemaakt van informatie afkomstig
uit
literatuur,rapporten en de databanken
van de UMC en de VROM-IOD. Daarnaast zijnmilieurechercheurs en groepshoofden
geïnterviewd.
2.5 Beperkingen en
afbakening
Ten aanzienvan de beantwoording van de
onderzoeksvragen dienteen aantalbeperkingen in ogenschouw te
worden genomen.
Externe beperkingen
In hei verleden zijnreeds
onderzoeken verrichtnaar de aard en omvang va n de
zware milieucriminaliteitin Nederland.'1 Uit deze onderzoeken blijktveelal dat, naast hetgeen reeds in
de inleidingis gesteld, er proble
men zijn met
betrekking tot de samenwerking en informatie-uitwisse ling
tussen milieuhandhavers op zowel
strafrechtelijk als
bestuursrechte lijk gebied.Het nationalekarakter van de UMC en de
VROM-IOD ten spijt,de informatiepositievan beide organisaties
is niet volledigte noe men. De ambitie
om
op termijn tot een zo
volledig mogelijk
beeld van
de zware milieucriminaliteit m Nederland te komen,
vereist een periodieke
Zie bijlage 2 voor hei originele
weegformulier
IMG, Beschrijving ware milieucriminaliteit in
Nederland op basis van opsporingsonderzoeken, periode 1999-2000. Kt PD. Zoetermeer, maart 2001
C) 5 L'erg.E.A. l VI. van d»n {red ).
,0e mate van misdaad en
milieu. Ceel l en 2. WODC. Den Haag199b enl MG. Beschrijving wat milieucriminaliteit in
Nederland op basis van opsporingsonderzoeken, periode 1999-2000.KLPD, Zoetermeer, maart 2001
6
|
Pagina 7
samenwerking met de (milieucoördinatoren van de) 25 politieregio's en overige milieuhandhavers (zoals bijzondere opsporingsdiensten). Een infrastructuur voor informatie-uitwisseling met de politieregio's ontbreekt, maar zal in de nabije toekomst tot stand komen als gevolg van de ontwikkelingen op het gebied van informatiecoördinatie door het Nationale Informatie Centrum (NIC). Hierdoor zal de communicatie tussen de handhavingsinstanties ten aanzien van de bestrijding van de zware, grijze criminaliteit toenemen en ontstaan er mogelijkheden om samenwerkingsverbanden waar nodig te creëren, te institutionaliseren en te structureren. Op deze wijze zal op termijn de periodieke uitgave ten aanzien van de zware, grijze milieucriminaliteit groeien van een document gebaseerd op de informatie van de UMC en de VROM-IOD naar een document gebaseerd op informatie van politiekorpsen en overige milieu-handhavers.
Momenteel zijn belangrijke ontwikkelingen gaande binnen de informatiehuishouding van de Nederlandse politie.
Zo staat de invoering van het nationale politie informatiesysteem 'Politie Suite Opsporing' (PSO) op de agenda. Dit landelijke systeem zal er toe kunnen bijdragen dat de informatie-uitwisseling tussen de politieregio's en het KLPD vereenvoudigd en geïntensiveerd wordt, hetgeen de ontwikkeling van de periodieke analyses ten goede zal komen.
Interne beperkingen
Het werd al snel duidelijk dat de wijze van registratie van gegevens binnen de UMC en de VROM-IOD strategische
analyse bemoeilijkt. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de informatiesystemen niet zijn bedoeld voor monitoring en analyse. Veelal is informatie niet of slechts verspreid aanwezig. Zo beschikt de UMC over meerdere informatiesystemen waarbij niet duidelijk is welke daarvan nog (consequent) worden gebruikt. Informatie is soms - bij een ondersteunende rol van de UMC in een onderzoek - niet aanwezig. Voorts bestaat er het probleem dat informatie niet systematisch en uniform wordt ingevoerd. Vanwege bovenstaande problemen ten aanzien van de informatiehuishouding, kostte het veel tijd om de data (zo volledig mogelijk) te verzamelen. Daarnaast is er nog niet de beschikking (in afwachting van PSO) over een datasysteem waarin informatie kan worden opgeslagen en worden geïnventariseerd en geanalyseerd.
Het bleek moeilijk om na overdracht van een onderzoek dit te blijven volgen om ontwikkelingen en de afloop in kaart te kunnen brengen. Reden hiervoor is dat de UMC milieuzaken enkel voorbereidt (de zogenaamde projectvoorbereidingsfase), om deze daarna aan een handhavingspartner over te dragen.
7
|
Pagina 8
zijn er beperkingen inherent aan de complexe milieumaterie, liet vaak met mogelijk om in een strategische
analyse uitgebreide daderprofielen te schetsen in verband met de vele rechtspersonen die bestaan uit dochterondernemingen, partners, werkmaat-schappen en intermediairs in keiensiructuren. Het zou simpelweg te tijdrovend zijn om do?e netwerken van rechtspersonen in detail bloot te leggen ten behoeve van deze strategische analyse. Hierbij dient in ogenschouw te worden genomen de vele zeiken die in dit onderzoek zijn meegenomen. Derhalve zijn in deze analyse slechts die bedrijven onder de loep genomen waarop het onderzoek zich uiteindelijk heeft toegespitst (zogenaamde 'hoofdverdachte bedrijven') in plaats van alle actoren die in een zaak de revue passeren.
Om dezelfde reden bleek het niet mogelijk om de delicten en de vele modus operandi in detail te beschrijven. Veelal was er sprake van meerdere delicten in verschillende segmenten van de (afvalverwijdermgs)keten. De VROM-IOD heeft soortgelijke problemen ervaren bij de dataverzameling. Dit werd mede veroorzaakt door het verouderde registratiesysteem van de VROM-IOD dat niet geschikt is voor analysedoeleinden. Mede hierom is medio 2002 besloten om over te gaan op een registratiesysteem dat beter aansluit op de bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit. Alvorens deze beslissing werd genomen, is een verkenning uitgevoerd bij de Nederlandse politie en bijzondere opsporingsdiensten. Hieruit bleek dat er nog geen eenduidig systeem bestond voor 'opsporend-Nederland', maar er wel sprake is van de invoering van het reeds genoemde systeem Politie Suite Opsporing.
Nu het duidelijk is dat de gehele Nederlandse politie overgaat op dit systeem, heeft de VROM-IOD het besluit genomen om aan te haken bij deze ontwikkeling. Daar de VROM-IOD in afwachting is van de implementatie van PSO, is zij tot deze implementatie genoodzaakt om te werken met haar huidige informatiesysteem. Voor wat betreft de informatie over de onderzoeken van de VROM-IOD ten behoeve van dit onderzoek, kon niet of nauwelijks gebruikt worden gemaakt van dit verouderde systeem.
Derhalve moesten de diverse teamhoofden en de (over het gehele land verspreide) rechercheurs worden geraadpleegd. Omdat het niet mogelijk was om in informatiesystemen te zoeken naar de van belang zijnde data, was de aanvoer van informatie afhankelijk van de reactie van derden, hetgeen niet voldoende informatie opleverde. Inmiddels zijn er in dit kader afspraken gemaakt binnen de VROM-IOD omtrent de informatievoorziening over lopende en afgesloten onderzoeken ten behoeve van analysedoeleinden.
8
|
Pagina 9
3 Aard grijze milieucriminaliteit
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk staat de volgende vraag centraal:
Wat is de aard van
de grijze milieucriminaliteit in Nederland zoals bekend bij de UMC
en de VROM-IOD vanaf 01-01-2001?
Om een indicatie te krijgen van de aard van grijze milieucriminaliteit zoals bekend bij de UMC en de VROM-IOD is gebruik gemaakt van onderstaande indicatoren. Bij de keuze van indicatoren is onder andere rekening gehouden met de praktische
haalbaarheid met het oog op de verzameling van gegevens.
- Kern delict
- Hoofdbedrijfsactiviteit
- Zaakomschrijving
- Modus operandi
Omdat aard, ernst en omvang onderling raakvlakken hebben, zal de aard van de zware, grijze
milieucriminaliteit zoals bekend bij de UMC en de VROM-IOD tevens
aan bod kornen in hoofdstuk 4 waarin de omvang en ernst wordt
behandeld. Vice versa zal bij de behandeling van de aard in dit
hoofdstuk, terloops de omvang van de grijze milieucriminaliteit aan
bod komen.
In de volgende paragraaf wordt ter
informatie eerst een overzicht gegeven van het aantal zaken van de
UMC.
3.2 Algemeen overzicht UMC zaken
Het aantal afgeronde grijze milieuzaken door de UMC vanaf 01-01-2001, bedraagt negentien. Hier moet worden
opgemerkt dat tijdens het schrijven van dit rapport, twee projectvoorbereidende onderzoeken zijn overgedragen en het aantal
derhalve nu 21 bedraagt. Voor de UMC is een zaak formeel afgerond indien zij met meer verantwoordelijk is voor het onderzoek. In de praktijk betekent dit een overdracht van een onderzoek of een stopzetting van een onderzoek.' Op dit moment lopen er nog vijf zaken
- Normaal gesproken wordt een onderzoek overgedragen na afronding van de projectvoorbereidingsfase. Het kan echter ook voorkomen dat een onderzoek reeds in de informatiefase wordt overgedragen. Redenen voor het stopzeten van onderzoeken zijn c.s. onvoldoende bewijsmateriaal, onvoldoende capaciteit bij de handhavingspartner die het onderzoek moet gaan trekken
9
|
Pagina 10
(exclusief de onlangs overgedragen twee onderzoeken). Tevens worden op dit moment meerdere signalen onderzocht op mogelijkheden voor het opstarten van een onderzoek. Daarnaast participeert de UMC in een ondersteunende rol in (overgedragen) externe zaken.
Ongeveer 50% van de onderzoeken van de UMC wordt - vanaf de signaalfase tot de afrondingsfase - binnen negen maanden formeel overgedragen, afgerond of stopgezet.
Uit tabel l kan globaal worden gedestilleerd in hoeverre een onderzoek (succesvol) is overgedragen aan en opgepakt door een ketenpartner. Het bleek helaas niet eenvoudig om duidelijkheid te krijgen over de uiteindelijke strafrechtelijke afloop van de zaken. Dit is met name te wijten aan de omstandigheid dat over het algemeen het zicht op de zaak verloren raakt na een overdracht. Het achterhalen van de strafrechtelijke afdoening is - hoewel mogelijk - achterwege gelaten.
Meerdere redenen liggen ten grondslag aan de omstandigheid dat een zaak niet wordt overgedragen aan een ketenpartner (in dit geval negen onderzoeken). Zo is in een aantal zaken gebleken dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om een succesvol strafrechtelijk vervolg in te zetten of dat reeds een (bestuurlijke) schikking heeft plaats gevonden. De projectvoorbereiding wordt dan normaal gesproken afgesloten met een eindrapportage die naar het OM wordt gestuurd. Tevens worden bestuurlijke rapportages opgemaakt. In vier van de negen niet overgedragen gevallen is er een bestuurlijke rapportage opgemaakt. Deze rapportages hebben tot doel om probleemgebieden, met name in de milieuwetgeving, aan de kaak te stellen. Zo heeft de UMC bestuurlijke rapportages uitgebracht in twee algemene oriënterende onderzoeken naar specifieke stoffen (teerhoudend asfalt granulaat en bentoniet) die tot doel hadden om meer duidelijkheid
2 Het totaal aantal bedraagt 21 in plaats van 19 daar twee lopende zaken gedurende het schrijven van onderhavig rapport zijn overgedragen.
10
|
Pagina 11
te krijgen over beleid ten aanzien van deze stoffen. Dergelijke algemene onderzoeken worden ook gedaan om nieuwe onderzoeken te genereren op deze vaak relatief onbekende milieugebieden.
Tenslotte is het voorgekomen dat een zaak niet werd overgedragen omdat er geen geschikte overdrachtspartner voorhanden was. Redenen hiervoor \varen met name capaciteitsproblemen en prioriteitsverschillen. In drie gevallen is het voorgekomen dat een onderzoek wel is overgedragen aan een handhavingspartner, maar deze partner om welke reden dan ook het onderzoek 'op de plank' heeft laten liggen.
3.3 Kerndelict en hoofdbedrijfsactiviteit
Ten aanzien van milieudelicten blijkt het moeilijk te zijn om de precieze aard te omschrijven in verband met een breed scala aan delicten op meerdere terreinen. Zo worden delicten veelal verricht binnen inrichtingen en betreffen deze delicten vele milieuwetten en strafrechtelijke bepalingen. Milieudelicten zijn gedefinieerd in de Wet milieubeheer, waarvan de strafbaarheidsstelling is vastgelegd in de Wet op de Economische delicten, maar ook in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, Wet milieugevaarlijke stoffen, Meststoffenwet, Wet Bodembescherming en Wet luchtverontreiniging. Bi) een aantal onderzoeken zijn overtredingen ten aanzien van het Bouwstoffenbesluit en de Europese Verordeningen Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) geconstateerd. Met betrekking tot het Wetboek van Strafrecht zijn met name valsheid in geschrifte (225/226 s r) en fraude relevant.
