De Kredietcrisis was in 1996 al in de maak, waarschuwingen ten spijt! Moet u rente betalen over bijgedrukt geld van DNB?

Van Democratie t/m Esperanto

Dr. W.P. Roelofs . . . De Markt . . . Silvio Gesell <===> Esperanto . . . EuroStaete

Dr. W.P. Roelofs over de wenselijkheid van Esperanto

Ping-Pong met de Volkskrant en zelfs een aprilgrap in december

    Meertaligheid noch noodzakelijke,
    noch voldoende voorwaarde voor
    Non-discriminatie in de EU

In de Volkskrant van 5 nov. stond een stuk van Virginie Mamadouh onder de titel "Democratie in EU bestaat bij de gratie van meertaligheid". Ze betoogde, terecht, dat een al dan niet geleidelijke afschaffing van de meertaligheid, tot tenslotte alleen het Engels overblijft, een onaanvaardbare discriminatie van de meerderheid in de EU zou betekenen, en dat geen kosten voor de meertaligheid in de EU te hoog zijn, om een dergelijke discriminatie te voorkomen.

We moeten daarbij natuurlijk wel vaststellen, dat die "gelijkwaardigheid" der talen in de EU maar heel betrekkelijk is, en dat zij die werken binnen de EU, hetzij als ambtenaar, hetzij als parlementariër, niet kunnen volstaan met alleen maar hun eigen taal machtig te zijn. Het kennen van nog zo'n twee of drie talen zal wel nodig zijn, om het ook te rooien waar niet simultaan wordt vertaald. Als "democratie" zou betekenen, dat iedere burger, ongeacht z'n kennis van vreemde talen, in het Europarlement zou moeten kunnen functioneren, dan is dat op dit ogenblik een illusie. Niet de meertaligheid van de EU, maar de meertaligheid van (het gros van) de europarlementariërs en de EU-ambtenaren is een voorwaarde voor het draaien van de EU-machinerie.

Moeten we daarmee tevreden zijn? Nou, nee. Moeten we om zo'n onbevredigend resultaat te bereiken, zoveel geld uitgeven, niet alleen binnen de machinerie van de EU, maar ook in de studie door zovelen van vreemde talen, terwijl perfectie in het gebruik van die talen maar hoogst zelden wordt bereikt en het bestaan van eerste-, tweede-, derde-, en zoveelste-rangs EU-burgers gewoon voortduurt?

Als er geen alternatief was, zouden we dat vermoedelijk moeten doen. Maar er is een alternatief, tenminste op termijn. Als we als Euro- en als wereldburgers zonder discriminatie met elkaar om willen gaan, moeten we niemand onze eigen etnische taal opdringen, moeten het ons niet laten aanleunen, andermans etnische taal opgedrongen te krijgen, moeten we in het interetnische verkeer een gezamenlijke interetnische taal gebruiken. Die is er, heet Esperanto, en heeft in ruim een eeuw haar deugdelijkheid ruimschoots bewezen. Zolang echter het gros der politici dit feit belieft te negeren en aan non-discriminatie geen boodschap blijkt te hebben, ziet het er niet zo best uit voor de overgrote meerderheid der Euro-burgers, de zoveelste-rangs Euro-burgers.

Dr. W.P. Roelofs
sinds 1928 gebruiker van Esperanto
- Soest

                                             Soest, 1994.11.11.

Dr. W.P. Roelofs
Vosseveldlaan 16
3768 GM Soest
035-6015473

Aan de Redactie van 'de Volkskrant'
Postbus 1002, 1000 BA Amsterdam

Geachte Redactie, Ik stuur u hierbij twee stukken, Het ene is een korte reactie op een langer artikel dat op 5 november in "de Volkskrant" heeft gestaan. Ik wijs erop, dat als we nou echt geen taaldiscriminatie willen, we geen genoegen kunnen nemen met de schijn van non-discriminatie die we op het ogenblik in de EU hebben, en die niet veel meer dan een wassen neus is.

Het tweede stuk is heel ketters en laat niets heel van bepaalde heilige huisjes in de politiek en de sociale economie. Ik meen daarin in een dwingende argumentatie te hebben aangetoond, dat gegeven het feit dat we met z'n allen meer sparen, vooral uit het enorme arbeidsloze inkomen uit vermogen, de "onverdiende baat", dan we met z'n allen besteden aan de aankoop van producten (voor consumptie en investering), dat "meer" de vorm zal moeten aannemen van een "schuldvordering". Tegenover die vordering zal een "schuld" moeten staan, en wel een permanent (en min of meer exponentieel) groeiende schuld. Die schuld kan noch bij de particuliere huishoudens, noch bij de ondernemingen terecht komen. Alleen de staat kan ervoor opdraaien, en zal ervoor moeten opdraaien.

