Het WRR-rapport een waarborg van werk?

EuroStaete . . Kamerzetel 151 . . Klokkenluiders <===> SDN . . Zalm . . Euroramp . . CBS

Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid heeft neus voor politieke opportuniteit

NRC van 16 januari

    Waarborg van werk

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de WRR heeft een uitmuntende neus voor politieke opportuniteit. Het rapport Tweedeling in perspectief dat de WRR deze week uitbracht, is op maat geschreven voor het beleid van het sociaal-liberale kabinet dat betaald werk als de beste vorm van maatschappelijke emancipatie beschouwt. Het rapport is in het bijzonder geschreven in de geest van het beleid van één minister. Met de conclusie dat de "waarborg van werk tot een kerntaak van de overheid zal uitgroeien", houdt de WRR een geleerd pleidooi voor wat in de omgangstaal Melkert-banen heet. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de minister van Sociale Zaken zich haastte te verklaren dat hij zich uitstekend in het rapport kon vinden.

Academische ondersteuning van het beleid kan op ~ en het WRR-rapport bevat een groot aantal interessante observaties over de sociaal-economische ontwikkelingen in Nederland. Maar enige argwaan blijft geboden en het is in dit verband verhelderend om een eerder rapport van de WRR na te lezen. Zes jaar geleden verscheen Een werkend perspectief waarin de nadruk lag op vergroting van de arbeidsparticipatie in Nederland. De aanbevelingen liepen toen vooruit op het regeringsbeleid.

De WRR pleitte voor aanpak van de WAO, waartoe het kabinet-Lubbers-Kok een halfjaar later besloot. Andere aanbevelingen - verlaging van het minimumloon, beperking van de algemeen verbindendverklaring van CAO's, lagere sociale premies, beperking van de VUT - kwamen moeizamer of niet tot stand. Maar het WRR-rapport droeg onmiskenbaar bij aan de politieke omslag in het denken over sociaal-economische hervormingen.

De kerngedachte uit 1990, arbeid als vorm van maatschappelijke participatie, is in het nieuwe rapport verder uitgewerkt. Deze continuïteit is niet verwonderlijk, omdat beide rapporten tot stand kwamen onder leiding van prof. dr. H.P.M. Adriaansens. Het nieuwe rapport komt in ieder geval op een uitstekend moment. Terwijl het goed gaat met de economie en de overheidshuishouding voor het eerst in decennia weer op orde is, groeit de aandacht voor armoede en armoedebestrijding. "We willen de euforie van de Troonrede en de aanklacht van bisschop Muskens met elkaar verbinden", zei Adriaansens naar aanleiding van de publicatie van Tweedeling in perspectief

Het rapport rekent af met een aantal populaire opvattingen over armoede in Nederland. Niet de groep achterblijvers groeit, maar de kloof tussen een kleiner wordende groep probleemgevallen en de rest van de samenleving. Bovendien haalt de WRR hard uit naar de jaren zeventig, voor velen nog altijd de glorietijd van de maakbare samenleving, de sturende overheid en de jaren waarin Nederland de gelijkheidsidealen het dichtst genaderd is. In die bejubelde jaren zeventig, stelt de WRR vast, begon "een diep dal" van maatschappelijke ongelijkheid.

De oorzaken waren enerzijds de afbraak van traditionele werkgelegenheid voor (mannelijke) kostwinners en anderzijds het begin van de toetreding van vrouwen op de arbeidsmarkt. In de economische malaise van de jaren zeventig werden de gevolgen van een krimpende arbeidsmarkt en stagnerend inkomen opgevangen door de groei van de sociale zekerheid. Uitkeringen, stelt de WRR vast, werden "een normale vorm van inkomstenverwerving". Het dieptepunt van de arbeidsparticipatie in Nederland lag, ondanks de geleidelijk groeiende deelname van vrouwen aan het arbeidsproces, in het midden van de jaren tachtig. Nog slechts de helft van de bevolking in de arbeidzame leeftijd verrichtte toen nog betaald werk.

De omslag is geleidelijk gekomen en van het grote aantal maatregelen dat valt samen te vatten onder de noemer 'aanpassingen' worden nu de vruchten geplukt. Nederland heeft, in Europees perspectief, een relatief lage werkloosheid, al blijft de totale inactiviteit nog altijd hoog. Ter bestrijding van een kloof tussen inactieven, afhankelijk van uitkeringen, en actieven zal daarom de arbeidsparticipatie verder vergroot moeten worden. In dit verband komt de WRR met zijn pleidooi voor "een versterkte beweging in de richting van de waarborging van werk".

Deze gedachte leidt tot een radicaal standpunt van de raad: "De waarborg van werk zal niet alleen uitgroeien tot kerntaak van de overheid, maar het zal tevens de grondslag vormen van het toekomstige stelsel van sociale zekerheid." Wie deze zinsnede op zich in laat werken, komt tot een orwelliaans toekomstscenario van een overheid die op megaschaal collectieve banen schept en die de sociale zekerheid omvormt tot een instrument van arbeidsplicht. De financiële waarborg, het traditionele uitgangspunt van de sociale zekerheid, zou plaats moeten maken voor de waarborg van werk.

De minister van Sociale Zaken mag met deze conclusie gelukkig zijn, het is een gevaarlijk idee. Werkgelegenheid, ook laaggeschoold werk zoals uit recent CBS-onderzoek blijkt, is in eerste instantie een zaak van de markt en niet van Melkertbanen. Ondanks de onmiskenbaar prikkelende invalshoeken begeeft de WRR zich dan ook op riskant terrein door zich zozeer te vereenzelvigen met één onderdeel van het regeringsbeleid en een aantal eigen aanbevelingen uit het rapport van 1990 te negeren. Dat kan nooit de bedoeling zijn van een onafhankelijke wetenschappelijke instelling.



    Commentaar:

Alle zogenaamde "onafhankelijke" instellingen die voor hun bestaan afhankelijk zijn van overheidsopdrachten en/of subsidies, zijn om den brode gebonden aan dat wat de opdrachtgever uiteindelijk wil horen en zien. De onafhankelijkheid van organisaties als het RIVM, TNO, Stichting Natuur en Milieu, CPB, SCP en andere, moet dan ook met een scheepslading zout worden genomen. Het uitblijven van op enige intelligentie duidende vragen over onderwerpen die door burgers worden aangedragen is daarvoor een overduidelijke indicatie.

    href="http://www.sdnl.nl/kabinet3.htm"> Brandbrief aan de Raad van Ministers over relatie werkloosheid en geldpolitiek