Door Drs. Evert Voogd
(Gras, dec. 1993. Iets verbeterde versie voor Grondvest, en in LEF van oktober )
Opgenomen in de Sociale Databank Nederland 035-5244141
Het denkbeeld van een basisinkomen is, voor zover mij bekend, voor het eerst
in 1793 geopperd, precies tweehonderd jaar geleden, en wel door Condorcet,
de sympathiekste denker van de Verlichting. (Hij was ook de eerste die de
vrouw onomwonden en principieel als de gelijke van de man erkende.
Feministen mogen deze rationalist wel gedenken voor ze weer eens een
romantische bevlieging krijgen.) Het idee werd in 1796 uitgewerkt door zijn
Engelse vriend Thomas Paine, 'n man die zowel bij de Amerikaanse
onafhankelijkheid (1776) als bij de Franse revolutie (1789)betrokken is
geweest.
De politicoloog Evert Voogd is sedert 1986 lid van De Groenen. Hij woonde
toen in Culemborg, maar verhuisde later naar Amsterdam. Van 1974 tot het eind
van de jaren '80 was hij een actief beleidsmaker van de "Vereniging tot Behoud
van het IJsselmeer". Al 10 jaar houdt hij zich bezig met de discussie rond
bezuinigingen op het gebied van de sociale zekerheid. Hij noemt zichzelf
Groen-liberaal en een echte rationalist, en voelt zich wat minder thuis bij
het 'romantisch-holistische denkklimaat' van De Groenen. Momenteel is hij lid
van BIEN (Basic Income European Network), een organisatie die is gevestigd
te Antwerpen en zich vooral bezighoudt met in- formatie-uitwisseling.
Dat is lang geleden. De man die het idee, basisinkomen, op de agenda van de
moderne, westerse wereld heeft gezet, is Robert Theobald, in het boekje
"Free men and free markets" (1963, 1965). Van die agenda is het basisinkomen
vervolgens nooit meer verdwenen. Hoeveel tegenstand er ook is, telkens komt
het idee weer naar voren. Het basisinkomen is wel eens vergeleken met een
ondergrondse veenbrand, die dan hier, dan daar, uitbreekt.
Onder basisinkomen wordt verstaan: een onvoorwaardelijke minimumuitkering
aan iedere hier legaal verblijvende persoon boven een bepaalde leeftijd.
De AOW is dus een voorbeeld van een basisinkomen.
Ideëel en praktisch. Een basisinkomen verschilt in drie belangrijke opzichten
van de bijstand.
- Het wordt zonder voorwaarden gegeven, dus er staat geen verplichting tot
werken of tot solliciteren tegenover.
- Het is volledig onafhankelijk van inkomsten die men eventueel uit andere
bron heeft.
- Het wordt uitgekeerd aan individuen en niet aan huishoudens, ongeacht de
eventuele inkomsten van een partner.
Paine verdedigde het basisinkomen vanuit libertaire/liberale uitgangspunten.
Meestal waren voorstanders van het basisinkomen echter afkomstig uit de
socialistische hoek en wilden ze met het basisinkomen tevens een inkomensnivellering. Het zal geen verwondering wekken dat de liberalen meestal op
een laag, de socialisten meestal op een hoog basisinkomen uitkwamen.
Persoonlijk sta ik meer aan de liberale kant. Ook het humanisme biedt een
goed uitgangspunt: Ieder mens is belangrijk door wat hij is, niet door wat
hij doet; het basisinkomen geeft daar uitdrukking aan.
Een richtingenstrijd is overigens uit den boze. Een van de aardige aspecten
van een basisinkomen is nu juist, dat het vanuit heel verschillende hoeken
verdedigd kan worden, wat in principe allerlei onverwachte bondgenootschappen
mogelijk maakt. Ook de kritiek op het basisinkomen komt uit alle hoeken.
Linkse lieden vinden het basisinkomen soms knap reactionair, terwijl velen
aan de rechterkant het afwijzen als een gevaarlijk links idee.
Ik vind deze ideële uitgangspunten niet van heel erg groot belang. De reden
waarom het idee van een basisinkomen niet meer weg te denken is, is veel
praktischer. Die heeft namelijk te maken met de volgende drie, samenhangende,
ontwikkelingen, die zich ongeveer vanaf de jaren zestig zijn gaan aftekenen.
- Voor grote groepen uit de bevolking werd het steeds moeilijker met arbeid
een behoorlijk levensonderhoud te verdienen. (Vooral in de VS; minder in
Europa vanwege de wettelijke minimumlonen.)