Hoewel bovenstaande aangeeft dat het moeilijk is om de aard van milieudelicten in een categorie samen te vatten, is in tabel 2 een indeling gemaakt naar kerndelict.
Bron UMC databank, projectintake blad, 22/07/2003. Acht UMC-zaken stonden niet in de UMC databank gergistreerd, omdat de UMC een meer ondersteunnde rol vervulde in deze onderzoeken. Deze zaken, alsmede de VROM-IOD zaken, zijn ingedeeld naar de beoordeling van de onderzoeker. Voor vijf zaken van de VROM-IOD was te weinig informatie voorhanden om een gefundeerde beoordeling te geven.
11
|
Pagina 12
Uit tabel 3 blijkt dat ongeveer de helft van het totaal aantal bedrijven de handel, opslag, bewerking en verwerking van afvalstoffen als voornaamste bedrijfsactiviteit heeft. Bij sommige stoffen was het niet duidelijk of het om een afvalstof of een bouwstof ging. Deze zijn in de categorie afvalstoffen opgenomen.
Ten aanzien van de geografische spreiding van de hoofdverdachte bedrijven wordt ter kennisgeving nog aangegeven dat de meeste hoofdverdachte bedrijven zich in de provincie Zuid-Holland bevinden. Met name in het havengebied van Rotterdam bevinden zich bedrijven die onderwerp zijn van onderzoek.
3.4 Zaakomschrijving en modus operandi
Om een gedetailleerder inzicht te krijgen in de aard van de grijze milieucriminaliteit zoals bekend bij de UMC en de VROM-IOD wordt in bijlage 3 een impressie gegeven van de onderzochte zaken middels een korte beschrijving van de casus per onderzoek.
Uit deze bijlage blijkt dat er een zeer grote diversiteit is in casus. Zo zijn er onderzoeken gericht op landbouwfolie, ballastgrind, afvalverbrandingsinstallatie-slakken en zuiveringsslib, alsmede onderzoeken naar chloorfluorkoolwaterstof, MPA hormonen en zuurbaden. Daarnaast spelen er enkele luchtemissie zaken.
Ten aanzien van de gehanteerde modus operandi in deze casussen blijken er overeenkomsten te zijn met de modus operandi die zijn onderscheiden (ten aanzien van de hergebruikmarkt) in het boek 'Schijn bedriegt' van Van den Anker en Hooeenboom.8 Tabel 4 geeft een aantal van deze modus operandi, met daarbij de frequentie dat deze modus operandi relevant was m de onderzochte zaken.
Waaronder een melassehandelaar, een loonwerker en algemene onderzoeken naar bentoniet en luchtemissies.
Voor beide algemene onderzoeken zijn meerdere bedrijven globaal onderzocht. Deze afzonderlijke bedrijen in mei afzonderlijk meegenomen in de telling (tellen voor l).
Het gaat hier om twee gevallen.
Van den Anker, M.J.J. en A.B. Hoogenboom. Schijn bedriegt. Overheid, bedrijfsleven, en gelegenheidsuren
voor milieucriminaliteit op de hergebruiksmarkt, Den Haag. 1997, blz. 279-285.
12
|
Pagina 14
Tabel
4 Modus
operandi
Modus
operandi
|
Aantal
keren relevant
in UMC en VROM-10D
zaken9
|
- Illegaal storten
|
18
|
- Slim mengen, sluw
scheiden
|
6
|
- Subsidiefraude
|
3
|
- Valsheid in
geschrifte
|
9
|
- Afgifte gevaarlijk afval aan niet-
erkende verwerker
|
2
|
- De buitenland-route
|
5
|
- Dekmantel hergebruik
|
6
|
-
Vervalsen analysemonsters
|
1
|
- Creatief omgaan met onduidelijke
definities, eisen en voorschriften
|
5
|
Tabel 4 geeft aan dat in ieder geval in achttien van de 43 onderzochte zaken er sprake was van illegaal storten of emissie (in land, water en/of lucht). Het wordt niet uitgesloten dat in meerdere onderzoeken sprake was van illegale storting of emissie, maar dit niet bleek uit de geraadpleegde bronnen. In tenminste negen gevallen is sprake van valsheid in geschrifte. Uit interviews met milieurechercheurs blijkt echter dat valsheid in geschrifte in veel meer zaken in meer of mindere mate relevant is. In nagenoeg alle UMC zaken is sprake van valsheid in geschrifte of vormen van fraude, aldus een milieu-rechercheur. Het betreft hier een zogenaamd basisdelict aangezien middels valsheid in geschrifte en fraude milieudelicten worden verdoezeld en vergunningen en/of subsidies ten onrechte kunnen worden verkregen.
Voorts blijkt dat 'dekmantel hergebruik' in (in ieder geval) zes zaken relevant is. Het betreft hier met name situaties waarin afvalstoffen gerecycled zouden moeten worden, maar deze (zonder deze dure behandeling) worden gedumpt.
Het slim mengen - sluw scheiden en het creatief omgaan met eisen, voorschriften en definities blijken ook regelmatig voor te komen. Dit laatste punt dient te worden genuanceerd. Het creatief omgaan met (ontbrekende) milieuwetgeving hoeft geen milieudelict te zijn. Het ligt voor de hand
Hier zijn slechts die zaken meegenomen waaruit duidelijk blijkt dat de modus operandi relevant was. Dit wil zeggen dat het mogelijk is dat een modus opetandi relevant is in een zaak, maar deze niet is opgenomen in de telling, omdat deze relevantie niet expliciet bleek uit de documentatie van die zaak. Dertien zaken konden niet in de tabel worden opgenomen omdat er te weinig informatie voorhanden was en omdat geen van de onderscheiden modus operandi relevant waren. Dubbeltellingen komen voor, omdat meedere modus operandi relevant kunnen zijn in een zaak
14
|
Pagina 15
dat als er sprake is van gebrekkige, onduidelijke wetgeving, er creatief mee moet/kan worden omgegaan. Indien hierbij echter andere milieubepalingen worden overtreden, is er sprake van een milieudelict.
De buitenlandroute kwam tevens naar voren. Zo wordt blijkens onderzochte zaken de EVOA (Europese Verordeningen Overbrenging Afvalstoffen) veelvuldig overtreden bijvoorbeeld in verband met het transporteren van afvalstoffen naar landen binnen en buiten de Europese Unie. Deze afvalstoffen worden dan in het buitenland gestort.
Veruit de meeste UMC- en VROM-IOD zaken zijn te herleiden tot afvalverwijderingsketens. Deze keten ziet er globaal als volgt uit: producent/ontdoener - inzamelaar/handelaar - opslagbedrijf - bewerker/eindvenverker. Tussen deze schakels in de keten zijn vaak nog andere actoren actief als transporteurs, intermediairs en adviesbureaus. Uit de onderzochte onderzoeken blijkt dat de milieudelicten veelal te maken hebben met het wel of niet beschikken over (de juiste) vergunningen. Zo is gebleken in verschillende onderzoeken dat ontdoeners, opslagbedrijven, bewerkers en eindverwerkers soms niet over de juiste vergunningen beschikten.
Valsheid in geschrifte en fraude zijn dan ook meer regel dan uitzondering. Intermediairs zoals inzamelaars en makelaars blijken ook voor problemen te zorgen. Deze intermediairs werken met afvalstromen die geschikt zijn voor recycling of een andere toepassing. Strafbare feiten vinden plaats wanneer deze afvalstromen van slechte kwaliteit zijn of een (dure) bewerking nodig hebben, in veel van de onderzochte gevallen bleek sprake te zijn van een illegale export of toepassing van afvalstromen.
De rol van de overheid is een bijzondere. De overheid heeft op het gebied van milieu de rol van beleidsmaker, regelgever, vergunningverlener en handhaver. Daarnaast is de overheid ook een actieve actor in de milieuketen, bijvoorbeeld als afvalverwerker of als geprivatiseerd bedrijf. In deze gedaante heeft de overheid te maken met economische aspecten die in strijd kunnen zijn met milieuaspecten. In een aantal zaken is dan ook gebleken dat de overheid in haar gedaante als bedrijf zich als het ware als dader manifesteert.
In het volgende hoofdstuk zal met name worden gekeken naar de ernst en omvang van milieucriminaliteit, maar zal ook de aard ervan aan bod komen.
15
|
Pagina 17
4 Omvang en ernst grijze milieucriminaliteit
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk staat de volgende vraag centraal;
Wat is de wist en omvang van de grijze milieucriminaliteit in Nederland zo-ah bekend bij de U MC en de VROM-IOD vanaf 01-01-2001?
Ten aanzien van de beantwoording van bovenstaande onderzoeksvraag wordt opgemerkt dat de ernst en omvang van de grijze milieucriminaliteit moeilijk te bepalen is. Immers, indicatoren als 'milieuschade' en 'gevolgen voor de gezondheid' zijn abstract en zeer ruim en derhalve zeer moeilijk te operationaliseren (voor 43 zaken).
Desalniettemin worden deze indicatoren meegenomen in de analyse om tot een indicatie te komen ten aanzien van de ernst van de geconstateerde milieucriminaliteit. Alvorens nader in te gaan op de ernst van milieucriminaliteit wordt in de volgende paragraaf eerst de omvang van milieucriminaliteit behandeld.
4.2 Omvang grijze milieucriminaliteit
De termen aard, ernst en omvang blijken ten dele aan elkaar gerelateerd te zijn en daardoor soms moeilijk te scheiden. Zo kan worden gesteld dat de omvang en ernst verband kan houden met de aard van milieucriminaliteit. Tevens wordt de ernst voor een deel bepaald door de omvang van milieucriminaliteit. De indeling in aard, ernst en omvang is daarom ook geen absolute scheiding en is met name gemaakt met het oog op praktische overwegingen. Gedurende dit onderzoek werd al snel duidelijk dat er geen geschikte criteria voorhanden zijn om een uitspraak te doen omtrent de omvang van de grijze milieucriminaliteit zoals bekend bij de UMC en de VROM-IOD. Zo is overwogen om de omvang van de grijze milieucriminaliteit te meten aan de hand van het aantal onderzoeken, de geografische spreiding van hoofdverdachte bedrijven en de duur van onderzoeken. (1) Het mag echter duidelijk zijn dat deze indicatoren niet alleen bepaald worden.
- Het aantal onderzoeken in de laatste twee jaren bedraagt in totaal 43. De gemiddelde duur van de 21 afgeronde onderzoeken van de UMC bedraagt ongeveer negen maanden en de onderzochte hoofdverdachte bedrijven iiggen geografisch verspreid over heel Nederland
17
|
Pagina 18
Door de omvang van de onderzoeken. Zo zijn met name derde variabelen als inzet van politie en interne capaciteit per onderzoek bepalend voor deze indicatoren. Deze onderzoeksresultaten leiden dus niet tot de conclusie dat de omvang van de grijze milieucriminaliteit zoals bekend bij de UMC en de VKOM-IOD groot of klein is. Afgezien van de vele variabelen die een grote rol kunnen spelen ten aanzien van deze indicatoren, is er te weinig informatie voorhanden om een uitspraak te doen over de omvang van de grijze milieucriminaliteit.
De omvang van de grijze milieucriminaliteit is moeilijk te bepalen in verband met de aanwezigheid van een groot 'dark number' en een - in veel gevallen - onduidelijk wetgeving. De onduidelijke wetgeving leidt ertoe dat niet altijd duidelijk is of er sprake is van strafbare gedragingen.
Over het algemeen zijn per onderzoek meerdere bedrijven in beeld. In verband niet de beheersbaarheid van een onderzoek wordt het onderzoek beperkt tot een specifieke verdachte (rechts)persoon, terwijl een deel van de (afval)keten in meer of mindere mate blaam treft of tenminste onderzoekswaardig is. Gelet op priorieits- en capaciteitsaspecten zijn er onvoldoende mogelijkheden om al de verdachte bedrijven binnen een onderzoek strafrechtelijk aan te pakken.
