Openbaar verhoor parlementaire enquêtecommissie

Vliegramp Bijlmermeer
Woensdag 17 februari 1999

Verhoor 48

De heer D. Nix


D. Nix

Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer op woensdag 17 februari 1999 in de vergaderzaal van de Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag

Woensdag 17 februari 1999

Aanvang 15.20 uur

Verhoord wordt de heer D. Nix

Voorzitter: Th.A.M. Meijer

Aanwezig zijn voorts de leden van de commissie: Augusteijn-Esser, Van den Doel, Oedayraj Singh Varma en Oudkerk, alsmede de heer Roovers, griffier, en mevrouw Abbas, lid van de staf van de commissie.

De voorzitter: Ik heropen de vergadering van de enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer. Aan de orde is het verhoor van de heer D. Nix, geboren op 5 september 1946 te Leiden.

Mijnheer Nix, ik verzoek u te gaan staan voor het afleggen van de eed. De door u af te leggen eed luidt: Ik zweer dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.

De heer Nix: Zo waarlijk helpe mij God almachtig!

De voorzitter: Mijnheer Nix, de enquêtecommissie onderzoekt de toedracht en de gevolgen van de vliegramp op 4 oktober 1992 in de Bijlmer te Amsterdam, met als doel waarheidsvinding en het trekken van lessen voor de toekomst.

Mijnheer Nix, kunt u de commissie zeggen wat uw functie was op de avond van de ramp?

De heer Nix: Mijn functie was coördinator bij de rijkspolitie van de afdeling uniformdienst. In die hoedanigheid was ik op dat moment de hoogste in rang.

De voorzitter: Waar was u op dat moment?

De heer Nix: Toen de melding gedaan werd, bevond ik mij in de kantine van de Dienst luchtvaart op Schiphol.

De voorzitter: Van wie hoorde u van de ramp?

De heer Nix: Ik hoorde van de dienstdoend centralist dat ik met spoed naar de meldkamer moest komen.

De voorzitter: Wie was dat?

De heer Nix: De collega Swart. Dat heb ik uiteraard gedaan.

De voorzitter: Mijnheer Nix, de commissie wil aan het begin van dit verhoor geen misverstand laten bestaan over hoe de commissie dit verhoor ingaat. Wij weten nog steeds niet op welk moment de rijkspolitie in het bezit was van de vrachtdocumenten en wat er daarna precies is gedaan. Dat is wat wij heel duidelijk en ''clear'' willen krijgen. Ik geef daarvoor het woord aan de heer Oudkerk.

De heer Oudkerk: Mijnheer Nix, ik wil eerst met u praten over het eerste uur na de crash van het vliegtuig. U bent naar de Commissie van Overleg gegaan?

De heer Nix: Dat is correct.

De heer Oudkerk: Wie stuurde u naar de Commissie van Overleg?

De heer Nix: Daar ben ik niet naartoe gestuurd. Daar ben ik zelf naartoe gegaan. In zo'n situatie is het normaal dat de hoogste in rang – op dat moment was ik dat – naar de CVO gaat en zich daar meldt.

De heer Oudkerk: U was daar omstreeks 18.45 uur?

De heer Nix: Ik denk het wel. Ik kan mij dat niet meer exact herinneren.

De heer Oudkerk: Kunt u zich herinneren wat er in de Commissie van Overleg besproken is?

De heer Nix: De Commissie van Overleg... Eigenlijk was het voor ons zo dat de ramp zich niet op de luchthaven had afgespeeld. In eerste instantie was alles klaargemaakt voor een situatie waarin dat wel zo zou gebeuren. Wij zijn eigenlijk vrij vlot uit elkaar gegaan en hebben ons facilitair opgesteld.

De heer Oudkerk: De Commissie van Overleg is vrij vlot uit elkaar gegaan?

De heer Nix: Ja.

De heer Oudkerk: Wij hebben inmiddels begrepen dat dit om 19.35 is gebeurd.

De heer Nix: Dat zal inderdaad om en nabij dat tijdstip zijn gebeurd. Dat weet ik niet meer exact.

De heer Oudkerk: Zolang die commissie bij elkaar was, een half uur of drie kwartier, is er ongetwijfeld gesproken over sommige zaken. Kunt u zich zaken herinneren waarover gesproken is?

De heer Nix: Wat ik mij exact herinner, is dat men sprak over het aantal passagiers dat aan boord was. Het was al heel gauw bekend dat het de El Al-kist was en dat het ''de crew''plus een'' was. Van de medewerkers van AG hoorden wij in eerste instantie dat er geen bijzonder explosieve of ''highly dangerous goods'' aan boord waren.

De heer Oudkerk: Geen bijzondere explosieven of ''highly dangerous goods''. Dat verklaarde de medewerker van AG?

De heer Nix: Ja.

De heer Oudkerk: Is er, behalve over passagiers, ''dangerous goods'' en explosieven, nog over andere zaken gesproken?

De heer Nix: Niet dat ik mij kan herinneren.

De heer Oudkerk: Waar bent u na het beëindigen van de Commissie van Overleg naartoe gegaan?

De heer Nix: Toen ben ik weer naar het bureau van de rijkspolitie gegaan. Voordat ik naar de CVO ben gegaan, heb ik de dienstdoend centralist gezegd dat hij alle alarmrollen moest afdraaien, zodat een aantal piketfunctionarissen thuis werd gewaarschuwd. Inmiddels waren die natuurlijk allemaal op de luchthaven.

De heer Oudkerk: Toen u wegging uit het kantoor waren ze er niet, maar...?

De heer Nix: Toen ik naar de CVO ging, was men er nog niet. Nee, dat was te kort op de calamiteit.

De heer Oudkerk: U komt terug uit de Commissie van Overleg. Wie waren op dat moment, voor zover u zich dat kunt herinneren, op het kantoor van de rijkspolitie aanwezig?

