Rechtbank Groningen 4 februari 2008
Betreft: verzoek aanhouding zaken XXXXXX d.d. 6/2/08 ( parketnrs. 18/652517-07 en 18/993028 (TUL) en 8/2/08 parketnr. 18/993016). Geachte college, Namens de heer XXXXXX verzoek ik u dringend bovengenoemde zaken aan te houden. De toestand van de heer XXXXXX is van dien aard dat verschijning van hem ter terechtzitting, gelet op zijn anamnese, niet zonder gezondheidsrisico's is, terwijl bovendien het belang van de verdediging met zich meebrengt dat een aantal getuigen moeten worden gehoord. Wat betreft de zaken die dienen op 6 februari a.s. wijs ik op het feit dat een aantal getuigen ter terechtzitting moeten worden gehoord, die nader kunnen verklaren omtrent de psychische deplorabele toestand waarin de heer XXXXXX (alsmede zijn ouders) zich ten tijde van het begaan van het beweerde delict bevond. Ik verzoek u derhalve op te roepen de huisarts Berg, alsmede huisarts De Jong die eveneens aan de huisartsenpraktijk van de heer Berg is verbonden. Zij kunnen beiden verklaren dat de heer XXXXXX alsmede zijn ouders door alle juridische perikelen die rond die tijd speelden, letterlijk en figuurlijk de weg kwijt waren. Aangezien de heer XXXXXX zich eerst in een zeer laat stadium met dit verzoek tot mij wendde, kon ik geen gevolg geven aan het bepaalde in de artikelen 263 en 264 Wetboek van Strafvordering. Bepalingen die overigens in de doctrine in strijd zijn met het bepaalde in het Europees recht en meer in het bijzonder met artikel 6 EVRM omdat de rechtspositie van de verdachte in meer of mindere mate afhankelijk wordt gemaakt van de proceshouding van het OM. Mocht u het oordeel hebben dat niettemin de verdachte zich eerst dient te wenden tot het OM, dan verzoek ik u reeds om die reden de zaak aan te houden. Om die reden is een kopie van dit schrijven ook aan het parket gestuurd. Hierbij teken ik nog aan dat uw oordeel en mogelijk ook aan het EHRM zal worden voorgelegd. In die zin is dit dan ook een proefproces. Hierbij komt nog dat ik een onderzoek wil laten uitvoeren naar de detentiegeschiktheid van de heer XXXXXX en dat ik een psychiatrische rapportage wil aanvragen. Wat betreft de zaak die dient op 8 februari a.s. zou de heer XXXXXX, onder verwijzing naar het bovenstaande, in het belang van de verdediging de volgende getuigen willen oproepen:
Zij alleen kunnen verklaren omtrent de door de heer XXXXXX beweerdelijk gevoerde aftrekpost, hetgeen het kernverwijt in de tenlastelegging is. Rest mij nog te melden dat ik de heer XXXXXX ter terechtzitting zal bijstaan. Ik ben geen advocaat, maar wel ter zake kundig als voormalig wetenschapper en oud-raadsheer. Ook in die zin geldt dit als een proefproces. Wanneer u mijn rechtsbijstand ter zitting weigert, zal ook op dit punt uiteindelijk het oordeel van het EHRM worden ingeroepen. Want zoals u weet, is menig jurist van mening dat het procesmonopoly van de advocatuur op sommige terreinen in strijd is met het EVRM. Hoogachtend, Dr. mr. W. Wedzinga c.c.: Parket OM Groningen |