In de volgende paragrafen, waarin met name de ernst van de zware, grijze milieucriminaliteit wordt behandeld, zal tevens de omvang de revue passeren,
4.3 Ernst grijze milieucriminaliteit
Zoals reeds in hoofdstuk 2 is aangegeven zal de ernst van de grijze milieucriminaliteit zoals bekend bij de UMC en de VROM-IOD met name worden bepaald met behulp van het zogenaamde weegformulier. Dit bleek niet mogelijk voor de VROM-IOD zaken, daar er te weinig informatie kon worden gegenereerd om de weegfactoren met een bepaalde mate van nauwkeurigheid te kunnen invullen.
Bijlage 2 betreft het originele weegformulier waarin onderscheid wordt gemaakt tussen herkenningscriteria, prioriteitsindicatoren, opsporingsindicatoren en bedrijfsvoering indicatoren. De ernst wordt gemeten middels de prioriteitsindicatoren, omdat de andere criteria en indicatoren zich daar met voor lenen. De opsponngsindicatoren en bedrijfsindicatoren zijn intern van belang, maar zeggen weinig over de ernst van het milieudelict. Wellicht dat recidive in toekomstige analyses kan worden meegenomen daar deze indicator een daderkenmerk betreft.
18
|
Pagina 19
Aan de herkenningscriteria zou reeds in een bepaalde mate voldaan moeien znn, wam de/e vormen een voorwaarde om een onderzoek op te starten. De herkenningscriteria zijn door hun ruime omschrijving slechts beperkt geschikt om de ernst af te meten en zitten voor een groot deel verweven m de meer concrete prioriteitsmdicatoren. Ten aanzien van hei eerste herkennmgcnterium met betrekking tot georganiseerde criminaliteit / organisatiecriminaliteit kan worden gesteld dat er in veel gevallen in ieder geval sprake is van vormen van organisatiecriminaliteit." Milieudelicten worden over het algemeen door bedrijven gepleegd, teneinde geldelijk gewin te bewerkstelligen. Ten aanzien van de ernst van deze organisatiecriminaliteit wordt verwezen naar het gestelde hierover m het boek van Van den Anker onder 'de impact van organisatiecriminaliteit'.(1)
De ernst van de organisatiecriminaliteit wordt hier met name uitgedrukt m termen van maatschappelijke schade. Zo wordt gewezen op het verlies van vertrouwen van de samenleving in het bedrijfsleven, de overheid, professionele dienstverleners of de eerlijkheid van het economische verkeer hetgeen kan leiden tot politieke apathie en cynisme en uiteindelijk tot sociale desintegratie. Aangezien plegers van organisatiecriminaliteit veelal 'keurige' mensen zijn, kan er tevens een normeroderend effect optreden waarbij getwijfeld gaat worden aan de waarde van de norm zelf. Oneerlijke concurrentie kan tenslotte ook worden gezien als een vorm van maatschappelijke schade. Bovengenoemde kenmerken van organisatiecriminaliteit zijn voor een deel terug te vinden in de pnonteitsmdicatoren m het weeclormuher.
De weegfactoren zijn door het OM vastgelegd als methode om te komen tot een prioriteitsmdicator. Met weegformulier vormt mede hierom een geschikt instrument om te komen tot een ernsibepaling. Hoewel wordt erkend dat het invullen van de weegfactoren ten dele een subjectieve aangelegenheid is, wordt er vanuit gegaan - gelet op de ervaring en expertise van de geïnterviewde milieurechercheurs - dat er een grote mate van uniformiteit is. Hen objectieve, uniforme waardebepaling wordt ook met noodzakelijk geacht, omdat het gaat om een indicatieve waardebepaling van de ernst van de grijze milieucriminaliteit.
De intormatie die beschikbaar was voor de wegingen verschilde sterk per zaak. Indien er onvoldoende informatie aanwezig was om elk van de weegfactoren goed te kunnen beoordelen, werd een schatting gemaakt. Dit betekent dat met name de lopende zaken een grotere on/ekerhetdsfactor kennen. Immers, over deze zaken is minder informatie voorhanden. De
- Zie voor definities bijlage l
- M.J.J. van der Anker, Wie betaalt, bepaalt, over intermediaire organisaties, milieucriminaliteit, organisatiecriminaliteit en integriteit in het complexe milieuveld, Den Haag. 1959. bij 26
19
|
Pagina 20
weging
is
voornamelijk
gedaan
door de
onderzoeksleiders
van de
betref
fende
onderzoeken.
Om
eenwaardeoordeel te geven
aande scores is
een
schaalontworpen waarop de
scores
kunnenworden
uitgezet.Er is voor gekozen om,
uit
gaande
vaneen
maximale
score
van
35
punten,
een
simpele,
ruime
indelingt
e maken om zo
subjectieve
verschillen
in
waardebepalingen
een
minimale
invloed
te
laten
hebben.
Tabel 5
Schaal ernst grijze milieucriminaliteit
Waarde tussen:
|
Oordeel:
|
0 - < 7 (0-20%)
|
Ernst niet of summier aanwezig
|
7- < 14 (2D-40%|
|
Ernst |beperkt| aanwezig
|
14-
< 21
(40-60%)
|
Ernst duidelijk aanwezig
|
21 -<
28(60-80%)
|
Ernst in hoge mate aanwezig
|
28-35(80-
100%)
|
Ernst is acuut aanwezig
|
Bovenstaande
indelingis
arbitrairen
nietgebaseerd op reeds bestaande
schalen
of
'ernst
waarde-indicatoren'.
Een van de beoogde
doelen
is om
hier
een
discussie
op gang te brengen over hoe
(de
ernst
van)
milieucrimi
naliteitop een
juiste
wijzete operationaliseren en te meten
is.
Bijlage
4
geeft
de
resultaten
van de gemeten UMC zaken.
De
scores
uitgezet
op de
schaal
geeft
het
volgende resultaat:
Tabel 6 Resultaten
weging
Waarde tussen:
|
aantal
|
0 - < 7 (0-20%)
|
1
|
7 - < 14 (20-40%)
|
9
|
14-
< 21
(40-60%)
|
11
|
21 - < 28 (60-80%)
|
3
|
28-35
(80-100%)
|
0
|
Totaal
|
24
|
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de ernst, gemeten middel de weegfactoren, voor het grootste gedeelte, in 83% van de
gevallen, (beperkt) aanwezig en duidelijk aanwezig is. 4
Slechts in drie zaken (12.5%) kan worden
4 9 en 11 bedraagt 20. 20 is 803% van het totaal
aantal
20
|
Pagina 21
gesproken van een hoge mate van ernst. Hierbij wordt opgemerkt dat twee hiervan lopende zaken betreffen.
Uit de interviews met verschillende onderzoekstrekkers bleek dat bi) verschillende zaken in eerste instantie van een bepaalde ernst werd uitgegaan op basis van de tot dan beschikbare informatie. Na onderzoek bleek dan dat de ernst niet zo hoog was als eerder ingeschat.
Ten aanzien van groep 1 blijkt het volgende. In nagenoeg alle gevallen blijkt sprake te zijn van een bedreiging voor het milieu (83 %). In bijna 38 % van de gewogen UMC zaken was tevens de volksgezondheid in het geding, waarbij in ongeveer een derde van deze gevallen er daadwerkelijk sprake was van schade aan personen. In 17 % bleken ook veiligheidsaspecten een rol te spelen. In 38 % (9) van de 24 gewogen zaken werd de bedreiging voor milieu, volksgezondheid en veiligheid als acuut beschouwd.
Van deze negen zaken zijn er drie niet overgedragen aan een handhavingpartner, vier wel (succesvol) en twee nog niet (betreffen lopende zaken). In 54 % van de gevallen werd de bedreiging als 'te verwachten' beoordeeld. Dit houdt in dat een bepaalde mate van dreiging ten aanzien van het milieu, de volksgezondheid en/of de veiligheid werd verwacht, maar deze dreiging nimmer acuut is geworden. Dit is in sommige gevallen te danken aan het ingestelde onderzoek, dat er toe leidde dat de delicten teniet werden gedaan. In ongeveer 8% (twee onderzoeken) bleek geen bedreiging aanwezig te zijn.
Met betrekking tot de overige groepen wordt het volgende overwogen. Het zal geen verbazing wekken dat in bijna alle gevallen (92 %) sprake is van geldelijk gewin en geldelijke doorwerking. Resultaat hiervan is vaak een verstoorde marktwerking (63 %). In bijna 80 % van de gevallen is sprake, volgens de geraadpleegde milieurechercheurs, van meerdere strafbare feiten op structurele basis. Hierbij dient opgemerkt te worden dat deze indicator in dit onderzoek anders is uitgelegd ten opzichte dan in bijlage 2, door te stellen dat de strafbare feiten niet op verschillende crminaliteitsgebieden hoeven plaats te vinden. Andere indicatoren die hoog scoren zijn maatschappelijke gevoeligheid en aantasting bestuurlijke integriteit.
Het is opvallend dat in 54% van de gewogen zaken volgens de geïnterviewden sprake is van aantasting van de bestuurlijke integriteit. Deze aantasting varieert van laksheid van 'de overheid' (over het algemeen ambtenaren werkzaam bij provincies en gemeenten) en het onterecht afgeven van vergunningen, tot het bewust gedogen en faciliteren van milieudelicten. De laksheid betreft met name de controle- en handhavingstaak die
21
|
Pagina 22
niet voldoende wordt uitgevoerd. Uit interviews met de verschillende milieurechercheurs blijkt overigens dat ambtenaren van de overheid hierbij met altijd blaam treft. Zo is de complexe en onduidelijke regelgeving er debet aan dat vergunningen ten onrechte worden afgegeven en/of de bestuurlijke handhaving tekort schiet. Een voorbeeld hiervan is de omstandigheid dat het soms niet duidelijk is of een stof een afvalstof betreft of een secundaire grondstof. Een milieurechercheur heeft echter ook aangegeven dat er provincies en gemeenten zijn die economische belangen boven milieubelangen plaatsen en derhalve niet of nauwelijks optreden tegen milieudelicten of - in sommige gevallen - milieudelicten gedogen en/of vergunnen.
De overheid is ook slachtoffer. Zo is in ongeveer 42 % van de UMC onderzoeken sprake van materiële schade voor de overheid. Dit betreft dan veelal het bewerken of verwerken (reinigen, verwijderen etc.) van verontreinigde materie of het onterecht uitkeren van subsidies. Uit de weging blijkt niet zozeer dat de overheid daadwerkelijk actief wordt tegengewerkt tijdens handhavingsactiviteïten. Wel is volgens de milieurechercheurs in ongeveer 58% van de gevallen sprake van een passieve tegenwerking van de overheid. Het betreft hier met name vormen van fraude, bedrog en verzwijgen van zaken om zo milieudelicten te verheimelijken. Hierbij dient te worden opgemerkt dat er voor deze passieve tegenwerking ook een uitstekende gelegenheidsstructuur voorhanden is, gelet op de complexe milieu-materie en de summiere (bestuurlijke) handhaving.
Laag scorende indicatoren zijn onder andere de aantasting van de integriteit van maatschappelijke organisaties (deze waren vaak niet als partij aanwezig) en de schade aan personen binnen en buiten het 'criminele milieu'. Er kan worden geredeneerd dat gelet op de beperkte aanwezigheid van schade aan personen, de prioriteit voor het milieu beperkt blijft. Toch was in een derde van de gewogen zaken sprake van negatieve gevolgen voor de lokale gemeenschap. Deze negatieve gevolgen werden niet altijd als zodanig ervaren door de lokale gemeenschap. Te denken valt aan negatieve gevolgen op het financiële vlak (belastinggeld besteed aan ten onrechte verleende subsidies), maar ook op het volksgezondheidsgebied bij milieudelicten waarvan de negatieve effecten pas in de toekomst duidelijk worden (bijvoorbeeld de luchtemissie onderzoeken).
Uit bijlage 4 blijkt voorts dat in 42 % van de gevallen er sprake is van eer internationale dimensie. Deze internationale dimensie varieert van het daadwerkelijk storten van afval in het buitenland (Duitsland) tot overtredingen van de EVOA. Uit een aantal zaken kwam naar voren dat de internationale dimensie voor problemen kan zorgen door een onvoldoende of niet aanwezige samenwerking met andere landen. Verschillen in wetgeving, prioriteiten en (organisatie-/werkprocessen-) structuren stonden een efficiënte aanpak van deze zaken in de weg.
22
|
Pagina 23
De resultaten van de weging leiden tot de slotsom dat, gebaseerd op de 24 gewogen zaken, de ernst van de milieucriminaliteit aanwezig is, maar slechts beperkt kan worden gesproken van een hoge ernst van de milieucriminaliteit. In drie zaken is sprake van een hoge mate van ernst. Bijlage 5 bevat een uiteenzetting van twee van deze zaken. Op deze wijze wordt een beter beeld gecreëerd van de aard, ernst en omvang van milieuzaken in het algemeen. Zo geeft Mangaan een beeld van de omvang van 'een milieuzaak' en de complexiteit van een dergelijke zaak. Mede vanwege deze complexiteit en omvang bleek het met mogelijk om in deze analyse meer in detail in te gaan op de onderzochte zaken.
