Doel/Informatie/oproep
Doel van deze website is om als mede-eigenaar van een voormalige gesloten stortplaats de mij op dit moment beschikbare informatie te verstrekken aan andere eigenaren. Tevens is dit een oproep tot andere eigenaren en of genomineerde erfgenamen van een voormalig gesloten stortlocatie zich te melden om tot overleg en een aanpak richting overheid te komen om zodoende eigendom veilig te stellen en vermogensschade te verhalen.
In Brabant bestaan 585 voormalig gesloten stortlocaties. Een aantal hiervan zijn in particulier bezit. Over geheel Nederland moet dit het tienvoudige bedragen. Voormalig gesloten stortlocaties worden gezien als mogelijk verontreinigd en zijn feitelijk onverkoopbaar. Ook voor potentiële erfgenamen zijn deze erfenissen financiële tijdbommen.
Op het perceel van hierboven genoemde P.C.M. van der Hagen zijn twee voormalige stortlocaties gesitueerd. Het betreft hier een voormalige Dommelwiel en een voormalige Dommelarm. Op genoemde locatie werd in de jaren 1962 tot medio 1969 een stortplaats geëxploiteerd door de gemeente Son & Breugel. Aangezien de locatie ligt in de gemeente Sint-Oedenrode zijn door deze gemeente twee Hinderwetvergunningen verleend aan de gemeente Son & Breugel voor genoemde twee stortlocaties. De Hinderwetvergunningen zijn verleend voor het oprichten, in werking brengen en in werking houden van een inrichting bestemd voor het storten van huisvuil, tuinafval, puin, boomstronken e.d.. In deze Hinderwetvergunningen is onder andere bepaald dat giftig afval, alsmede oliehoudend afval en afval afkomstig van bitumineuze producten niet gestort mag worden.
Door de aanwezigheid van bijna zeker bodemverontreiniging is het geheel onverkoopbaar. De omvang van de schade is mede afhankelijk van de aard en omvang van de vervuiling. In de hierboven genoemde zaak zijn in 1997 zowel de gemeente Sint-Oedenrode als hinderwetvergunningverlener en daardoor toezichthouder als de gemeente Son & Breugel als exploitant aansprakelijk gesteld. Beiden erkennen vooralsnog geen aansprakelijkheid. Het storten van afval in strijd met de hierboven genoemde voorwaarden, op genoemde locatie moet gezien worden als onrechtmatig omdat het inbreuk maakt op het eigendomsrecht en in strijd is met de maatschappelijk betamende zorgvuldigheid.
De huidige wettelijke situatie is zeer ongewis. Informatie vanuit de overheid en met name de Provincie als zijnde het bevoegd gezag is zeer terughoudend , beperkt en tegenstrijdig. De locale overheden, in dit geval, de gemeente Son & Breugel en de gemeente Sint-Oedenrode schuiven alle verantwoordelijkheid weg richting het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag, weigert een concreet en definitief standpunt in te nemen omtrent onze positie. Zij stelt het volgende:
Gedeputeerde Staten is op basis van de Wbb (Wet bodem bescherming) het bevoegd gezag. Om duidelijkheid te verkrijgen omtrent de aanwezigheid van een eventuele verontreiniging op een locatie dient er onderzoek te worden verricht. Onderzoek kan geschieden op eigen initiatief ,kosten en tempo of door de overheid wanneer hiervoor geld beschikbaar is. Onderzoek wat hiervoor noodzakelijk is, is onderzoek naar verontreiniging van het grondwater en oppervlakte water, onderzoek naar dikte en kwaliteit van de afdeklaag, onderzoek naar vrijkomende stortgassen, bodemonderzoek en uitstroomverontreiniging.
