Amsterdam, 18 juli 2001
De keizer had hoofdpijn. Minister Forel, belast met 's lands financiën, had vurig gepleit tegen een eurotax. Daarmee was het eigenlijk begonnen, want de keizer was juist vóór zo'n tax. Als mijn onderdanen rechtstreeks vrijwel al hun zuurverdiende euro's naar de nulruimte-veeteelt moeten brengen, dan zal die uiteindelijk ophouden te bestaan, verwachtte hij. Maar nee, Forel had zijn verzamelde collega's zonodig moeten wijzen op de tachtigjarige oorlog die in het kleine keizerrijk ooit was uitgebroken wegens de invoering van een Tiende Penning. Al zijn collega's hadden gehuiverd.
Ik hengel het geld wel zelf op, had Forel met gevoel voor beeldspraak gezegd. De keizer, die eigenlijk wel gesteld was op Forel, had zich geërgerd op zijn snor gebeten. De volgende ochtend had hij nog steeds een zeurend gevoel achter in zijn schedel. Toen kwam Rammelt, die huisvesting deed, met het onzalige idee 's lands woningbouwcorporaties te dwingen hun woningen aan de huurders te verkopen. Niet dat de huurders daarop zaten te wachten - huren was historisch aantrekkelijk en kopen historisch onaantrekkelijk - maar Rammelt had op flinke toon gezegd: niet goedschiks, dan kwaadschiks!
Dat had de hoofdpijn verergerd want de keizer hield niet van disharmonie. Alsof dat nog niet genoeg was, had Fanta Flier een ondernemer bij hem aangediend die beweerde dat hij de ecologische kringloop kon sluiten. Normaal ontving de keizer geen mensen die beweerden de ecologische kringloop te kunnen sluiten, want hij wist dat dit niet kon. Hoe denkt u het aan te pakken? vroeg hij niettemin met een zucht. Met groene stroom, sire, zei de man. Dat heb ik al meer gehoord, zei de keizer vermoeid. Het gaat toch niet weer over wind? Over wind ben ik uitgepraat, minister Flier weet dat.
Het gaat over poep, zei de man. Dat is wat anders, gaf de keizer toe en hij ging wat rechter in zijn stoel zitten. De miljoenen dieren die in de nulruimte van dit land verblijven, zei de ondernemer, die produceren natuurlijk een hele berg poep. Enorm! erkende de keizer. Een berg, als u mij toestaat, die elke fantasie tart. De ondernemer keek met een ver-weg blik uit het raam en zei: vergeet de Vaalserberg. Haalt u zich een Matterhorn, een Junkfrau voor de geest. De keizer sloot de ogen. Ik zie het, zei hij. Het is vreselijk. Maar wat heeft het met uw kringloop te maken?
Sire, zei de ondernemer. Als wij die poep eens opstookten. Als groene brandstof voor traditionele centrales. Maar brave borst dat geeft toch zeker een reuze vieze stinkboel? zei de keizer. En hoe zit het met de CO-2? Dat zal mijn milieuminister willen weten. De stank valt alvast reuze mee, zei de ondernemer. En er komt niet meer CO-2 uit dan uit fossiele brandstof. In alle eerlijkheid, ik zie geen groen, zei de keizer. U ziet geen groen, in poep uit de nulruimte? Een energiebron die zichzelf vernieuwt tot in alle eeuwigheid? En dat wilt u zeker verkopen als groene stroom, begreep de keizer.
Wij verwachten groencertificaten, erkende de ondernemer. Maar er is meer! Het meel van de honderdduizenden kadavers van de mond- en klauwzeer crisis - wat denkt u daarvan? Dat slingert maar in zakken in het rond. Er komt wat chloor vrij, dat is waar, maar we hebben het over een duurzame, zichzelf vernieuwende energiebron. Het spaart fossiele energie. Groener kan nauwelijks. Het dier, peinsde de keizer en zijn hoofdpijn kwam verhevigd opzetten. Het dier uit de nulruimte als duurzame energiebron. En daar wilt u groencertificaten voor? Met uw permissie, zei de ondernemer. Alleen zo kunnen wij een verliesgevend trauma met terugwerkende kracht ombouwen tot iets winstgevends. Zo verwerken wij het concentratie-vee tot groene stroom.
Dat ziet u als groen? informeerde de keizer nog eens. U dan niet? vroeg de ondernemer. Nee, zei de keizer, voor mij is het meer paars met een zwarte rand. Mannen zijn vaak kleurenblind, wist de ondernemer. Gelukkig heeft minister Flier een fijn kleurgevoel, u kunt zich volledig op haar verlaten. Ik weet niet of ik dat wel zal doen, zei de keizer. Ik zal daar eens over nadenken. Onderweg naar huis kwam hij langs een pol gras en het gras was groen. Er zat een sprinkhaan op en die was ook groen. Deze keizer is niet kleurenblind! dacht de keizer. Voor paars met zwart geeft hij geen groencertificaten. Hij neuriede zacht 'Krystfeest yn 't buertsje' voor zich heen en zijn hoofdpijn werd al een stuk minder.
Pauline van de Ven
Amsterdam, 18 juli 2001