In antwoord op uw brieven van 18 juni 2007, met nummer 2060718330, 18 juni 2007, met nummer 2060718340, 18 juni 2007, met nummer 2060718430, en 25 juni 2007, met nummer 2060718990, deel ik u mede dat de vragen van de leden van uw Kamer:
- Van Velzen en De Wit (beiden SP) en Teeven (VVD), ingezonden 15 juni 2007,
- De Roon (PVV), ingezonden 15 juni 2007,
- Arib (PvdA), ingezonden 15 juni 2007, en
- Van Velzen en De Wit (beiden SP) en Teeven (VVD), ingezonden 22 juni 2007, worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlagen bij deze brief. De beantwoording van de eerstbedoelde vragen van de leden Van Velzen, De Wit en Teeven en van de vragen van het lid De Roon geschiedt mede namens mijn ambtgenoten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie.
De Minister van Justitie,
Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten- Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Bezoekadres
Schedeldoekshaven 100
2511 EX Den Haag
Telefoon (070) 3 70 79 11
Fax (070) 3 70 79 00
Datum 4 juli 2007
Ons kenmerk 5494010/07
Onderwerp Kamervragen inzake topambtenaren Justitie
2/10
5494010/07/4 juli 2007
2060718330
Antwoorden van de Ministers van Justitie en van Defensie over een topambtenaar
van het ministerie van Justitie en de schijn van beïnvloeding van een oriënterend
onderzoek. (Ingezonden 15 juni 2007)
Vraag 1
Geeft het artikel over belastende informatie tegen topambtenaren 1) u aanleiding om het
oriënterend onderzoek van het Openbaar Ministerie (OM), waarover u sprak in uw
antwoorden van 30 mei 2007 op Kamervragen 2), uit te breiden tot de betrokken
topambtenaar of naar andere genoemde ambtenaren onder wie een hoofdofficier van
justitie?
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat er een onderzoek is uitgevoerd door de rijksrecherche naar
pedoseksuele activiteiten? Zo ja, van wanneer tot wanneer liep dit onderzoek en welke
resultaten heeft dit opgeleverd? Is dit een ander onderzoek dan het Rolodex onderzoek?
Zo ja, hoeveel onderzoeken hebben er plaatsgevonden naar pedoseksuele activiteiten
waarbij vertegenwoordigers van het overheidsapparaat betrokken zijn? Wat zijn de
resultaten van deze onderzoeken? Hoeveel aanklachten zijn er bij al deze onderzoeken
ingediend en tot hoeveel veroordelingen heeft dat geleid?
Vraag 3
Is de -als topman aangeduide - persoon in het genoemde artikel dezelfde persoon als de
betrokken topambtenaar van het ministerie van Justitie?
Antwoord op de vragen 1, 2 en 3
In het artikel waarnaar vragenstellers verwijzen, wordt met name gedoeld op het
zogenaamde Rolodex-onderzoek. Dit onderzoek van de rijksrecherche vond eind jaren
negentig plaats. Aanleiding voor het onderzoek was een verklaring over betrokkenheid van
twee toenmalige hoofdofficieren van justitie bij strafbare feiten. De rijksrecherche heeft
uitgebreid onderzocht of er sprake was van strafbare feiten waarbij die hoofdofficieren
betrokken waren. Daarvan is niet gebleken. Het onderzoek heeft niet geleid tot het
aanmerken van de hoofdofficieren als verdachte van enig strafbaar feit. De topambtenaar
van Justitie, op wie naar ik aanneem in het artikel wordt gedoeld, is in het Rolodexonderzoek
in het geheel niet genoemd.
Met het onderzoek uit 1994 dat in het krantenartikel zijdelings wordt genoemd en waarin
volgens de krant een Haagse topambtenaar naar voren kwam, wordt vermoedelijk gedoeld
op een onderzoek van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond naar een verdachte van
zedendelicten. De topambtenaar van Justitie, op wie naar ik aanneem in het artikel wordt
gedoeld, kwam in dat onderzoek niet voor.
