Vergeef ons onze schuld,
Door R.M. Brockhus14 mei 1988 Aartsbisdom UtrechtMaliebaan 40 3581 CR Utrecht Z.H. kardinaal Mgr. Adrianus Simonis. IN DEN BEGINNE WAS HET WOORD, DAARNA HET GELD, DAT DE MENS VERBINDT MET ZIJN SCHEPPER MET: GOD ZIJ MET ONS, MAAR DAN WEL OP HET RANDJE..!Zoals blijkt uit de publicatie in de Volkskrant van Maandag 9 mei 1988, heeft de primaat van de Rooms-katholieke kerk Paus Johannes Paulus II in de vermaning aan de kerkprovincie in het Zuid-Amerikaanse Uruguay gesteld: "dat de bevrijdingstheologie niet te eenzijdig op de bevrijding van het 'aardse' gericht moet zijn". Hiermee doelend op de strijd op leven en dood, die men in de Latijns-Amerikaanse landen voert tegen het grootkapitaal om te kunnen ontsnappen aan de uitbuiting en onderdrukking van de heersende kaste van geliberaliseerde grootgeldbezitters en aan de druk van de internationale instellingen. Zoals b.v. aan het IMF en de Wereldbank, samen met het internationale kartel van banken en de op uitbuiting van schaarse grondstoffen en overvloedige arbeidskracht gerichte multinationals, die geen enkele boodschap blijken te hebben aan de sociale structuren en rechtvaardige verdeling van producten en diensten die door de mens worden voortgebracht. Frappant is evenwel - nu ook het Vaticaan als natie zèlf in grote financiële moeilijkheden verkeert - dat het gebrek aan financiële middelen de plaatsvervanger van God op Aarde voor het eerst in de bijna 2000 jaren christelijke verkondiging van HET WOORD tot de zeer diepe wijsheid heeft gebracht, om ook een concrete verantwoordelijkheid te verbinden aan HET BEZIT als zodanig. Het RICHESSE OBLIGE komt door deze uitspraak van de Paus nu wel zeer dicht in de buurt van een openbare discussie, waarmee dan ook de aandacht gevestigd kan worden op HET GELD ZELVE met zijn vele eigenschappen, en als fenomeen. De RENTE kan daardoor dan als ontwrichtende factor van de sociale structuren en van de nationale en internationale verhoudingen ter discussie worden gesteld. De rente kan geïdentificeerd worden als een bijzonder belangrijke factor voor het ontstaan van oorlogen en revoluties. Juist het onderkennen van de abstracte aspecten van het geld en het kapitaal zelf - die de mens als sociaal wezen van buitenaf kunnen beïnvloeden en manipuleren - kan tot gevolg hebben, dat binnen afzienbare tijd ook de bezitlozen in collectief verband over een arbeidsloos INKOMEN-UIT-BEZIT zullen kunnen beschikken. Uit de GRONDRENTE bijvoorbeeld. Vooral omdat dit laatste in het belang van de bezitters van economische macht zal zijn, dat ook de
bredere lagen van de bevolking in het ROBOTISCH GEÏNDUSTRIALISEERDE TIJDPERK over een zodanige koopkracht beschikken - mede in internationaal verband - dat voor het geautomatiseerde productieproces een grote afzetmarkt zal blijven bestaan. De maatschappelijke en sociale functies van het geld worden daardoor beter in het gezichtsveld van de burgers gebracht, zodat er ook in politiek opzicht verantwoordelijkheid genomen MOET worden voor wat wij doen met wat toch wel het BLOED VAN DE SAMENLEVING genoemd kan worden. Althans, wanneer wij bereid zijn over dit maagdelijke onderwerp te durven discussiëren in een open dialoog. Dit laatste lijkt nogal opmerkelijk, omdat er elke dag in de media breeduit wordt gepubliceerd, over financiële en economische onderwerpen. Maar dit is slechts schone schijn. Er wordt zelfs in het geheel niet ingegaan op de "inhoudelijke kanten" van het geld en het kapitaal. Slechts het rendement daarvan, en de kosten en baten van activiteiten die iets met geld te maken hebben - of met kapitaal en vermogen - worden in extenso in de media belicht.
