Door: dr. A. van der Rijst
Stellingen
- Voor een snelle ontwikkeling van de industrialisatie in ontwikkelingslanden
zijn in het algemeen schenkingen ten behoeve van de infrastructuur voorwaardelijk.
- Bij de industrialisatie van veel ontwikkelingslanden is de andere
tijdsbeleving van de bevolking ten opzichte van die in de
ge&iunml;ndustrialiseerde landen, een remmende factor. Bestudering van
de culturele invloed van de invoering van het mechanisch uurwerk
in West-Europa in de 14e eeuw kan het inzicht in deze problematiek
vergroten.
- Iedere grote onderneming zou een ethische code moeten hebben.
- Ondernemingen opererend in een gezond ondernemingsklimaat laten
bij automatiseringsbeslissingen terecht de maatschappelijke kosten
veroorzaakt door het ontslag van het betreffende personeel buiten
beschouwing.
- Bedrijven die relatief net zo snel als hun concurrenten hun
productiviteit verhogen maar absoluut achterblijven zullen,
als de overige kosten gelijk zijn aan die van hun concurrenten,
ieder jaar weer zolang deze absolute productiviteitsachterstand
blijft bestaan, minder winst maken dan hun concurrenten waardoor
deze bedrijven in een bijna continue verliessituatie kunnen
komen.
- In een structureel stagnerende branche, zoals de staalindustrie,
kan de assortimentsbepaling niet meer plaatsvinden op basis van
het margeverschil tussen de gemiddelde kosten en de gemiddelde
opbrengsten per kwaliteitsgroep, maar moet de orderacceptatie
op basis van het verschil tussen de toegevoegde waarde en de
toegevoegde kosten per klant of per order plaatsvinden.
- De West-Europese staalindustrie zal structureel voor haar afzet
op haar "home market" teruggedrongen worden.
- Als gevolg van de discussies tussen West-Europese overheden
en West-Europese producenten van personenauto's wordt verwacht
dat 50 % van de voorziene brandstofbesparing gerealiseerd wordt
door gewichtsbesparing. Hierbij wordt de keuzevrijheid tussen
kleine-, middelgrote- en grote auto's niet aangetast.
Een aanzienlijke brandstofbesparing en daardoor lagere
CO2-belasting kan bereikt worden door de productie van grote
auto's te verbieden, een maximale C-waarde voor te schrijven en
de auto's te construeren voor een maximum snelheid van 120 km
per uur.
- Leiders van ondernemingen of bevolkingsgroepen dienen op de
hoogte te blijven van maatschappelijke veranderingen, nieuwe
visies etc. Een sabbatical year zou voor hen verplicht moeten
worden.
- Bij democratisch genomen besluiten geldt in West-Europa in het
algemeen het principe van 50 % plus 1 stem. Door dit principe wordt
er geen recht gedaan aan de 50 % min 1 stem die tegen het besluit
zijn. Dit is vooral belangrijk bij besluiten die van groot
belang zijn voor een groep of de gehele bevolking van een land.
Een voorbeeld zijn de referenda met betrekking tot het "Verdrag
van Maastricht".
- Tot de tweede helft van de 19e eeuw kon de Flying Dutchman alleen bij Kaap de Goede Hoop waargenomen worden.
Tot voor kort werd door velen de mening verdedigd dat ondernemers zich
bij hun handelen alleen door rationele uitgangspunten moesten laten
leiden. Thans wordt aan niet rationele factoren een steeds groter belang
toegekend. Als voorbeeld behoeft alleen maar op de milieudiscussies
gewezen te worden, die thans binnen de ondernemingen gevoerd worden.
Hegeman [1] betoogt in zijn dissertatie "Justifying policy" dat het bij
veel beslissingen die tot handelingen leiden niet alleen gaat om de "ratio
in action" maar ook om de "ratio behind action". Hij zet uiteen dat het
bij beslissingen niet alleen gaat om de vraag "wat kan" maar ook om de
vraag "wat mag". Dit houdt in dat de levensbeschouwing van de individuele
beslisser, of van een groep waartoe de beslisser behoort, bij beslissingen
een belangrijke rol kan spelen. Bij ondernemingsbeslissingen, en ook bij
beslissingen betreffende de financiëe; aspecten van een onderneming.
Bij de "wat mag" vragen wordt de beslisser geconfronteerd met de vraag
wat in deze specifieke situatie ethisch of onethisch is. De beantwoording
van deze vraag hangt van de levensbeschouwing van de beslisser af. De
moderne technocratische levensbeschouwing gaat van een scheiding van het
profane en sacrale leven uit. Andere levensbeschouwingen, zoals die van de
Orthodoxe joden, de Orthodoxe protestanten en de Orthodoxe mohammedanen,
gaan daarentegen van een integratie van het profane en het sacrale leven
uit.
