Raad van State veroordeelt zichzelf en bewijst collusie


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens


    't Achterom 9a
    5491 XD
    Sint Oedenrode
    Tel. 0413-490387
    Fax. 0413-490386

Per fax 070 - 3651380

 

                                                        Aan:  Raad van State

                                                                 Afdeling bestuursrechtspraak

                                                                 Postbus 20019,

                                                                 2500 EA 's-Gravenhage.

Open brief

 

                            Sint Oedenrode, 21 augustus 2005.

 

Verstuurd per fax 070 - 3651380 op 21 augustus 2005.

 

Ons kenmerk: SBL/16045/B

Uw nummer: 200503350/1/M1.

 

Betreft:

-          Stichting tot behoud leefmilieu Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem en naaste omgeving, Haelenerweg 6, 6082 AA Buggenum.

-          J. Hoebers, Haelenerweg 9, 6082 AA Buggenum.

-          J. Rulkens, Dorpsstraat 94, 6082 AR Buggenum.

-          P. Topeeters, Neel Doffstraat 18, 6082 AE Buggenum.

-          H. Slabbers, Galgenberg 35, 6082 AZ Buggenum.

-          L.G.G.M. Mom, Bergstraat 13, 6082 AJ Buggenum.

-          H.P.J. Vissers, Holstraat 6, 6082 BC Buggenum.

-          A.M. Schreuder, Thorbeckestraat 24, 6042 CR Roermond.

-          J. Schuermans, Roermondseweg 92, 6081 NW Haelen.

-          C.J. Schreuder, Eikendreef 23, 6081 EA Haelen.

-          C.J.M. Wijers, Poelakkerweg 3, 6082 NC Buggenum.

 

Toezending nadere stukken in opgemelde zaak, nummer: 200503350/1/M1, waarvan de hoorzitting op 1 september 2005 om 12.00 uur dient.

 

Geacht College,

 

Namens opgemelde stichtingen en personen, hierna te noemen: appellanten,

laten wij u hierbij in opgemelde zaak de volgende nadere stukken toekomen:

 

  1. Blz.1, 52 t/m 55 uit het Indicatief Meerjarenprogramma Milieubeheer 1986 - 1990, vergaderjaar 1985 - 1986, 19204 nrs. 1-2 (5 pagina's).

Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

In betreffend Indicatief Meerjarenprogramma Milieubeheer 1986 - 1990 staat letterlijk het volgende geschreven:

-          arseen is een zwarte lijststof voor water, bodem en lucht.

-          chroom VI is een zwarte lijststof voor lucht.

 

In het milieu brengen van deze zwarte lijststoffen dient gezien hun milieuschadelijke eigenschappen vermeden te worden.

Onder milieuschadelijkheid wordt verstaan: stofeigenschappen, zoals giftigheid - waaronder carcinogeniteit, mutageniteit en teratogeniteit - afbreekbaarheid en (bio)accumulatie, die een ernstig risico inhouden.

De lijst van zwarte stoffen voor het milieubeleid heeft een richting gevende betekenis voor overheden belast met de vergunningverlening en de betrokken bedrijven. Voor de stoffen van de lijst van zwarte stoffen wordt een maximale brongerichte aanpak voorgestaan.

 

Hiermee is feitelijk komen vast te staan dat de vergunning verlenende overheden al vanaf 1986 wettelijk verplicht waren die maatregelen te nemen dat zwarte lijststoffen, waaronder arseen en chroom VI, via een maximale brongerichte aanpak uit het milieu worden geweerd.

 

Bijgevoegd vindt u verder:

 

  1. Het besluit van 15 juli 2005 van het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) op het bezwaarschrift van 11 mei 2005 van appellanten (5 pagina's).

Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

Met dat besluit d.d. 15 juli 2005 heeft het CTB appellanten niet ontvankelijk verklaard op grond van de volgende overweging:

 

Het feitelijk gebruik van het toegelaten middel is gebaseerd op besluitvorming door anderen dan het CTB, namelijk de gebruiker van een bestrijdingsmiddel (bijv. Gebr. Van Aarle BV) die het middel van een toelatinghouder of tussenhandelaar (bijv. Hickson Garantor) betrekt.