In werkelijkheid heeft men het alleen maar over "hoeveelheden" en niet over de functie en structuur van het geld zelf als maatschappelijk fenomeen, of als sociaal instrument. De "kwaliteit van het geld" als productiefactor, of als "sociale en culturele" bron van welzijn en ontplooiing van DE MENS, krijgt als onderwerp in een openbare discussie nooit de aandacht die het ontegenzeglijk verdient. De rente blijft daardoor als verschijnsel eveneens buiten beeld. Maar ook als politiek wapen - zoals recent met Panama - komen de krachten in het geld, die SLAVERNIJ en APARTHEID bevorderen, in kerkelijk verband of in een bijbelse context evenmin over de kansel. Het is verheugend dat de Paus indirect de bevrijdingstheologie ondersteunt met zijn verklaring. Hiermee is de weg vrij voor elke sociaalgerichte en armoedebewuste predikant of priester om de tot nu toe uiterst brisante onderwerpen: "GELD en BEZIT" in een voor iedereen aanvaardbare en begrijpelijke verkondiging te brengen. Het Evangelie van Mattheüs 20 met: DE ARBEIDERS IN DE WIJNGAARD en ook DE RIJKE JONGELING in Marcus 10, passen uitstekend in de benadering zoals Z.H. de Paus die in Uruguay gaf. Men moet toch kunnen beseffen, dat het opeisen van rente over een kennelijk overschot aan koopkracht in spaartegoeden, direct of indirect, via het prijsmechanisme het meest ten laste komt van de armen in eigen land. Daarnaast gaat dit door het gebrek aan compensatie ook ten koste van de nog niet ontwikkelde economieën van de Derde Wereld. De rente vormt heel duidelijk een belangrijke oorzaak van mensonterende excessen, die het meest tot uitdrukking komen door de dakloosheid en verhongering van miljoenen. Mede door de rente die door de rijken in de OESO-landen wordt verlangd over kredieten, die in
OESO-valuta met geldschepping worden verstrekt aan de landen van de Derde Wereld, sterven er
dagelijks meer dan 40.000 kinderen en 20.000 volwassenen. Met name door de overdracht van
reële koopkracht (via de rente) van de armen naar de rijken. Dit probleem vergroot zich nog verder
wanneer men, al dan niet bewust, niet zelf bereid is te investeren en te besteden. Het leidt in laatste instantie tot de totale vernietiging van het kapitaal van degene die meende op een al te gemakkelijke wijze de verantwoordelijkheid voor de rendementen en de groei van het kapitaal op de schouders van de armen te kunnen leggen. In ons eigen land doen wij dit met BEZUINIGINGEN of OMBUIGEN; en door het verder laten inleveren van koopkracht door de minder draagkrachtigen. Op die manier wordt het KOOPKRACHTVERLIES van de minima rechtstreeks getransformeerd naar een sterk concurrerend ECONOMISCH HERSTEL voor de maxima, met een slechts tijdelijke, en later weer teruglopende RENDEMENTSVERBETERING over het als maar toenemende vermogen van de bezitters. De polarisatie van het vermogen in de maatschappij, ook op wereldschaal, zal in toenemende mate een nog wat grotere druk leggen op de productiviteit van het niets bezittende deel van de bevolking. Daarnaast neemt hun aandeel nog verder af in de reële koopkracht - die zich in het productieproces ontwikkelt - ten gunste van de ONDERBESTEDENDE bezitters van het productievermogen. Daardoor zal onherroepelijk een correctie ontstaan, die met groot geweld eerst het kapitaal voor een deel zal vernietigen en later het vermogen. Juist omdat door het voortsluipend proces van POLARISATIE VAN VERMOGEN het economisch draagvlak vanzelf wordt ingeperkt. De laatste beurskrach van oktober 1987 was slechts een voorbode van een nog komende veel zwaardere verstoring van het kunstmatige kapitaalbouwwerk. Aan de natuurkrachten van economische wetmatigheden zal geen weerstand geboden kunnen worden, wanneer de werkelijke waarde van het kapitaal geijkt wordt aan de fundamenten ervan. Namelijk: aan de productiviteit en aan de mogelijkheden van afzet in een markt met een breed gespreide koopkracht van de massa. Slechts een zeer sterke geldschepping door de centrale banken kan de economie in deze omstandigheden voor de totale ineenstorting behoeden. Althans, wanneer dat geld op de juiste plek in de markt wordt gebracht. Maar nu ook de privatisering van de geldschepping middels de particuliere banken en overige financiële instellingen zodanig is voortgeschreden, zal het voor de overheid heel moeilijk zijn