Met de Renaissance is er in West-Europa een fundamenteel verschil in
levensbeschouwing ontstaan. Vóór de Renaissance was er in West-Europa
een feodale klassenmaatschappij. Aangenomen werd dat deze maatschappij
alsmede de maatschappelijke verhoudingen zo door God gewild was. In deze
klassenmaatschappij werden bijbelse richtlijnen niet ter discussie
gesteld, omdat er van uitgegaan werd dat deze voorschriften en richtlijnen
door God gegeven waren.
Onder invloed van de Renaissance ontstond er een ander inzicht. Niet God
maar de rede, de mens werd de maatstaf voor alle dingen. De voorschriften
en richtlijnen die voor het profane leven gegeven waren, werden onderhevig
aan de rede. Zij werd relationeel soms zelfs afhankelijk van democratische
beslissingen. De hedendaagse wijze van omgaan met bijbelse voorschriften
deed Eversdijk onlangs, bij een discussie over het accepteren van bijbelse
voorschriften in het politiek handelen, opmerken:
"Mozes kwam van de berg af met tien geboden en niet met een
discussienota." [2]
Vóór de Renaissance, tot ongeveer de elfde eeuw, was er in West-Europa
geen scheiding tussen het sacrale en het profane leven. Het middeleeuws
ideaal was de eenheid van Kerk en staat. De mensen waren op weg naar de
eeuwigheid [3]. Door de secularisering en de steeds verder doorgevoerde
scheiding tussen het profane en het sacrale leven werd ook de scheiding
tussen orthodoxe en niet-orthodoxe religieuze groeperingen steeds groter.
De Orthodoxe religieuze groeperingen bepleiten de integratie van het
sacrale en het profane leven. De niet-orthodoxe groeperingen zijn
voorstanders van een scheiding van het sacrale en profane leven.
Bij de Islam heeft deze ontwikkeling sinds enige decennia onder andere
geleid tot het weer aandacht schenken aan de economische richtlijnen,
zoals deze in de Koran vermeld zijn [4]. Dit heeft in verschillende
islamitische landen onder andere geleid tot het verwerpen van het
ongelimiteerde streven naar individuele welvaart, alsmede tot een verbod
op het vragen van rente op geleend geld.
In Orthodox-joodse kringen worden de richtlijnen, die in de Torah voor
het profane leven vermeld zijn, nog steeds opgevolgd. De Torah-richtlijnen
zijn deels zo algemeen, dat zij voor iedere tijd en situatie als basis
voor het handelen kunnen en moeten dienen. In dat geval moet de beslisser
bij toepassing als verantwoordelijk individu het algemene voorschrift zelf
interpreteren voor de specifieke situatie waarvoor de beslissing of
handeling noodzakelijk is. Bij de Orthodoxe joden wordt de interpretatie
genormeerd door de Tenach en de Talmoet. Anderzijds is het noodzakelijk
bij uitgewerkte voorschriften en richtlijnen zich te realiseren dat het
hier om een min of meer uitgewerkte situatie gaat waarbij diverse
factoren ten opzichte van de situatie van de beslisser significant kunnen
verschillen, bijvoorbeeld een agrarische cultuur versus een industriële
cultuur. De fundamentele verschillen in levensbeschouwing tussen
Orthodoxe joden, de oude Grieken, het oude en het moderne Europa, de
Orthodoxe christenen en de Orthodoxe islamieten kunnen dan ook in
dezelfde situatie tot geheel andere beslissingen leiden.
Tussen de hedendaags postchristelijke westerse cultuur, die haar wortels
in de joodse cultuur heeft, en de Orthodoxe joodse cultuur zijn aanzienlijke
verschillen waar te nemen. Deze verschillen zijn ook op het terrein
van de industriële ondernemingen vast te stellen, speciaal op het gebied
van ondernemerschap en ondernemingsfinanciering. De Orthodoxe joodse
cultuur, ook het economisch leven, wordt en werd beheerst door de
Torah-wetgeving. Van grote invloed zijn de richtlijnen die in de Torah
gegeven worden om blijvende schuldverhoudingen in economische zin te voorkomen.
De reden voor het ontstaan van economische schuldverhoudingen in een
agrarische samenleving, zoals de joodse gemeenschap in de tijd dat de
Torah-wetgeving aan het volk Israël gegeven is, zijn:
- schulden ten gevolge van tegenslagen zoals ziekte, een ongeval
of een misoogst;
- schulden als gevolg van ontoereikende beloning in een arbeidsbetrekking;
- pachtschulden in natura of in geld, samenhangend met grootgrondbezit.