De heer Nix: Er waren daar toen een hoop functionarissen die zich inmiddels hadden gemeld naar aanleiding van de alarmrol-alarmering. Ik had te maken met mijn directe chef, de heer Bloemen. Die was inmiddels ook aanwezig. Van hem heb ik de opdracht gekregen om naar het kantoor van El Al te gaan.

De heer Oudkerk: Daar kom ik zo op. De heer Bloemen was er. Herinnert u zich nog wie er verder waren?

De heer Nix: Ik heb collega's van LVO binnen zien lopen. Het was druk. Ik weet niet exact wie er binnen zijn komen lopen. Het was in ieder geval een komen en gaan.

De heer Oudkerk: Ik wil nog even terug naar die Commissie van Overleg. Wij hebben zojuist gehoord dat iedereen daar een eigen telefoon of portofoon bij zich had. Heeft u tijdens de bijeenkomst van de Commissie van Overleg nog met iemand gebeld?

De heer Nix: Dat kan ik mij niet herinneren. Nee. Ik kan het mij niet herinneren.

De heer Oudkerk: Heeft iemand u gebeld?

De heer Nix: Ik ben ook niet gebeld.

De heer Oudkerk: Tijdens de bijeenkomst van de commissie heeft u geen mededelingen gedaan over het feit dat er geen gevaarlijke goederen en explosieven aanwezig waren en ook niet over het aantal slachtoffers?

De heer Nix: Geen. Dat heb ik niet gedaan.

De heer Oudkerk: Oké. U komt terug op het kantoor. Ik neem aan dat u datgene wat u net in de Commissie van Overleg gehoord heeft, daar meldt.

De heer Nix: Ja.

De heer Oudkerk: Hoe ging die melding in zijn werk en aan wie deed u die? Wat heeft u precies verteld?

De heer Nix: Ik heb mijn chef, de heer Bloemen, dezelfde mededeling gedaan, namelijk dat er geen ''high explosives'' en dergelijke aan boord waren.

De heer Oudkerk: Geen ''high explosives'', geen ''dangerous goods''.

De heer Nix: En geen ''dangerous goods'' of geen radioactieve... Bij ieder vliegtuig zijn uiteraard ''dangerous goods'' aan boord. Het was niet van dien aard dat het gevaarlijk zou kunnen zijn.

De heer Oudkerk: Gevaarlijk voor...?

De heer Nix: Ik neem aan de volksgezondheid. Maar daar ben ik geen technicus in. Dit zijn puur de gegevens die ik van de AG kreeg.

De heer Oudkerk: Ik neem aan dat u datgene wat u gehoord heeft op de bijeenkomst van de Commissie van Overleg, misschien in uw eigen woorden, doorverteld heeft aan uw superieur, de heer Bloemen, en aan andere mensen die om hem heen stonden. U was de enige die dit op dat moment wist.

De heer Nix: Ja, op dat moment wel.

De heer Oudkerk: Was u, terugkijkend, inderdaad de enige die het wist of heeft de heer Bloemen, de heer Damveld of een ander laten blijken dat ze eigenlijk al wisten dat er geen explosieven of andere voor de volksgezondheid gevaarlijke stoffen waren?

De heer Nix: Het is mij niet bekend of anderen daar al van wisten. Ik kwam rechtstreeks uit de CVO.

De heer Oudkerk: En u was degene die het op dat moment wist. Wat zei de heer Bloemen, als hij het van u gehoord heeft?

De heer Nix: De heer Bloemen heeft mij toen de opdracht gegeven om naar het kantoor van El Al te gaan.

De heer Oudkerk: Waarom?

De heer Nix: In eerste instantie werd een terroristische actie niet uitgesloten. Ik moest in ieder geval alle papieren die de vlucht LY 1862 betroffen daar op gaan halen.

De heer Oudkerk: Ik neem dat als er een terroristische aanslag beraamd zou zijn, degene die dat beramen ervoor zorgen dat dit niet in de papieren is terug te vinden?

De heer Nix: Nee, maar goed, wij willen dan toch alle papieren die bij de vlucht horen bij elkaar hebben, omdat andere mensen daaruit bepaalde conclusies zouden kunnen trekken.

De heer Oudkerk: Volgens uw waarneming zei de heer Bloemen dat dus vooral, omdat er mogelijk sprake was van een terroristische aanslag. Gaf hij nog een andere reden op of heeft u nog bedacht waarom u die vrachtpapieren moest gaan halen?

De heer Nix: Nee, ik heb er verder niets bij bedacht.

De heer Oudkerk: U bent vervolgens naar het kantoor van El Al gegaan. Nu heeft El Al twee kantoren op Schiphol en misschien nog wel meer. Waar bent u precies naartoe gegaan?

De heer Nix: Ik ben naar het kantoor in de stationshal gegaan, waar het kantoor van El Al was.

De heer Oudkerk: Voor alle duidelijkheid: dat is het kantoor waar de heer Plettenberg, die zojuist door de commissie gehoord is, zat en dat is niet het kantoor waar de heer Aaij, die vanochtend door ons gehoord is, met de vrachtbrieven aanwezig was? U bent naar het kantoor gegaan waar de heer Plettenberg was?

De heer Nix: Dat is correct.

De heer Oudkerk: U bent daar alleen naartoe gegaan?

De heer Nix: Ik ben daar alleen naartoe gegaan.

De heer Oudkerk: Er is een journaal van de rijkspolitie van die avond. Dat is een getypt journaal, waarin staat: 19.42 uur, Daan Nix gaat met El Al mee.

De heer Nix: Dat heb ik ook in het journaal gezien, maar ik ben met niemand meegegaan. Ik ben daar alleen naartoe geweest.

De heer Oudkerk: De notie ''Daan Nix gaat met El Al mee'' klopt gewoon niet?

De heer Nix: Dat is een verkeerde interpretatie.

De heer Oudkerk: Verkeerde interpretatie? Er was niemand van El Al in het kantoor van de rijkspolitie? U bent niet meegegaan met iemand van El Al?