Die besluitvorming over het gebruik van een bestrijdingsmiddel vindt plaats buiten de invloedsfeer van het CTB. Het gebruik van een bestrijdingsmiddel kan ook nog gereguleerd zijn en afhankelijk gesteld van besluiten op grond van een andere regelgeving, zoals in dit geval, waar de houtverduurzamingsmiddelen worden gebruikt in een inrichting als bedoeld in artikel 8:1 eerste lid van de Wet milieubeheer.

 

Met dit besluit heeft het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen beslist dat ingevolge de Wet milieubeheer in de milieuvergunning van de houtimpregneerbedrijven al vanaf 1986 voorschriften moeten zijn opgenomen, waarin bij betreffende bedrijven (bijv. Gebr. van Aarle BV) een verbod is opgelegd om arseen en chroom VI geproduceerde houten producten  aan consumenten te verkopen. Dit omdat betreffende zwarte lijststoffen arseen en chroom VI al vanaf 1986 met de best bestaande techniek via een maximale brongerichte aanpak uit het milieu moeten worden geweerd, hetgeen geregeld moet zijn in besluiten op grond van de Wet milieubeheer.

 

Ook het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in eerdere jurisprudentie als zodanig beslist. Omdat dit het hoogste rechtsorgaan in Nederland is om tegen toelatingsbeschikkingen van bestrijdingsmiddelen te procederen, betekent dat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State achteraf niet kan worden beslist dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven hierin fout heeft beslist. Dit des te meer de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dr. E.M.H. Hirsch Ballin al vanaf 15 augustus 2003 tevens Raadsheer-plaatsvervanger is bij dat College van Beroep voor bedrijfsleven. Opvallend daarbij is dat

dr. E.M.H. Hirsch Ballin deze huidige nevenfunctie niet bij de Raad van State als nevenfunctie op internet heeft laten plaatsen. Voor feitelijk bewijs kijk op de internetsite van de Raad van State  https://www.raadvanstate.nl/bestuursrechtspraak/

 

Bijgevoegd vindt u verder:

 

  1. De onherroepelijke uitspraak d.d. 20 juli 2005, nummer 200408002/1, van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, uitgesproken door mr. J.R. Schaafsma (voorzitter) en mr. Ch.W. Mouton en mr. P.C.E. van Wijmen (leden)( 8 pagina's)

Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

In deze onherroepelijke uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het beroepschrift van A.M.L. van Rooij e.a. tegen het besluit van Burgemeester en Wethouders van Sint Oedenrode inzake houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle BV ongegrond verklaard op grond van de volgende overwegingen:

 

Verder overweegt de Afdeling dat de Wet milieubeheer geen betrekking heeft op de mogelijke schadelijke gevolgen van het buiten de inrichting gebruiken en in het afvalstoffenstadium geraken van de binnen de inrichting vervaardigde producten. Verweerder heeft dan ook terecht geen voorschriften op dit punt aan de vergunning verbonden. Deze grond slaagt niet.

 

Met deze uitspraak d.d. 20 juli 2005 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onherroepelijk beslist dat houtimpregneerbedrijf de Gebr. van Aarle B.V. te Sint Oedenrode vanaf augustus 1992 tot eind 2004 meer dan 100.000 kilogram arseen en chroom VI, zijnde zwarte lijststoffen, via geïmpregneerd hout met de best bestaande techniek in het milieu heeft mogen dumpen ondanks de wetenschap dat deze stoffen al vanaf 1986 met de best bestaande techniek via een maximaal brongerichte aanpak uit het milieu hadden moeten worden geweerd. Met zo'n 20 tot 30 andere houtimpregneerbedrijven meer heeft dit tot gevolg gehad dat in Nederland maar liefst zo'n 13 miljoen kilogram arseen en 30 miljoen chroom VI, zijnde zwarte lijststoffen, via geïmpregneerd hout op een ongecontroleerde wijze in het milieu zijn gebracht. Ter stimulering van deze algehele vergiftiging van Nederland met tientallen miljoenen kilogrammen arseen en chroom VI, zijnde zwarte lijst stoffen, hebben de ministeries van Economische Zaken en Volkshuisvestiging, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer maar liefst honderden miljoenen euro's subsidie verleend.