Bij dit alles is geen sprake van een "last op toekomstige generaties en op belastingbetalers". De interest over die staatsschuld wordt betaald met een deel van nieuwe leningen. Het geheel is een soort zeepbel, die, anders dan gebruikelijke zeepbellen, niet vroeger of later barst. Het gaat om fictief inkomen en fictief vermogen, fictief bij de gratie van hen die er de beschikking over hebben, en in feite ervoor kiezen het niet te besteden voor de koop van goederen en diensten.

Van de noodzaak de staatsschuld zo snel te laten stijgen zou geen sprake zijn, wanneer de maatschappij verlost zou zijn van de "onverdiende baat", d.w.z. als de rentevoet (voor langlopende en risicovrije obligaties) tot nul gereduceerd zou zijn, wat ook vele andere voordelen zou hebben. Noodzakelijke voorwaarde voor het bereiken van die toestand zijn kosten voor liquiditeit, laten we zeggen van omstreeks 10 % per jaar. Dat zou betekenen, dat geldbezitters ook bij rentevoet nul bereid zouden zijn geld uit te lenen, als er niets voordeligers te bedenken valt. Immers het geld vasthouden, zou 10 % per jaar kosten, en ook de aankoop van "schatvormers" zou, wegens de aan het bezit van zulke schatvormers verbonden kosten, tot een "negatief rendement" leiden, en dus onvoordeliger zijn dan een niet-rentedragende staatsobligatie. De liquiditeitspremie van ca. 10 % per jaar zou een behoorlijk snelle circulatie van het geld garanderen.

Hoewel mijn artikel eerder is geschreven, zou het beschouwd kunnen worden als een weerlegging van het artikel van Marcel van Dam in "de Volkskrant" van gisteren, die vindt dat de staat z'n schuld moet afbetalen - tot de dood erop volgt - om van de rentelast af te komen. Het opvolgen van zijn recept zou catastrofaal zijn. Van Dam's artikel toont echter wel aan, hoe nodig het is daar wat harde logica tegenover te zetten.

De onderwerpen van mijn beide stukken lijken weinig met elkaar gemeen te hebben. Maar in beide gevallen gaat het om een rationele oplossing van een belangrijk probleem, ten aanzien waarvan de politiek het volstrekt af laat weten, en die bij mij hoog op de agenda staan.

Mocht u onverhoopt besluiten mijn stuk over interest en staatsschuld niet te publiceren en van Dam niet van repliek te dienen, dan zou ik dat graag op zo kort mogelijke termijn willen weten (om het elders te kunnen aanbieden), en zou ik ook graag de reden van de weigering willen vernemen, waarbij een weerlegging van m'n betoog mij zeer welkom zou zijn.

Omdat uw lezers, naar ik meen, niet tot de meest reactionaire behoren, verwacht ik dat u hun mijn artikel wel zult willen voorschotelen.

Met vriendelijke groet,

"Seksistische taal"

Als Zamenhof rond 1880 het feminisme en vooral de gevolgen daarvan voor de taal en de argumentatie van Yuri Vanenburg in de Volkskrant van 26 nov. had (kunnen) voorzien, zouden er ongetwijfeld geen seksspecifieke woordstammen in Esperanto hebben bestaan.

Patro zou niet vader hebben betekend, maar ouder, en misschien wel de vorm matra, (of iets er tussen in: natra), hebben gehad. Met behulp van achtervoegsels zouden we woorden voor moeder en vader: bijv. patrino en patroco hebben afgeleid. Het "seksverbindende" voorvoegsel ge (gepatroj = ouders) zou niet hebben bestaan. Er is overigens niets dat ons let het zover te krijgen. Wij kunnen, als we dat wenselijk achten, al die woorden die mannen aanduiden: patro, filo, frato, onklo, nevo, enz., voorzien van het (voorlopig pleonastische) achtervoegsel §c, en, wanneer praktisch iedereen dat doet, beginnen met het niet meer gebruiken van het voorvoegsel ge, dat dan inmiddels pleonastisch zal zijn geworden.

Vanuit de taal is er geen beletsel voor zulk een ontwikkeling. Het hangt er maar van af, hoe conservatief wij zijn. Hopelijk wel conservatief genoeg, om niet de wegen van de Vanenburgs, de Cleys, c.s. in te slaan, want één neutrale interetnische taal, die de toets van de praktijk in meer dan een eeuw glansrijk heeft doorstaan, is nodig en voldoende. Ondertussen zullen de scheppers van steeds weer andere "plantalen" hun sisyfusarbeid voortzetten; jammer, maar niks aan te doen!

Dat Zamenhof niet zo "seksistisch" was, blijkt uit de etymologie: het Duitse "Fräulein" leverde het woord fraulino, waaruit vervolgens de "rib" in werd uitgesneden, waarna fraulo = vrijgezel overbleef. Het Jiddische "rebbedzin" (de vrouw van de rebbe) leverde: edzino, en, door ontribbing, edzo = echtgenoot.