De heer Nix: Beslist niet.

De heer Oudkerk: U bent in uw eentje naar het El Al-kantoor gegaan?

De heer Nix: Ja.

De heer Oudkerk: Wat is de afstand in minuten tussen het kantoor van de rijkspolitie en het El Al-kantoor, als je daarheen moet lopen?

De heer Nix: Dat zal ongeveer 5 à 6 minuten zijn.

De heer Oudkerk: Dus u was daar om ongeveer 19.50 uur?

De heer Nix: Ongeveer. Ik heb al aangegeven dat ik daar tussen 19.30 en 19.45 aangekomen ben. Het zijn allemaal ''omstreeks tijden''.

De heer Oudkerk: Dat begrijp ik. Maar u was er niet om 21.00 of 21.30 uur?

De heer Nix: Nee, beslist niet.

De heer Oudkerk: Oké. U krijgt van de heer Bloemen de opdracht om de vrachtdocumentatie in beslag te nemen.

De heer Nix: Correct.

De heer Oudkerk: Wist u precies wat vrachtdocumentatie was?

De heer Nix: Niet exact. Daar ben ik niet voor opgeleid. Ik zat bij een heel andere afdeling. Wij waren facilitair aan de dienst LVO. Ik ben er naartoe gegaan en heb vertrouwd op de loyaliteit van de maatschappij dat men mij die zou geven.

De heer Oudkerk: U heeft vorig jaar ook voor de commissie-Hoekstra gezeten. De heer Hoekstra heeft u toen gevraagd of u wist welke papieren relevant waren. U zegt dan: ''Ik wist dat ik de airwaybills moest hebben, omdat daarop de vracht was gespecificeerd. Ik ben natuurlijk niet de hele tijd daar blijven zitten.'' Daar komen wij zo direct nog op terug, maar u zegt hier dat u ongeveer wist wat vrachtpapieren waren, maar niet precies.

De heer Nix: Dat is correct.

De heer Oudkerk: U komt daar bij benadering om 19.50 of 20.00 uur aan. Wie kwam u daar als eerste tegen?

De heer Nix: Nadat ik had aangeklopt, zag ik daar de heer Plettenberg, als operations-officer.

De heer Oudkerk: U komt de heer Plettenberg daar tegen. Wat vraagt u hem?

De heer Nix: Toen heb ik hem mee-gedeeld dat het mijn missie was om alle papieren op te halen, aangaande vlucht LY 1862.

De heer Oudkerk: Alle papieren aangaande de vlucht van El Al, dus niet alleen de vrachtpapieren, maar ook de operationele papieren?

De heer Nix: Ook de operationele papieren.

De heer Oudkerk: Wat zei de heer Plettenberg tegen u?

De heer Nix: Die verwees mij naar een paar andere heren die ook in het kantoor waren, waaronder de heer Chervin, die ik helemaal niet kende, en verder de stationmanager, de heer Weinstein, die net op Schiphol gestationeerd was. Die had ik al wel een paar keer gezien en kende ik dus wel. Volgens mij waren er nog een paar andere heren, maar die kende ik niet en aan hen ben ik ook niet voorgesteld.

De heer Oudkerk: Kunt u in uw eigen woorden vertellen wat er precies gebeurd is tussen het moment dat u het kantoor van de heer Plettenberg bent binnengekomen en het moment dat u daar bent weggegaan?

De heer Nix: Ik heb dus aan de heer Chervin – de heer Weinstein luisterde daarbij mee – verteld wat ik kwam doen. Ik geloof dat de heer Chervin het in het begin niet meteen met mij eens was.

De heer Oudkerk: Hij was het niet met u eens. Hoe bedoelt u dat?

De heer Nix: Toen ik daar kwam, heb ik duidelijk verteld dat ik de boel eventueel in beslag zou nemen, als ik geen medewerking zou krijgen.

De heer Oudkerk: Begrijp ik het goed? U vroeg om de vrachtpapieren? Ik moet mij corrigeren: u vroeg om alle papieren van de vlucht?

De heer Nix: Alle papieren, ja.

De heer Oudkerk: De heer Chervin wilde ze in eerste instantie niet afstaan?

De heer Nix: In eerst instantie zei de heer Chervin dat hij zich afvroeg waarom dat nodig was. Daarop heb ik meteen gezegd dat als ik ze niet krijg, ik het officieel moet spelen en de zaak in beslag moet nemen.

De heer Oudkerk: En dat was genoeg?

De heer Nix: Toen is hij even met de heer Weinstein in conclaaf gegaan. Er is nog een telefoontje gepleegd, maar daarna heeft Weinstein gezegd dat het akkoord was.

De heer Oudkerk: Dat conclaaf was in het Hebreeuws?

De heer Nix: Ja, het conclaaf ging in het Hebreeuws. Die taal versta ik niet; die spreek ik niet.

De heer Oudkerk: In ieder geval was het daarna goed. En toen?

De heer Nix: Toen heeft de heer Plettenberg van Weinstein de opdracht gekregen voor mij te gaan kopiëren.

De heer Oudkerk: Ik begrijp uit uw woorden dat hij alle papieren ging kopiëren die te maken hadden met de fatale vlucht, dus niet alleen de vrachtpapieren, maar ook de operationele papieren.

De heer Nix: Ik heb aan een van uw medewerkers verteld dat later bleek dat het met de vrachtpapieren even anders is gelopen dan in de eerste lezing.

De heer Oudkerk: Daar kom ik straks met u op terug. De heer Plettenberg is gaan kopiëren?

De heer Nix: Ja.

De heer Oudkerk: Wat heeft u in de tussentijd gedaan?

De heer Nix: Sorry?

De heer Oudkerk: Wat heeft u in de tussentijd gedaan?

De heer Nix: Terwijl hij bezig was, zat ik op een afstand van ongeveer twee en een halve meter van hem vandaan.