Gelet op het voorgaande ziet het openbaar ministerie geen aanleiding het bedoelde
oriënterende onderzoek uit te breiden naar aanleiding van het genoemde krantenartikel. Ik
ben het daarmee eens.
3/10
5494010/07/4 juli 2007
Vraag 4
Herinnert u zich uw antwoord op Kamervragen inhoudende dat de betrokken aangever
H.B. twee uur eerder dan gebruikelijk op cel is geplaatst om orde en veiligheid zeker te
stellen? 3) Klopt het dat de ambtelijke delegatie op bezoek was bij de directie van de
inrichting in Alphen aan den Rijn en dat die kantoren volstrekt gescheiden zijn van de
plaats waar H.B. zich in detentie bevindt? Zo ja, hoe kan het dan mogelijk zijn dat H.B. en
de delegatie ooit elkaar konden ontmoeten? Was er een andere reden om H.B. in isolatie
te plaatsen? Zijn er ook andere gedetineerden in isolatie geplaatst? Zo ja, hoeveel en om
welke reden?
Antwoord op vraag 4
Ja. De ambtelijke delegatie bracht een bezoek aan de in aanbouw zijnde nieuwe en de
bestaande inrichting. In het programma was ook een rondleiding door de bestaande
inrichting opgenomen. Het was daarmee niet uitgesloten dat B. en de delegatie elkaar
zouden tegenkomen. Er was geen andere reden om B. in zijn cel te plaatsen. Een andere
gedetineerde is om een vergelijkbare reden eerder in zijn cel geplaatst.
Vraag 5
Is de betrokken advocaat-generaal bij de zaak H.B. op 12 april 2007 in de inrichting te
Alphen aan de Rijn geweest? Kunt u uitsluiten dat de ambtelijke delegatie en de advocaatgeneraal
zich in elkaars gezelschap hebben bevonden?
Antwoord op vraag 5
Zoals ik al meedeelde in mijn antwoord op de vragen van de leden Teeven en Van Velzen
(Aanhangsel Handelingen nr. 1698, vergaderjaar 2006-2007) bevond de betrokken
advocaat-generaal zich niet in het gezelschap van de ambtelijke delegatie. Daarvoor was
gelet op de aard van het bezoek en ook overigens geen aanleiding. Dit gegeven is
uiteraard geverifieerd bij betrokkenen. Dat de advocaat-generaal zich op 12 april 2007 niet
in de betrokken inrichting bevond, blijkt bovendien uit het register van personen die de
inrichting betreden.
Vraag 6
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen inhoudende dat er in 2003 een (valse)
aangifte is gedaan tegen de betrokken topambtenaar? 3) Zijn er door inlichtingen- of
veiligheidsdiensten in eerdere jaren ooit onderzoeken ingesteld tegen de betrokken
topambtenaar? Zo ja, werd hierbij ook onderzoek gedaan naar andere
justitiefunctionarissen?
Antwoord op vraag 6
Ja. Het betreft een regulier veiligheidsonderzoek dat de AIVD in 2002 instelde zoals
gebruikelijk bij de aanstelling in een vertrouwensfunctie, voorafgaand aan de aanstelling
van de bedoelde ambtenaar in zijn huidige functie. Het veiligheidsonderzoek leidde tot de
afgifte van een verklaring van geen bezwaar. Naar aanleiding van publicaties in tijdschriften in 2003 heeft de AIVD een herhaal- veiligheidsonderzoek gedaan. Het 4/10
5494010/07/4 juli 2007
herhaalonderzoek leidde niet tot een ander inzicht. In een veiligheidsonderzoek naar een
persoon met het oog op zijn benoeming in een vertrouwensfunctie kan niet tevens
onderzoek worden gedaan naar andere functionarissen.
