Economische rugwind geeft Zalm een luxeprobleem, een begrotingsoverschot dreigt

EuroStaete . . . EKC . . . PvdA . . . Klokkenluiders <====> SDN . . . Milieudefensie

Minister Zalm heeft de overheidsfinanciën op orde zegt het Centraal Plan Bureau (CPB)


van 17 september 1999

Van onze verslaggever Ferry Haan

AMSTERDAM - Minister Zalm heeft de overheidsfinanciën op orde. Het Centraal Planbureau (CPB) rekent voor dat het financieringstekort volgend jaar zo goed als verdwijnt. De minister van Financiën is nog maar een haar verwijderd van het daadwerkelijk aflossen van de staatsschuld. Dat zou voor het eerst in 25 jaar zijn. Het ministerie houdt de boot af. Het ontkent dat Nederland snel een overschot op de begroting zal hebben. Dat zou te maken hebben met het belastingplan van Zalm en Vermeend Als dat plan het haalt, vloeit vijf miljard gulden aan lastenverlichting naar de burger. Dat betekent dat het financieringstekort in 2001 weer bijna 0,75 procent oploopt.

Financiën is het ook niet eens met het optimisme van het CPB. Het ministerie denkt dat het tekort volgend jaar ongeveer 0,5 procent zal bedragen. Het CPB rekent op 0,2 procent. Hoe je er ook tegen aan kijkt: het tekort blijft laag. Toen Zalm in Kok-1 aantrad als minister stond het tekort op 4 procent. Misschien maakt Zalm in Kok-II al mee dat het tekort geheel is weggepoetst. Binnen Zalms ministerie wordt gesproken over een 'negatief begrotingstekort', Financiën-taal voor een overschot.

Tegelijk benadrukt het ministerie keer op keer dat de staatsschuld nog steeds hoog is. In 25 jaar is daar geen dubbeltje van af gegaan. De schuld is gegroeid naar 430 miljard dit jaar. Samen met de schuld van de overige overheden, sociale fondsen, gemeenten en provincies bedraagt de totale overheidsschuld 520 miljard gulden. Per hoofd van de bevolking gaat het om een schuld van 33 duizend gulden. Voorstanders van vermindering van de staatsschuld wijzen erop dat iedere burger jaarlijks gemiddeld tweeduizend gulden belasting kwijt is, alleen om de rente te betalen op de staatsschuld.

In Europa tellen absolute bedragen niet. Daar kijken beleidsmakers naar de staatsschuldquote. Volgens het Verdrag van Maastricht mag de Nederlandse staatsschuld gedeeld door het nationaal inkomen maximaal 60 procent bedragen. Als dit percentage niet gehaald wordt, dan moet de quote in ieder geval snel naar de 60 procent toe bewegen. Over Nederland hoeft Europa zich geen zorgen te maken. De quote daalt bijzonder snel en staat nu op 62 procent. Hiervoor is het 'noemer-effect' verantwoordelijk. De eurolanden hebben afgesproken dat de staatsschuld bezien moet worden in relatie tot het inkomen in een land. Als het inkomen stijgt, dan drukt een schuld automatisch minder zwaar op de begroting.

In de breuk van de staatsschuldquote staat boven de streep de staatsschuld en onder de streep (de noemer) het nationaal inkomen. De afgelopen jaren was de groei van het nationaal inkomen veel sterker dan de groei van de schuld. Dus daalt de breuk in waarde. Begin jaren negentig kreeg Nederland van de andere eurolanden kritiek dat de staatsschuldquote te hoog was. De quote stond boven de 80 procent. Oud-premier Ruud Lubbers stelde toen voor om de ambtenarenpensioenen van de staatsschuld af te trekken, Op die manier haalde Nederland de EMU-eis van 60 procent immers makkelijk. De andere eurolanden deden het plan van Lubbers af als een truc. (zie ook de Kamervragen van het lid Hendriks)

Het 'noemereffect' schoot minister Zalm te hulp. Hij heeft vol de economische wind in de rug gehad de afgelopen jaren. De werkelijke economische groei lag consequent hoger dan de groei waar Zalm rekening mee hield in zijn behoedzame scenario. Al jaren lang heeft Zalm de ene na de andere financiële meevaller. Op het ministerie van Financiën wordt gefluisterd dat het succes van Zalm ook te verklaren is doordat zijn begrotingssystematiek zo ingewikkeld is. De financiële ambtenaren op andere ministeries begrijpen de methodiek niet zo goed, worden onzeker en laten zich overbluffen door hun collega's bij Financiën. Het luxeprobleem is nu voor Zalm. Zodra hij een overschot op de begroting meldt, zullen politici hun begerige blik op zijn ministerie richten. Dat moment stelt de minister zo lang mogelijk uit,


