door Henk Tutun
Bij jachthonden denk je aan een meute blaffende setters, geschal van hoornblazers en in gelijkgekleurde rokkostuums geklede jagers te paard, wilde zwijnen achtervolgend. In plaats van het schieten met hagel op konijnen en speciaal gefokte patrijzen. De hobby hier was al een imitatie van de jacht vanwege vlees in de pot. Een nog slapper aftreksel van de echte jacht treft men aan in de betere kringen van de zorg. Naast het speuren als bloedhonden naar donororganen mogen vooral mannelijke leden van de plaatselijke Rotaryclub een paar schoten lossen op een jachtpartij, padvinderij voor volwassenen. De regering werkt aan het legaliseren van dierlijke transplantatie, de jacht wordt nog nuttig. De zorg in Nederland bestaat al heel lang. In mijn geboortestreek bestonden de Verenigde Gestichten, naast veel grond bezaten die onder andere Gasthuizen of hospitalen in de stad dichtbij. De vader van mijn moeder pachtte zijn boerderij van hen, mijn geboortehuis. Doorgaans hadden de Gasthuizen van oudsher een specifiek doel, zoals pestlijders of geestelijk gehandicapten, het laatste heette dan meestal Gekkenhuis. Al in de vroege middeleeuwen in 1267 noemt men het oudste Gasthuis van de Verenigde Gestichten. Gasthuizen heten ook Godshuis, vanwege hun christelijke oorsprong. Vroeger hadden de bestuurders hun landerijen ingedeeld in jachtgebieden. Mijn vader weerde alle jagers van zijn eigen grond en kievitseierenzoekers van alle grond, de jacht op pachtgrond moest hij toestaan. Ter bescherming van hun eigendom en invloed is de Verenigde Gestichten recentelijk gesplitst. Één stichting zorgt nu voor bejaarden en de andere beheert de eigendommen, vooral landerijen. Bewaker van het landschap noemt zich de eigenaar van de goederen. De stichting voor bejaardenzorg beheert als mede-eigenaar onder andere de gebouwen van het verpleeghuis waar ik verblijf. Formeel is de overheid de baas in verpleeghuizen, in de praktijk bestaat haar rol uit toezicht, subsidie en het personeel betalen. De situatie is gelijk in een groot deel van het land. Een generatie managers met een frisse kijk op de zorg schoon moet er schoon schip maken en de zorg productgericht laten functioneren. De minister beseft wel dat de bezem door deze vervuilde hondenren moet. Met geleidelijk bedoelt ze vast zachtjes aan dan breekt het lijntje niet. Want het komt neer op meer slepen met dwarse honden in plaats van temmen van enthousiaste jonge honden. Met kwaaie honden die via inteelt gefokt zijn valt slecht kersen te eten, zeker voor een vrouwelijke chef tussen overwegend reuen. Opzitten en pootjes geven om het nieuwe baasje te behagen vormt geen gewoonte, grommend werkt men mee. Teveel ontzag bij het baasje voor de rijen glimmende tanden helpt nauwelijks mee. De brave honden niet te na gesproken, zal de huidige generatie van leidinggevenden in de zorg nog flink van zich afbijten. Onwillige honden die hun tanden ontbloten om tegen te stribbelen. Hun tijd is bijna over, net als die van de minister trouwens. Die wordt opgevolgd, als haar periode om is. Haar opvolger kan de jacht op een gezondere zorg voortzetten.