Op basis van de Wbb hanteert de overheid in beginsel het uitgangspunt dat de veroorzaker van de verontreiniging en/of de eigenaar en/of gebruiker van een locatie waar zich een verontreiniging zich voordoet, verantwoordelijk is voor de gevolgen van een dergelijke verontreiniging. Gelet op het feit dat het een voormalige stortplaats betreft, acht men het vooralsnog niet waarschijnlijk dat de eigenaar als veroorzaker aangesproken zal worden. Op grond van de Wet bodembescherming kan geen saneringsbevel aan een eigenaar of erfpachter gegeven worden indien hij aantoont dat hij:
Indien men aangemerkt kan worden als "onschuldig eigenaar" kan men ingevolge de wet eventueel wel verplicht worden tijdelijke beveiligingsmaatregelen te treffen. Bij verkoop /vererving van een mogelijk verontreinigde locatie ontstaat op basis van de huidige regelgeving een andere situatie. Wij dienen er thans vanuit te gaan dat een koper of verkrijger op de hoogte is of redelijkerwijs op de hoogte behoort te zijn van een verontreiniging. Te meer omdat op de locatie in het verleden een stortplaats is geëxploiteerd. Een koper zou derhalve geconfronteerd kunnen worden met een bevel van GS op grond van artikel 43 van de Wbb. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat na een eventuele sanering te zijner tijd de Staat gebruik zal maken van de kostenverhaalsbevoegdheden op grond van artikel 75 van de Wbb ( onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking). kostenverhaalsbevoegdheden op grond van artikel 75 van de Wbb) onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking.
Op grond van genoemde notitie is er sprake van koop of verkrijging met wetenschap. In juridisch opzicht betekend dit dat de koper/verkrijger zogenaamd schuldig eigenaar wordt en in die hoedanigheid verplicht kan worden de verantwoordelijkheid voor de verontreiniging op zich te nemen. Vorenstaande betekent dat indien een mogelijk bodemprobleem uit andere hoofde wordt opgelost, de rechthebbende van de locatie ongerechtvaardigd wordt verrijkt. In dat kader heeft het bevoegd gezag dan ook de mogelijkheid om de kosten voor zover mogelijk te verhalen. Bovendien kan zo nodig geen gebruik worden gemaakt van de bewonersregeling ( paragraaf 4 hoofdstuk 4 van de Wbb). Bij een eventuele saneringstechnische ontruiming van de woning zal geen vergoeding van extra kosten plaatsvinden en gepleegde investeringen in de woning of de tuin, buiten het noodzakelijk onderhoud, komen niet in aanmerking voor een schadevergoeding bij een gedoogbevel of een vordering te zijner tijd.
VROM heeft ten aanzien van het ongerechtvaardigde verrijkingsvraagstuk een beleidslijn ontwikkeld waarin onder strikte voorwaarden een uitzondering wordt gecreëerd voor bewoners.( notitie van 8 juni 1994, Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 22 727, nr. 11) Samengevat komt het er op neer dat een verkrijger van een verontreinigde locatie niet als ongerechtvaardigd verrijkt wordt aangesproken indien de verkrijger een particulier is, de locatie voor eigen bewoning wordt gebruikt, de verkrijger geen directe of indirecte betrokkenheid bij de oorzaak of veroorzaker van de verontreiniging heeft of heeft gehad, en een redelijke, dat wil zeggen marktconforme, prijs voor de locatie is betaald.
Hiervoor is van belang het bepaalde in artikel 310 boek 3 BW. Rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaar na de aanvang van de dag volgend op die waarop benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Bodemverontreiniging kan in ieder geval door verloop van 30 jaar na de gebeurtenissen waardoor de schade is veroorzaakt, niet meer op de veroorzaker worden verhaald. Deze 30 jaar zijn bij de oude stortplaatsen, veelal in 2000 verstreken. De schade komt dan voor rekening van de eigenaar van de grond. De Overheid neemt geen initiatief eigenaren met het hierboven omschreven probleem te informeren omtrent de verstrekkende gevolgen.
Bijkomende consequenties:
Website adres: http://www.sdnl.nl/vuilbelt.htm
Reactiepagina
Vuilbelten in Brabant
Ecologisch Kennis Centrum
Rubrieken Sociale Databank Nederland
Aansprakelijkheidsstelling m.b.t. vuilstortplaats in Son en Breugel
Stichting Sociale Databank Nederland
E-mailadres: sdn@planet.nl
Site adres:
http://www.sdnl.nl/vuilbelt.htm