- De werkloosheid nam toe en de hoop dat er ooit weer volledige werkgelegenheid
zou zijn nam af. De reactie van de beleidsmakers hierop is: hardnekkig
blijven proberen, althans blijven roepen dat het best allemaal weer goed
komt. Anderen begonnen zich af te vragen of we misschien niet eens van dat
dwangmatige zoeken naar werk af konden komen. Dat uitte zich in, rijkelijk
abstracte, discussies over het "arbeidsethos" en in (mislukte) pogingen de
status van het vrijwilligerswerk en het huishoudelijk werk op te vijzelen.
- Steeds meer mensen kregen een sociale uitkering. Er kwamen steeds meer
regelingen bij voor steeds meer aparte categorieën. Een voor de hand
liggende verzuchting was: kan dat nu niet wat eenvoudiger? De argumentatie
voor een basisinkomen is altijd een soort tweetrapsraket. Er is altijd wel
een of ander ideëel uitgangspunt, maar dat leidt nooit rechtstreeks en
logisch tot een basisinkomen. Er moet altijd nog een praktisch argument
bijkomen en dat zal dan altijd verwijzen naar de zojuist genoemde
ontwikkelingen.
Zelf vind ik de volgende redenering het meest overtuigend. We hebben als
samenleving "afgesproken" dat we geen echte armoede tolereren, dus dat we
iedereen een minimum levenspeil garanderen. Consequent doorgevoerd (wat
meestal niet gebeurt) leidt dit tot een recht op inkomen (uiteraard een
minimuminkomen). De eenvoudigste en minst bureaucratische manier om dit
te verwezenlijken is een (individueel, onvoorwaardelijk) basisinkomen.
Minst bureaucratisch wil in dit verband vooral ook zeggen: met de minste
kans dat ambtenaren in je priv‚-leven mogen neuzen.
De weerstanden tegen het basisinkomen draaien altijd rond de angst dat
mensen misschien wel niet meer zullen willen werken. Voor iedere bureaucraat
en rechtgeaarde conservatief is dat een vreselijk schrikbeeld: "Ledigheid is
des duivels oorkussen." Wat hier ten diepste onder zit is de angst voor
vrijheid.
De regering en de politieke partijen, van links tot rechts, beweren dat het
"recht op werk" boven het recht op inkomen moet worden gesteld. Dat menen ze
niet, want als het erop aankomt wil niemand het minimumloon zover verlagen
dat Nederland met de derde wereld kan concurreren. Ze roepen het heel hard
en hopen dan maar dat ze niet echt voor de keus worden gesteld. Vandaar die
nadruk op meer werkgelegenheid. Hoe minder zicht er is op herstel van de
volledige werkgelegenheid, hoe harder men schreeuwt over "recht op werk".
Intussen kennen we natuurlijk stiekem al een recht op inkomen, want alle
intimidatie en criminalisering van de uitkeringsgerechtigden ten spijt,
zullen de Sociale Diensten iemand niet laten verhongeren. Alleen, dat mag
niet hardop worden gezegd, want stel je toch eens voor dat een bijstandsontvanger
zegt: "mij is het zo best; trek voor mijn part die 10% boete af
en zeur me verder niet aan m'n kop." Dan zou die bijstandsontvanger niet
zielig meer zijn! Tja en dat kan niet, want als iemand die niet werkt niet
zielig is, dan zou zich de gedachte wel eens kunnen opdringen dat iemand
die werkt zielig is.
Recht op werk, maar als je dat recht niet opeist krijg je een boete. Stel,
u hebt recht op huursubsidie, maar u ziet er vanaf; krijgt u voor straf
huurverhoging. Er wringt iets, dat is duidelijk. Als werken echt iets fijns
was, zou iemand die niet werkt alleen maar zijn recht erop verspelen, en dat
zou dan al straf genoeg zijn zonder boete. Maar werken is (meestal) lang niet
zo fijn als met "recht op werk" wordt gesuggereerd. Bijgevolg bedoelt iemand
die over "recht op werk" leutert altijd "plicht tot werk". Daar hebben we dan
de tegenstelling in z'n zuivere vorm. Het is ofwel recht op een basisinkomen,
ofwel plicht tot werk. Wie tegen een basisinkomen is, komt vroeg of laat met
de plicht tot werken op de proppen. En wie, omgekeerd, werken tot een plicht
maakt, wil niet echt een basisinkomen. In een boekje uit 1978 pleitte de PPR
voor een basisinkomen, maar daar moest dan toch wel minstens vrijwilligerswerk
tegenover staan, dat dan bij de instanties gemeld moest worden. Ja, sorry,
maar dan is het geen basisinkomen, want dan bestaat, hoe theoretisch ook, de
mogelijkheid dat de uitkering wordt ingetrokken.