Naast lopende en afgeronde zaken zijn er verscheidene verschijningsvormen die in beeld zijn bij de UMC en de VROM-IOD. In de volgende paragraaf wordt een aantal van deze verschijningsvormen nader beschreven.
4.4 Verschijningsvormen: fenomenen en rechtspersonen
De UMC heeft m totaal twintig verschijningsvormen van milieucriminaliteit geïdentificeerd die als eevoig van hun aard, ernst en omvang als een serieuze bedreiging moeten worden gezien maar die om bepaalde redenen nog niet worden aangepakt. Het gaat bij die twintig verschijningsvormen ten dele over fenomenen en ten dele over concrete rechtspersonen waartegen verdenkingen bestaan. Vanwege het vertrouwelijke karaktervan de informatie, de noodzaak tot het anonimiseren ervan en de mogelijke herleidbaarheid tot verdachten wordt hieronder aan enkele van die verschijningsvormen summier aandacht besteed. Nadere informatie over deze twintig verschijningsvormen is onder voorwaarden verkrijgbaar bij de UMC.
- Enkele zeer grote en complexe ondernemingen domineren de (legale) verwijderings- en verwerkingsstructuur voor afvalstoffen. Zij diversificeren de laatste jaren en beheersen daardoor meerdere schakels in de verwijderingsketen. Er vinden frequent overnames plaats, maar de financiële positie van veel van deze bedrijven is slecht. Van een van de grootste ondernemingen is bekend dat het aantal processen-verbaal zich opstapelt en dat, ondanks plaatsing onder curatele, er in de nalevingsattitude van het bedrijf nauwelijks verbetering optreedt. Deze onderneming beheerst op veel plaatsen in het land verwerkingsinrichtingen en wanneer de slechte nalevingsattitude ook daar bedrijfsstrategie wordt, is er sprake van een serieuze bedreiging.
- De verontreinigingen van veevoeders (onder andere MPA-affaire - zie bijlage 5) met afvalstoffen uit de diergeneesmiddelenproductie vormen een bedreiging voor de voedselketen en voor de agrarische sector. Een 'netwerk van bedrijven blijkt in staat om voor dergelijke reststoflen een
23
|
Pagina 24
afzetmarkt te vinden waarbij uiteindelijk niet meer gelet wordt op de kwaliteit van die reststoffen en er besmetting van veevoeder op kan treden. Het gevolg is een grote financiële en maatschappelijke schade. Ook deze markt wordt gedomineerd door enkele grote spelers. Het staat met vast of strafrechtelijke interventie tegen een van de actoren de afvalstroom heeft doen ophouden,
- De sloop- en verwijderingsmarkt voor asbest kenmerkt zich door vele criminogene factoren. Er wordt gefraudeerd met asbestinventarisaties, verklaringen dat objecten asbestvrij zijn en certificering. Het personeel is vaak deskundig en bedrijven werken zelden zwart. De bedreiging wordt met name gevormd doordat arbeidsomstandigheden slecht kunnen zijn, asbest diffuus wordt verwijderd en de bestuurlijke handhaving faalt.
- Er is sprake van een toenemende rol van intermediairs (zoals bijvoorbeeld grondbanken en grondmakelaars) op de bodemsaneringmarkt. In een aantal strafrechtelijke onderzoeken is gebleken dat die markt fraudegevoelig is. Er is een levendig circuit ontstaan in verontreinigde grond als materiaal om goedkope bodemsaneringen uit te voeren. De risico's zijn legio doordat effectief toezicht ontbreekt en verontreinigingen in een diffuus circuit terechtkomen.
- Bij enkele grote opslagbedrijven voor chemicaliën en brandstoften er bij sommige grote chemische concerns is gebleken dat de onderhouds situatie als gevolg van een gebrek aan investeringen zodanig slecht kan zijn dat er calamiteiten optreden zoals branden, emissies van schadelijke stoffen en grote lekkages naar de bodem. Kr is onvoldoende inzicht in de risico's en in de mate waarin bestuurlijke instanties tot adequat handhaving in staat zijn. In veel gevallen kan achteraf opzettelijke nalatigheid worden vastgesteld.
- De verwijderingsstructuur voor stoffen zoals zuiveringsslib, compost en afvalslib is kwetsbaar voor fraude en bijmenging. De betrokken instanties zijn onvoldoende in staat tot adequate handhaving. Enkele grote ondernemingen domineren de markt en zijn daardoor in staat die markten te sturen. Er vindt uitvoer van stoffen naar het buitenland plaats en vice versa. Stoffen komen in het circuit van grondstoffen voor de landbouw terecht.
Bovenstaande fenomenen geven aan dat grijze milieucriminaliteit vele gedaanten kent en er derhalve - zoals reeds gesteld in hoofdstuk 3 - moeilijk kan worden gesproken van de aard. Tevens geven deze fenomenen een indicatie van de (mogelijke) omvang en ernst van de zware grijze milieucrimimaliteit.
In dit hoofdstuk is een eerste aanzet gedaan om ie komen tot de bepaling van de ernst van milieucriminaliteit. De prioriteitsindicatoren zeggen echter ook iets over de omvang en aard van de zware grijze milieucriminaliteit
24
|
Pagina 25
Zoals bekend bij de UMC. Zo blijkt uit de score van de weegfactoren dat in veel van de 24 gewogen zaken een internationale dimensie en een structureel karakter relevant zijn. Geldelijk gewin, het belemmeren van handhavingssinstanties en maatschappeli]ke gevoeligheid zijn weliswaar ook hoog scorende 'ernst indicatoren' maar zijn niet zozeer bepalend voor de aard (en omvang) van de grijze milieucriminaliteit op zichzelf. Immers, het betreft meer een motief, een (specifieke) handelwijze en een oordeel.
25
|
Pagina 27
5 Conclusies
5.1 Aard, ernst en omvang: onderzoeksresultaten
Dit onderzoek had ais voornaamste doel om te komen tot de beantwoording van de centrale onderzoeksvraag:
Wat is de aard, ernst en omvang van de grijze milieucriminaliteit in Nederland zoals bekend bij de UMC en de VROM-IOD vanaf 01-01-2001?
Er kan worden geconcludeerd dat bovenstaande onderzoeksvraag - zij het in een beperkte mate - is beantwoord. Afgezien van het reeds gememoreerde probleem ten aanzien van de informatieverzameling en -huishouding, bleek al snel dat termen als aard, ernst en omvang van grijze milieucriminaliteit zeer moeilijk te operationaliseren zijn. Middels het theoretisch kader is getracht de begrippen meetbaar te maken. Zo is de aard van de grijze milieucriminaliteit zoals bekend bij de UMC en de VROM-IOD bekeken aan de hand van kerndelict, hoofdbedrijfsactiviteit, zaakomschrijving en modus operandi. De aard is in bijlage 5 ook nog aan bod gekomen door de beschrijving van twee 'hoogscorende' zaken. Deze zaken geven een beeld van kenmerken van zware grijze milieucriminaliteit.
Uit de indeling naar bedrijfsactiviteit blijkt dat veruit de meeste onderzochte bedrijven de handel, opslag, bewerking, verwerking van afvalstoffen centraal hebben staan. De meest voorkomende modus operandi is het illegaal storten. Uit de onderzochte 43 zaken bleek dat met name sprake is van organisatiecriminaliteit en 'ketencriminaliteit'. (1)
Er kan aangenomen worden dat bedrijven vanuit een geldelijk gewin oogmerk milieudelicten plegen. Tevens lijkt het gerechtvaardigd te stellen dat een en ander wordt 'gestimuleerd' door een uitstekende gelegenheidsstructuur in de vorm van een beperkte handhaving en onduidelijke milieu-wetgeving en beleid. De beperkte handhaving lijkt te worden ingegeven door prioritering en de specifieke milieumaterie. Zo heeft de overheid (te denken valt aan lokale overheden en overheidsinstanties) veelal te maken met economische aspecten die wedijveren met milieuaspecten. De specifieke kennis die vereist is ter bestrijding van de milieucriminaliteit vormt een obstakel voor effectieve handhaving. Lokale toezichthouders hebben veelal niet de specifieke know-how om te komen tot effectieve handhaving. Overigens is met
Zie bijlage 1 voor definities
27
|
Pagina 28
slechts milieukennis, maar tevens kennis van de specifieke branches en deelmarkten vereist. De afvalverwerkingsbranche is weliswaar een van de belangrijkste branches maar zeker niet de enige. De hiaten in wetgeving en beleid komen onder meer naar voren in UMC-onderzoeken op relatief nieuwe, onbekende gebieden. Hierbij valt te denken aan de luchtemissie-onderzocken en de onderzoeken die gericht zijn op stoffen die nog nauwelijks gereguleerd zijn in de vorm van milieubepalingen (zoals betoniet en teerhoudend asfaltgranulaat).
Ten aanzien van de ernst en omvang van de grijze milieucriminaliteit zoals bekend bij de UMC, wordt gesteld dat er sprake is van een duidelijke ernst met name op een aantal gebieden.
Naast de - logisch aanwezige - bedreiging van het milieu valt op dat in meer dan eenderde van de gevallen tevens de volksgezondheid in het geding is. Voorts is gebleken dat over het algemeen sprake is van structurele milieudelicten die gepaard gaan met valsheid in geschrifte en/of (fiscale fraude en bedrog. Uiteraard is hier het winstoogmerk het belangrijkste motief. Het winstoogmerk is tevens een belangrijke factor ten aanzien van de omvang van de grijze milieucriminaliteit.
Geldelijk gewin door het overtreden van milieuregelgeving leidt in veel gevallen tot een verstoord marktwerking. Op deze wijze worden de bedrijven die zich strikt aan de milieuwetgeving houden beroofd van hun (goede) concurrentiepositie en hierdoor min of meer genoodzaakt om zich van dezelfde malafide praktijken te bedienen om te overleven.
Een veel voorkomende malafide praktijk is het passief belemmeren van de handhavingstaak van de overheid. Het betreft hier met name vormen van fraude, bedrog en verzwijgen van zaken om zo milieudelicten te verheimelijken. Mede hierdoor ondervindt de overheid m bijna 42 % van de gewogen onderzoeken materiële schade. In vijf zaken is sprake van actieve tegenwerking van handhavmgsinstanties door daders. In twee gevallen kan gesproken worden van een vorm van georganiseerde criminaliteit.
In meer dan de helft van de 24 gewogen onderzoeken is in meer of mindere mate sprake van aantasting van de bestuurli]ke integriteit. Uit interviews niet milieurechercheurs en geraadpleegde literatuur blijkt dat dit met name te wijten is aan laksheid, economische belangen van overheid en de complexe milieumaterie die de handhaving bemoeilijkt. De complexiteit van de zware, grijze milieucriminaliteit wordt voorts bevorderd door de internationale dimensie (42%). Deze bemoeilijkt de handhaving onder andere door verschillende nationale prioriteiten en de verschillen internationale wet- en regelgeving. Deze internationale dimensie is
28
|
Pagina 29
een belangrijke factor in de reeds bestaande gelegenheidsstructuur. Overigens hebben factoren zoals hiaten en verschillen in internationale en nationale wet- en regelgeving er in een aantal gevallen toe geleid dat projectvoorbereidende onderzoeken van de UMC geen vervolg hebben gekregen omdat er te weinig harde aanwijzingen waren voor een strafrechtelijk vervolgonderzoek.
In de inleiding is gesteld dat milieucriminaliteit veelal onzichtbaar is voor 'de burger'. Naar aanleiding van de 24 gewogen zaken blijkt dit inderdaad zo te zijn. Immers, slechts in 17 % van de gevallen was sprake van schade aan personen 'buiten het criminele milieu'. Ook het percentage 'schade aan eigendom' is laag. Hoewel in eenderde van de 24 onderzochte gevallen sprake was van negatieve gevolgen voor de gemeenschap, waren deze gevolgen vaak niet direct merkbaar voor de lokale bevolking. Opvallend is dat de milieurechercheurs wel vonden dat de onderzoeken veelal maatschappelijk gevoelig lagen.
Naast inventarisatie en analyse van de lopende en afgeronde zaken zijn tevens relevante verschijningsvormen in termen van signalen en ontwikkelingen geïdentificeerd. Deze verschijningsvormen worden beschouwd als potentieel dreigend als gevolg van hun aard, ernst en omvang, maar worden om redenen van sturing, bedrijfsvoering en capaciteit (nog) niet aangepakt. Het gaat daarbij om fenomenen zoals de verwijderingsstructuur voor bijvoorbeeld afvalstoffen, gevaarlijke stoffen en asbest maar ook om concrete rechtspersonen.
