De heer P.J. van der Lugt Geboren: 16-01-1960 De heer van de Lugt is senior rechercheur bij Economische Controle Dienst, een onderdeel van hoofdafdeling Internationale Economische Recherche. Wij doen papieren onderzoek en fysiek onderzoek en het gros is administratief. Soms gebeurt er op aangeven van derde een concreet onderzoek. De rechercheurs hebben bevoegdheden om administraties en ladingen te onderzoeken. Wij kunnen mensen aanhouden als dat nodig is en ook een vliegtuig aan de grond houden. Men ziet dat er van alles door de lucht vervoerd wordt. Zelfs levende koeien. Via Schiphol kan er iets ingevlogen worden, maar wanneer het een transitozending betreft dan hebben de Nederlandse autoriteiten geen bemoeienis ermee. We hebben ervaring met wet- en regelgeving rond het Bestuursrecht en het strafrecht. Wanneer wij een onderzoek instellen dan gaan wij bijvoorbeeld naar Schiphol, maar we zijn daar niet permanent aanwezig. Alleen wanneer de douane een melding maakt. We zijn actief rond de in- en uitvoerwetgeving. Er is een team dat zich bezighoudt met de uitvoer van strategische goederen. Er is een boekwerk waarin o.a. en massavernietigingswapens zijn vermeld. Er kunnen zowel civiele als militaire aspecten aan zitten. De rijksinspectie houdt zich bezig met de gevarenclassificatie en niet met de andere aspecten. De ECD is naar aanleiding van de lading betrokken geraakt op 23 oktober 1992. Er was een verzoek van de RLD gekomen van heer de Rooij van BVOI om een onderzoek in te stellen n.a.v. een snipper papier met de tekst 'military ordinance equipment'. De airway-bill maakte deel uit van een geconsolideerde zending die het vliegtuig niet zou verlaten. We hadden dus geen bevoegdheden in dat geval. De zending zou rechtstreeks van New York naar Tel Aviv gaan, zodat er geen bevoegdheden waren. De vraag was of het een legale zending was. Het is zo dat ik met een college contact heb opgenomen met US-customs en ze zeiden dat zij formeel ook niets konden doen, maar gezien de ernst van het ongeluk kregen we toch een afschrift van de zending. Veel onderdelen waren voor militair materieel, maar er zaten geen strategisch goederen bij die niet ge&eul;xporteerd mochten worden. In Amerika had men kunnen nagaan dat er geen strafbare feiten hadden plaatsgevonden. We kregen zelfs meer informatie dan we gevraagd hadden. Toen ik het dossier overhandigde aan de heer de Rooij, bleek dat er bepaalde codes waren vermeld bij de 'spare parts'. De heer de Rooij zei dat het niet nodig was om verder te vragen. Ik legde mij daarbij neer. Ik wist dat met bezig was met het zoeken naar de oorzaak van de ramp. Maar vanwege die snipper papier had men mij gevraagd om uit te zoeken wat er in die zending had gezeten. Ik had echter geen zicht op de complete inhoud van de lading. Anders had ik misschien verder gevraagd in Amerika. Later was er de vraag - op 15 mei 1996 - van de heer Putters en op verzoek van de heer Erhart: "Is de ECD bereid om de ontbrekende documenten op te vragen bij US-customs"; en "Of de ECD mee wilde werken aan het formuleren van kamervragen". Dat laatste was wat moeilijk. Want op het moment dat wij uitsluiten dat er malversaties zijn geweest garanderen wij iets wat wij niet kunnen. Het tegenovergestelde kon ook niet, omdat wij daarmee een hoop vragen zouden doen opwerpen. We waren niet bereid om dat zomaar te doen. Wij wilden van de minister van Verkeer, Jorritsma, een verklaring en een verzoek aan de minister van Economische Zaken, Wijers, om deze medewerking te verlenen. Er zou dan een schriftelijk verzoek hebben moeten komen, maar ik heb het niet gezien. Bij US-customs antwoordden men bereid te zijn om dat wel te doen. Maar we hebben het niet gedaan omdat het een principevraag was en geen directe opdracht. Voor 1998 hebben wij dat verzoek niet opnieuw gekregen. Wat betreft daadwerkelijk onderzoek is er niets meer gebeurd, wel hebben we veel vragen gekregen.