Recht op inkomen of plicht tot werk. Het eerste hebben we in de praktijk,
al doen we daar wat moeilijk over. Het tweede hebben we officieel, al is de
naleving halfhartig, alleen al bij gebrek aan banen; het is eigenlijk meer de
plicht om zielig te zijn. Tussen die twee in bevindt zich een grijs gebied,
waarin ruimte is voor bureaucratische pesterij, net als bij abortus en
euthanasie. Officieel mag het niet en in feite mag het wel en daartussen
bevinden zich kleine loket-bureaucraatjes, die het ook niet kunnen helpen,
maar die de macht hebben om in je privé-leven te wroeten, intieme vragen te
stellen, te dreigen dat ze geen toestemming zullen geven. Halfhartigheid is
de ziel van de bureaucratie, want waar de principes botsen zoekt men het in
de verfijning van de regels en de bijbehorende controles. Alleen al het
vermijden hiervan is een sterk argument voor een basisinkomen.
Blijkbaar is het een heel moeilijke stap om openlijk en onvoorwaardelijk
het recht op een minimuminkomen te erkennen. Er bestaat een sterk gevoel
dat de burger daar iets tegenover moet stellen, een of andere bijdrage aan
de maatschappij. Nu is er niets mis met zulke bijdragen, evenmin als er iets
mis is met financiële prikkels om werk te zoeken, maar waarom zou dat niet
pas boven het minimum kunnen beginnen? Ik ben van mening dat een minimuminkomen, echt geen vetpot, zonder voorwaarden verstrekt moet worden.
Overigens zit niemand zijn hele leven met zijn armen over elkaar, dus doet
iedereen wel op de een of andere manier iets nuttigs, of het moet al heel
gek gaan. Dat gaat vanzelf en dat hoef je niet verplicht te stellen en dan
spaar je meteen een hoop bureaucratie uit.
Terug naar de middeleeuwen?
Maar kan dat dan? Een maatschappij waarin de plicht tot werken officieel is
afgeschaft? Om eerlijk te zijn betreden we hier een terrein vol onzekerheden,
waar voorspellingen niet goed mogelijk zijn. Zo'n vijf eeuwen geleden groeide
een mentaliteit waarin arbeid niet meer (alleen) werd gezien als een
noodzakelijk kwaad, maar (ook) als iets waardevols op zich. Daardoor hebben
we tenslotte de welvaart gekregen waar we nu van profiteren. Als we teruggaan
naar de mentaliteit van de middeleeuwen, zal de welvaart dan ook weer
terugzakken tot een middeleeuws peil? Zo'n vaart zal het wel niet lopen. In
de eerste plaats bestaat er al een hoog "arbeidsethos". Daar moet weliswaar
iets vanaf, want anders komt dat basisinkomen er helemaal niet, maar er zal
2nog een heleboel overblijven. De verlokkingen van de welvaart blijven bestaan
en om meer te kunnen consumeren dan met een minimuminkomen mogelijk is, zal
men moeten blijven werken.
Laten we ook een belangrijk gegeven niet uit het oog verliezen: arbeid wordt
objectief gezien steeds minder belangrijk. Een eeuw geleden werkte men nog
bijna tachtig uur per week, nu (gemiddeld) niet eens meer veertig uur.
Bovendien hebben hele categorieën van de bevolking in de loop van deze eeuw
de arbeidsmarkt verlaten: ouderen, kinderen, vrouwen. Met steeds minder
mensen kan steeds meer worden geproduceerd. En die trend gaat door. Vanuit
dat gezichtspunt kunnen we, in onze hoog ontwikkelde, post-industriële
maatschappij, iedereen rustig de vrijheid gunnen om niet meer (betaald)
te werken. De welvaart zal er niet minder om worden.
Maatschappij van vrijheid
Als er een probleem is, ligt dat ergens anders. Wat gaat er gebeuren met
jongeren die van huis en van school uit het idee meekrijgen dat er vanaf hun
achttiende verjaardag een bedrag aan geld voor ze klaar ligt waarvan ze (net)
kunnen rondkomen, en dat ze dus niet per se meer hoeven werken? Gaan die
rondhangen? Het criminele pad op? Dat is niet uitgesloten. De gedachte dringt
zich op aan een soort sociale dienstplicht, om hen de voordelen van werken
te laten ervaren, net zoals de leerplicht er is om hen (vooral de jongeren
uit de lagere klassen) de voordelen van leren te laten ervaren. Ik ben daar
niet voor (en ook tegen de leerplicht kunnen wel bezwaren worden ingebracht).