5.2 Aard, ernst en omvang: conclusie
Gebaseerd op de onderzochte 43 zaken kan in termen van aard, ernst en omvang het volgende worden geconcludeerd:
Aard
Er kan niet worden gesproken van een eenduidige aard van grijze milieucriminaliteit. De aard kenmerkt zich door de volgende aspecten:
- Grijze milieucriminaliteit speelt zich grotendeels af m afvalverwijderingsketen;
- Waarin vele actoren (bedrijven) actief zijn (ketencriminaliteit);
- Die een veelvoud van modus operandi hanteren;
- Waarbij meerdere milieuwetten structureel worden overtreden;
- In samenhang met valsheid in geschrifte en/of (financiële) fraude en bedrog;
- In een zeer complexe (internationale) omgeving;
- Die over het algemeen onvoldoende is ingekaderd middels duidelijke wetgeving en bepalingen.
29
|
Pagina 30
Bovenstaande kenmerken en de omstandigheid dat de (bestuurlijke) handhaving zeer summier, de pakkans gering en de strafmaat laag is, leiden ertoe dat de omvang van grijze milieucriminaliteit zeer omvangrijk kan zijn.
Omvang
De aard van de grijze milieucriminaliteit heeft tot gevolg dat de omvang hiervan nauwelijks te operationaliseren is. Gelet op de bestaande gelegenheidsstructuren voor het overtreden van de milieuwetgeving kan slechts worden aangenomen dat de omvang groter is dan wordt aangenomen.
Ernst
De ernst van de grijze milieucriminaliteit is -gemeten naar de24 gewogen onderzoeken - duidelijk aanwezig, maar niet in hoge mate. De volgende indicatoren scoren hoog:
- Aantasting bestuurlijke integriteit
- Passieve belemmering van handhavmginstanties
- Structurele aard van de milieudelicten
- Verstoorde marktwerking door geldelijk gewin
- Maatschappelijke gevoeligheid
Door de hoge mate van regeldichtheid, de complexiteit van de milieuwetgeving, de vele mazen daarin, de gebrekkige handhaving, de geringe pakkans en de lage strafmaat, is het niet ondenkbaar dat de ernst en omvang van de zware grijze milieucriminaliteit groter is dan aan het licht komt.
Ten aanzien van de bestrijding van milieucriminaliteit wordt het volgend' opgemerkt. In de afgelopen jaren zijn drie belangrijke knelpunten aan hθ licht gekomen die de bestrijding van milieucriminaliteit m de weg staan Deze knelpunten zijn gebaseerd op de ervaringen van de afgelopen jare: binnen de UMC.
- De opsporing is thans nog reactief georiënteerd. Er vindt nog ie bc perkt sturing 'aan de voorkant van problemen' plaats.
- Het opwerken van aanwijzingen of verdenkingen naar een operatic neei onderzoek is arbeidsintensief en tijdrovend.
Mede door het bi zondere karakter van milieucriminaliteit is innovatief opspore vereist, met name naar bepaalde milieunsicogebieden waarin nog we mg informatie voorhanden is. Om van geïnventariseerde risico's e aanwijzingen naar een concrete verdenking te komen is vaak een a beidsintensief proces. Zo is - om de uitvoerbaarheid van een opspi ringsonderzoek te kunnen beoordelen ~ per zaak een juridisch administratief/financiële en milieutechnische analyse noodzakelijk d veel projectvoorbereiding vraagt. Ter illustratie: een van de hierbovi genoemde casus vergt naar schatting in de projectvoorbereiding een
30
|
Pagina 31
inzet van 10 mensen gedurende een jaar, alvorens tot een operationeel opsporingsonderzoek kan worden besloten.
Er is, naast de UMC en de BOD'n geen structuur en derhalve geen capaciteit om zaken van dergelijke omvang voor te bereiden en uit te voeren.
5.3 Toekomstige analyses
Dit onderzoek moet worden gezien als een startdocument voor toekomstige updates in de vorm van tactische analyses. De opzet van dit rapport L'n de gebruikte methodiek kunnen eventueel als voorbeeld dienen voor deze analyses. Zo is in deze versie gebruik gemaakt van het in 1999 ontworpen weegformulier om te komen tot een weergave van de ernst van de afzonderlijke onderzoeken. Het verdient aanbeveling om de weegfactoren en de methode van waardebepaling te evalueren aan de hand van ervaringen van de personen die gebruik maken van het weegformulier. Op deze wijze zou een nauwkeuriger methodiek voor ernstbepaling kunnen ontstaan. Met behulp van een accurate 'schaal van ernst' kunnen de eindwaar-den worden geïnterpreteerd in termen van de ernst van grijze milieucriminaliteit.
Daarnaast zou het zeer zinvol zijn om ie inventariseren welke prioriteiten handhavings-instanties hebben ten aanzien van (grijze) milieucriminaliteit. Door deze prioriteiten m ogenschouw te nemen bij de beoordeling van de ernst van onderzoeken wordt de kans vergroot dat zaken makkelijker kunnen worden overgedragen aan handhavingspartners.
Het ligt in de bedoeling om de periodieke updates te richten op lopende zaken, signalen (omtrent tenomenen) van in ieder geval de UMC en de VROM-IOD.
Tenslotte wordt gewezen op de gesignaleerde problemen ten aanzien van informatie-systemen. Het bleek een moeilijke opgave om de vereiste informatie te verzamelen en te veredelen. Daarnaast kan door intensivering van de samenwerking met handhavmgs-partners, de informatiebronnen en dus de informatiehuishouding van de UMC en de VROM-IOD toenemen, hetgeen de betrouwbaarheid van analyses ten goede komt.
31
|
Pagina 33
Literatuur en overige bronnen
Anker, M.J.J., van den, Wie betaalt, bepaalt. Over intermediaire organisaties, milieucriminaliteit, organisatiecriminaliteit en integriteit in het complexe milieitveld, Den Haag, 1999.
Anker, M.J.J. van Tien, en A.B. Hoogenboom, Schijn bedriegt. Overheid, bedrijfsleven, en gelegenheidstructuren voor milieucriminaliteit op de hergebruikmarkt, Den Haag, 1997.
Berg, E.A.I.M. van den (red.), De markt van misdaad en milieu, Deel l en 2, WODC, Den Haag 1995.
Kernteam zware milieucriminaliteit, Project Bruidschat, Rotterdam 31 december 1999, vertrouwelijk.
LMG, Beschrijving zware milieucriminaliteit in Nederland op basis van opsporingsonderzoeken, periode 1999-2000, KLPD, Zoctermeer, maart 2001, vertrouwelijk.
Tevens is informatie verkregen middels het raadplegen van (rapportages in) de databestanden van de UMC en de VRÜM-1OD, de Kamer van Koophandel en het interviewen van milieurechercheurs.
33
|
Pagina 35
Bijlagen
Bijlage 1
Definities
Bijlage 2
Weegformulier UMC inclusief uitleg indicatoren
Bijlage 3
Overzicht UMC en VROM-IOD onderzoeken naar
zaakomschrtjving
Bijlage 4
Scores weegfactoren
Bijlage 5
Hoog scorende zaken: Mangaan en Chroom
35
|
Pagina 37
Bijlage 1
Definities en begrippen
Afvalstoffen (1)
Alle stoffen, preparaten of andere producten waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen, of zich moet ontdoen.
Stoffen
Stoffen m de zin van de Wet milieugevaarlijke .stoffen
Inrichting
De tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in eikaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen.
Georganiseerde criminaliteit
Groepen personen die primair gericht zijn op illegaal gewin, systematisch misdaden plegen met ernstige gevolgen voor de samenleving en m staat zijn de misdaden op een betrekkelijk effectieve wijze af te schermen, in het bijzonder door de bereidheid te tonen fysiek geweld te gebruiken oi personen door corruptie uit te schakelen.
Organisatiecriminaliteit
Misdrijven die individueel of groepsgewijs door leden van een gerespecteerde en bonafide organisatie worden gepleegd binnen het kader van de uitoefening van organisatorische taken.
Ketencriminaliteit
Criminele handelingen die ergens in een schakel ontstaan en die worden overgenomen in de volgende schakel (niet iedereen werkt bewust aan de criminele handelingen mee). (2)
- Gevaarlijke stoHen zijn producten en geen alval en kunnen derhalve niet worden beschreven in een
afvalverwijderingsketen.
- Definities uit: Kernteam zware milieucriminaliteit. Project Bruidschat. Rotterdam, 31 december 1999
37
|
Pagina 39
Untitled
Bijlage
2
Weegformulier
UMC
WEEGFORMULIER
Aanpak
zware milieucriminaliteit
(te
gebruiken bij Besdsmomenl
ï
en 35
Herkenningscriteria Zware milieucriminaliteit:1
Weegformulier
Aanpak zware milieucriminaliteit
Herkenningscriteria Zware milieucriminaliteit:
(1) (te gebruiken
bij beslismoment 2 en 3)
|
|
Ja/Nee/7
|
1.
|
In
georganiseerd verband gepleegd (zowel georganiseerde criminaliteit als
organisatiecriminaliteit} Hieronder valt ook het kernteam criterium
"bedrijfsmatig karakter
|
|
2.
|
a.
Milieu stelselmatig verontreinigd of aangetast (acuut'actueel)
|
|
|
b.
Ie verwachten dat milieu stelselmatig wordt aangetast
|
|
3.
|
Multidisciplinair,
complex, of langdurig rechercheonderzoek nodig
|
|
4.
|
Commune
delicten (fraude, omkoping, oplichting) vormen belangrijke
bestanddelen
|
|
5.
|
Interregionaal.
Veel zware milieudelicten hebben internationale aspecten maar dit is geen
noodzakelijke voorwaarde
|
|
|
Totaal
aantal criteria positief:
U M C-
waardig (minimaal 3 van 5 criteria positief)
|
|
OM/ UMC -productgroepen:
(aankruisen
welke optie van toepassing is)
Producten
en stoffen
Afval
en emissies
Inrichtingen
Handel
in dieren en planten
Notitie
Critefia en wee
£
3tactorenvuuf
Ge UflL' M
-Fiaifom Zware MiiieucftmrrialiKM
a. a. rr-ei 20CO (oe?.
39
|
Pagina 40
Algemene opmerking:
PRIORITEITSINDICATOREN
_____________________________
2 Notitie Criteria en weegfactoren voor de Unit Milieucriminaliteit {pag. 10 - zie ook toelichting)
3 Per greep ken maximaal het aaarboven genoemde aantal punten worden toegewezen
4 Score groep 1. met aanwezig; 0; te verwachten: 5: acuut: 10; onomkeerbaar: 15 punten
5 Score groeo 2 per onderwerp 2.5 punt, lotaal maximaal 10 punten
6 Score groep 3 per onderwerp 1 punt, totaal maximaal 6 punten
7 Score groep 4 per onderwerp 0.8 punt, totaal maximaal 4 punten
8 Score Kan hier nooit hoger Zijn dan 35 punten
40
|
Pagina 41
OPSPORINGSINDICATOREN
BEDRIJFSVÖERINGSINDICATOREN
( Te betrekken bij de weging, zie hiervoor het plan van aanpak )
Meerwaarde UMC* (speerpunten 4- samenhang):
Be/verwerking van afvalstoffen
Intermediairs
Luchtemissies
Grote infrastructurele werken
samenhang luchtemissies - be/verwerking afval
samenhang intermediairs - grote infrastructurele werken - be/verwerking afval
Rol bestuur:
Overdrachtskans: (naar politieregio, Kernteam, BOD ?)
Overig:
- kosten onderzoek acceptabel en in verhouding tot het beoogde doel?
- kwantiteit en deskundigheid personeel voldoende? Zo niet, is inschakeling deskundigheid van derden noodzaketijk en mogelijk?
- materiaal en middelen voldoende?
________________________________________
9 Naar aanleiding van de uikomsten ven de C8A grijs LMG, 2001. zijn door het Platform zware milieucriminaliteit in 2001 deze speerpunten en meerwaarden benoemd.