 

U zult zich afvragen: hoe heeft het zover kunnen komen ?

Het antwoord daarop kunt u lezen in:

 

  1. het artikel 'Aan die 13 MIO kilo Arsenicum en die 30 MIO kilo Chroom VI kan het niet gelegen hebben' d.d. 19 januari 2004 van Pamela Hemelrijk (4 pagina's).  

Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

Betreffend arseen en chroom VI is afkomstig uit hoogproblematisch gevaarlijk afval van Billiton/Shell/Budelco. Betrokken overheden waren

al vanaf 1986 wettelijk verplicht om in de milieuvergunningen van Billiton/Shell/Budelco die voorschriften op te nemen die ervoor moesten zorgen dat betreffend arseen en chroom VI, zijnde zwarte lijststoffen, middels een maximale brongerichte aanpak tegen zeer hoge kosten eeuwig veilig moesten worden opgeslagen.

 

Met de hulp van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, hetgeen door de Afdeling bestuursrechtspraak bij uitspraak nr. 200408002/1 van 20 juli 2005 zelf onherroepelijk is beslist, heeft Billiton/Shell/Budelco via zo'n 20 tot 30 houtimpregneerbedrijven

(bijv. Gebr. Van Aarle BV) als dekmantel met grote bedragen aan overheidssubsidie maar liefst 13 miljoen kilogram arseen en 30 miljoen kilogram chroom VI, zijnde zwarte lijststoffen, in het milieu kunnen dumpen. Dit ondanks de wetenschap dat die zwarte lijststoffen al vanaf 1986 met de best bestaande techniek via een maximale brongerichte aanpak uit het milieu hadden moeten worden geweerd.

 

Hiermee heeft bij onherroepelijk uitspraak nr. 200408002/1 van 20 juli 2005 de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist dat de aandeelhouders van Billiton/Shell/Budelco onrechtmatig miljarden hebben kunnen verdienen met de verkoop van deze miljoenen kilogramman zwarte lijststoffen arseen en chroom VI, die wettelijk tegen zere hoge kosten eeuwig hadden moeten worden opgeslagen. Wie daar allemaal achterzitten en hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren kunt u lezen bij de Sociale Databank Nederland op internet adres: china-connection.htm

 

Hiermee heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij  onherroepelijke uitspraak nr. 200408002/1 van 20 juli 2005 zelf beslist dat de Raad van State zelf  al die jaren de grootste wetsovertreder is en dat zij verantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor de honderden miljarden milieu- en gezondheidsschade die betreffende 13 miljoen kilogram arseen en 30 miljoen kilogram chroom VI bij 16 miljoen Nederlanders heeft aangericht en nog zal aanrichten. Het is hierbij goed te weten dat op  21 juni 1993, toen de huidige Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dr. E.M.H. Hirsch Ballin nog minister van Justitie was, criminoloog prof. dr. F. Bovenkerk hierover de volgende brief heeft verstuurd aan mr. Ficq, hoofdofficier van Justitie bij het arrondissementsparket

te 's-Hertogenbosch. Bijgevoegd vindt u daarom:

 

  1. De brief van 21 juni 1993, kenmerk: A-22-89 FB/am, van criminoloog Prof. dr. F. Bovenkerk aan mr. Ficq, hoofdofficier van Justitie bij het Arrondissementsparket te 's-Hertogenbosch (2 pagina's).

Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

In die brief heeft criminoloog Prof. dr. F. Bovenkerk aan de hoofdofficier van Justitie mr. Ficq letterlijk het volgende geschreven:

Aan:
Hoofdofficier van Justitie Mr. Ficq
Postbus 90155
5200 MG Den Bosch

 

Datum Uw kenmerk                Ons kenmerk            Doorkiesnummer

                                A-22-89 FB/am

 

21 juni 1993

Onderwerp:



Geachte heer Ficq,


In deze brief wil ik mijn instemming betuigen met het door U (vanaf 26 februari jl. Uw kenmerk: Kab. 01/5068/93) voorgenomen onderzoek naar aanleiding van hetgeen door Ing. A.M.L. van Rooij te Sint Oedenrode naar voren is gebracht over milieucriminaliteit en het impregneren van hout. Ik ben niet bij machte om de kwestie op haar chemische merites te beoordelen, maar herken wel criminologisch interessante aspecten die mogelijkerwijs bij Uw beoordeling een rol kunnen spelen.