De heer Oudkerk: Was u daar bereikbaar voor uw collega's van de rijkspolitie?

De heer Nix: Ja, ik had een nummer achtergelaten, waarop ik telefonisch te bereiken was.

De heer Oudkerk: Het nummer van het kantoortje waar u was?

De heer Nix: Ja.

De heer Oudkerk: Maar u had ook een portofoon bij u?

De heer Nix: Die zal ik ongetwijfeld bij me hebben gehad. Of hij op stand-by stond is een tweede, want het zou alleen maar storend werken als ik daar een portofoon aan zou hebben staan.

De heer Oudkerk: Oké, u bent gaan zitten wachten. Hoelang heeft dat wachten geduurd?

De heer Nix: Dat is voor mij een vrij lange zit geweest. Ik heb gewacht totdat de heer Plettenberg klaar was met het kopiëren van de papieren.

De heer Oudkerk: Wat is een lange zit?

De heer Nix: Ik heb al tegen een van uw medewerkers verteld dat ik iets aan de tijden heb moeten aanpassen, want er is inmiddels een verbaal, althans een stuk, boven water gekomen, waarin staat dat de heer Plettenberg om 10.30 uur gehoord is door de collega's De Geus en Van der Kuil. Dat is op het bureau van de rijkspolitie op Schiphol gebeurd. Ik zal daar zeker tot 22.10 uur hebben gezeten.

De heer Oudkerk: Even voor de duidelijkheid: de heer Plettenberg kon op dat moment niet kopiëren, want hij was bezig om een procesverbaal af te leggen bij twee andere heren. Dat heeft u later vernomen?

De heer Nix: Ja, dat heb ik later vernomen.

De heer Oudkerk: U bent dus tot ongeveer 22.10 of 22.15 daar geweest?

De heer Nix: Ja.

De heer Oudkerk: Toen had u inmiddels een stapeltje papieren van de heer Plettenberg in ontvangst genomen?

De heer Nix: Ja, de papieren.

De heer Oudkerk: Kunt u nog bij benadering aangeven hoe dik dat stapeltje was?

De heer Nix: Dat was een stapeltje. Ik heb in mijn verklaring bij de collega's van de luchtvaartpolitie verteld dat dit stapeltje ongeveer 5 à 6 centimeter dik was.

De heer Oudkerk: Zoiets?

De heer Nix: Ongeveer, ja.

De heer Oudkerk: Dat is dus zeker – ik durf het nauwelijks te schatten – zo'n 400 à 500 velletjes A4?

De heer Nix: Ik weet niet of het zoveel velletjes zijn. Het was in ieder geval ongeveer die dikte.

De heer Oudkerk: Dat stapeltje bevatte, als ik het goed begrijp, de operationele papieren en de vrachtpapieren?

De heer Nix: Later bleek mij dus... Maar u zei zelf al dat u daar nog op terug wil komen.

De heer Oudkerk: Ja, daar kom ik nog op terug. Ik wil nog even met u naar die tijden kijken. In hetzelfde journaal dat op diezelfde avond door de luchtvaartpolitie is opgemaakt, staat dat om 23.55 uur vrachtbrieven, het onderhoudsrapport alsmede een aparte lijst van ''dangerous goods'' en ''weight and balance'' – dat zijn, zeg maar, alle papieren van het vliegtuig – zijn binnengebracht door Daan Nix. U bent tot ongeveer 22.10 à 22.15 uur daar geweest. U zei zelf dat het ongeveer 7 minuten lopen is naar het kantoortje. Er ontbreken dus geen 5 minuten, maar anderhalf uur.

De heer Nix: Ja.

De heer Oudkerk: Hoe verklaart u dat?

De heer Nix: Ik kan mij niet meer herinneren hoe ik die tijd heb volgemaakt. Ik ben daar in ieder geval geweest, nadat Plettenberg mij de envelop heeft gegeven. Daarna ben ik rechtstreeks naar het bureau van de rijkspolitie teruggegaan en heb de envelop persoonlijk overhandigd aan mijn chef, de heer Bloemen. Inmiddels had ik van hem al weer de volgende opdracht gekregen.

De heer Oudkerk: Ik constateer dat het tijdstip van 23.55 uur op het officiële journaal van de luchtvaartpolitie van die avond niet klopt.

De heer Nix: Daar zit een tijdsverschil in.

De heer Oudkerk: Voor dat tijdsverschil heeft u geen verklaring?

De heer Nix: Daar heb ik geen verklaring voor.

De heer Oudkerk: Kan het zijn dat u tussen 22.10/22.15 uur, wanneer u weggaat bij de heer Plettenberg, en het tijdstip van binnenkomst nog iets anders gedaan heeft?

De heer Nix: Nee, dat is beslist niet waar.

De heer Oudkerk: U bent absoluut rechtstreeks naar het kantoor van de luchtvaartpolitie gegaan?

De heer Nix: Rechtstreeks. Zonder meer.

De heer Oudkerk: Er zijn dus twee mogelijkheden: of er ontbreekt 1 uur en 30 à 35 minuten of het journaal klopt niet?

De heer Nix: Ik kan daar geen aannemelijke verklaring voor geven.

De heer Oudkerk: Het weggaan – 19.42 uur: Daan Nix gaat met El Al mee, waarvan u zegt dat het niet klopt, want ik ben met niemand meegegaan, ik ben er zelf heen gegaan – en het einde daarvan om 23.55 uur – alles wordt binnengebracht door Daan Nix – zijn zaken in het journaal die niet met uw waarneming stroken?

De heer Nix: Ik denk dat het mogelijk anders is.