41
|
Pagina 42
Uitleg criteria en weegfactoren UMC (1)
Criteria en weegfactoren LMG
Er wordt onderscheid gemaakt tussen criteria en weegfactoren. Criteria zijn minimum-voorwaarden waaraan een dossier moet voldoen om verder uitgewerkt te worden. Weegfactoren worden gebruikt om van de dossiers ciie verder worden uitgewerkt de zwaarte te bepalen en daarmee de prioriteit. De criteria en weegfactoren zijn in alle fasen gelijk. De beschikbare informatie die nodig is voor de weging kan per beslismoment sterk verschillen. In het begin van een onderzoek kan onvoldoende informatie aanwezig zijn om elk van de weegfactoren goed te kunnen beoordelen. In dat geval moet een aanname worden gemaakt over het vermoedelijke gewicht van de desbetreffende factor. Naarmate een onderzoek vordert, komt meer informatie beschikbaar en kan beter beoordeeld worden hoe zwaar een onderzoek weegt op de verschillende factoren.
Herkenningscriteria
Een sluitende definitie van zware milieucriminaliteit ontbreekt. Een vee! gebruikte definitie is de omschrijving uu de Leidraad Milieu van het OM (1994). Volgens deze leidraad worden milieudelicten tot de zware of mid-delzware criminaliteit gerekend als ze voldoen aan één of meer van de volgende criteria:
- in georganiseerd verband gepleegd (zowel georganiseerde criminaliteit
als organisatiecriminaliteit); " milieu stelselmatig verontreinigd of aangetast;
- complex of langdurig recherche-onderzoek nodig;
- commune delicten (fraude, omkoping, oplichting) vormen belangrijke bestanddelen;
- grensoverschrijdend.
De UMC gebruikt een systeem waarin de genoemde criteria zijn gecombineerd. Hierbij wordt als minimumeis gesteld dat aan drie van de vijf criteria moet worden voldaan. Zonodig kan deze eis in de toekomst worden aangescherpt. De gecombineerde criteria zien er als volgt uit:
- Uit: Criteria en weegfactoren LMG, Landelijk Parket mei 2000. Deze criteria en weegfactoren zijn mede ontwikkeld ten behoeve van de vervaardiging van het rapport LMG, Beschrijving zware milieucriminaliteit in Nederland op basis van opsporingsonderzoeken, periode 1999-2000. KlPD. Zoetermeer, maart 2001, en dienen derhalve in het licht hiervan te worden bezien. Deze bijlage betreft aangepaste versie in verband met aanpassing aan nieuwe inzichten en ontwikkelingen.
42
|
Pagina 43
in
georganiseerd
verband gepleegd (zowel georganiseerde
criminaliteit
als
organisatie-criminahteit).
Hieronder
valt
ook
het
kernteam
criteri
um
'bedrijfsmatig
karakter;
milieu
stelselmatig
verontreinigd of aangetast;
multidisciplinair,
complex of langdurig recherche-onderzoek
nodig;
commune
delicten
(fraude, omkoping,
oplichting)
vormen
belangrijke
bestanddelen;
interregionaal
(Veel zware
milieudelicten
hebben
internationale
aspec
ten,
maar
dit
is
geen noodzakelijke voorwaarde).
Weegfactoren
(prioriteitsindicatoren)
Een
sluitend
systeem
van weegfactoren is
moeilijk
te geven. In
verschil
lenderapportages
zijnverschillende systemen gepresenteerd
diein meer of
minderemate van elkaar
verschillen.Ten behoeve van de UMC wordt
eenaangepast systeem van
weegfactoren toegepast.
Tabel: systeem van weegfactoren Unit
Milieucriminaliteit
Groep 1
(0-15
pt}
|
Groep 2 (0-1 D pt)
|
Groep 3 (0 - 7 pt]
|
Groep 4 (0-4pt)
|
Bedreiging van
de volksgezondheid
|
Psychische en
fysieke schade
aan personen buiten het criminele
milieu
|
Psychische en
fysieke schade aan personen binnen het criminele
milieu
|
Schade aan
eigendom
|
Bedreiging van
veiligheid
|
Aantasting
bestuurlijke
integriteit
|
Aantasting
integriteit dienstverlenende
beroepsgroepen en
openbare
ambtsdragers
|
Materiële schade
voor de
overheid
|
Bedreiging van
het milieu
|
Actieve belemmering van de
overheid bij het uitvoeren van haar
controlerende en opsporingstaak
|
Passieve
belemmering van de
overheid bij het uitvoeren van haar
controlerende en opsporingstaak
|
Aantasting van
de integriteit van
maatschappelijke
organisaties
|
|
Maatschappelijke gevoeligheid
|
Negatieve
gevolgen voor de (lokale)
gemeenschap
|
Aantal
strafbare feiten en de
frequentie daarvan
|
|
Prioriteit
OM en opsporingsdiensten
|
Verstoring
marktwerking
|
Internationale dimensie
|
|
|
Geldelijk gewin
en geldelijke doorwerking
|
|
43
|
Pagina 44
Toelichting:
Groep 1: O-15 punten
Bedreiging van de volksgezondheid
Sommige criminele activiteiten hebben een (in-)direct effect op de volksgezondheid. Met gaat hierbij primair om de aantasting van de gezondheid van groepen en personen in de samenleving. Voorbeelden zijn het op de markt brengen van schadelijke producten (hormoonvlees of vergiftigde voedingsmiddelen) en het dumpen van gevaarlijke (chemische of radioactieve) afvalstoften.
Bedreiging van het milieu
Bi) sommige misdrijven worden er allerlei schadelijke (afval-) stoffen in het milieu gebracht. De handel in beschermde diersoorten kan gevolgen hebben voor de diversiteit m de natuur. Het betreft hier niet zelden gevolgen van crimineel handelen die niet altijd direct worden opgemerkt, maar waarvan de effecten zeer langdurig en ingrijpend kunnen zijn.
Bedreiging van veiligheid in relatie tot milieu
Hierbi) kan gedacht worden aan ontploffingsgevaar bij olietanks of chemische stoffen en vuurwerkfabrieken in woonwijken.
Groep 2: O-10 punten
Fysieke en psychische schade aan personen buiten het criminele milieu (de slachtoffers}
Het betreft hier met name fysieke en psychische schade door gepleegde milieudelicten of Het met, dan wel onvoldoende m acht nemen van veiligheidsvoorschriften. Daarnaast kan er ook sprake zijn van het gebruik van intimidatie of de toepassing van geweld door daders.
Aantasting bestuurlijke integriteit (van de overheid en haar organen) Hierbij kan gedacht worden aan corrumperende contacten met overheidsdienaren met een illegaal doel, waardoor de officiële taak, werkwijze en onafhankelijkheid van deze functionaris m het geding komt. Invloed op politiek, openbaar bestuur, justitie, economie of media is hier van belang. Ook kunnen groepen niet-corrumptievc betrekkingen aangaan met dergelijke functionarissen. Het gevolg kan zijn dat groepen op een oneigenlijke wijze het besluitvormings- of het uitvoeringsproces van de overheid of haar organen gaan beïnvloeden. De beslissing over een aanbesteding of order wordt oneigenlijk beïnvloed, er wordt gebruik gemaaki van gaten en vaagheden in subsidieregelingen, of er is sprake van vriendjespolitiek. De consequentie van deze praktijken is dat afbreuk wordt gedaan aan de goede trouw en onpartijdigheid van de overheid en haar organen. Met andere woorden, er is sprake van een (ernstige) aantasting van de bestuurlijke integriteit
44
|
Pagina 45
Actieve belemmering van de overheid bij het uitvoeren van haar
controlerende en opsporingstaak
Criminele groepen trachten op talrijke manieren om hun activiteiten at te schermen. In sommige gevallen wordt het optreden van de overheid actief bestreden bijvoorbeeld door contra-observatie, dreiging met geweld of bet corrumperen van functionarissen die betrokken zijn b!) de bestrijding van criminaliteit. Het actief belemmeren van de overheid bij de uitvoering van haar controlerende en opsporingstaak wordt beschouwd als een ernstige bedreiging voor de democratie en de rechtsstaat.
Maatschappelijke gevoeligheid
De maatschappelijke gevoeligheid kan bijvoorbeeld blijken uit aandacht m de media of parlement. Hierbij kan ook worden gedacht aan de wenselijkheid om aan internationale verdragsverplichtingen te voldoen.
Groep 3: O-7 punten
Fysieke en psychische schade aan personen binnen het criminele milieu. Het betreft hier met name fysieke en psychische schade bij daders door de gepleegde milieudelicten of het niet, dan wel onvoldoende in acht nemen van veiligheidsvoorschriften. Daarnaast kan er ook sprake zijn van het gebruik van onderlinge intimidatie of de toepassing van geweld door daders. Bij dit aspect betreft het personen die deel uit maken van het criminele milieu.
Aantasting integriteit dienstverlenende beroepsgroepen en openbare ambtsdragers
Het gaat hierbij om gevallen waarbij door criminele groepen een beroep wordt gedaan op bijvoorbeeld notarissen en/of advocaten ten behoeve van financiële transacties of het opzetten dan wel overnemen van bedrijven. Wanneer dergelijke personen werkzaam zijn voor of ondersteuning geven aan criminele groepen doet dit afbreuk aan de goede naam en de maatschappelijke functie van de beroepsgroep of het ambt.
Passieve belemmering van de overheid bij het uitvoeren van haar controlerende en opsporingstaak
Criminele groepen kunnen zowel defensieve als offensieve contrastrategieën hanteren. Hier gaat het uitsluitend om het gebruik van defensieve contrastrategieën. Met andere woorden wanneer criminele groepen hun illegale activiteiten proberen te verheimelijken tegenover concurrenten en de overheid. Voorbeelden hiervan zijn constante wisseling van auto's om politiële observatie te bemoeilijken, het gebruik van dekmantels en zorgvuldigheid m communicatie en logistiek.
45
|
Pagina 46
Negatieve gevolgen voor de (lokale) gemeenschap
Bij deze factor gaat het om nadelige gevolgen voor de economie, de volksgezondheid en de veiligheid alsmede om onrustgevoelens als gevolg van milieudelicten en daaraan gerelateerde vormen van criminaliteit (zoals financiële fraude). Tevens kan gedacht worden aan hinder en overlast door milieucriminaliteit.
Verstoring marktwerking
Dit aspect is nauw verweven met geldelijk gewin en geldelijke doorwerking. Door het handelen van criminele groepen kan de normale (en wettige) marktwerking verstoord worden. Zo kan gedacht worden aan het dumpen van alvalstoffen (zonder de benodigde bewerkingen), het onterecht verkrijgen van subsidies of het negeren van veiligheidsvoorschriften om de kosten te drukken. Het betreft hier milieugerelateerde economische vormen van concurrentievervalsing die de marktwerking kunnen beïnvloeden. De aantasting van de goede naam van een bedrijfstak omdat een of meer bedrijven uit deze sector veelvuldig in relatie worden gebracht met georeaniseerde misdaad of organisatie criminaliteit kan eveneens een verstoring van de marktwerking veroorzaken.
Geldelijk gewin en geldelijke doorwerking
Het betreft hier opbrengsten uit illegale handelingen die weer worden geïnvesteerd en derhalve een geldelijke doorwerking kunnen hebben in de bovenwereld.
Groep 4: O - 4 punten
Schade aan eigendom (stoffelijk en onstoffelijk)
Het gaat bij deze factor om de (omvang van de) schade als gevolg van milieudelicten en de daaraan gerelateerde economische delicten (bijvoorbeeld fraude).
Materiële schade voor de overheid
Bij deze factor gaat het om de schade voorde overheid van crimineel handelen. Hierbij kan gedacht worden aan gederfde belastingsinkomsten bij fraude en het herstel van de schade door milieuverontreiniging.
Aantasting van de integriteit van maatschappelijke organisaties
Voorbeelden van maatschappelijke organisaties zijn de vakverenigingen of bt'langen-organisaties zoals de Consumentenbond en Greenpeace.
Aantal strafbare feiten en de frequentie daarvan
BIJ deze factor geldt dat groepen die meer soorten misdrijven plegen en/of deze misdrijven vaker plegen per tijdseenheid (bijvoorbeeld een jaar) als ernstiger beschouwd worden. Activiteiten worden als structureel beschouwd indien deze met zijn gericht op een eenmalige (reeks van) illegale handelingen, maar gedurende een langere tijd meer malen wordt herhaald.
46
|
Pagina 47
internationale dimensie
Activiteiten worden als internationaal beschouwd indien gocderen, diensten, personen of kapitaal de Nederlandse grens passeren in een criminele context. Dit criterium verwijst niet naar de nationaliteit of herkomst van betrokkenen. Hierbij kan worden gedacht aan afvalstoffen die illegaal in het buitenland worden gedumpt, of bewerkt of verwerkt.
47
|
Pagina 48
Bijlage 3
Kenmerken grijze milieuzaken naar
zaakomschrijving afgesloten en lopende
onderzoeken UMC vanaf 01/01/2001
Niet toegevoegd in verband met vertrouwelijkheid.
Bijlage eventueel ver bij UMC en VKO.M-1OD.