De vraag waarmee van Rooij mij benaderde luidde:
is hier sprake van georganiseerde misdaad?


Het antwoord op deze vraag hangt uiteraard af van de inhoud die we dit begrip willen geven. Als we het systematisch gebruik van fysiek geweld als maatstaf nemen, nee: dan (nog) niet. Als we letten op patronen van samenwerking tussen malafide ondernemers (of ondernemers met een malafide sector) en de overheid, dan wel. Op grond van enkele gesprekken en kennisname van onderdelen van diens zeer uitvoerige dossier, kom ik tot de slotsom dat van Rooij met tenminste twee regelmatigheden te maken heeft die ook in de literatuur blijken. De eerste heeft betrekking op grote milieudelicten. Bij welhaast geen modern delict is de rol van bezorgde burger zo belangrijk als hier. Erg ontwikkeld is die waakhondfunctie bij ons nog niet, tenminste als we die vergelijken met de Verenigde Staten.

In de literatuur (zie o.a. A.A. Block & F. Scarpitti: Poisoning for Profit. 1985) blijkt dat dit proces altijd begint bij het hardnekkig drijven van nogal bijzondere eenlingen. Zij proberen medestanders voor hun standpunten te winnen, maar ondervinden geduchte weerstand van de bedrijven of de branche waarop zij zich richten. Ze worden genegeerd, voor ondeskundig uitgemaakt, hun motieven worden verdacht gemaakt en ze worden geïntimideerd. Uit zijn relaas maak ik op dat de heer van Rooij thans ook ruimschoots met het laatste te maken heeft.

De tweede herkenning geldt de houding van de overheid. Bij georganiseerde misdaad denkt men vaak aan regelrechte omkoping of chantage van ambtenaren. maar dat hoeft geenszins het geval te zijn. Vaak komt het voor dat malafide bedrijven samengaan met de overheid omdat hun belangen parallel lopen en een probleem wordt opgelost. In de criminologische literatuur wordt dat verschijnsel collusie genoemd (zie dr. G. van de Heuvel, Onderhandelen of straffen, 1983).

Van Rooij's hypothese dat in het onderhavige geval enkele bedrijven met het impregneren van hout een milieudoelstelling van de overheid tegemoet kwamen en dat men onder de vorige minister van VROM een convenant heeft gesloten; dat nu gebleken is dat het impregneren in feite gevaar oplevert; dat men toch niet op de afspraak terugkomt omdat er te veel aan goodwill en prestige is geïnvesteerd. Dit alles komt mij voor als geloofwaardig.

Ik word in dat geloof gesterkt door de categorische afwijzing van eerst minister Alders en nu minister Hirsch Ballin om op van Rooij's brieven in te gaan en wel zonder argumenten. Begrijpen kan men het wel. Van Rooij is uiterst vasthoudend en komt steeds met nieuwe correspondentie. Naar de mate waarin hij meer gelijk heeft is dat voor degenen die zijn correspondentie beantwoorden des te vervelender. Een werkelijke uitweg komt pas in zicht wanneer de kwestie serieus wordt onderzocht.

Ter wille van de bestrijding van collusie is het goed dat thans met zo'n onderzoek wordt begonnen.


Hoogachtend,

Prof. dr. F. Bovenkerk
(criminoloog)

C.c.
Veld- en Milieupolitie te Boxtel, t.n.v. de heer J. Hurkmans,
Nergena 5. 5282 JE Boxtel
Ing. A.M.L. van Rooij, 't Achterom 9a, 5491 XD Sint Oedenrode

 

Hiermee is feitelijk komen vast te staan dat de huidige Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dr. E.M.H. Hirsch Ballin, als voormalig minister van Justitie, hiervan al in 1993 door ondergetekende en door criminoloog prof. dr. F. Bovenkerk op de hoogte is gebracht maar dat hij toen structureel bleef weigeren hiernaar een strafrechtelijk onderzoek te starten, ondanks het nadrukkelijk verzoek van prof. dr. F. Bovenkerk daartoe.