De ware uitdaging is, hoe we een maatschappij van vrijheid gestalte kunnen
geven zonder terug te vallen op dwangconstructies uit de oude doos. Met
andere woorden: hoe slagen we erin iedereen of bijna iedereen de toerusting
te geven om zelf, al dan niet samen met anderen, een maatschappelijk
aanvaardbare zin en doel aan zijn leven te geven? Maar, let wel, dat is een
vraag die zich ook zonder basisinkomen voordoet. Het arbeidsethos is al voor
een deel afgebrokkeld, want gemiddeld staan we nu een stuk meer ontspannen
tegenover werken dan een generatie geleden, en er is steeds meer vrije tijd,
al dan niet gedwongen. Een programma om op die uitdaging in te gaan zou
sowieso nuttig zijn. Daarnaast zou het, als bijeffect, het basisinkomen
dichterbij brengen.
Een dergelijk programma is momenteel niet populair. In de culturele verwarring
die vooral na 1989 om zich heen grijpt, nu het communisme als boze vijand is
weggevallen en dus niet langer als bindmiddel fungeert, grijpt men van
hogerhand liever terug op intimidatietactieken om ons te disciplineren.
Dat is wat er wezenlijk gebeurt op het gebied van de sociale zekerheid.
De bezuinigingen zijn in zekere zin maar bijzaak. Het gaat erom ons permanent
in onrust te houden, ons angst aan te jagen, opdat we toch vooral maar niet
echt onze vrijheid gaan opeisen. Daar heb je het weer: de angst voor vrijheid
van iedere bureaucraat en conservatief. Toch ben ik over het geheel genomen
niet pessimistisch.
Sinds de bevrijding - en daar bedoel ik de culturele
revolutie van 1968 mee en niet 1945 - hebben ook velen de vrijheid in de
schoot geworpen gekregen die daar nog amper aan toe waren, dus die erdoor
in verwarring raakten. Als je dat te snel en te plotseling doet, krijg je
toestanden als in Oost-Duitsland, met zijn skinheads, maar in Nederland zijn
de gevolgen erg meegevallen. Nergens ter wereld is de vrijheid groter dan in
Nederland en dat leidt wel eens tot een zekere verwarring, bijvoorbeeld in
de opvoeding. Ouders weten niet altijd maat te houden tussen ouderwets streng
zijn en alles maar goedvinden. Ze voelen soms te weinig houvast om te weten
waar ze hun kinderen vrij kunnen laten en hun eigen verantwoordelijkheid
kunnen laten nemen, en waar ze, om redenen die ze kunnen uitleggen, grenzen
moeten stellen. Maar toch. In Nederland is vooral de seksuele vrijheid groter
dan waar ook in de westerse wereld, en als ik dan op de televisie naar "Sex
met Angela" kijk en ik zie hoe hartverwarmend vrij en verstandig die jongeren
met seks omgaan, dan denk ik: we kunnen het, we kunnen de vrijheid aan. Daarom
denk ik dat we, als het erop aankomt, ook de vrijheid van het basisinkomen
aankunnen.
Wat zou het alternatief zijn? De menselijke behoeften, in de zin van wensen
die zich uiten in koopkrachtige vraag, zijn in principe oneindig. Wie had een
generatie geleden kunnen denken dat we nu allemaal zo'n geweldige behoefte
zouden hebben aan computers en computerspelletjes? Het is denkbaar dat we
ten eeuwigen dage alsmaar meer nota's en spelletjes en adviezen naar elkaar
zullen blijven doorschuiven. Dat heet dan informatiemaatschappij.
Dat doorschuiven gaat tegen betaling en al die betalingen samen vormen het
nationaal inkomen. Daarmee creëren we permanente "economische" groei, die
misschien, wie weet, nog niet eens erg milieuvervuilend is ook. Is dat wat
we willen? Heeft dat soms zoveel zin en doel?
Om langzaam weer wat praktischer te worden: Het is zelfs denkbaar dat er in
die informatiemaatschappij weer volledige werkgelegenheid wordt bereikt,
eventueel met een kortere werkweek dan nu. Er schijnt langzamerhand een soort
consensus te groeien, dat als je nu de arbeidskosten voor de werkgevers maar
genoeg omlaag brengt, vooral in het lagelonenbereik, er wel weer volledige
werkgelegenheid zal komen. Daarop wordt met de kreet "recht op werk" gegokt.
Maar wat dan als het om wat voor reden dan ook toch niet lukt? Dan heb je
geen vangnet en zitten de slachtoffers zonder baan ên zonder inkomen. Als we
het basisinkomen invoeren en tegelijk het minimumloon afschaffen, wat dan
zonder bezwaar kan, zal dat voor de werkgelegenheid precies dezelfde gevolgen
hebben als verlaging van de arbeidskosten. Maar als het dan niet lukt met de
werkgelegenheid, is er altijd nog het basisinkomen als vangnet.