in zo'n DEPRESSIE-SITUATIE adequaat te reageren. De MORELE PLICHT van ondernemers om hun werknemers een behoorlijk loon te bieden voor hun arbeidsinspanningen - aldus de Paus - kan ook een leidraad zijn, om de uitgangspunten van onze christelijke maatschappij te toetsen aan de gelijkenissen van Marcus 10 en van Mattheüs 20. Ook het ONZE VADER, het gebed dat elke christen kent, met de zo betekenisvolle zinsnede: EN VERGEEF ONS ONZE SCHULD, ZOALS WIJ ANDEREN HUN SCHULD VERGEVEN, kan mogelijk een uitgangspunt bieden om ook de financieel-economische SCHULD te vergeven van hen, die buiten de eigen verantwoordelijkheid en mogelijkheden in een schuldsituatie terecht zijn gekomen. De schuldenlast van de Derde Wereld - maar tevens de schulden van onze eigen armen om de hoek van de straat - wordt daardoor wat directer gerelateerd aan de individuele verantwoordelijkheid van degene die in overvloed leeft, en die overvloed ontleent aan een arbeidsloos inkomen uit belegging. In ieder geval, kunnen wij zeer tevreden zijn over de uitspraak van de Paus die voor menigeen aan de zelfkant van de maatschappij als een geschenk uit de hemel kwam vallen. Een uitspraak, die ook de filosofische benadering van het geld door ontwikkelingsbisschop Mgr. Dr. F. Simons in zijn artikel in het Katholiek Nieuwsblad van 18 augustus 1987 recht doet wedervaren. Uit: DE OVERBODIGE ARMOEDE, door Mgr. Dr. F. Simons
-'Het gaat dus om geld. Er wordt in de media veel over geld
Maar ook de benadering van het geld door Dr. W.P. Roelofs in Soest laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Roelofs pleitte voor het creëren van een situatie, waarbij het verdwijnen van de rente ooit mogelijk wordt, omdat deze volgens Roelofs de werkelijke, onderliggende oorzaak is van de "permanente kapitaalvernietiging" en sociale ontworteling; die als vanzelf leidt tot hete en koude oorlogen. Een voorbeeld van zijn inzichten gaf hij nog onlangs in een verhandeling over een alternatieve en renteloze maatschappij-financiering, waarvoor ooit de basis werd gelegd door ene SILVIO GESELL (1862-1930) die met zijn visie in een eerste publicatie in 1891 de beperkingen van het geld beschreef, en daarom pleitte voor een renteloze financieringsvorm van de maatschappij. "Wanneer men EEN CENT tegen een rente van 5 % uitzet bij een bank in het jaar nul, dus bij de geboorte van Christus, en mogelijk als een geschenk van de Drie Wijzen uit het Oosten (hetgeen deze wijzen juist vanwege hun grote wijsheid hebben nagelaten), dan zou bij een verdubbeling van de waarde elke 14 jaar (met 5 % rente, en rente op rente) die ene cent bij de huidige goudprijs van f. 29.000 per kilo, nu een waarde vertegenwoordigen van niet minder dan 23 miljard aardbollen van puur en massief goud. Iedereen zal snappen dat dit niet kan, en dat de maatschappij met een grote regelmaat vast moet lopen in het moeras van de rente. Oorlogen en holocausten zijn onvermijdelijk, zolang we de rente willen handhaven als vergoeding voor het afzien van het direct ter beschikking hebben van de gemakkelijkste vorm van PRIMAIRE LIQUIDITEIT in de vorm van CONTANT GELD. De vraag is alleen, welke groep als zondebok het doelwit zal zijn van de maatschappij om op af te reageren". Ook mijn eigen stelling duidt in dezelfde richting met het standpunt dat de theorieën omtrent 'INFLATIE' en 'DEFLATIE' niet juist zijn. De prijsvorming in het productieproces en in de geldmarkt, wordt m.i. geheel ten onrechte en wereldwijd nog steeds door vrijwel alle economen gerelateerd aan de door Irving Fisher (1911) nieuw onderkende factor van de SNELHEID van geld, met de formule:
GELDMASSA X OMZETSNELHEID PRIJSPEIL = ----------------------------- PRODUCTIEVOLUME Die formule zou m.i. herzien moeten worden met een factor die de verandering weergeeft van de verminderde beschikbaarheid van de geldmassa (M1). Die verminderde beschikbaarheid ontstaat door een TIJDELIJKE AFWEZIGHEID van liquide middelen door de toenemende transportfunctie van het geld, waaruit een groter liquiditeitsbeslag voortvloeit. De geldmiddelen worden door de nieuwe financiële WEGEN structureel gebonden in de factor TIJD, waardoor een sterke DEFLATOIRE ontwikkeling ontstaat aan de aanbodzijde van de economie. Dit, in de zin van onttrekking van structurele productiecapaciteit aan het geld zèlf.