Tot op heden (12 jaar later) heeft de hoofdofficier van Justitie in Den Bosch bovengenoemde brief van criminoloog prof. dr. F. Bovenkerk nog steeds niet beantwoord. De politieke verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij voormalig minister van Justitie dr. E.M.H. Hirsch Ballin. 

 

Met bovengenoemd feitelijke bewijsstukken is glashelder komen vast te staan dat de Afdeling bestuursrechtspraak bij onherroepelijke uitspraak van 20 juli 2005 zelf heeft beslist verantwoordelijk en aansprakelijk te zijn voor in het milieu brengen van 13 miljoen kilogram arseen en 30 miljoen kilogram chroom VI, zijnde zwarte lijststoffen, die al vanaf 1986 via een maximaal brongerichte aanpak uit het milieu hadden moeten worden geweerd.

 

Dit verklaart waarom de Raad van State Essent en Nuon, beiden voor 100 % overheidsbedrijven, nodig heeft als dekmantel om via die bedrijven betreffende 13 miljoen kilogram arseen en chroom VI met overheidssubsidie te laten doordumpen naar de lucht en in het vliegas via de kolengestookte elektriciteitscentrales. Dit verklaart ook dat betreffend met arseen en chroom VI vergiftigd vliegas moet worden verwerkt in cement en in green bricks.

Dit verklaart ook dat voor die green bricks naar een grote afzetmarkt moet worden gezocht en dat China voor Nederland het dumpland van betreffende miljoenen kilogrammen arseen en chroom VI in green bricks is geworden. Voor meer informatie hierover verwijzen wij u naar de Sociale Databank Nederland internetadres: china-connection.htm

 

Dit verklaart ook waarom appellanten alle rechtszaken tegen Essent en Nuon verliezen, terwijl ieder normaal denkend mens dat voor onmogelijk houdt.

 

Omdat u bij onherroepelijke uitspraak nummer 200408002/1 van 20 juli 2005 zelf hebt beslist verantwoordelijk en aansprakelijk te zijn voor in het milieu brengen van 13 miljoen kilogram arseen en 30 miljoen kilogram chroom VI in strijd met het Indicatief Meerjarenprogramma Milieubeheer 1986-1990, betekent dat u in deze zaak geen onafhankelijke beslissing meer kunt nemen. Dit omdat Essent als overheidsbedrijf betreffende miljoenen kilogrammen arseen en chroom VI van u moet doordumpen naar de lucht, in de cement en green bricks tot in China. Dit alles om daarmee zelf onder miljarden schadeclaims uit te kunnen komen.

 

Gezien deze omstandigheden en ten dienste van het voortbestaan van het leven van 16 miljoen Nederlanders en meer dan een miljard Chinezen verzoeken wij u de behandeling van dit beroepschrift uit handen te geven aan het Europees Hof van Justitie en het daar te laten behandelen en ondergetekende dat per kerend schrijven schriftelijk bevestigen.

 

Ingeval u ondanks bovengenoemde verzoek op dit beroepschrift toch zelf een beslissing neemt en die beslissing leidt niet tot algehele vernietiging van het in geding zijnde besluit dan zal door ondergetekende namens appellanten deze zaak rechtstreeks worden voorgelegd aan het Europees Hof van Justitie. Daarbij zal ook een afschrift van deze nadere stukken worden overlegd.

 

Ten slotte richten wij aan u het nadrukkelijke verzoek om bovengenoemde nadere stukken met toelichting volledig mee nemen in uw beslissing in opgemelde zaak, waarvan de hoorzitting op 1 september 2005 om 12.00 uur dient.    

 

 

Hoogachtend,

Ecologisch Kennis centrum B.V.

Voor deze,

 

 

ing. A.M.L. van Rooij

Directeur.

ing.A.M.L. van Rooij, veiligheids- en milieudeskundige

 

Bijlage:

Deze brief bevat een 5-tal bijlagen, bestaande uit 24 pagina's.