Vraag 7
Klopt het dat gedetineerden in de inrichting in Alphen aan den Rijn een (onderling)
spreekverbod hebben gekregen over dit onderwerp?
Antwoord op vraag 7
Neen.
Vraag 8
Klopt het dat de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) gerapporteerd heeft over
omstreden seksuele activiteiten van deze topambtenaar? Wanneer is dit gebeurd?
Waarom heeft de MIVD gerapporteerd over deze topambtenaar? Klopt het dat op basis
van deze rapportage de betrokken ambtenaar werd afgewezen voor de functie van
secretaris-generaal van het ministerie van Defensie?
Antwoord op vraag 8
Neen. De MIVD heeft een dergelijke rapportage niet gemaakt.
5/10
5494010/07/4 juli 2007
Vraag 9
Waarom kiest u er niet voor de betrokken topambtenaar lopende het oriënterend
onderzoek van het OM op non-actief te zetten? Kunt u garanderen dat de betrokken
ambtenaar zich van elke bemoeienis met het oriënterend onderzoek onthoudt, zoals u in
antwoord op eerdere kamervragen stelt ? 4)
Antwoord op vraag 9
Voor het treffen van een dergelijke maatregel zie ik geen enkele reden.
Ik wijs erop dat de aangifte tegen de betrokken Justitieambtenaar niet heeft geleid tot een
strafrechtelijk onderzoek tegen hem als verdachte. Het openbaar ministerie heeft een
oriënterend onderzoek ingesteld. In dit verband vermeld ik dat de president van de
rechtbank Den Haag in zijn vonnis van 25 juni 2007 uitsprak dat in het kort geding niet
aannemelijk is geworden dat bedoelde ambtenaar zich aan de hem verweten misdrijven
heeft schuldig gemaakt.
Publicaties als opgenomen in De Telegraaf van 13 juni 2007 bevatten al evenmin
aanknopingspunten voor een maatregel als bedoeld in deze vraag. Ik stel aan de hand van
de hierboven vermelde feiten vast dat er geen begin van juistheid is gebleken omtrent
oude of nieuwe beschuldigingen aan het adres van bedoelde ambtenaar.
Het treffen van bedoelde maatregel tegen deze ambtenaar zou dan ook elke grond
ontberen en dus onzorgvuldig zijn jegens hem.
Zorgvuldigheid brengt overigens ook met zich dat hij geen enkele bemoeienis heeft met
het oriënterende onderzoek naar aanleiding van de aangifte. De vraag daarover is eerder
beantwoord naar aanleiding van vragen van het lid De Roon (Aanhangsel Handelingen, nr.
1699, vergaderjaar 2006-2007). Ik heb daaraan niets toe te voegen.
- De Telegraaf, 13 juni 2007, ‘Belastende informatie tegen topambtenaren, Seksdossiers
in doofpot beland’
- Aanhangsel Handelingen nr. 1698, vergaderjaar 2006-2007
- zie noot 2
- Aanhangsel Handelingen nrs. 1457, 1698 en 1699, vergaderjaar 2006-2007
6/10
5494010/07/4 juli 2007
2060718340
Antwoorden van de Ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie over de wijze waarop is omgegaan met
belastende informatie over top-justitieambtenaren. (Ingezonden 15 juni 2007)
Vraag 1
Houdt de informatie over seksuele escapades van een (thans) voormalig hoofdofficier van
Justitie en van een topambtenaar van Justitie ook aanwijzingen in dat betrokkene(n) zich
schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten?1 Zo ja, welke feiten betreft het en welk
onderzoek is vervolgens ingesteld naar die verdenkingen en met welke resultaten?
Antwoord op vraag 1
Ik verwijs naar mijn antwoord van heden op de vragen 1, 2 en 3 die de leden Van Velzen,
De Wit en Teeven op 15 juni 2007 over hetzelfde onderwerp hebben gesteld.
