Door: Marcel van Dam
in de Volkskrant van 17 april 1997
HET is voor mij onvoorstelbaar dat er in de politiek zo weinig ophef
gemaakt wordt over het gemak waarmee managers zich sommen gelds eigen maken
waar anderen zich krom voor hebben gewerkt.' Een zin uit een ingezonden
brief van P. van Tol sr. uit Wormer in de Volkskrant van dinsdag
15 april jongstleden. Een zin die mij uit het hart is gegrepen. Als het om
het probleem van de inkomensverdeling gaat, heb ik mij het grootste deel
van mijn leven geërgerd aan de benepenheid en afgunst waarmee de
discussie over dit onderwerp in progressieve kring altijd werd gelardeerd.
Voor veel mensen was het doel van een gelijkere inkomensverdeling niet in
de eerste plaats een grotere rechtvaardigheid, maar het afpakken van geld
van mensen die meer verdienden dan zijzelf.
Afgunst en kinnesinne zijn een slechte basis voor het bedrijven van
politiek. Ik was dan ook blij dat in de jaren tachtig in linkse kring de
discussie over de inkomenspolitiek werd ontdaan van baar benepenheid; en
dat in de discussie centraal kwam te staan welke bestaanszekerheden door
de overheid zouden moeten worden gegarandeerd. In plaats van het gezeur
over de vraag wat iemand voor een bepaalde prestatie maximaal zou mogen
verdienen.
Maar wat zich de laatste tien jaar afspeelt in het bedrijfsleven, waar
topmanagers tegen elkaar opbieden wie zichzelf het meest kan verrijken,
schreeuwt om een politieke reactie. Ik was daarom blij dat de voorzitter
van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer, Wallage, blijk gaf van zijn
verontwaardiging. Maar dat hij daar de mededeling op liet volgen dat de
Tweede Kamer er eigenlijk niets tegen kan ondernemen, sprak me minder aan.
Natuurlijk kan de Tweede Kamer er iets tegen doen. Voorzover er nu
onvoldoende wettelijke mogelijkheden zijn, kunnen die worden gecreëerd.
Maar dat moet je dan wel willen. Misschien dat Wallage bedoelt dat er
in de Tweede Kamer waarschijnlijk geen meerderheid is die het probleem
daadwerkelijk wil aanpakken. Maar dat hoeft de PvdA er niet van te
weerhouden om die voorstellen te doen. Dan weten we tenminste waar iedereen
staat. Moeten we terug naar een alles omvattende inkomenspolitiek, waarmee
bijvoorbeeld een vaste verhouding wordt nagestreefd tussen de laagste en
de hoogste inkomens? Afgezien van de feitelijke onmogelijkheid om zoiets
in regels te vatten, is het ook ongewenst.
Heel veel factoren bepalen de hoogte van het inkomen. Voor werkenden zijn
de prestatie in de zin van toegevoegde waarde en de relatieve schaarste op
de arbeidsmarkt van grote betekenis. Iemand die in staat is uitzonderlijke
prestaties te leveren dankzij een talent dat uitzonderlijk schaars is, mag
wat mij betreft uitzonderlijk veel verdienen. Ik heb er nooit problemen mee
gehad dat mensen als Cruijff, Picasso of Pavarotti snel miljonair konden
worden. Hun inkomen is namelijk direct afhankelijk van. wat op de markt
wordt geboden voor hun 'producten'.
Van de managers die zichzelf miljoeneninkomens bezorgen, moet nog maar
aangetoond worden dat ze zulke uitzonderlijke prestaties leveren. Wie
bijvoorbeeld ziet hoe Cor Boonstra, de nieuwe baas van Philips, bezig is
in een rap tempo de miljardeninvesteringen van zijn voorganger verlieslatend
ongedaan te maken, kan zich moeilijk aan de indruk onttrekken dat er mensen
bezig zijn die maar wat doen, zij het dat het altijd op een of andere
'strategische' visie schijnt te zijn gebaseerd. Het avontuur dat een aantal
topmanagers van topbedrijven met Sport 7 aanging, laat achteraf toch geen
andere conclusie toe dan dat er een aantal goedbetaalde praatjesmakers aan
het werk was.
Maar zelfs als de prestaties wel aantoonbaar tot de conclusie zouden
moeten leiden dat de exorbitante inkomens worden terugverdiend, dan nog is
het evident dat het zakelijk en maatschappelijk gezien van een enorme domheid
getuigt om jezelf en je collega's zo buitensporig te bedienen. Iedereen is
er van overtuigd dat het succes van het Nederlandse economische beleid voor
een groot deel te danken is aan de lang volgehouden loonmatiging. Werkgevers
hebben na jarenlange pleidooien daarvoor eindelijk de vakbeweging zover
gekregen dat ze die matiging aan hun achterban wilden verkopen. Het is
treurig om te zien hoede geloofwaardigheid van dit 'Hollandse' model door
een mentaliteit van ongeremd graaien door topmanagers onderuit wordt gehaald.
Staatssecretaris Vermeend is bezig met een ingrijpende herziening van het
belastingstelsel. Algemeen is de verwachting dat die herziening onder andere
zal bestaan uit een, ruil tussen verlaging van het toptarief en het afschaffen
of verminderen van een aantal aftrekposten die vooral ten faveure van de hogere
inkomens werken. Het zou nuttig zijn als er ook nog een andere uitruil zou
plaatsvinden: het afschaffen van de vermogensbelasting tegen het invoeren van
een vermogenswinstbelasting. In Nederland kennen we tenslotte ook een
kansspelbelasting van 25 procent. Ik zie niet in waarom de vermogenswinsten
die op de effectenbeurs worden gerealiseerd minder belast zouden moeten worden.
Zie verder voor vermogenwinstbelasting