De heer Oudkerk: U heeft zojuist verteld wat er anders is, want u heeft gezegd: ik ben om ongeveer 19.50 uur het kantoor van de heer Plettenberg binnengekomen. Die heeft mij toen voorgesteld aan de heer Chervin en de heer weinstein en nog een stel mensen. U moet mij corrigeren als ik het niet goed samenvat. Toen ben ik daar gaan zitten. Ik was bereikbaar op een bepaald telefoonnummer dat ik heb doorgegeven. In eerste instantie dacht ik dat ik daar langer had gezeten, maar ik moet daar tot ongeveer 22.10 à 22.15 uur gezeten hebben, aangezien de heer Plettenberg om 22.30 uur een verklaring heeft afgelegd voor twee van uw collega's. Ik heb daar zitten wachten op het kopiëren van niet alleen de vrachtpapieren, maar ook van de operationele papieren. Dat is ongeveer... Niet ongeveer: dat is precies zoals u het net verteld heeft.

De heer Nix: Ja, maar waaruit vervolgens wel blijkt dat ik de operationele papieren heb gekregen, omdat de vrachtpapieren elders waren.

De heer Oudkerk: U heeft de operationele papieren gekregen en de vrachtpapieren waren elders. Wanneer heeft u dat gehoord?

De heer Nix: Nadat ik de operationele papieren heb gekregen, heeft de heer Plettenberg mij verteld – want ik vroeg of dat alles was – dat alle documenten die de vracht betroffen op het vrachtzuid-emplacement van Schiphol waren.

De heer Oudkerk: Hoe laat heeft de heer Plettenberg u dat verteld?

De heer Nix: Dat zal hij verteld hebben nadat hij mij de andere papieren heeft overhandigd.

De heer Oudkerk: Nadat hij alles had gekopieerd?

De heer Nix: Nadat hij voor ons, justitie, klaar was met kopiëren.

De heer Oudkerk: Zeg maar om 22.00 à 22.15 uur? Het is niet zo gegaan dat de heer Plettenberg bij uw binnenkomst tegen u zei dat u de operationele papieren van hem kon krijgen, maar dat hij de vrachtpapieren niet had en dat u daar ergens anders voor moest zijn?

De heer Nix: Nee.

De heer Oudkerk: Nog even een andere vraag. U zegt: ik ben met een stapel van 5 à 6 centimeter weggegaan. Hoeveel velletjes dat zijn, weten wij niet precies, maar het is wel een flinke stapel. Ik begrijp nu van u dat dit alleen de operationele papieren betreft en niet de vrachtpapieren?

De heer Nix: Dat is correct.

De heer Oudkerk: U zegt hier dus onder ede dat de operationele papieren van het desbetreffende vliegtuig zeker een stapeltje vormt van 5 à 6 centimeter?

De heer Nix: In mijn herinnering is dat zeker zo.

De heer Oudkerk: Wij hebben zojuist de heer Plettenberg gehoord. Ik weet niet of u dat gezien heeft. Ik wil graag de verklaring die hij net heeft afgelegd over uw bezoek aan zijn kantoor, even laten zien. Ik wil de regie vragen de band te starten.(Het navolgende is een weergave van een video-opname)

Mevrouw Augusteijn-Esser: De heer Nix vraagt u om papieren.

De heer Plettenberg: Ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Wat voor papieren vraagt hij?

De heer Plettenberg: Hij vroeg om ''de papieren''.

Mevrouw Augusteijn-Esser: ''De papieren''?

De heer Plettenberg: In eerste aanleg.

Mevrouw Augusteijn-Esser: En wat dacht u dat hij voor papieren vroeg?

De heer Plettenberg: Mijn papieren, de operationele papieren.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Wat geeft u hem dan?

De heer Plettenberg: De originelen waarvan ik u net hebt verteld dat wij ze aan het kopiëren waren: load sheet, trim sheet, load instruction en NOTOC.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Maar vroeg hij niet om vrachtpapieren?

De heer Plettenberg: Nadat hij van mij de originelen van de operationele papieren had gekregen, vroeg hij aan mij: en nu moet ik ook nog de vrachtpapieren hebben. Ik heb hem daarop geantwoord: dat begrijp ik, maar die heb ik niet hier. Niet alleen vanwege vanavond, maar die zijn nooit hier op operations. Die zijn bij de vrachtafdeling.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U zei: de vrachtpapieren liggen nooit hier op operations, dan moet je ergens anders zijn?

De heer Plettenberg: Ja, die liggen bij de vrachtafdeling.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Waar liggen die normaal, bij de...?

De heer Plettenberg: Bij de vracht-afdeling. En die zaten in vrachtstation Zuid, in de AG-loods en dat is fysiek een kilometer of drie, vier verderop.

Mevrouw Augusteijn-Esser: En u hebt gezegd: u kunt daar de vracht-papieren ophalen?

De heer Plettenberg: Neen, dat heb ik niet gezegd tegen hem. Ik heb tegen hem gezegd: in de volgende kantoorruimte zitten de Israëlische managers. Daar was de heer Chervin, cargo manager, bij. Het kwam mij op dat moment het meest efficiënt voor om de heer Nix in contact te brengen met de heer Chervin, zodat zij samen konden coördineren op welke meest efficiënte en snelle wijze de heer Nix de vrachtpapieren kon krijgen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u hem nou met de heer Chervin in contact gebracht, of hebt u hem ook gezegd: de vrachtpapieren liggen niet hier, die liggen op een andere afdeling?

De heer Plettenberg: Ik heb beide gedaan. Ik heb eerst gezegd: de vrachtpapieren liggen niet hier. En vervolgens heb ik hem verwezen naar de heer Chervin omdat ik wel begreep dat hij ze toch wilde hebben.

Mevrouw Augusteijn-Esser: En mijnheer Chervin heeft... Was u daarbij, bij dat gesprek?

De heer Plettenberg: Ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: En mijnheer Chervin heeft mijnheer Nix gewezen op de plek waar ze wel te krijgen waren?

De heer Plettenberg: Uiteindelijk, ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Uiteindelijk?

De heer Plettenberg: Ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: En wat is toen het resultaat van het gesprek geweest?