De oplopende prijsspiraal wordt ten onrechte gezien als een gevolg van een te sterke groei van de primaire geldhoeveelheid (M1); juist vanwege de statische benadering van de formule van Irving Fisher. Terwijl de waargenomen prijsspiraal in werkelijkheid niets met INFLATIE van doen heeft. In tegendeel zelfs. Die ONTSTOND juist door een te krappe geldcreatie met een restrictief beleid. De waargenomen groei van de geldhoeveelheid werd afgedwongen door de structurele veranderingen in de geldomloop. Deze geldgroei diende om het structurele tekort in die geldmarkt in beperkte mate op te vullen, die door DEFLATOIRE structuurveranderingen in de geldcirculatie was ontstaan. 'n Nauwkeurige bestudering van het fenomeen leidde tot de conclusie, dat deze vergrote geldschepping in de laatste jaren de inflatie fors liet afnemen; en zelfs deed verdwijnen. De statistieken spreken hieromtrent duidelijke taal. Dit verschijnsel staat haaks op de voor "juist" gehouden formule van Fisher. De verklaring hiervoor lijkt dan toch voor de hand te liggen. En wel, omdat bijna elke econoom - ook Fisher en Keynes - het geld als een RUILMIDDEL ziet, en niet als een SCHAKEL in de ketting van het economische proces. Er zijn namelijk veel plaatsen aan te wijzen waar het geld NIET die functie van een RUILMIDDEL vervult, maar van verbindingsstuk, of bruggenhoofd in 'DE TIJD' tussen punt A en punt B, zonder dat productie, consumptie en investering daar enige rol bij spelen. Alleen al in het girale betalingsverkeer wordt er nu meer dan 20% van de totale primaire liquiditeit (M1) gebonden in het transport, ongeacht of dit nodig is of niet. Terwijl VOOR het tijdperk van de girale betalingen die liquiditeit als onbelast en eigen productievermogen ter beschikking stond aan de aanbodzijde van de economie; en daarmee aan de werkgelegenheid en de koopkrachtvorming. INFLATIE en DEFLATIE kunnen kennelijk GELIJKTIJDIG optreden in moderne economieën, zodat een PRIJS-SPIRAAL op zich geen leidraad kan zijn voor inflatiebestrijding met "restrictieve" maatregelen. Daarom wordt een nieuw begrip geïntroduceerd om de aanpassing van de Fisher-formule inhoud te geven. Wij noemen het betekenisvol het WITTE CIRCUIT. Dit begrip definiëren wij als de aaneenschakeling van concrete plaatsen van de aanwezigheid van geld als een lineaire uitdrukking van alle plaatsen die het geld FYSIEK aandoet - met of zonder enige stilstand - waardoor "DE WEG" die het geld aflegt in de economie tot uitdrukking wordt gebracht. Maar naast de OMLOOPSNELHEID van het geld zoals Fisher die beschreef, is ook de "WEG" die het geld aflegt een factor, welke zichtbaar - maar vaak ook niet zichtbaar met de TIJD als spons - grote invloed uitoefent op de functies er van. Welke "WEG" in de huidige structuur van onze maatschappij het geld zal gaan, wordt bepaald door de individu en de rechtspersoon. Deze kan beslissen of de geldstroom waarover beschikt wordt in onze REËLE ECONOMIE zal circuleren - en deze dan produceert, consumeert of investeert - danwel dat de geldstroom in de SPECULATIEVE ECONOMIE wordt ingebracht, zoals bij de effectenbeurzen het geval kan zijn, en zo trachten een inkomen te verwerven louter uit het geld zelf. Dit laatste, zonder het oogmerk er productie mee te willen maken, waardoor er niet direct werk en koopkracht kan ontstaan voor de medemens. Het initiatief hiervoor wordt aan "anderen" overgelaten door de liquiditeit tegen een liefst hoge