Soest

Petro Rulofido
dan wel: dr. W.P. Roelofs

Soest, 1994.11.30.
Dr. W.P. Roelofs
Vosseveldlaan
3768 GM Soest
02155-15473

Aan de Redactie van "de Volkskrant"
Postbus 1002, 1000 BA Amsterdam.

Geachte Redactie,

Ik stuur u nog maar weer eens een korte lezersbrief, in zogenaamde voorkeurspelling, in de hoop dat dit stukje genade zal vinden in uw ogen.

Ik had u onlangs, gelijktijdig twee stukken gestuurd, een betrekkelijk kort, als reactie op hetzelfde stuk waarop inmiddels dr. Verloren van Themaat, Wouter Pilger, en Germain Pirlot, als ook, van andere zijde de heer Cleij, hebben gereageerd, en een lang stuk, dat niet als "lezersbrief", maar voor een "opiniepagina" bedoeld was, over interest en staatsschuld.

Ik heb daarop van een inmiddels niet meer bij u werkzame redactrice een soort standaardbriefje gekregen, dat mijn bijdrage helaas niet kon worden geplaatst wegens ruimtegebrek, en dat mijn brief was doorgegeven aan een mevrouw zo-en-zo. (Ik heb de brief blijkbaar niet bewaard.) Bij telefonische navraag bleek die mevrouw zo-en-zo geen bemoeienis te hebben met vraagstukken van interest en staatsschuld. Dies blijft de vraag in de lucht hangen: op welk van de twee stukken had het "standaard afwijsbriefje" betrekking, en hoe staat het met mijn zeer ketterse bijdrage over interest en staatsschuld?

Ik heb dat stuk ook privé toegestuurd o.a. aan Marcel van Dam, die toen net in uw krant een stuk had gezet onder de titel "Rente op rente op rente", en aan Frits Bolkestein, die niet anders roept, dan dat het financieringstekort omlaag moet. Van Bolkestein heb ik een briefje gekregen, dat ie te bezet was om zelf op m'n argumenten in te gaan, maar dat ie m'n stuk aan de Korte, de "financiële specialist" van de VVD, had doorgegeven ter behandeling. Sindsdien nog niets gehoord. Ook van Dam heeft, tot dusver, niets van zich laten horen.

Ik daag iedereen uit aan te tonen, dat of mijn premissen foutief zijn, dan wel dat er een fout zit in mijn logica. Het begint erop te lijken, dat "niemand es wahr haben will". U zult begrijpen, dat ik erg graag wil weten, hoe de redactie van de Volkskrant denkt over het stuk dat ik heb gestuurd, en als ze het niet wil publiceren, dan graag met een weerlegging, of met een mededeling dat ze het "politiek niet opportuun" acht, maar niet met een dooddoener van gebrek aan plaatsruimte of iets dergelijks.

In afwachting van uw antwoord,
met vr. gr.,

                         http://www.sdnl.nl/                     Soest, 1994.12.21.
Dr. W.P. Roelofs
Vosseveldlaan 16
3768 GM Soest
02155-15473

Aan de Redactie van "de Volkskrant",
Postbus 1002, 1000 BA Amsterdam.

    Geachte Redactie,

    Hierbij stuur ik u een korte reactie op het stukje van de heer F.A. Bakker, "Eurotaal", in uw editie van 18 dec., en zou plaatsing ervan op prijs stellen.

    Ik stuur het in tweevoud, met het verzoek de kopie bestemd voor de heer Bakker, aan hem door te sturen. Met dank voor deze service. Met vriendelijke groet,

April-grap in December

Graag wil ik kort reageren op het stukje van F.A. Bakker in de Volkskrant van 18 dec., waarin quasi-serieus Latijn als Eurotaal wordt aanbevolen. Hoe serieus die aanbeveling is, blijkt uit het slot, waar de schrijver voorstelt om "het nieuwe ééntalige, -muntige en grenzeloze Europa" maar meteen om te dopen in Utopia. Dat Latijn niet geschikt is als algemene interetnische taal (of als Eurotaal) realiseerden sommige vooraanstaande wetenschappers, waaronder Comenius en Leibniz, zich al enige eeuwen geleden, toen Latijn nog volop fungeerde als taal van de wetenschap. Sindsdien heeft het Latijn in de wetenschap in feite afgedaan, en ik meen te mogen aannemen dat de heer Bakker en ik het tenminste daarover eens zijn: het zal die positie nooit terugkrijgen, laat staan ooit Eurotaal worden.

Het Romeinse imperialisme behoort tot een ver verleden. Biedt een imperialisme anno 2000 een acceptabele "Eurotaal"?

Soest

W.P. Roelofs