De heer Plettenberg: Het resultaat van het gesprek is geweest dat de heer Nix het El Al-kantoor heeft verlaten en weg is gegaan.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hoe laat is het dan ongeveer?

De heer Plettenberg: Rond acht uur.(Hier eindigt de video-opname)

De heer Oudkerk: Mijnheer Nix, u begrijpt dat dit twee verklaringen zijn die, althans in de ogen van onze commissie, nogal haaks op elkaar staan. Kunt u dat verklaren?

De heer Nix: Dat kan ik niet echt verklaren.

De heer Oudkerk: De heer Plettenberg heeft verderop in het verhoor op vragen van de heer Meijer gezegd dat de operationele papieren van deze vlucht 5 of 6 velletjes betroffen. 5 of 6 velletjes is niet hetzelfde als 5 of 6 centimeter.

De heer Nix: Dat is mij bekend.

De heer Oudkerk: Kunt u dat verklaren?

De heer Nix: Nee, dat kan ik u dus beslist niet verklaren. In mijn herinnering heb ik nog steeds een envelop, een bruine envelop, meegekregen, met de inhoud die ik vermeld heb.

De heer Oudkerk: U blijft bij uw verklaring die u zojuist onder ede heeft afgelegd: dat het gegaan is, zoals het gegaan is?

De heer Nix: Daar blijf ik bij. Mag ik daaraan nog iets toevoegen?

De heer Oudkerk: Als het relevant is, graag.

De heer Nix: Er wordt gezegd dat de heer Chervin komt, als de heer Plettenberg klaar is met de operationele papieren. In mijn beleving was de heer Chervin met de stationmanager, de heer Weinstein, niet meer in die ruimte. Ik heb namelijk via mijn Amsterdamse collega's transport geregeld, zodat zij naar de PD, de plaats van het ongeval, konden gaan. Ik heb na die tijd helemaal niet meer met de heer Chervin gesproken.

De heer Oudkerk: Mijnheer Nix, ik blijf nog even bij dit onderwerp, omdat onze commissie er veel aan gelegen is om de waarheid boven tafel te krijgen, misschien niet eens zozeer vanwege het feit dat die vrachtbrieven op het ene dan wel het andere tijdstip verzameld zijn, als wel omdat tegenstrijdige verklaringen en onduidelijkheden, al dan niet bewust, voeding geven aan allerlei mogelijke onrust bij mensen die op een of andere wijze betrokken zijn geweest bij de Bijlmerramp. Daarom ga ik hier toch nog even op door. Voor de commissie-Hoekstra heeft de heer Plettenberg gezegd dat hij u in de loop van de zomer van 1996 gebeld heeft. Is dat juist?

De heer Nix: Dat is correct.

De heer Oudkerk: Hij verklaarde dat hij toen aan u heeft gevraagd of u mee wilde werken aan een uitzending van NOVA. Klopt dat ook?

De heer Nix: Dat is correct.

De heer Oudkerk: Heeft u op dat verzoek ''ja'' gezegd?

De heer Nix: Ja, daar heb ik inderdaad ''ja'' op gezegd.

De heer Oudkerk: Kunt in uw eigen woorden vertellen hoe dat verder is gegaan?

De heer Nix: Op een bepaalde datum in het begin van 1996 – ik weet niet meer precies wanneer het was – zijn de heer Plettenberg, samen met Joost Oranje en ene De Lange, mensen van NOVA, bij mij op het bureau in Leiden geweest. Daar hebben wij nagepraat over wat er had plaatsgevonden.

De heer Oudkerk: De heer Plettenberg zegt voor de commissie-Hoekstra dat u tijdens het telefoontje dat u met hem gehad heeft, de gang van zaken, zoals die door de heer Plettenberg op de monitor verteld is, bevestigd zou hebben. Ik citeer letterlijk: ''Tijdens dat telefonisch contact bevestigde Nix de gang van zaken die ik u zoeven heb geschetst. Ja, zo is het gegaan''. Kunt u zich daar iets van herinneren?

De heer Nix: Daar kan ik mij beslist niets meer van herinneren.

De heer Oudkerk: Ik citeer even verder: ''Er komt dan een gesprek met de heer Plettenberg, de heer Oranje en de heer De Lange''. De laatste twee waren redacteuren van NOVA. De heer Plettenberg verklaart dan: ''Hij herhaalde in dat gesprek wederom exact de gang van zaken''.

De heer Nix: Ik weet dat dit gesprek heeft plaatsgevonden. Ik weet dat het heel relaxed ging. Maar aan het einde van het gesprek heeft de heer Oranje mij gezegd: oké, jij hebt eigenlijk niets nieuws te vertellen en ik vind het niet nodig om hier in NOVA over uit te weiden.

De heer Oudkerk: Desgevraagd hebben de heren Oranje en De Lange bevestigd wat de lezing van de heer Plettenberg over deze bijeenkomst in 1996 is geweest. Mijnheer Nix, ik vraag u het volgende. Op een gegeven moment wist u dat u, hoe groot de stapel ook was, de vrachtdocumentatie niet bij u had. Klopt dat?

De heer Nix: Dat is correct. Dat bleek mij later.

De heer Oudkerk: Wie heeft u dat verteld?

De heer Nix: Toen ik klaar was met de operationele papieren, heeft de heer Plettenberg mij verteld dat de vrachtpapieren bij de vrachtzuid-loods waren, bij de AG-loods bij het gedeelte waar El Al het vrachtkantoor hield.

De heer Oudkerk: Dat betekent dus dat u, naar uw waarneming, een envelop met vijf tot zes centimeter papier heeft overhandigd aan de heer Bloemen?

De heer Nix: Dat is correct.

De heer Oudkerk: U wist op dat moment dat het niet de volledige set van papieren was, omdat de heer Plettenberg had gezegd dat u ook nog naar de vrachtafdeling moest. Klopt dat?

De heer Nix: Dat was mij bekend.

