De stelligheid waarmee de gangbare economische receptuur ter bestrijding van de werkloosheid naar voren wordt gebracht, is omgekeerd evenredig met de effectiviteit van de voorgestelde medicijnen. Veelal beargumenteerd vanuit overtrokken verhalen over de gevolgen van globalisering, wordt met kracht gepleit voor de bekende panacees: flexibilisering, versoepeling van het ontslagrecht, loonmatiging, afschaffing of verlaging van het minimumloon, inperking van het recht op uitkeringen, en - nieuw met stip - demotie. Het wordt echter steeds duidelijker dat deze maatregelen met hun hoog blaming the victim-gehalte tot een toename van de inkomensongelijkheid en armoede leiden. Bovendien zijn de positieve resultaten van dit soort beleid wat betreft banencreatie meestal ver te zoeken.
Henriëtte Maassen van den Brink liet dat zaterdag in Forum zien met betrekking tot flexcontracten. De Amerikaanse economen Card en Krueger toonden dat in hun boek Myth and Measurement aan met betrekking tot aantastingen van het minimumloon. En de OECD concludeert in haar meest recente Employment Outlook dat niet kan worden bewezen dat de veelvuldig voorgeschreven recepten in de praktijk ook echt werken.
In bovenstaand lijstje ontbreekt één sympathieke maatregel waar iedereen voor is: meer onderwijs en scholing. Maar het idee dat daardoor ook de werkloosheid zal dalen, lijkt me toch niet juist. Stel dat vannacht als gevolg van een speciaal eenmalig wonder alle werklozen in de Europese Unie met één klap het ideale opleidingsniveau ingestraald zouden krijgen. Blij met hun sterk toegenomen employability bezoeken deze 20 miljoen baanlozen de volgende ochtend hun arbeidsbureau. Maar daar zullen zij te horen krijgen dat er nog steeds geen werk voor hen is, omdat het aantal beschikbare banen gewoon te gering is.
Toch zie ik, anders dan Bernard van Praag (Forum 28 september), geen reden het streven naar volledige werkgelegenheid - dus betaald werk voor iedereen die wil en kan werken - op te geven. Daarvoor zijn echter wel ingrijpende wijzigingen nodig in het macro-economisch beleid, waar de meeste economen tegenwoordig weinig oog voor lijken te hebben. Dat is onverstandig, want juist op dat niveau wordt grote schade toegebracht aan de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Zo staan de convergentiecriteria uit het Verdrag van Maastricht haaks op het bestrijden van werkloosheid. Terwijl volgens de officiële cijfers één op de negen EU-inwoners werkloos thuis zit, gaan de regeringen van België, Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje samen doodleuk nog eens voor ruim één procent van het Europees BNP bezuinigen, om hun financieringstekorten tot de voor Euro-deelname vereiste drie procent te reduceren. Liever vandaag dan morgen moeten die convergentie-eisen op de helling, want behalve tot onacceptabele sociale gevolgen hebben de vele bezuinigingen ten behoeve van de Euro-normen geleid tot afbraak van werkgelegenheid.
liet is wrang dat de EU gevangen zit in haar Euro-project en geobsedeerd wordt door het uitdrijven van het laatste restje inflatie, omdat juist op Europese schaal een heel ander economisch beleid mogelijk is. Zo wordt er niets gedaan met allerlei uitgewerkte plannen om met omvangrijke stimuleringsprogramma's nuttige werkgelegenheid te scheppen voor bijvoorbeeld goedkope huisvesting, stedelijke vernieuwing, onderwijs en goed en goedkoop openbaar vervoer.
Ook verbaas ik me steeds weer over het gemak waarmee algemene arbeidstijdverkorting (ATV) van de hand wordt gewezen. Wat ligt er in een situatie van grote werkloosheid meer voor de hand dan het verdelen van het beschikbare werk over iedereen die wil en kan werken? En waarom zou dat met inleveren van loon gepaard moeten gaan? Volgens de Miljoenennota heeft de winstpositie van de bedrijven in ons land alweer een aantal jaren het niveau van begin jaren zeventig bereikt.
In heel Europa zijn de winsten enorm gestegen omdat de vruchten van de jaarlijkse productiviteitsstijging door reorganisaties en loonmatiging grotendeels naar de kapitaalbezitters zijn gegaan. Het Financieele Dagblad rekende onlangs uit dat de vijftig grootste werkgevers in ons land hun winsten van 1991 tot 1995 met gemiddeld 55,86 procent zagen groeien, terwijl in diezelfde periode de werkgelegenheid met een schamele 0,77 procent toenam. Met algemene ATV met behoud van loon kunnen we aan die onrechtvaardigheid en aan de werkloosheid een einde maken.
Robert Went is als econoom
verbonden aan het International
Institute for Research and Education (lIRE), en aan de Universiteit van Amsterdam.
Hij is de auteur van Grenzen aan de globalisering?
(uitgeverij 't Spinhuis).