6 november 1997 Recht krijgen we niet op een koopje
Marktwerking, dynamiek, eigen verantwoordelijkheid, werk, werk, werk. Het zijn woorden diè het (succesvolle) sociaal-economische beleid van het huidige kabinet typeren. Woorden waaraan echter niet iedereen op dezelfde manier en in hetzelfde tempo invulling kan geven. Daardoor bestaat het gevaar dat een kloof ontstaat tussen de mensen die de maatschappelijke ontwikkelingen wel kunnen bijbenen en zij die dat niet of in mindere mate kunnen. Het kabinet wil daarom niet alleen investeren in wat ik nu maar de materiële infrastructuur noem. Ook de maatschappelijke infrastructuur verdient onze aandacht. Rechtspleging is een van de belangrijkste onderdelen van die maatschappelijke infrastructuur. Het recht moet open staan voor iedereen. Om de zichtbaarheid toegankelijkheid van het recht te vergroten, zijn de experimenten met 'justitie in de buurt' gestart: het Openbaar Ministerie doet een deel van zijn werk in de wijk, zichtbaar en herkenbaar voor iedereen. Jongeren die de wet hebben overtreden, kunnen kort na het plegen van een delict worden berecht, alternatieve straffen kunnen snel ten uitvoer worden gelegd en schaderegelingen tussen slachtoffer en dader kunnen in de buurt zelf tot stand worden gebracht. De toegankelijkheid van het recht beperkt zich echter niet tot het strafrecht alleen. Ook conflicten tussen burgers onderling of burgers en organisaties, waaronder de overheid, moeten op bevredigende wijze worden opgelost. Geschillen op het gebied van arbeidsrecht bijvoorbeeld, het familierecht of het sociale zekerheidsrecht. Sommige van deze geschillen worden buiten de rechter om worden afgedaan. Zo vervullen consumentenorganisaties een belangrijke rol bij conflictbeslechting en deze rol kan nog worden uitgebreid. In Zwolle wordt geëxperimenteerd met buurtbemiddeling om onenigheid in de buurt in een zo vroeg mogelijk stadium aan te pakken. Er wordt een experiment met echtscheidingsbemiddeling voorbereid en mediation krijgt met steun van het ministerie van Justitie, voet aan de grond. Alternatieven mogen echter nooit de gang tot de rechter blokkeren. Om de toegankelijkheid tot de rechtspleging ook in de toekomst te kunnen garanderen, zijn fundamentele aanpassingen nodig. De rechterlijke macht gaat gebukt onder een zeer hoge werkdruk. Procedures duren soms lang. Om de last te verlichten, worden volgend jaar ongeveer honderd extra rechters en officieren van Justitie aangesteld. Kwantitatieve impulsen alleen zijn echter niet genoeg. Ook moet de rechterlijke Organisatie worden gemoderniseerd en moet het aantal locaties waar recht wordt gesproken, worden uitgebreid. Daarbij blijft de gedachte die achter de traditionele structuur van rechtbanken en kantongerechten ligt leidraad in de toekomst: rechtspraak dicht bij de burger. De bestuurlijke structuur zal echter veranderen. Nu nog functioneren kantongerechten als kleine zelfstandige winkeltjes op een beperkt aantal rechtsgebieden. In de toekomst zullen alle vormen van rechtspraak in eerste aanleg in een arrondissement onder één noemer worden gebracht: de rechtbank. Vanuit die centrale plaats wordt dan de regie gevoerd over de rechtspraak in verschillende dependances. De rechtspraak op die dependances zal zich niet beperken tot de typische kantongerechtzaken. Er zullen dan ook meer dependances nodig zijn dan het huidige aantal kantongerechten. Dat betekent dat op het gebied van huisvesting investeringen nodig zijn en dat de automatiseringsstructuur en -organisatie ingrijpend moeten worden aangepast. Uiteindelijk zal ook de rechtspleging zijn weg op de elektronische snelweg moeten vinden: een arrondissement, alle rechterlijke instanties in Nederland op één netwerk. Het wisselen van (papieren) stukken zal ooit tot het verleden behoren en het tijdverlies door de noodzakelijke reizen zal tot een minimum worden beperkt. Misschien kan het ooit zo ver komen dat een advocaat bij de raadpleging van een toekomstige informatiesysteem kan zien in welk stadium de behandeling van een zaak verkeert. Over al deze mogelijke ontwikkelingen wordt op het ogenblik flink gediscussieerd. Eind dit jaar verwacht ik een advies. over de manier waarop het bestuur en het beheer van de rechtbanken in de toekomst het best kunnen worden vormgegeven. Vanwege de bijzondere positie van de zittende magistratuur in om staatsbestel zullen de veranderingen voor een groot deel uit de organisatie zelf moeten komen. Nu is een kenmerk van reorganisaties dat deze meestal niet door de organisatie zelf in gang worden gezet Er is vaak een van buiten komende kracht nodig om de zaak in beweging te brengen. In het regeerakkoord van 1989 werd de reorganisatie van de politie vastgelegd na een jarenlange discussie over het bestel en de door iedereen aanvaarde mening dat de versnippering niet langer houdbaar was. De reorganisatie van het Openbaar Ministerie werd in gang gezet met het regeerakkoord van 1994, na publicatie van het rapport van de commissie-Donner. Het regeerakkoord van 1998 kan de aanzet zijn tot een fundamentele aanpassing van de zittende magistratuur. Een dergelijke aanpassing zal een langlopende zaak zijn, die ook veel geld zal vragen. Dat moeten wij ervoor over hebben. Recht en rechtvaardigheid krijgen we niet op een koopje. Terecht wordt veel geld gestoken in de materiële infrastructuur van onze samenleving. Ook in het onderhoud daarvan. Dat mag echter niet ten koste gaan van de immateriële infrastructuur. En hoewel de vergelijking natuurlijk mank gaat, is een bedrag van 400 miljoen gulden voor tien kilometer A4 een bedrag waarmee we die maatschappelijke infrastructuur heel behoorlijk kunnen versterken. In het bijzonder de rechterlijke Organisatie. Winnie Sorgdrager is minister van Justitie. |
Het siert deze minister van Justitie dat zij het aandurft om de ivoren toren, die de zittende magistratuur feitelijk is, te willen renoveren, en het functioneren van dat enorme gezags- en machtsapparaat aan democratische en wettelijke regels te toetsen. Veel is er mis met dat wat er aan de balie, maar vooral achter de gesloten deuren plaatsvindt. Een duidelijke indicatie voor wantoestanden bij en rond de rechterlijke macht wordt duidelijk, wanneer men de gang van zaken rond de Kinderbescherming gewaar wordt. Enkelingen, met name de groep Verontruste Burgers, hebben met het IRM-rapport een grote bijdrage geleverd aan het kritisch bekijken van ingesleten gewoonten en onwettige praktijken bij de rechterlijke macht zelf.
Mevrouw Sorgdrager: chapeau!!