De heer Oudkerk: Heeft de heer Bloemen die envelop opengemaakt in uw bijzijn?

De heer Nix: Niet in mijn bijzijn. Ik heb hem overhandigd. Ik heb gezegd: Dit is de envelop die ik zojuist heb opgehaald met alle operationele papieren. Ik heb eraan toegevoegd dat er iemand naar vracht-zuid moest om daar de vrachtpapieren op te halen.

De heer Oudkerk: Er moest nog iemand naar vracht-zuid om daar de vrachtpapieren op te halen?

De heer Nix: Ja.

De heer Oudkerk: Wie heeft dat gedaan?

De heer Nix: Dat weet ik niet. Ik had inmiddels van de heer Bloemen een andere opdracht gekregen.

De heer Oudkerk: Nu zijn er diverse betrokkenen, mijnheer Nix, die op de avond van de ramp in het El Al-opera-tionsgebouw aanwezig waren, die zeggen dat de vrachtpapieren vrij kort na het ongeval vanuit El Al-vracht naar El Al-operations zijn gebracht om gekopieerd te worden. In dat operationsgebouw waren ook de heer Plettenberg, de heer Chervin en de heer Weinstein aanwezig. Als dat klopt, had u dus de vrachtpapieren wel in het setje zitten. Hoe verklaart u in dat geval uw opmerking dat er nog iemand naar de vracht moest?

De heer Nix: Naar aanleiding van het verhaal dat Plettenberg mij verteld.

De heer Oudkerk: Naar aanleiding van het verhaal dat Plettenberg u vertelde?

De heer Nix: Ja.

De heer Oudkerk: Dan kom ik op een ander probleem. De heer Plettenberg heeft hier gezegd dat de operationele papieren vijf of zes velletjes waren. Aan de heer Aaij, die over de vracht-documenten ging voor de 72 ton die in Amsterdam is ingeladen, is in een voorgesprek gevraagd hoeveel velletjes dat ongeveer waren. Hij kon dat niet exact zeggen. Hij heeft toen gezegd: Enkele tientallen, vijftig, zestig. Hij wist het niet precies. Als ik die vijftig of zestig optel bij die vijf of zes velletjes van de heer Plettenberg, kom ik op niet meer dan vijf en zestig of zes en zestig velletjes. Dat is bij lange na niet die vijf of zes centimeter waar u het over heeft. Welke extra papieren heeft u in uw waarneming meegenomen van het kantoor?

De heer Nix: Daar kan ik geen zinnig antwoord op geven. Ik heb de envelop gekregen. Ik ben niet technisch genoeg om de papieren te kunnen lezen. Wij waren puur facilitair. Ik ga dan ook niet quasi een envelop open maken.

De heer Oudkerk: Mijnheer Nix, u gaat om tien over half acht weg bij het rijkspolitiegebouw en u komt volgens het journaal om vijf voor twaalf terug. Dat zal wel iets eerder zijn geweest, gezien het feit dat de heer Plettenberg toen niet meer kopieerde. Wij hebben uit diverse verklaringen gehoord dat de operationele papieren een heel klein setje bevatte: notoc, load-sheet, et cetera en de vrachtpapieren, niet meer dan tientallen velletjes. Met de tijd kan ik niet uit de voeten. Met de documentatie kan ik niet uit de voeten. Ik vraag u nogmaals, kunt u mij al deze zaken verklaren?

De heer Nix: Ik heb mij suf zitten piekeren hoe ik die tijd heb doorgebracht. Ik heb geïnformeerd bij oudcollega's van de dienst. Er is het verhoor van de collega's De Geus en Van der Kuil uitgekomen. Voor de rest kan ik mij beslist niet meer herinneren wat ik die tijd heb gedaan. Ik ben in ieder geval constant bezig geweest, van de ene opdracht naar de andere opdracht te gaan.

De heer Oudkerk: Kunt u zich voorstellen dat de commissie hier niet uitkomt?

De heer Nix: Dat kan ik mij goed voorstellen. Ik kan er helaas alleen op dit moment geen aanvulling op geven.

De heer Oudkerk: Mijnheer Nix, wij hebben een aantal verklaringen van mensen die tegen ons zeggen dat u op de avond van de ramp, om een uur of half negen, kwart voor negen, negen uur – daar verschillen de verklaringen over – naar de rampplek bent geweest.

De heer Nix: Ik ben niet naar de rampplek geweest.

De heer Oudkerk: Wij hebben een verklaring van iemand die zegt dat u mogelijk Israëlische veiligheidsagenten begeleid zou hebben naar de rampplek.

De heer Nix: Dat is pertinent niet waar.

De heer Oudkerk: Dat is pertinent niet waar?

De heer Nix: Exact.

De heer Oudkerk: Ondanks alle onduidelijkheden – laat ik mij voorzichtig uitdrukken – over tijd en de hoeveelheid papieren en het feit dat u wat tijd kwijt bent en daar geen verklaring voor heeft en u ook het verschil tussen zestig pagina's en een heel dik pak niet kunt verklaren, blijft u hier bij de verklaring dat u op de avond van de ramp niet naar de rampplek bent geweest? U heeft geen andere verklaring dan degene die u nu heeft afgelegd over wat er die avond gebeurd is?

De heer Nix: Precies, en niet anders.

De heer Oudkerk: Dank u wel.

De voorzitter: Mijnheer Nix, de heer Oudkerk heeft al gezegd dat het duidelijk moge zijn dat het voor ons zeer essentieel is dat de commissie eruit komt met de papieren en de daadwerkelijke lading van het toestel, al is het maar voor de mensen die nu nog dagelijks problemen hebben met hun gezondheid en van mening zijn dat het te maken heeft met de inhoud van de lading van het toestel. Ik heb nog een tweetal vragen voordat ik aan een samenvatting toe kom. Toen u in de CvO was, de Commissie van Overleg, wat was toen uw plaats aan de tafel?