kostprijs - rente - aan derden ter beschikking te laten stellen. Veelal, door krediet uit te laten zetten via NIET ZELF ONDERNEMENDE geldinstituten. Mijn aanpassing van de formule van Fisher om ook de liquiditeitsstroom van de speculatieve, fiscale, sociale en bancaire economie te kunnen weergeven, bestaat uit een toevoeging van een breuk aan de formule, die de verhouding weergeeft tussen de geregistreerde primaire liquiditeit en het totaal van de gemeten waarden op alle vermoede financiële stopplaatsen van het geld. Zodat de 'LINEAIRE WEG' van de reële, maar ook van de niet reële economie beter zichtbaar kan wordt gemaakt. De verantwoordelijkheid van de centrale banken en van de ministeries van Financiën wordt daarmee ook beter te bepalen. De liquiditeitsbehoefte kan dan bij benadering worden vastgesteld met deze monetaire beleidsformule van Fisher/Brockhus: PRODUCTIEVOLUME WITTE CIRCUIT GELDBEHOEFTE = ----------------- X PRIJSPEIL X --------------- OMZETSNELHEID GELDMASSADe formule lijkt een tautologie, maar is dat evenwel niet helemaal. De hier toegevoegde breuk WITTE CIRCUIT en GELDMASSA, weerspiegelt de nominale verhouding tussen de optellingen van de bedragen op alle fysieke geldstroomplaatsen en de "feitelijke" door de overheid in omloop gebrachte (direct en indirect) geldhoeveelheid. Daarnaast zal de koopkracht die neerslaat in de vorm van reëel of speculatief vermogen vaker bezien moeten worden als een PRODUCT op zichzelf, waarvan een adequate DISTRIBUTIE gecreëerd zal moeten worden. De productiviteit van de reële economie, kan daardoor een afzetmarkt worden geboden. Een flinke verbetering van het sociale stelsel kan hieraan een nuttige bijdrage leveren. In de Volkskrant van Vrijdag 13 mei 1988 staat een bericht waarin de voorzitter van de Europese Commissie Jacques Delors verklaart, dat de eenwording van Europa niet gepaard moet gaan met een nog verdere vernietiging van de sociale structuur, met een terugkeren naar de wetten van de jungle in een al te GRENZENLOOS vrije markt. Het EVV-congres in Stockholm heeft ook duidelijk gemaakt, dat van de werkgevers en van de christelijk/conservatieve politiek van centrum/rechtse regeringen in de EEG geen initiatief te verwachten is tot een verbetering, of een rechtvaardiger verdeling van de welvaart te komen. En zeker niet uit de kringen van de BEZITTERS VAN DE PRODUCTIEMIDDELEN. Het 'Europa van de beleggers', zal zo voor vele miljoenen mensen meer: werkloosheid, verarming en ook een sociaal isolement gaan betekenen. Alles gaat ten gunste van het kapitaal. De medeverantwoordelijkheid voor de verdere afbraak ligt evenzeer bij de Europese vakbeweging EVV, omdat slechts de EVV nu nog enig tegenwicht zal kunnen bieden. Ze zal tegenover het internationaal goed georganiseerde kapitaal ook een uiterst sterk georganiseerde belangenbehartiging dienen te stellen. En dit, over de regionale grenzen heen, om zo snel als mogelijk is de kwaliteit van de sociale structuur tot verbetering te dwingen, ook met een versterkte inkomensoverdracht naar de achtergebleven gebieden in Europa. Behalve voor uitkeringsafhankelijken is dit van net zo groot belang voor de werknemers, maar evengoed voor het midden- en kleinbedrijf in het Europa van na 1992. Die zinnige verklaring van de Paus komt heel misschien nog nèt niet te laat.
(c) Stichting VOC Westkade 227 1273 RJ Huizen 035-5244141 R.M. Brockhus treasurer Stichting VOC Huizen, 14 mei 1988 |