Eindconclusies van de heer Meijer Parlementaire Enquête Bijlmerramp 1999
Dan is daarmee een einde gekomen aan het openbaar verhoor. ik verzoek de griffier de heer van der Lugt uit te geleiden. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.
De Economische controle dienst heeft de RLD tot drie maal toe aangeboden om via een andere weg de ontbrekende 20 ton lading te achterhalen via verzekerde vracht. De RLD vond dat niet nodig. Daar heeft de RLD een flinke steek mee laten vallen.
De Heer H.H. Moes Economische Controledienst. Geboren: 11-01-1949 Ik ben sinds 1988 bij de ECD als onderzoeker naar de vrachtbrieven en heb dezelfde functie als Dhr. v/d Lugt. In 1998 juli zijn wij benaderd door de RLD om de ontbrekende lading van de El Al Boeing te onderzoeken. De heer Putters verzocht ons dat mondeling. Soms vragen wij dat schriftelijk te doen, en dat gebeurde in dit geval op een later tijdstip ter fiattering door beide diensten. De vraag van de heer Putters was om details te verschaffen over de twintig ton ontbrekende lading. Detailinformatie werd aan mij op twee airway-bills ter beschikking gesteld. Er is een master airway-bill, alsmede het cargo manifest. We wisten dat het 20 ton betrof, 6 plus 3 pallets en los materiaal. We konden zien dat er 290 items op de lijst stonden. Op de house airway-bill staat informatie over wat er precies in zit. Die house airway-bills hadden wij niet. Of het juist is dat wat er op de house airway-bills staat ook werkelijk er in de vracht zit weet je nooit helemaal zeker. De opdrachtgever was hiervoor de RLD. Wij hadden in 1992 via US-customs een aantal vrachtbrieven boven water gekregen en men verzocht ons dat nog eens te doen. Via het verzekeringstraject hebben mensen behoefte een schadeclaim bij de luchtvaartmaatschappij in te dienen. Wij hebben contacten in de verzekeringswereld om informatie in te kunnen zamelen. We vonden het vreemd dat de RLD het verzekeringstraject uitgesloten was van het onderzoek. El Al zag er ook geen heil in. Het onderzoek in de verzekeringswereld leidt allereerst naar de vervoerder. We kunnen wel om El Al heen gaan maar je moet toch dat je informatie moet krijgen van de vliegmaatschappij. Op het moment dat we van de RLD het verzoek kregen om te onderzoeken te beginnen vroegen wij US-customs om informatie. Gezien de bewaartermijn van vijf jaar kon het zijn dat documenten in 1998 vernietigd zouden zijn. Op 11 september is een bevestiging gekomen van de ECD om het te doem en 30 oktober is het uiteindelijk in gang gezet. Met US-customs hebben we geprobeerd om informatie boven water te krijgen. Als het eerder was gebeurd zou het in 1992 wel mogelijk zijn geweest om de totale lading te weten te komen. Ook in Amerika worden na vijf jaar documenten vernietigd. We hebben aangeboden het te onderzoeken, maar men heeft er geen gebruik van genaakt. We hebben de RLD een viertal voorstellen gedaan waarbij vier trajecten konden worden gevolg; via EL AL, US-customs, Lloyds en via de informele contacten via zusterorganisaties. We kregen toestemming om er drie te bewandelen, behalve die via Lloyds. We kregen officieel op 13 oktober 1998 van de RLD te horen dat het onderzoek bij Lloyds niet doorging. De opdracht was letterlijk dat het verzekeringstraject niet zou moeten worden uitgevoerd. In 1992 bood de ECD aan de RLD medewerking aan, maar men wees die af.
Eindconclusies van de heer Meijer Parlementaire Enquête Bijlmerramp 1999
Dan dank ik u hartelijk voor de informatie, wij zijn daarmee gekomen aan het eind van dit verhoor. Ik verzoek de griffier de heer Moes uit te geleiden. Ik schors de vergadering tot halfweg.
Hij meent dat de volgende prangende vragen ontbraken of onwaarheden werden verteld.
|
Overzicht Bijlmer-enquête
1e Ochtendzitting verhoor van J.N.J.M. van der Maat
Klankbord voor slachtoffers Bijlmerramp
Rubrieken bij de Sociale Databank Nederland
Stichting Sociale Databank Nederland
E-mailadres: sdn@planet.nl
Site adres:
ziezo-30.htm