van 13 oktober 1997
Jan W.M. Müter kritiseert:
Nissan de meest efficiënte automaker
'Nissan meest efficiënte automaker in Europa', kopt de
Volkskrant in een artikel over de productiviteit van de
Europese auto-industrie (9 oktober). Bij een Nissan-vestiging in
Engeland maakt elke werknemer ruim 73 auto's per jaar. Bij NedCar
in Born ligt dat aantal op 31 stuks. Deze cijfers worden vervolgens
vergeleken met de verrichtingen in Japan. Daar ligt de lat per
werknemer zelfs boven de 100.
Dat zou volgens - anonieme - analisten 'bewijzen' dat in Europese
autofabrieken ongeveer een derde deel van de capaciteit niet wordt
benut! Deze voorstelling van zaken voert tot de dwingende conclusie
dat NedCar wel een 'Boonstra-revolutie' kan gebruiken.
Maar voor wie weet dat in de Japanse auto-industrie ruim 80 procent
van de toegevoegde waarde door onderaannemers en toeleveranciers wordt
geproduceerd, die begrijpt dat de gemaakte vergelijking mank gaat onder
een pijnlijke of valse dwaling.
Uit eigen waarneming bij toeleveranciers in Japan kan ik u mededelen
dat de productiviteit in grote delen van de toeleveringsindustrie
bijzonder laag is - met overeenkomstig lage lonen. Per saldo moet nog
maar blijken hoe productief een economie draait. Indien we alleen de
kostenefficiency in ogenschouw nemen van de concerns die zich met de
merknaam tooien, dan draaien we onszelf een rad voor ogen.
Jan Müter heeft natuurlijk gelijk met zijn benadering van de autoproductie;
maar dat geldt in toenemende mate voor steeds meer producten die door
multinationals op de wereldmarkt worden aangeboden. De uitstoot van
arbeid - eerst naar toeleveranciers - en uiteindelijk bijna helemaal, is een
onderwerp waarover in de politiek, maar ook in de media nog nauwelijks wordt
gediscussieerd.
Toch zijn er hier en daar al artikelen die op deze ontwikkeling
wijzen. Met name het artikel in Der (nummer 39/1996) "Aanpassing
naar beneden" waarop bij de SDN al eerder geattendeerd werd. De tachtig /
twintig maatschappij komt razendsnel op ons af, waarbij nog maar twintig
procent van de beroepsbevolking arbeid zal kunnen vinden. Er zijn parallellen te
ontdekken tussen de tijd van de vroege industrialisatie en die van nu. Een bezoek
aan het Friedrich Engels Museum in Wuppertal zou minister Melkert mogelijk uit de
droom kunnen helpen dat het op de arbeidsmarkt dringen van 800.000 vrouwen een oplossing
zou kunnen zijn voor de financiering van de sociale zekerheid.
Toen de familie Engels als textielbaronnen de mechanisering van de textielproductie
als moderne en efficiënte productiemethode toepasten, verdween de werkgelegenheid
voor de meeste mannen, en kwam de vrouwen- en kinderarbeid er voor in de plaats. De nog
lagere lonen maakte het productieproces zo nog veel efficiënter en concurrerender.
Vandaag zien we eenzelfde proces zich herhalen, met alle sociale ellende van dien.
Christenen, socialisten en vooral liberalen offeren de sociale structuur blindelings
op om de onverzadigbare Mammon zijn rendement te geven. Daar hangt natuurlijk wel een
stevig prijskaartje aan. De verloedering van de maatschappij is al zichtbaar.
|