Commentaar:

Het gaat goed in Nederland met de economie van de rijken. Zelfs zo goed dat per jaar zo'n 50 miljard in geheime koffertjes naar het buitenland worden weggesluisd om aan de heffing van belasting te ontkomen. Dat wordt gedaan door mensen die in driedelig grijs tot de "elite" van ons land behoren. Dat zijn dezelfde mensen die hardop zeggen dat de loonkosten te hoog zijn en de concurrentiepositie in gevaar komt wanneer de overheid "leuke dingen" voor de mensen gaat doen. Leuke dingen voor de mensen zijn bijvoorbeeld het verhogen van het te lage minimumloon en daarmee de uitkeringen naar een niveau van beschaving om die laagste inkomensgroepen daarmee boven de armoedegrens uit te laten stijgen.

Wat heeft dit nu te maken met het bovenstaande artikel in de Volkskrant van 17 september?. Heel simpel. Sinds 1981 is er van alles op sociaal en cultureel wegbezuinigd en afgebroken en zijn een miljoen mensen uit het arbeidsproces uitgestoten; vooral diegenen die het tempo niet konden bijbenen, de technische kennis niet hadden die paste bij de nieuwe technologie en die de lichamelijke conditie kwijtraakten door het werk zelf, een ongeval of door het ouder worden. Al deze laatste aspecten zijn voor economen, beleggers en bankiers een gruwel. En zij hebben het in dit land voor het zeggen, want we leven in een geldeconomie in een kapitalistisch stelsel met op rendement beluste eigenaren van geld, van kapitaal, van vermogen, van productiemiddelen, patenten en sleutelposities bij kranten en omroepen.

Kijken we om ons heen dan zien we alom verpaupering in de binnensteden en een consequent handhaven door de overheid van de armoedeval, zoals onlangs bleek, en dat mensen met een uitkering die gaan werken er netto steevast op achteruit gaan. Hoewel de officiële werkloosheid als maar daalt (vandaag zelfs tot 213.000) blijkt dat het aantal mensen in de WAO en in de ziektewet weer dik boven het miljoen uitkomt. Ik hoop voor alle inkomensafhankelijken dat die werkloosheid verder zakt onder de frictiewerkloosheid van 33.000 in het jaar 1954, zodat we eindelijk via de markt van vraag en aanbod de lonen en de uitkeringen drastisch kunnen verhogen. Daardoor ontstaat niet alleen en betere verdeling van het nationale product, maar vooral meer waardering voor de mens als onderdeel in het productieproces. Mensen worden ondanks de ontgroening nog steeds afgescheept met een vrijwel bevroren netto-koopkracht.

Je kunt rustig stellen dat de vermindering van de staatsschuld en van het begrotingstekort volledig is afgewenteld op de werknemers, de ouderen de kinderen, de zieken, gehandicapten en uitkeringsgerechtigden. Het woord "uitkeringsgerechtigden" is inmiddels een scheldwoord geworden waarmee mensen worden bedoeld die meestal zonder perspectief en vaak de rest van hun leven op "water en brood" gevangen zitten in het systeem van te weinig geven en teveel halen door de beleggersvriendelijke overheid.

Wanneer we lezen dat Lubbers probeerde het vermogen van de staat der Nederlanden dat in het ABP-fonds was opgebouwd af te trekken van de schaatsschuldquote - volkomen terecht overigens - dat men toch om politieke redenen van concurrentiepositie en export heeft gekozen om die staatsschuldquote zo hoog mogelijk te laten lijken, zodat de massale verpaupering en wegbezuiniging van vrijwel alles dat sociaal was door de bevolking zou worden geslikt. Want ook nu nog stellen politici en journalisten niet de vragen:

  • Van wie is eigenlijk die staatsschuld?
  • Aan wie moeten alle Nederlanders elk jaar die 2000 gulden rente betalen?

Het artikel is overigens nogal tendentieus, het zegt: "In 25 jaar is daar (van de staatsschuld red.) geen dubbeltje van af gegaan. De schuld is gegroeid naar 430 miljard dit jaar. Samen met de schuld van de overige overheden, sociale fondsen, gemeenten en provincies bedraagt de totale overheidsschuld 520 miljard gulden". Waarom tendentieus? Omdat je de verhoudingen in ogenschouw moet nemen. De hoeveelheid geld in omloop in Nederland is door inflatie en autonome groei een veelvoud van wat deze 25 jaar gelden was. Alleen de schuldquote is relevant, de getallen zeggen op zich helemaal niets.