Vraag 2
Is er door de toenmalige Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) of de Militaire Inlichtingenen
Veiligheidsdienst (MIVD) bepaalde informatie over de seksuele escapades van
betrokkenen niet aan u of uw voorgangers ter beschikking gesteld? Zo neen, waarom niet?
Welke informatie betreft het? Wordt deze informatie nu alsnog aan u ter beschikking
gesteld? Zo neen, waarom niet?
Antwoord op vraag 2
Neen.
De toenmalige BVD heeft in de tweede helft van de jaren ’90 van de vorige eeuw vanuit
zijn taak met betrekking tot integriteit van het openbaar bestuur onderzoek gedaan naar
het vermoeden van het bestaan van verwevenheid van de onderwereld en de
bovenwereld, naar veronderstelde gevallen van offensieve contrastrategieën vanuit de
georganiseerde criminaliteit om het ongestoorde verloop van het proces van opsporing en
vervolging aan te tasten en in dat kader naar mogelijke corruptie onder ambtenaren bij
politie en justitie.
De voor de BVD verantwoordelijke minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties is over deze onderzoeken en de voortgang en uitkomsten daarvan
uiteraard altijd geïnformeerd. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 24
januari 2006 (Tweede Kamer, 2005 - 2006, 29 876, nr. 11) en bij brief van 26 juni 2006
(Tweede Kamer 2005 - 2006, 28 844). Tijdens deze onderzoeken zijn ook verhalen over
vermeende seksuele escapades van ambtenaren naar voren gekomen, waarvoor geen
bevestiging is gevonden.
Er is bij de MIVD geen informatie als bedoeld in deze vraag beschikbaar.
Vraag 3
1 De Telegraaf, 13 juni 2007
7/10
5494010/07/4 juli 2007
Maakt deze informatie betrokkenen chantabel, gelet op de functies die zij thans vervullen?
Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe kan het gebeurd zijn dat zij de hierboven genoemde
functies hebben kunnen krijgen? Wat gaat u nu doen om deze situatie te beëindigen?
Antwoord op vraag 3
Uit het bovenstaande volgt dat van informatie die leidt tot het chantabel maken van de
kennelijk in het artikel van De Telegraaf bedoelde functionarissen geen sprake is.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van de leden Van Velzen en
De Wit (beiden SP) en Teeven (VVD), ingezonden 15 juni 2007 (vraagnummer 2060718330)
8/10
5494010/07/4 juli 2007
2060718430
Antwoorden van de Minister van Justitie over de betrokkenheid van topambtenaren
bij seksueel misbruik van minderjarige jongens. (Ingezonden 15 juni 2007)
Vraag 1
Klop het bericht over de betrokkenheid uit het overheidsapparaat bij seksueel misbruik van
minderjarige jongens? 1) Wat is hier precies aan de hand? Om welke en hoeveel
ambtenaren gaat het? Sinds wanneer is dit gaande en hoe lang is men hiervan op de
hoogte?
Antwoord op vraag 1
Ik verwijs naar mijn antwoord van heden op de vragen 1, 2 en 3 die de leden Van Velzen,
De Wit en Teeven op 15 juni 2007 over hetzelfde onderwerp hebben gesteld.
Vraag 2
Wordt bij aanstelling van ambtenaren een Verklaring Omtrent het Gedrag gevraagd?
Antwoord 2
Afhankelijk van de functie wordt een verklaring omtrent het gedrag gevraagd, dan wel een
veiligheidsonderzoek ingesteld.
Vraag 3
Herinnert u zich de Kamervragen over de betrokkenheid van “hooggeplaatste mensen van
justitie politie” bij de zaak Anne Frankplantsoen in Eindhoven? Bestaat een verband tussen
de zaak Anne Frankplantsoen Eindhoven en de huidige zaak, met andere woorden gaat
het om dezelfde ambtenaren? 2)
Antwoord op vraag 3
Ja. Van enig verband tussen de zaak Anne Frankplantsoen en het Rolodex-onderzoek is
niet gebleken.
