DEN HAAG,
zaterdag
De
Haagse politieofficier Werner Becking kijkt Aad Dingjan nog eens
goed aan. Wil Dingjan hem wat zeggen? Voorjaar 1991. Het lijkt geen
gesprek voor in de kerkbanken op zondagmorgen, maar het zit
vleeshandelaar Dingjan al lange tijd dwars: „Waarom worden de kleine
jongens gepakt en gaan de grote
vrijuit?”
Aad
Dingjan, een soort aangenomen zoon van de puisant rijke familie De
Kroes, doelt op ´De Vleeschmeesters-affaire´, een grote fraudezaak
met EU-gelden. Waar de hoofdverdachten vader Ger en oom Koos ervan
afkomen met boetes en voorwaardelijke straffen, krijgt Eddy de Kroes
tot verbazing van de hoofdrolspelers anderhalf jaar onvoorwaardelijk
aan zijn broek.
Maar
de commissarissen van ´De Vleeschmeesters´ waren helemaal buiten
schot gebleven, het waren dan ook prominente Nederlanders:
oudpremier mr. Barend Biesheuvel, V&D-topman dr. Anton Dreesmann
en oud-CNV-voorzitter Jan
Lanser.
Loyaliteit Op
de kerkbank schoof Dingjan nog eens richting Becking. „Kan dit nu
zomaar? Hoge pieten die buiten schot blijven? Ik weet zeker dat ze
er wel degelijk vanaf wisten”, of iets van die strekking moet de
pseudo-De Kroes aan de Haagse politieman hebben gevraagd. Dingjan,
die door moeder De Kroes haast letterlijk uit de goot was opgeraapt,
voelde een groot onrecht. „Uit loyaliteit naar de familie De Kroes
en met name moeder is Dingjan naar de inspecteur gestapt en heeft
hij informatie aangeboden over de rol van de leden van de raad van
commissarissen”, zo zou een van de direct betrokkenen later
tegenover de rijksrecherche
verklaren.
Dingjan
en Becking kennen elkaar niet alleen uit de kerk. Hun kinderen
spelen met elkaar. Bovendien is Becking een bekende voor Dingjan,
omdat de politieman in de jaren tachtig een onderzoek naar de
vleeshandelaar had uitgevoerd. De Haagse politieman voelt sympathie
voor het pleidooi tegen de vermeende klassenjustitie en hij besluit
zijn superieuren in te lichten. Geheel los van de actie van Dingjan,
waarvan De Kroes zegt dat hij daar niet van op de hoogte was, doet
De Kroes op dat moment al verwoede pogingen uit handen van justitie
te blijven, die van plan lijkt de opgelegde straf ten uitvoer te
brengen.
Werner
Becking is verschillende keren door de rijksrecherche gehoord en
tegenover de rijksrechercheurs bevestigt hij de gang van zaken: hij
introduceert Aad Dingjan begin 1991 op het Haagse parket. Die krijgt
daar de rol van een soort ´kroongetuige´, hoewel dat nergens formeel
wordt vastgelegd. Het is de eerste ontmoeting van Aad Dingjan met
de, destijds Haagse, officier van justitie mr. Hans Vos. Over het
aantal besprekingen dat heeft plaatsgevonden bij het openbaar
ministerie lopen de lezingen uiteen, maarzeker is dat Dingjan in
1991 ten minste vier en maximaal zes keer overleg heeft gehad bij
justitie. Om zijn verhaal te staven, levert Dingjan, blijkt uit het
rijksrechercheonderzoek, interne stukken aan van ´De
Vleeschmeesters´ waaruit zonneklaar de negatieve betrokkenheid van
de commissarissen zou
blijken.
Ook hier
lopen de verklaringen, bij de rijksrecherche afgelegd, uiteen.
Dingjan stelt bij de rijksrecherche dat hij transcripties van
bandopnames van vergaderingen van de raad van commissarissen aan
justitie heeft overlegd. Hieruit zou blijken dat het trio al in een
vroeg stadium op de hoogte was van de fraude en dat ze probeerden de
zaak in de doofpot te stoppen.