Tussen haakjes: de werkgelegenheid die je krijgt door verlaging van de
arbeidskosten bestaat uit lage, slecht betaalde banen. Dat probleem wordt ook
door het basisinkomen niet opgelost. Wel kan worden aangenomen dat er na
invoering van het basisinkomen geen nare, vieze of gevaarlijke banen meer
zullen zijn, tenzij tegen hoge beloning, aangezien het basisinkomen de
onderhandelingspositie van de werknemers enorm versterkt. Ze hoeven immers
niet per se.
Hoogte van het basisinkomen
Een heel andere vraag: Hoe hoog moet het basisinkomen worden? Om een lange
discussie kort te sluiten: 0p die vraag bestaat geen dwingend antwoord; de
hoogte van het basisinkomen is binnen zekere grenzen willekeurig. Het minimum
wordt bepaald door wat nodig is om net van te kunnen rondkomen. Als je daar
onder gaat zitten spreken we van een gedeeltelijk basisinkomen, maar dan
heeft de hele operatie eigenlijk geen zin meer, of hoogstens nog als stap
naar een echt basisinkomen, want dan zijn er toeslagen nodig en dan moet de
bijstand toch blijven bestaan, met alle aanhangende bureaucratische controle,
die we door invoering van het basisinkomen nu juist wilden afschaffen. De
moeilijkheid is, dat dat minimum niet objectief valt te bepalen. Hoort een
koelkast daarbij? Een televisie? Een telefoon? Een auto? Vakantie? Een groot
huis? Het is duidelijk dat de hoogte van het basisinkomen niet geheel los
staat van ideëen over een minimumbestaan, maar daar ook niet door wordt
bepaald. Vruchtbaarder is om uit te gaan van het bestaande niveau van de
bijstand, aangezien het niet erg beschaafd is om de minima erop achteruit
te laten gaan.
Helaas zit daar ook een groot probleem aan, een probleem dat
wortelt in de individualisering van het stelsel. Als een basisinkomen
onvoorwaardelijk aan iedere persoon wordt uitgekeerd, dan ontvangen twee
personen precies twee keer zoveel als een persoon, anders dan in het huidige
gezinsstelsel. De bijstand voor een alleenstaande zonder kinderen is momenteel
f. 1232,-, dus zou een paar f. 2464,- ontvangen. Dat is werkelijk teveel om
zomaar te geven; dan gaat het hele idee van een basisinkomen als minimumvoorziening teloor. In de Volkskrant van 30 okt. hebben Wiekhart en Boerlage zelfs gepleit voor een basisinkomen van f. 1300,- per persoon per maand. Sorry hoor, maar daarmee trekken ze de zaak in het belachelijke. f. 2600,-
voor een paar! Menige ziekenverzorgster zou haar vingers aflikken bij zo'n
bedrag, en dat krijgt zo'n paar dan gratis! Echt, dat gaat niet.
Een bedrag dat voor een alleenstaande nog net kan en voor een paar niet te
hoog is, bestaat eigenlijk niet, maar met een bedrag in een orde van grootte
van f.900,- per persoon per maand kom je daar dichtbij. Laten we het daar
voor het gemak maar op houden. (Dat is ook ongeveer het bedrag waarvoor het
basisinkomen voor de bestaande uitkeringsgerechtigden budgettair neutraal
ingevoerd kan worden.) f. 900,- is laag, zeker, maar bedenk dat er op dit
gebied geen echt goede oplossing bestaat. Er moet altijd een of andere gekke
concessie worden gedaan. Ofwel het bedrag is te laag voor een alleenstaande,
ofwel het is te hoog voor een paar, ofwel je moet een alleenstaande een
toeslag geven, waarbij dan alle voorwaarden en controle en fraudegevoeligheid
weer om de hoek komen kijken, waar we door het basisinkomen nu juist vanaf
wilden.
Nog een mogelijkheid is om het basisinkomen per persoon vast te stellen
zonder rekening te houden met de woonlasten (op ongeveer f. 600,-) en om dan
vervolgens per huishouden een woonkostentoeslag te geven. Daarmee zou je dan
de gevoeligheid voor samenwoningsfraude weer inbouwen. Wiekhart en Boerlage
stellen voor om alleenstaanden met kinderen te helpen door de kinderbijslag
voor minima te verhogen, maar daarmee voer je dus weer een inkomenstoets in.
Hoe je het ook wendt of keert, helemaal goed krijg je het niet. De zuiverste
keuze die je dan kunt maken is: een laag basisinkomen. Ook tactisch is dat
beter, maar dat is slechts een bijkomend argument.