Vraag 4
Deelt u de mening dat seksueel misbruik en het profijt van prostitutie van minderjarigen
ernstige misdrijven zijn en strafbaar zijn? Zo ja, deelt u de mening dat ambtenaren die zich
hieraan schuldig hebben gemaakt volgens het strafrecht gestraft dienen te worden en niet
vrij mogen lopen?
Antwoord op vraag 4
Ja. Seksueel misbruik en het profijt van prostitutie van minderjarigen zijn ernstige
misdrijven, die strafbaar zijn gesteld in de artikelen 244, 245, 247, 248a, 248b, 249 en
250a van het Wetboek van Strafrecht.
Vraag 5
Bent u bereid met onmiddellijke ingang een onderzoek hiernaar te stellen en de Kamer
hierover te informeren?
9/10
5494010/07/4 juli 2007
Antwoord op vraag 5
Ik verwijs naar mijn antwoord van heden op de vragen 1, 2 en 3 die de leden Van Velzen, De Wit en Teeven op 15 juni 2007 over hetzelfde onderwerp hebben gesteld.
- De Telegraaf, 13 juni 2007
- Aanhangsel Handelingen, nrs. 1770 en 1909, vergaderjaar 2002-2003
Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen van de leden Van Velzen (SP), De Wit (SP) en Teeven (VVD), ingezonden 15 juni 2007 (vraagnummer 2060718320) en van het lid De Roon (PVV), ingezonden 15 juni 2007 (vraagnummer 2060718330)
10/10
5494010/07/4 juli 2007
2060718990
Antwoorden van de Minister van Justitie over een topambtenaar van het ministerie van Justitie. (Ingezonden 22 juni 2007)
Vraag 1
Geeft het artikel in het dagblad De Telegraaf u aanleiding om het Openbaar Ministerie te verzoeken het oriënterend onderzoek ook uit te breiden naar de oorzaak en getrouwheid van de informatie uit dit artikel? 1) 2)
Antwoord op vraag 1
De Telegraaf berichtte naar aanleiding van het kort geding van gedetineerde B. tegen de Staat en enkele ambtenaren. De door de advocaten van B. in het geding gebrachte stukken zijn aan het openbaar ministerie ter hand gesteld en worden betrokken bij het lopende oriënterende onderzoek.
Vraag 2
Is de bedoelde topambtenaar op enig moment in de jaren negentig, onder zijn eigen naam of een gefingeerde naam, aanwezig geweest in Istanbul voor een dienstreis?
Antwoord op vraag 2
Neen.
Vraag 3
Is de naam van de, in het artikel genoemde, Turkse politiecommissaris u bekend? Geeft de tijdens het kort geding overhandigde informatie u aanleiding via diplomatieke kanalen duidelijkheid te krijgen over de vermeende beweringen van deze Turkse politiecommissaris?
Antwoord op vraag 3.
De advocaten van B. hebben een naam genoemd van een functionaris die een verklaring als in het artikel bedoeld zou hebben afgelegd. Zoals ik in het antwoord op vraag 1 vermeldde, wordt het stuk waarin deze verklaring is opgenomen betrokken bij het oriënterende onderzoek.
- Aanhangsel Handelingen, nrs. 1457, 1698, 1699, vergaderjaar 2006-2007
- De Telegraaf, 20 juni 2007
https://www.youtube.com/watch?v=RSKQQjRDEz4&feature=player_embedded#!
Juristen van het Ministerie van Justitie; uit de Staatsalmanak 2000
Juristen in De literaire sociëteit 'De Witte' van de Haegsche residentie
Ad van Velsen krijgt als politiek vluchteling asiel in Canada
Possible hostageship of the Minister of Justice and the Attorney-general
Overzicht ontoelaatbare overheidsdaden en immoreel gedrag van politie en justitie