48
|
Pagina 51
- Zie voor naam zaak bijlage 3 en voor complete beschrijving indicatoren bijlage 2
- Totaal aantal J (indicator is relevant)
- Score groep 1. niet aanwezig 0. te verwachten 5. acuut 10. onomkeerbaar 15 punten. Hierbij dient in ogenschouw te worden genomen dat bij de afgesloten zaken achteraf is bekeken of de dreiging aanwezig was. Te verwachten was, acuut of 'onomkeerbaar'. Zo kan het zijn dat in eerste instantie de dreiging verwacht was, maar achteraf bleek dat deze dreiging ongegrond was, De score is dan O. Bij lopende onderzoeken is dit logischerwijze nog niet vnn toepassing
- Score groep 2 per onderwerp 2,5 punt, totaal maximaal 10 punten
51
|
Pagina 53
Weegfactoren lopende
zaken
Zaaknr
|
1'
|
2
|
3
|
4
|
51D
|
6
|
7
|
Tot
|
Groep r'
bedreiging van.
|
|
|
.
|
|
|
|
|
|
Volksgezondheid
|
|
J
|
J
|
N
|
|
J
|
J
|
4
|
'
Milieu
|
|
J
|
J
|
J
|
|
J
|
J
|
5
|
*
Veiligheid
|
|
N
|
J
|
N
|
|
N
|
J
|
l
|
Score
|
|
10
|
10
|
b
|
|
5
|
10
|
|
B}G.oep21?
|
|
|
|
|
|
|
|
|
* Schade aan
personen
|
|
N
|
J
|
N
|
|
N
|
N
|
1
|
Aantasting bestuurli|ke
integriteit
|
|
N
|
N
|
J
|
|
N
|
J
|
2
|
Actief belemmeren
handhaving
|
|
N
|
J
|
N
|
|
N
|
J
|
2
|
Maatschappelijke
gevoeligheid
|
|
N
|
J
|
J
|
|
N
|
J
|
3
|
Score
|
|
0
|
7.5
|
5
|
|
0
|
75
|
|
C)GrDep3IJ
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Schade san
betrokkenen
|
|
N
|
J
|
N
|
|
N
|
N
|
1
|
* Aanlastmg integriteit
beroepsgroepen, openbare
amblsdrager
|
|
N
|
N
|
N
|
|
N
|
J
|
1
|
' Passief
belemmeren handhaving
|
|
N
|
M
|
J
|
|
J
|
J
|
3
|
Negatieve gevolgen
gemeenschap
|
|
J
|
J
|
N
|
|
N
|
N
|
2
|
Verstoring
marktwerking
|
|
N
|
N
|
J
|
|
N
|
J
|
2
|
Geldelijk gewin en
doorwerking
|
|
J
|
J
|
J
|
|
J
|
J
|
5
|
Score
|
|
2
|
3
|
3
|
|
2
|
4
|
|
0 ) Groep 4"
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Schade aan
eigendom
|
|
N
|
N
|
N
|
|
N
|
J
|
1
|
Materiële schade
overheid
|
|
N
|
N
|
J
|
|
N
|
J
|
2
|
Aantasting integriteit
maatschappelijke
organisaties
|
|
N
|
N
|
N
|
|
N
|
N
|
|
Frequentie strafbare
feilen
|
|
J
|
J
|
J
|
|
j
|
J
|
5
|
Internationale
dimensie
|
|
N
|
J
|
N
|
|
J
|
J
|
3
|
Score
|
|
0.8
|
1.6
|
1 6
|
|
1.6
|
32
|
|
Totaal11
|
|
12.8
|
22.1
|
11.6
|
|
8.6
|
247
|
|
- Het betreft hier een lange termijn onderzoek gericht op naleving van luchtemissievoorschriften Het doel is om door middel van metingen inzicht te verkrijgen in de mate van overschrijding van luchtemissienormen voor een groep (risico) bedrijven. Bij dit onderzoek staat het ontwikkelen van een tactisch/technisch/juridisch betrouwbare methode voor het meten van luchtemissies voor opsporing centraal. Middels de metingen zouden dan nieuwe specifieke [op bedrijven gerichte] onderzoeken kunnen worden gegenereerd. Naar aanleiding van het algemene onderzoek zijn reeds twee bedrijven geselecteerd waar strafrechtelijk onderzoek wordt geïnitieerd. Gelet op het voorgaande is het niet informatief om dit onderzoek mee te nemen in de weging.
- Onderhavig onderzoek bevindt zich in een beginstadium waarbij nog onvoldoende informatie voorhanden is om een weging te laten plaatsvinden
- Score groep 1: niet aanwezig 0. Te verwachten 5; acuut 10; onomkeerbaar: 15 punten. Hierbij dient in ogenschouw te worden genomen dat bij de afgesloten zaken achteraf is bekeken of de dreiging aanwezig was. Te verwachten was, acuut of onomkeerbaar was. Zo kan het zijn dat in eerste instantie de dreiging verwacht was, maar achteraf bleek dat deze dreiging ongegrond was. De score is dan 0. Bij lopende onderzoeken is dit logischerwijze nog niet van toepassing.
- Score groep 2: per onderwerp 2.5 punt, totaal maximaal 10 punten.
- Score groep 3: per onderwerp l punt, totaal maximaal 6 punten.
- Score groep 4: per onderwerp 0,8 punt, totaal maximaal 4 punten
- Score kan hier nooit hoger zijn dan 35 punten.
53
|
Pagina 55
Bijlage 5
Hoog scorende zaken:
Mangaan en Chroom
Zaak 1 Mangaan1
in de zomer van 2002 ontstonden grote problemen bi) Europese varkensmesterijen. Het probleem openbaarde zich het eerst in Nederland, waar zeugen stierven, biggen dood werden geboren, zeugen niet meer vruchtbaar werden en drachtige zeugen geen biggen meer konden werpen. Uit onderzoek bleek dat het varkensvoer besmet was met het verboden hormoon MPA. (2) De besmetting was veroorzaakt door de vermenging in Nederland van varkensvoer met MPA-houdende glucose, afkomstig van een bedrijf in België. Het besmette voer was vanuit Nederland tevens uitgevoerd naar België, Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Spanje en Zweden. Het ministerie van LNV heeft een grootschalige recall-operatie opgezet om het besmette voer terug te halen. Vijftigduizend gezonde varkens werden afgemaakt. De affaire kostte de overheid en de varkenssector uiteindelijk tussen de 107 en 132 miljoen euro.
Modus O perand i
De oorsprong van de MPA-verontreimging ligt in Ierland bij een farmaceutisch bedrijf. Dit bedrijf houdt zich onder meer bezig met de coating van anticonceptiepillen. Hierbi) komen ongevaarlijke en afvalstromen vrij, waaronder een residu dat hormonale stoften zoals MPA en estradiol bevat.
De Ierse Environmental Protection Agency (EPA)3 heeft naar aanleiding van het MPA-schandaal ontdekt, dat de MPA-vrije afvalstroom vanaf november 1999 via een intermediair als groene lijst afval naar een bedrijf in België werd afgevoerd. De MPA-houdende stroom werd verbrand in vergunde verbrandingsinstallaties in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Uit een fax blijkt dat de MPA-houdende stroom vanaf juli 2000 echter ook naar België werd afgevoerd, onder de noemer 'sugar water', als groene lijst afval. (4)
- Informatie afkomstig uit UMC, Rapportage üuickscan Mangaan, 25-06-2003
- MPA staat voor Medroxy Progesteron Acetaat. MPA is een anticonceptiehormoon dat tevens een verboden
groeihormooncomponent bevat. Toepassing in diervoeders is verboden.
- Prelimmary Report on the Investigation into Contamination of the Food and Feed Chain with Pharmaceutical waste. EPA, 15 July 2002. Bron www.animal-health-online.de/drms/rinder/wyethreport.doc
- België nieuw licht op dossier MPA-besmetting, LBA-actualiteiten 2002. nr. 31, 18-10-2002. Websüe ministerie van LNV
55
|
Pagina 56
Uit onderzoek bleek dat de afvalstromen werden vervoerd als 'sugar water', 'non-hazardous for transport', 'green list' en 'non-regulated'. Tevens bleek dat ook de ongevaarlijke afvalstromen 'besmet' waren. Het rapport van de EPA vermeldde dat nog niet duidelijk is wie verantwoordelijk was voor het combineren/mengen/labellen van de niet-gevaarüjke met de gevaarlijke stromen. Op deze wijze werden jarenlang gevaarlijke, MPA-houdende, suikerafvalstromen illegaal naar België afgevoerd en verwerkt in glucose bestemd voor de voedingsmiddelenindustrie.
Het Belgische bedrijf produceerde glucosestroop voor de voedingsmiddelenindustrie uit suikerhoudende afvalstoffen, zoals afgekeurd snoep, maar ook uit de MPA-houdende glucose. Aanvankelijk leverde dit bedrijf de glucosesiroop aan de voedingsmiddelenindustrie (waaronder twee Belgische frisdrankproducenten), maar is daarmee medio 2001 gestopt vanwege kwaliteitsklachten. Begin mei 2002 ging het bedrijf failliet. Het is niet duidelijk waar de glucose tussen medio 2001 en medio 2002 werd afgezet.
Als gevolg van het faillissement moesten de opslagtanks verkocht worden. Hierin bevonden zich nog vijf vrachten glucose. Twee vrachten gingen naar een megavarkenshouder in Noord-Brabant en drie naar een andere megavarkenshouder in Zeeland. De glucose bevatte 900 ppm MPA. Dat is 900 gram MPA per ton of 0,9 gram per kilo. De handelswaarde van de vijf vrachten is ongeveer 16.000 euro. De siroop bevatte tevens 100 ppm (0,1 milligram per kilo) beta-oestradiol. Dat is een bekende maar verboden groeibevorderaar. Deze twee megavarkenshouders vervoerden vrachten naar andere bedrijven als zeugenhouders en vleesvarkensbednjven.
Op deze bedrijven ontstonden grote problemen: sterfte van zeugen, veel doodgeboren biggen, niet berig worden van gespeende zeugen en niet afbiggen van hoogdragende zeugen. Daarnaast werd door een van de megavarkenshouders vrachten besmet glucose onder GMP-vlag verkocht aan twee andere bedrijven. Daarmee kwam het hormoon in een breed kanaal zonder dat er enige verdere controle op plaatsvond, omdat er een GMP-label op zat.
Via een van de 'besmette' bedrijven ging 57 ton glucose naar een melasse-groothandel. Hier werd gemengd, verpompt en raakte een groot deel van de daar opgeslagen melasse besmet. De hele maand juni van 2002 werd besmette melasse uitgeleverd naar in totaal 65 mengvoerbedrijven en acht handelaren. De melasse bevatte 100 tot 500 ppb (0,1 tot 0,5 gram per ton)
5 GMP: Good Manufacturing Practice, een kwaliteitsborgingssysteem voor de veevoederindustrie.
8 Melasse is een dikke stroop die bi| de suikerbereiding overblijft en wordt gebruikt als grondstof voor
voedingsmiddelenindustrie
56
|
Pagina 57
MPA. Het geproduceerde mengvoer voor varkens en rundvee bevatte 2 tot l0 procent melasse, dus 5 tot 50 ppb in het mengvoer. De melasse ging ook naar rundveehouders, die het gebruikten bij het hakselen van graskuilen, en naar twee grasdrogerijen.
In juli 2002 leverde het melassebedrijf melasse aan een ander bedrijf, dat er alcohol uit stookte. Daardoor raakten de bijproducten die ontstaan bij de alcoholfabricage (tarwegistconcentraat en vinasse) besmet met MPA. Deze bijproducten werden weer naar de dierhouderij afgezet. Tarwegistconcentraat met een gehalte van 30 ppb MPA ging naar 67 varkenshouders. De vinasse die vrijkomt bij de alcoholproductie bevatte tot 170 ppb MPA. De vinasse werd uitgeleverd naar zeven mengvoerproductielocaties, waar het werd verwerkt in rundveevoer, dat uitgeleverd is naar duizenden bedrijven. Via de verschillende kanalen is het besmette voer bij in totaal 335 Nederlandse varkenshouders terechtgekomen.
Besmette melasse is eveneens verkocht aan een bedrijf dat deze heeft verwerkt in verschillende sausen. Ondanks een terughaalactie kon niet voorkomen worden dat een deel ervan in de consumptieketen belandde.