Gegeven de keuze voor een laag basisinkomen kun je misschien de lijn van het
Centraal Planbureau volgen: de bijstand bevriezen. In guldens blijft die dan
gelijk, maar vanwege de inflatie gaat de koopkracht omlaag, zodat tenslotte
(in 2020 of zo) het niveau van het basisinkomen is bereikt. Staatssecretaris
Wallage wilde (in zijn onlangs verworpen voorstel) de bijstand voor
alleenstaanden vaststellen op 50% van die van een gezin, dat wil zeggen op
f 750,-. Daarmee kwam hij, omdat het weer een bezuinigingsmaatregel
was, onder het niveau van een basis-inkomen. (Zonder een bezuiniging kan het
ongeveer f. 900,- worden; f. 1800,- voor 'n paar.) De weg van Wallage is
echter in zoverre humaner dan die van het Planbureau, dat de gemeenten
toeslagen kunnen geven. De bestaande bijstandsontvangers hoeven dan niet
onder het basisinkomen te lijden.
De grote hobbel blijft natuurlijk altijd het feit dat ook niet-werkende
echtgenoten, meestal huisvrouwen, een basisinkomen moeten krijgen. Het is
inderdaad gek, dat je geld zou weghalen bij alleenstaanden, die het niet
kunnen missen, om het aan huisvrouwen te geven die het niet nodig hebben.
De weerstanden daartegen zijn begrijpelijk. In de praktijk zullen we daarom
wel niet om de een of andere vorm van toeslag voor alleenstaanden heen kunnen,
bijvoorbeeld te geven door de gemeenten, zoals Wallage wilde. Laten we de
zaken echter wel even duidelijk stellen: De fout zit niet bij het basisinkomen,
maar bij het bestaande kostwinnersstelsel, waarin de werkende partner
eigenlijk teveel verdient en de ander (meestal de huisvrouw) te weinig.
Het probleem van het lage basisinkomen voor alleenstaanden wordt, ook zonder
toeslag, verzacht doordat de armoedeklem niet meer bestaat. Momenteel is het
zo dat eventuele inkomsten onmiddellijk in mindering worden gebracht op de
uitkering, waardoor er zelfs situaties kunnen ontstaan waardoor het
besteedbare inkomen erop achteruit gaat. Voor bijstandsontvangers geldt dus
in feite een marginaal belastingtarief van 100% of meer. Dergelijke tarieven
betalen zelfs miljonairs niet. Wat een bijstandsontvanger ook doet, hij
blijft vast zitten in de armoedeklem zolang hij niet in een keer de sprong
weet te maken naar een inkomen uit andere bron dat hoger is dan de bijstand.
(In feite zelfs een stuk hoger, want dat inkomen moet ook nog compenseren
voor wegvallende huursubsidie en wegvallende kortingen voor minima.) Bij een
basisinkomen mag je onbeperkt bijverdienen zonder dat het basisinkomen minder
wordt. Voor een alleenstaande gaat zijn inkomen dus alleen omlaag als hij
zelfs nog niet eens kans ziet om f. 300,- per maand erbij te verdienen.
De consequentie is, dat iemand die werkt altijd meer geld te besteden heeft
dan iemand die niet (meer) werkt. Er bestaat dus geen gemeenschappelijk
minimuminkomen meer voor werkenden en niet-werkenden. Geen netto-netto-koppeling. Het is het een of het ander. Ofwel er is een armoedeklem, ofwel
de inkomens van werkenden en niet-werkenden zijn ontkoppeld. Persoonlijk vind
ik het heel redelijk dat iemand die werkt meer verdient dan iemand die niet
werkt.
Uitgaande van ruim 11,5 miljoen volwassenen in Nederland en van een basisinkomen
van f. 900,- per persoon per maand, gaat er in een basisinkomen ongeveer
125 miljard om. Met de kinderbijslag erbij 131 miljard. Eventuele extra
kinderbijslag voor alleenstaanden met kinderen brengt het totaal op 133
miljard. Dat bedrag blijft stijgen zolang de bevolking nog groeit, dus
laten we het afronden op 135 miljard.
Waar moet dat geld vandaan komen? Het enige juiste antwoord is: waar komt
het nu vandaan? Nou, daar moet het in de toekomst ook vandaan komen. De
betaalbaarheid van het basis-inkomen kan nooit principieel een probleem zijn,
aangezien het gaat om het verleggen van de geldstromen van een deel van het
nationaal inkomen. Dat geldt trouwens voor de sociale zekerheid als geheel.
Die zogenaamde onbetaalbaarheid waarmee ze ons nu om de oren slaan, is in de
eerste plaats intimidatie, om ons de bezuinigingen door de strot te duwen.