Planten worden jaarlijks rücksichtslos afgetopt, dan bloeien ze beter, weten huisvrouwen en bloemisten uit ervaring. Menselijke organisaties worden omzichtiger behandeld, jammer. Ook hier wordt de bloei bevorderd door nieuwe groeiwijzen. Naast snoeiwerk in de top tref ik ook veel kwaliteit op de werkvloer in de zorg. Mensen die zich voor tweehonderd procent inzetten en weinig over hun salaris klagen. De verpleging praat met de cliënt en rent radeloos rond met 4 piepers. Het schip van een matig meekomende computerprogrammeur glijdt gladjes binnen in deze tijd gekenmerkt door de groei van de ICT-industrie. Dat van de hijgende verplegende loopt hortend en stotend aan lager wal vast. Weinig boegeroep levert dat op doordat men weinig geldbewust is, dat verklaart waarom deze onrechtvaardigheid zo lang voortschrijdt. De minister schermt met een sterkere procentuele vooruitgang in de gezondheidszorg, ondertussen gaat men reëel gewoon achteruit ten opzichte van de commerciële sector. Een paar procent van weinig blijft nu eenmaal gering. Er wordt veel gediscussieerd over de kwaliteit in de zorg. Zelf merk ik dat de werkdruk op de werkvloer woest is, en het management minder wordt naarmate men hoger in de boom klimt. De verhoudingen wat betreft verdiensten liggen faliekant verkeerd, daar waar wordt gepeesd is de betaling matig en waar nagels gebeten worden valt het mee. Men weet ook te weinig waarom de klant specifiek voor hen kiest, een gebrek aan inzicht in eigen kracht. De zorg heeft moeite op te merken wat zij oplevert. Kloof tussen de klant en een medewerker in de zorg lijkt nu omgekeerd evenredig met de vergoeding. Het contact met de klant neemt af naarmate men meer manager mag zijn, hoe de klant dit vindt krijgt minder aandacht. Grote aandacht krijgt de efficiency van het werk, het aantal managers en onderzoekers is flink vermeerderd ten koste van minder uitvoerenden. Een soort zich uitbreidende Borstkanker, het werk blijft onderling slecht afgestemd. De lange wachtlijsten ontstaan door een veelheid van redenen. Door snelle doorverwijzing, door onvolledige voorlichting, door instellingen die elkaar slecht kennen, door slecht overdragen. Iedereen werkt serieus maar het gezamenlijk optreden blijft beneden peil. In de commerciële sector vindt men het fout als de beter betaalde medewerkers minder met het product en de klant te maken hebben. Alles draait er om wat men te verkopen heeft en wat de potentiële kant wenst, men denkt er sterk product- en marktgericht. In de gezondheidszorg leeft men met deze scheefgegroeide situatie, de rest is slechts afgeleide deze opstelling. De werkdruk komt door het achtervolgen van de verkeerde worst door de gejaagde managers. Ze zorgen zelf voor werk door als dwazen het spook efficiëntie te achtervolgen. De wanverhouding in salaris komt omdat iedereen voor zichzelf zorgt en er gebrek aan overzicht heerst. Extra gelijksoortige managers verandert hieraan weinig. Deeltijdwerkers tref ik vaak in de gezondheidszorg aan. Het bestaat uit slecht betaald, voldoening gevend werk. Doorgaans kan men het alleen uitvoeren met een extra inkomen, in de vorm van een partner of tweede baan. Daarom komen er ook veel goedwillende lieden voor in de gezondheidszorg en te weinig kritische geesten, het werk geeft in principe veel bevrediging. De slimmere jongens en meiden vertrekken naar de commerciële hoek omdat daar de salarissen gewoon meer loon naar werken zijn. In de gezondheidszorg geldt nog te veel dat wie macht heeft ook het geld krijgt. Daar is het van belang om die macht te behouden. Op de werkvloer bestaat de zorg in principe uit kranige krachten en kan nog jaren mee. Alleen moet het bestand eens kritisch gesnoeid worden. Sommige verpleegkrachten hebben te weinig begrip of kracht om een lastige klant als ik te helpen. Vlotte vaste krachten verdwijnen naar elders. Pientere invallers met diploma's worden slechter betaald dan vaste krachten, omdat ze geen verantwoordelijkheid zouden hebben. Geen wonder dat ze weglopen. De blijvers zijn wel lief en volgzaam, maar lang niet even adequaat, ze voldoen in de zorg, maar slechts in geval van redelijk zelfstandige klanten. Men rent met 4 piepers rond, omdat er verder niemand is. Er zal verder nog heel wat afgetobd en flink moeten worden afgetopt
|
Essays over de
zorg
Werk, werk, werk in de thuiszorg
Zorggroep mag 40 thuishulpen ontslaan
Remigratie van tienduizenden Nederlanders voor
zorg begint
Zorgrede van bisschop Muskens van Breda: Stop de
verarming van de zorg
Bisschop Muskens vindt beleid tegen
armoede te mager
Verslag hiervan in de Volkskrant van
14 september 1996
Bisschop Muskens toont begrip: de Arme
mag brood stelen
Bisschop Muskens aangeslagen na
belerende preek van Bolkestein
Arbeid mag niet tot handelswaar worden
gereduceerd zegt bisschop Muskens
Aldo Dikker en Hugo Klooster: 'Er is
nog niet genoeg armoede' en het verzet van bisschop Muskens
Brief van R. Brockhus aan Dr. A.
Szász van De Nederlandsche Bank NV (20 juni 1988)
Nederlandsche Bank vecht tegen inflatie
en windmolens
De staatsschuld en waarom die
juist géén last is voor komende generaties