De heer Nix: Dat kan ik mij niet meer exact herinneren. Je komt daar binnen en je gaat zitten op de eerste vrije stoel.

De voorzitter: Heeft niet iedereen een vaste plek?

De heer Nix: Nee, hoor. Je hebt geen vaste plek.

De voorzitter: Weet u eventueel wie er links of rechts van u gezeten heeft?

De heer Nix: Ik denk dat de officier van dienst van de brandweer naast mij zat.

De voorzitter: En aan de andere kant?

De heer Nix: Weet ik niet meer. Er was in ieder geval op dat moment van de maatschappij, El Al dus, niemand aanwezig. De maatschappij liet zich kennelijk vertegenwoordigen door de afhandelaar, in dit geval door AG.

De voorzitter: Kan het zijn dat die mijnheer van AG naast u zat?

De heer Nix: Dat is mogelijk. Ik kan het mij niet meer herinneren.

De voorzitter: Weet u zeker dat u zonder papieren bij CvO bent weggegaan?

De heer Nix: Zonder meer. Dat kan ik mij heel goed herinneren.

De voorzitter: Het kan niet zo zijn dat iemand van AG op dat moment papieren aan u heeft meegegeven?

De heer Nix: Uitgesloten.

De voorzitter: Uitgesloten?

De heer Nix: Ja.

De voorzitter: Mijnheer Nix, de papieren die u heeft meegekregen op het bureau van de heer Plettenberg heeft u niet nagekeken. U heeft de envelop aan de heer Bloemen gegeven. Die is niet opengemaakt in uw bijzijn. Heeft u wel gezien dat de papieren in de envelop zijn gedaan?

De heer Nix: Zonder meer.

De voorzitter: De heer Plettenberg heeft vijf en twintig setjes gekopieerd. Heeft u dat gezien?

De heer Nix: Dat heb ik niet gezien. Dat heb ik uit de media vernomen.

De voorzitter: U zat vlakbij het kopieerapparaat.

De heer Nix: Ik zat op ongeveer twee en een halve meter van het kopieerapparaat.

De voorzitter: U zag dat er gekopieerd werd?

De heer Nix: Ik zag dat er gekopieerd werd.

De voorzitter: Kan het zijn dat al die vijf en twintig setjes samen in een envelop zijn gestopt om een envelop te vullen?

De heer Nix: Ik weet dat niet. Ik kan het natuurlijk niet uitsluiten. Ik kan er geen antwoord op geven.

De voorzitter: U weet dat niet meer?

De heer Nix: Nee, dat weet ik niet.

De voorzitter: Mijnheer Nix, ik kom tot een samenvatting. Ik wil graag dat u bevestigend of anders reageert op mijn samenvatting.

Na de commissie van overleg ben ik teruggegaan naar het kantoor van de rijkspolitie.

De heer Nix: Correct.

De voorzitter: Tijdens het commissieoverleg heb ik zelf niet gebeld en ben ik ook niet gebeld.

De heer Nix: Correct.

De voorzitter: De heer Bloemen gaf opdracht, alle papieren bij El Al op te halen vanwege mogelijke terroristische acties.

De heer Nix: Correct.

De voorzitter: Om plusminus 19.45 uur, kwart voor acht, was u op het kantoor van El Al bij de heer Plettenberg.

De heer Nix: Correct.

De voorzitter: De heer Plettenberg kreeg van de heer Weinstein opdracht om alle papieren voor u, de heer Nix, te kopiëren.

De heer Nix: Nee. Ik kreeg de originelen.

De voorzitter: U kreeg de originelen.

U bent tot plusminus 22.10 uur op het kantoor van El Al bij de heer Plettenberg gebleven.

De heer Nix: Ja. Na de aangepaste tijden zal dit ongeveer de tijd zijn geweest.

De voorzitter: U kreeg plusminus vier à vijf centimeter oftewel enkele honderden velletjes A4 mee in een gesloten envelop.

De heer Nix: Ik heb ze uiteraard niet geteld. Ik kreeg die envelop mee.

De voorzitter: De heer Bloemen heeft de envelop niet in het bijzijn van u opengemaakt.

De heer Nix: Dat is correct.

De voorzitter: De heer Bloemen heeft gezegd dat de vrachtpapieren alsnog bij El Al-vracht moesten worden opgehaald en u heeft zelf deze opdracht niet uitgevoerd.

De heer Nix: Dat is correct.

De voorzitter: U bent er vast van overtuigd dat u op de avond van 4 oktober 1992 niet op de rampplek in de Bijlmer aanwezig bent geweest, wel of niet in aanwezigheid van Israëlische veiligheidsagenten.

De heer Nix: Heel zeker niet.

De voorzitter: U heeft geen verklaring voor het tijdsverschil in het logboek, tussen 23.55 uur en uw vertrek bij El Al, om ongeveer 22.10 uur.

De heer Nix: Nee, daar heb ik geen verklaring voor.

De voorzitter: U heeft geen verklaring voor het verschil tussen de dikte van de documenten die u meekreeg, namelijk vijf à zes velletjes volgens de heer Plettenberg en vijf à zes centimeter volgens u.

De heer Nix: Geen verklaring.

De voorzitter: U zou in een gesprek met de heer Plettenberg en Joost Oranje de lezing van Plettenberg bevestigd hebben. Dit klopt volgens u niet?

De heer Nix: Ik kan mij dat niet meer herinneren.

De voorzitter: U kunt zich dat niet meer herinneren?

De heer Nix: Nee.

De voorzitter: Ik dank u wel.

Daarmee is een einde gekomen aan het openbaar verhoor. Ik verzoek de griffier om de heer Nix uit te geleiden. Ik schors de vergadering voor twee minuten.

16.00 uur

Pierre Heijboer reageert op de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie.
Hij meent dat de volgende prangende vragen ontbraken of onwaarheden werden verteld.


Commentaar van de dag door publicist Pierre Heijboer



Disclaimer