Het onderzoek
Naar aanleiding van de MPA-affaire is strafrechtelijk onderzoek opgestart in Ierland, België en Nederland. De uitkomsten van het Ierse onderzoek zijn niet bekend. Het Belgische onderzoek is afgesloten; het dossier ligt momenteel bij de onderzoeksrechter. Het Nederlandse onderzoek werd uitgevoerd door de AID en richtte zich op de twee megavarkenshouders, de twee bedrijven die aan het begin stonden van het Nederlandse spoor dat de MPA-besmette glucose gevolgd heeft. Kort onderzoek naar de achtergrond wees uit dat bij zowel het ontstaan als de afwikkeling van de MPA-affaire door verschillende bedrijven strafbare feiten waren gepleegd. Om die reden is een voorstel geschreven voor een informatieonderzoek. In het kader van dit informatïeonderzoek is een literatuuronderzoek uitgevoerd naar de gevolgen voor de volksgezondheid van de blootstelling aan MPA en 17-beta-estradiol.
Hieruit kunnen de volgende conclusies worden getrokken. Voor alle drie de onderzochte stoffen kan blootstelling (individuele stof of combinatie) leiden lot verstoring van het hormonale evenwicht. Ze kunnen een ongunstig effect hebben op diverse endocriene organen, zoals hypofyse, schildklier, bijnier en voortplantingsorganen. De symptomen als gevolg van directe blootstelling aan MPA doen zich voor op het gebied van de voortplanting.
7 Bron: De Gelderlander, 10 september 2002
57
|
Pagina 58
menstruele cyclus, geslachtsorganen, urinewegen, hart en bloedvaten, maagdarmkanaal, huid, slijmvliezen en geestelijk welzijn. De stof is mogelijk carcinogeen. Blootstelling aan 17-þ-estradiol kan leiden tot aandoeningen aan vruchtbaarheid, secundaire geslachtskenmerken, ogen, huid, slijmvliezen, maagdarmknnaal en lever en kan leiden tot hoofdpijn, zwelling on kramp. Deze stof is bewezen carcinogeen. Afval van deze stof dient te worden verwerkt in een AVI met nabrander en gaswasser.
Groeihormonen als estradiol en progesteron, die bij de vleesproductic worden gebruikt, hebben naar gelang van het geval endocriene, immunologische, neurobiologische, immunotoxische, genotoxische, kankerverwekkende en omwikkelingsremmende effecten. De risico's bestaan zelfs bij geringe doses, en voor geen enkele stof kan een kritische drempel worden vastgesteld. De bevolkingsgroep die het grootste risico loopt, zijn kinderen tot in de puberteit.
Conclusie
Uit het informatieonderzoek komt het beeld naar voren dat de MPA-affaire slechts een van de vele voorbeelden is van de malversaties in de productie van en handel in veevoeder. Er zijn aanwijzingen dat ernstige overtredingen van de diervoederwetgeving nog steeds plaatsvinden en een structureel karakter lijken te hebben. Medewerkers van de AID duiden de varkenssector aan als een van de grootste afvalverwerkers van Nederland.
Het spreekt voor zich dat het wegmengen van afvalstoffen in veevoeder potentieel schadelijk is voor de volksgezondheid en voedselveiligheid, en mogelijk ook het milieu. Het is eveneens schadelijk voor het imago van de veehouderijsector, waarin het ene na het andere schandaal elkaar in rap tempo op blijven volgen. De ophef die met zaken als BSE, varkenspest, de MPA-besmetting, de vogelpest en het gebruik van illegale groeihormonen gepaard gaat, illustreert dat voedselveiligheid een maatschappelijk zeer gevoelig onderwerp is. Deze schandalen brengen de sector en de overheid keer op keer financiële schade toe. Gezien de verwevenheid van de veehouderijsector met de politiek, en de grote invloed die op de politiek wordt uitgeoefend, bestaat bovendien het risico dar de bestuurlijke integriteit wordt aangetast. Dit risico wordt versterkt doordat betrokken bedrijven opereren op het grensvlak van afvalstoffen-, meststoffen- en diervoederwetgeving. Het wegmengen van afvalstromen in veevoer of bet uitrijden hiervan over land zijn activiteiten die onder verschillende wettelijke regimes vallen. Regulering en handhaving liggen dan ook bij verschillende bevoegde instanties, hetgeen kan leiden tot lacunes waarin normoverschrijdend gedrag niet wordt opgemerkt dan wel gehandhaafd.
Het wegmengen van afvalstoffen in veevoeder is bijzonder lucratief. Niet alleen worden duurdere grondstoffen uitgespaard, waardoor veevoeder
58
|
Pagina 59
goedkoop kan worden geproduceerd, bovendien wordt geld verdiend met het afnemen van afvalstoffen. Dit werkt verstoring van de marktwerking in de hand.
Deze constateringen hebben geleid tot de conclusie dat er een noodzaak bestaat tot een nader onderzoek naar deze overtredingen, met aandacht voor het bovenregionale, grensoverschrijdende karakter. Ook is er voldoende aanleiding om nader onderzoek te doen naar het voorkomen van georganiseerde criminaliteit in de diervoederketen. Een dergelijk onderzoek past in de verhoogde aandacht van politiek en media voor voedselveiligheid die het gevolg is van hormoonschandalen zoals het MPA-schandaa], alsmede epidemieën in de veehouderijsector zoals gekke koeienziekte, varkenspest en vogelpest.
Zaak 2 Chroom 9
In december 2000 werd een criminaliteitsbeeldanalyse opgesteld door de Landelijke Miheugroep (nu UMC) waaruit bleek dat er onvoldoende inzicht bestond in de overtredingen van luchtemissienormen. Voor deze criminaliteitsbeeldanalyse zijn onder andere de resultaten van vijf strafrechtelijke onderzoeken bestudeerd. Hieruit kwam naar voren dat de onderzochte bedrijven structureel luchtemissievoorschriften overtraden. Verder bleek dat deze bedrijven maatregelen hadden getroffen om hun emissiereducerende voorzieningen zodanig te manipuleren dat een gunstig beeld van hun milieuprestaties ontstond. Bij deze bedrijven ging het om ernstige en langdurige overtredingen.
De UMC en het Expertisecentrum zware milieucriminaliteit van het Landelijk Parket hebben een risicobeoordeling gemaakt van deze problematiek. Daaruit kwam naar voren dat bedrijven met milieurelevante luchtemissies in verhoogde mate kwetsbaar kunnen zijn voor zware milieucriminaliteit. De bereidheid om regels na te leven wordt gering geacht, er is geen sprake van adequate handhaving, sancties zijn over het algemeen laag en worden zelden opgelegd en emissiereducerende voorzieningen vergen voor de betrokken bedrijven zeer hoge investeringen.
Op basis van de analyse en risicobeoordeling van de UMC werd in januari 2001 in opdracht van de officier van Justitie aangevangen met een onderzoek naar de naleving van luchtemissienormen onder de projectnaam
8 In dit kader wordt opgemerkt dat de MPA-zaak voor de vaste commissie voor landbouw, Natuurbeheer en Visserij van de Tweede Kamer aanleiding was om een voorstel in te dienen voor een onderzoek naar de diervoederketen
9 Informatie alkomsi>g uit: UMC. Start proces-verbaal Chroom, I5-11-2002
59
|
Pagina 60
"Argon". Op basis van dit onderzoek is een bedrijf geselecteerd voor nader onderzoek.
Het betreffende bedrijf is gespecialiseerd in de verwerking c.q. recycling van een aantal metalen die zich in het afvalstadium bevinden. De kerntaak van het bedrijf ligt bij de verwerking van kwikhoudende afvalstoffen zoals zilveroxide-batterijen, dentaalamalgaam, verontreinigd kwik, thermometers, bloeddrukmeters en kwikhoudende residuen. Daarnaast vindt in de inrichting verwerking van drums en cartridges uit kopieerapparaten plaats, waarbij het aluminium wordt gescheiden van coatings en plastic delen. Ook houdt het bedrijf zich bezig met de verwerking van lood tot blokken ballastlood, kielen voor zeiljachten en industriële toepassingen.
Bij het betreffende bedrijf zijn in de jaren 1996 en 1997 hoge overschrijdingen van de vergunningnorm (huidige norm 50 mgr/mO3, overschrijding respectievelijk l196 mgr/m03 en 1966/mgr/mO3) geconstateerd. In de daaropvolgende jaren zijn voornamelijk onderschrijdingen gemeten. De laatste meting waarvan de resultaten bekend zijn dateert van 2002 en hierin worden overschrijdingen tot en met 156% weergegeven.
Rapporteurs hadden concrete aanwijzingen om aan te nemen dat de omstandigheden waaronder met name in de periode van 1997 tot en met 1999 emissiemetingen zijn uitgevoerd met representatief waren voor wat betref: de hoogte van de kwikemissies en dat de onderschrijdingen uit die periode derhalve een te gunstig beeld van de werkelijkheid hebben laten zien. Tijdens metingen in 2002 zijn overschrijdingen op drie van de vier kwikemissiepunten geconstateerd. Uit het dossieronderzoek komt naar voren dat bij het bevoegd gezag het inzicht in vervanging en onderhoud van de actief koolfilters lange tijd ontbrak, omdat het bedrijf hiervan - in strijd met de vergunning - geen logboek bijhield. Als gevolg hiervan is er geen zicht op de werkelijke emissies.
Uit aanvullende informatie uit handhavingsdossiers blijkt dat de meest recente emissiecijfers, uit 1999, niet bruikbaar zijn daar deze aan een verdunde luchtstroom zijn gemeten, terwijl de norm aan de onverdunde gereinigde kwikbeladen luchtstroom is gesteld. Het bedrijf heeft weliswaar een verruimde kwiknorm, maar geeft ook invulling aan de voorgenomen en vergunde verruiming van de capaciteit. Het bedrijf heeft in het verleden en recentelijk herhaaldelijk en structureel de emissiegrenzen fors overschreden. Er zijn constateringen geweest van overtredingen die waarschijnlijk een negatieve invloed hebben op de rookgasreiniging en een verhoogde kwikemissie kunnen veroorzaken. Gebleken is dat het bedrijf zich pas dan aan een vergunningvoorschrift houdt wanneer er strak op dat voorschrift gehandhaafd wordt. Aangezien er sinds jaren niet meer üp luchtemissics wordt gehandhaafd is het aannemelijk dat het bedrijf zich
60
|
Pagina 61
op dit moment regelmatig en structureel niet aan de vergunningvoorschriften houdt.
Aanwijzing voor vermoedelijk gepleegde strafbare feiten
Gelet op het vorenstaande wordt vastgesteld dat er aanwijzingen zijn dat het bedrijf de aan de Wm-vergunning verbonden emissienorm voor kwik overtreedt, zoals neergelegd in voorschrift 3.3. Het al dan niet opzettelijk overtreden van voorschriften gesteld in de Wm-vergunning is verboden op grond van artikel 18.18 Wm, hetgeen strafbaar is gesteld bij artikel l a onder lc van de Wet op de economische delicten.
In augustus 2002 werd de politie in kennis gesteld van het feit dat een werknemer van het bedrijf was aangehouden ter zake verduistering in dienstbetrekking. Tijdens zijn verhoor gaf deze persoon aan veel informatie te bezitten omtrent milieuhygiënische misstanden bij het bedrijf en dat hij deze informatie aan de politie wilde vertellen. Afgesproken werd hem te verhoren op het moment dat het onderzoek ter zake verduistering in dienstbetrekking was afgerond. Naast deze persoon zijn nog twee ex-werknemers van het bedrijf gehoord. Deze getuigen wisten onder meer te vertellen dat er op grote schaal fiscaal werd gesjoemeld er illegale stromen kwik, kwikboter en amalgaan (uit Frankrijk) worden meegenomen m het productieproces. Daarnaast is er sprake van grootscheepse verontreinigingen en zeer onveilige werkomstandigheden. De directeur van het bedrijf heeft deze problemen niet of nauwelijks aangepakt. Zo stond het regelmatig blauw en geel van een penetrante rook. In verband met de Arbo-wetgeving werden elke twee maanden bloed- en urinemonsters genomen van de medewerkers. De directeur van het bedrijf wilde de uitslagen hiervan niet bekend maken. Het bleek al snel dat er elke keer een hoger kwikgehahe werd gemeten. Zo was bij twee personeelsleden de limiet van 50 overschreden met een waarde van 200, Er werden teven regelmatig ontploffingen gezien in de loodoven omdat tijdens de opslag vocht tussen het werklood was gekomen. Er was derhalve sprake van een zeer gevaarlijke werksituatie.
Op basis van de afgelegde verklaringen werd m overleg met de officier van justitie besloten het voorbereidende onderzoek over te dragen aan de VROM-IOD die een strafrechtelijk onderzoek zal leiden naar dit bedrijf.
61
|
Internet site:
http://www.sdnl.nl/rapport-milieucriminaliteit.htm
|