Schulden, ontstaan door tegenslag zoals ziekte, 'n ongeval of misoogsten,
kunnen in de joodse gemeenschap, als de Torah-wetgeving nageleefd wordt,
gemakkelijk afgelost worden, omdat het vragen van rente zowel in natura
als in geld verboden is. Mocht bij het sabbatsjaar de schuld nog niet
afgelost zijn, dan moet deze kwijtgescholden worden. Hetzelfde geldt ook
voor schulden die ontstaan als gevolg van onvoldoende beloning.
De werkgever in een joodse gemeenschap staat niet bloot aan de verleiding
zijn werknemer zo weinig te betalen dat deze bij hem in de schuld komt te
staan omdat hij de schuld in het sabbatsjaar weer moet kwijtschelden.
Was iemand om wat voor reden dan ook gedwongen een stuk van zijn land te
verkopen, dan mocht zijn familie het verkochte stuk land te allen tijde
terugkopen.
Dit lossingsrecht is een beveiliging tegen het ontstaan van grootgrondbezit
binnen de joodse gemeenschap. Is het land met het jubeljaar niet
gelost, dan moet het land om niet aan de oorspronkelijke eigenaar
teruggegeven worden. De economische betekenis van zowel het sabbatsjaar
als het jubeljaar moet dan ook niet onderschat worden.
In onze hedendaagse westerse geïndustrialiseerde maatschappij spelen
schuldverhoudingen, bij veel ondernemingen, een belangrijke rol. In veel
gevallen is de eigenaar-ondernemer vervangen door anonieme aandeelhouders
die geen enkele binding met de onderneming hebben en die zich niet
verantwoordelijk voelen voor de continuïteit van de onderneming. Zij
gedragen zich niet als verantwoordelijke eigenaars maar als schuldeisers.
Alleen het dividend en de koerswinst is bepalend voor hun handelen. De
consequenties van deze instelling zijn duidelijk merkbaar. Wij behoeven
in dit kader slechts te wijzen op:
- de ontwikkeling van directeur-eigenaar naar anonieme
aandeelhouders met professioneel management;
- de opkomst van de raiders.
De acties van de raiders roepen steeds meer weerstand op. De reden
hiervoor is dat de raiders zich bij hun handelen niet laten beïnvloeden
door eventuele schade die ze aan derden of maatschappelijk aanrichten.
Alleen hun eigen voordeel is voor hen bepalend voor hun handelen. De
kwalijke gevolgen, die schuldverhoudingen voor individuele personen
kunnen hebben, zijn alom bekend.
Ons onderzoek concentreert zich op het ondernemerschap en de ondernemingsfinanciering
zoals deze zich vanuit de Orthodoxe joodse cultuur via de
vroeg Christelijke cultuur naar de hedendaagse situatie hebben ontwikkeld.
Schema 1 op pag. 4 geeft in grove lijnen de hierboven geschetste
ontwikkeling weer.
Het doel van ons onderzoek is:
- beter inzicht te verwerven in de hierboven geschetste historische
ontwikkeling voor wat betreft ondernemerschap en ondernemingsfinanciering.
- inzichtelijk maken dat een deel van de hedendaagse problemen bij
ondernemingen te maken heeft met het verschijnsel rentedragend vreemd
vermogen en anoniem aandelenkapitaal.
- inzichtelijk maken dat er een relatie bestaat tussen de richting waarin
naar oplossingen gezocht zal worden en de levensbeschouwing van de
betreffende groep.
Joodse traditie =!=
=============== ! geen scheiding sacrale
! en profane leven, geen
! blijvende schuldverhoudingen
! geen rente handels- en
! industriële activiteiten
! worden voor 100% met eigen
! vermogen gefinancierd
!
!
=!=
! = veel Grieks denken wordt
Christelijke traditie ! ! in de christelijke traditie
===================== ! ! ingebracht rente vragen
! ! is kerkelijk verboden in de
! ! praktijk wordt wel rente
! ! gevraagd
! !
500 != =!
! !
Mohammedaanse ! !
traditie ! !
=================== ! ! !
! ! !
! ! !
! ! !
!= 1000 != =! via Spanje invloed van
! ! ! moslimfilosofie op het
! ! ! westerse denken
! ! !
! ! ! Renaissance
! ! !
! ! !
! ! !