Wat ze ons opdissen als een financieel probleem, is in feite een organisatorisch
probleem. Er zou geen enkele moeilijkheid zijn, als het bedrijfsleven gewoon
zijn rechtmatig deel zou blijven meebetalen aan de sociale zekerheid.
Om dat te bereiken is een belastinghervorming nodig: de inkomstenbelasting
afschaffen en vervangen door een belasting voor bedrijven, bijvoorbeeld een
ecotax. De ruimte ontbreekt om dat hier uit te werken.
We hebben allemaal al een minimuminkomen en de meesten hebben veel meer. We moeten vooral niet
bezwijken voor de suggestie dat het basisinkomen iets is wat we zomaar erbij
krijgen. Een klein beetje zou dat het geval kunnen zijn, maar ik speculeer
liever niet op inverdieneffecten. Nee, in wezen moet je het basisinkomen zien
als een ander woord voor (een deel van) het inkomen dat we toch al krijgen.
Schematisch weergegeven: Iemand die nu f. 40.000,- (netto) per jaar verdient,
krijgt in de toekomst een basisinkomen van f. 11.000 en verdient nog f. 29.000.
Dit voorbeeld laat meteen al zien dat gemiddeld de arbeidslonen (en de bovenminimale uitkeringen) omlaag gaan. Dat is logisch, want door een basisinkomen
wordt het totale nationaal inkomen niet groter. (Misschien een beetje, maar
nogmaals: ik speculeer niet op inverdieneffecten.) Als je dus een deel van
dat nationaal inkomen uitkeert als basisinkomen, blijft er minder over om
arbeidsuren te belonen. Overigens, om die 135 miljard even in perspectief
te zetten: In alle uitkeringen op minimumniveau (die dus allemaal kunnen
opgaan in het basisinkomen) gaat nu al ruim 100 miljard om.
Dat schema van daarnet is wel erg ruw. Stel dat die persoon een niet-werkenden
echtgenoot heeft. Die ontvangt dan ook het basisinkomen, maar dat moet
natuurlijk ergens vandaan komen. Zijn of haar loon gaat dus nog verder omlaag,
maar, aangezien er het een en ander uitgesmeerd kan worden, niet met de volle
f 11.000. Hij verdient dan, pak weg, nog f. 26.000 en samen krijgen ze daar nog
f 22.000 bij als basisinkomen. Ze gaan er dus f. 8.000 op vooruit. Aangezien
het totale nationaal inkomen gelijk blijft, laat het zich denken dat er ook
bevolkingsgroepen zijn die er op achteruit gaan. Het onvermijdelijke gevolg
van het feit alle mensen, dus ook huisvrouwen, het basisinkomen krijgen is,
dat traditionele gezinnen (eenverdieners) erop vooruit gaan, maar
alleenstaanden en tweeverdieners erop achteruit gaan. Je moet dat niet structureel
willen compenseren, want dan gaat de eenvoud van het stelsel weer verloren,
de eenvoud waar het nu juist om begonnen was. Wel kunnen bestaande
kostwinnersvoordelen worden afgeschaft, waardoor toch enige compensatie
optreedt. Verder is het waarschijnlijk wijs, het basisinkomen in te voeren
in een tijd van hoogconjunctuur, tegelijk met een loonsverhoging die de
inkomensachteruitgang (deels) teniet doet. Dat is niets nieuws; de hele
verzorgingsstaat is langs die weg opgebouwd.
Door het afschaffen van de kostwinnersvergoedingen zou, zo is wel geschat,
per saldo 10 miljard kunnen worden bespaard. (Bruto zijn de kostwinnersvergoedingen
veel hoger, maar ze worden ook weer voor 'n deel door de kostwinners betaald.)
En we hadden al 100 miljard. Dan blijft er dus nog een gat van 25 miljard.
Het is rijkelijk optimistisch om te geloven dat dat wel uit een bezuiniging
op de bureaucratie kan worden betaald. Misschien kan dat wel, maar je moet
goed beseffen waar je dan mee bezig bent. Dan financier je het basisinkomen
voor huisvrouwen over de ruggen van de ambtenaren. Dan zet je die ambtenaren
in een klap op minimumloon (basisinkomen) om de rest van hun salaris te
gebruiken voor twee andere basisinkomens. Zo kan het natuurlijk niet. Die
ambtenaren moeten op z'n minst een wachtgeld krijgen tot ze een andere baan
hebben en dat kost ook geld. Heus, de arbeidslonen gaan door het basisinkomen
omlaag. Lonen worden aanvullende lonen, zoals pensioenen in Nederland al
aanvullende pensioenen zijn. Hetzelfde geldt voor de bovenminimale
uitkeringen, wat betekent dat de premies daarvoor omlaag kunnen; daar zit
ook nog een stukje financiering van het basisinkomen.