!= 1500 != =! Luther - geen rente
! ! ! Zwingli - geen rente
! ! ! Calvijn - wel rente
! ! !
geen scheiding ! ! !
sacrale en ! ! ! scheiding sacrale en profane
profane leven ! ! ! leven blijvende
geen rente anoniem ! ! ! schuldverhoudingen rente vragen
aandelenkapitaal != 2000 != =! is acceptabel handels- en
toegestaan ! ! ! industriële activiteiten met
! ! ! vreemd vermogen gedeeltelijk
= = = gefinancierd
In onze studie willen we nagaan wat de consequenties zijn van het niet
aangaan van schuldverhoudingen. Hierbij willen we ons beperken tot
schuldverhoudingen bij ondernemingen en speciale aandacht schenken aan de
consequenties van de overgang van eigenaar-ondernemer naar anoniem
aandeelhouder. Daarnaast zullen de consequenties van het accepteren van
vreemd vermogen tegen een van te voren vastgestelde rentevergoeding
bestudeerd worden.
Daar de uitgangspunten die aan ons onderzoek ten grondslag liggen nog
geverifieerd moeten worden, is ons onderzoek als volgt gestructureerd:
In hoofdstuk 2 wordt eerst een theoretische onderbouwing van het
onderzoek gegeven. Betoogd wordt dat bij ondernemersbeslissingen in het
algemeen niet één maar twee maatstaven in het geding zijn.
Met behulp van feasibility testing kan een antwoord gegeven worden op de
"wat kan" vraag. Met behulp van morality testing wordt getracht inzicht te
krijgen in de "wat mag" vraag. Beide inzichten zullen in de besluitvorming
betrokken moeten worden. Hoewel er een relatie tussen feasibility en morality
testing aangetoond kan worden, kunnen ze niet op één noemer
gebracht worden. Het verschillend handelen van ondernemers in identieke
situaties op basis van hun verschillende ideologische of religieuze
vooronderstellingen wordt toegankelijk en motiveerbaar gemaakt.
Daar de visie over verantwoord economisch handelen in de hedendaagse
westerse gemeenschappen nogal afwijkt van het denken en handelen van
Orthodoxe joden, van de oude Grieken zoals Plato en Aristoteles (384-322 voor Christus), de
christenen in de middeleeuwen en bepaalde hedendaagse islamitische
groeperingen, wordt in hoofdstuk 3 aandacht besteed aan de maatschappelijke
en economische visie van deze groeperingen.
In hoofdstuk 4 wordt de ontwikkeling van de ondernemersfunctie in West-Europa
besproken. Ingegaan wordt op het verschil tussen de agrarische ondernemer, de
koopman-ondernemers en de ambachtsman-ondernemer voor de
Renaissance en in de periode van de Renaissance tot de industriële
revolutie. Hierna wordt de ontwikkeling in het denken over de ondernemer
en de ondernemersfunctie, zoals deze zich in de 19e en de 20e eeuw
ontwikkeld heeft, besproken.
In hoofdstuk 5 wordt de tussenbalans opgemaakt en het onderzoek verder
toegespitst op hedendaagse ondernemingen.
In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de praktische gevolgen van het op de
beurs brengen van aandelen. De anonieme aandelen aan toonder leidde als
spoedig tot speculaties en malversaties. Ook zal ingegaan worden op de
opkomst van de hedendaagse "raiders", een ontwikkeling die steeds meer
maatschappelijke schade berokkent en het gevolg is van het anoniem
aandelenkapitaal, het verlies van betrokkenheid bij en het niet accepteren
van verantwoording voor de continuïteit van de onderneming waarin men
participeert.
In hoofdstuk 7 wordt de invloed van de vermogensmarkt op 't ondernemingsbeleid
besproken. Een vermogensmarkt waarop voor ondernemingen enerzijds
uitbreiding van het aandelenkapitaal gerealiseerd moet worden terwijl
anderzijds op dezelfde vermogensmarkt vreemd vermogen tegen een van te
voren vastgesteld rentepercentage verkregen kan worden.
In hoofdstuk 8 wordt nader ingegaan op de relatie tussen de rentestand,
de risicopremie en het rendement op het eigen vermogen, na aftrek van de
risicopremie, van een te realiseren industriële activiteit. Aan de hand
van een analyse over de periode 1983-1991 van de 79 grootste Nederlandse
ondernemingen en de situatie bij Hoogovens Groep gedurende de periode
1982-1991 wordt de ontwikkelde gedachtegang geconcretiseerd.
In hoofdstuk 9 zal nagegaan worden wat de consequenties zijn als er bij
een onderneming geen vreemd vermogen voor een langere periode wordt
aangetrokken en van anoniem aandelenkapitaal wordt afgezien. Tenslotte
wordt in hoofdstuk 10 de eindbalans opgemaakt en worden enige conclusies
getrokken.
Amsterdam, 1989, pag. 77 e.v.
[2] ---- Elsevier 14-4-1990, pag. 44.
[3] J. Le Goff De cultuur van Middeleeuws Europa.
Amsterdam, 1987, pag. 230.
[4] J.N.F. Bakker De profeet Mohammed en de politieke
economie.
Economische statistische berichten,
10-7-1985, pag. 688.
|