Naast de eenverdieners gaan ook de parttimers er door een basisinkomen sterk
op vooruit. Anders gezegd: als je al een basisinkomen krijgt, hoef je daarnaast geen veertig uur te werken om aan een bevredigend inkomen te komen. Dat
zal ongetwijfeld tot gevolg hebben dat veel meer mensen part time gaan werken.
Als dat maar genoeg gebeurt, noemen we dat op den duur niet meer "part time",
aangezien een werkweek van, pak weg, vijfentwintig uur dan de norm is
geworden, zonder dat dit echter voor iedereen hoeft te gelden, zonder dat de
vrijwilligheid in het gedrang komt en zonder dat de overheid het allemaal
regelt. Kortom: een veel betere weg dan algemene arbeidstijdverkorting.
Zou iemand die met veertig uur netto f. 40.000 verdient, met vijfentwintig uur
f. 25.000 verdienen? Misschien meer. Als maar genoeg mensen parttime gaan
werken, kan namelijk de WW-premie omlaag en waarschijnlijk ook de WAO-premie.
Een belangrijke reeks voordelen van het basisinkomen is nog niet ter sprake
gekomen. Aangezien het basisinkomen zorgt voor het minimuminkomen, kan de
zorg daarvoor uit alle andere regelingen verdwijnen. Zo kan bijvoorbeeld het
minimumloon worden afgeschaft. (Als consequentie daarvan zal de werkgelegenheid
waarschijnlijk toenemen.) Pensioenen en werkloosheidsverzekeringen
kunnen vrijwillige verzekeringen worden. De consequenties reiken echter veel
verder. Op allerlei terreinen, zoals landbouw, studiebeurzen, kunstbeleid enz.
enz., zijn ingewikkelde, bureaucratische regelingen tot stand gekomen, doordat
de overheid telkens op twee dingen tegelijk moet letten. Aan de ene kant moet
een specifiek doel worden bereikt (bijv. voldoende landbouwproductie, ruime
toegang tot de universiteit), aan de andere kant moet er ook steeds voor
worden gezorgd dat de betroffenen voldoende inkomen hebben om van te leven.
Hun bestaanszekerheid is in het geding en daarom hebben de debatten over die
onderwerpen altijd een geladen karakter en zijn zij gewoonlijk onderworpen
aan de tegenstelling links-rechts. De verwijten over en weer zijn terecht:
links bevordert de bureaucratie en rechts ziet er geen been in de
bestaanszekerheid aan te tasten.
Welnu, als het basisinkomen al voor de bestaanszekerheid zorgt, dan komen
zulke vraagstukken ineens heel anders te liggen. Zonder basisinkomen is
afschaffen van het minimumloon misdadig, maar met basisinkomen is het
vanzelfsprekend. Iets dergelijks geldt voor veel liberaal beleid. Als het
minimuminkomen en daarmee de bestaanszekerheid al door het basisinkomen
wordt verzekerd, is het nog maar de vraag of de overheid zich nog met de
landbouw, de studiebeurzen of de kunst moet bemoeien. De hele samenleving
kan dan een stuk liberaler worden, zonder tegelijk asociaal te worden.
Dit is buitengewoon fascinerend, want het basisinkomen kan dus in potentie
de links-rechts-tegenstelling overwinnen. "Links" zegt, samengevat: Ons doel
is rechtvaardigheid en het middel is een sterke staat. "Rechts" zegt: Doel
of geen doel, maar dit middel mag niet. Links en rechts zouden elkaar dus
kunnen vinden op een (links-liberale) redenering van het type: Het doel
is rechtvaardigheid en het middel is een minder sterke staat. Uiteraard kan
dit nooit een dogma zijn, maar op veel terreinen gaat dit inderdaad op,
mits iedereen verzekerd is van een minimum-inkomen, dus van een basisinkomen.
De PvdA, die in snel tempo bezig is zijn eigen bestaansrecht te ondermijnen
door de visie van zijn tegenstanders over te nemen, zou met dit inzicht zijn
voordeel kunnen doen. Daardoor zou een paarse coalitie in zicht komen en
zouden we ons eindelijk eens van het CDA (het dode gewicht van de Nederlandse
politiek) kunnen ontdoen.
Het basisinkomen heeft een sterke ideële lading en is tegelijk, heel
praktisch, de oplossing voor veel problemen waar de verzorgingsstaat mee
worstelt. Het overtroeft in een klap zowel "links" op het gebied van
solidariteit als "rechts" op het gebied van vrijheid en zou dus voor beide
een kerndoel kunnen zijn. Het is tegelijk het sluitstuk van en de overwinning
op de verzorgingsstaat. Wat zouden we ons nog meer kunnen wensen?