Interview door Geert Dekker
gepubliceerd in de Volkskrant van 24 augustus 1996
oorspronkelijke versie
Maar niemand heeft gelijk, ook al kríjgt men het wel eens als voor een bepaalde periode een statistisch verband wordt gevonden tussen de betreffende cijfers. Het volgende jaar echter volgt steevast de ontnuchtering, omdat het aangetoonde verband ineens blijkt te zijn omgeslagen in het tegendeel.
Het raadsel van de investeringen wordt de komende vijf jaar onderhanden genomen door een groep economen, econometristen en psychologen onder leiding van Gerard Pfann, hoogleraar Econometrie en Organisatie aan de Universiteit van Maastricht (tot voor kort aangeduid als de Rijksuniversiteit Limburg). Pfann is in het kader van het PIONIER-programma van de NWO 1,75 miljoen gulden beschikbaar gesteld en dat is samen met gelden van zijn eigen universiteit genoeg om met een vijfkoppig team op grote schaal onderzoek te gaan doen naar de omstandigheden waaronder bedrijven de beslissing nemen al dan niet te investeren.
Waarom is de 36-jarige Gerard Pfann 'een pionier'? Omdat hij gruwt van het net geschetste gerommel met macrocijfers. "Economie gaat niet over geaggregeerde cijferreeksen, economie is wat er in bedrijven gebeurt. Het is misschien leuk om kennis te nemen van macrocijfers, maar je leert er niet van hoe de economie werkt," zegt hij. Voor Pfann dus geen brei van gemiddeldes en medianen rond 'ophefmakende feiten' zoals het zakken van het BNP met drietiende procent, een met 30.000 toenemende werkloosheid of een sterk verbeterde orderpositie. Een pionier is Pfann ook om zijn aanpak, die min of meer volgt uit deze opvatting. Het is een aanpak waarin methodologische instrumenten uit psychologie en sociologie (gespreks- en interviewtechnieken) worden gecombineerd met de bouw van geraffineerde econometrische modellen.
Psychologie speelt ook een belangrijke inhoudelijke rol in zijn werk, want het zijn de beslissingen van individuele mensen die Pfann zo interesseren. "Economische beslissingen zijn menselijke beslissingen, met alle kronkels van dien. Een tekortkoming van veel economische modellen is de veronderstelling dat economische beslissingen altijd rationeel, logisch en consistent zijn. Wiskundig wordt dat vervolgens vertaald in lineaire en symmetrische relaties tussen variabelen. Welnu, in mijn modellen wemelt het van de niet- lineaire en asymmetrische relaties. Rechtlijnigheid en eenduidigheid ontbreken nogal eens in menselijke reacties."
De onderzoeksmethode is gedoopt als 'the informed observer approach'. Het idee er achter lijkt zo simpel dat het wel om een revolutionair idee móet gaan: de onderzoekers vragen de beslissers (in dit onderzoek bij bedrijven) eenvoudigweg hoe het zit.
"Het is nu eenmaal zo dat economische wetenschappers niet gewend zijn zelf data te verzamelen," legt Pfann uit, met een blik die duidelijk moet maken dat hĄj het ook niet kan helpen. "Men put veelal uit de arsenalen van het CBS, het CPB, het EIM en dergelijke instituten, om vervolgens met die cijfers aan de slag te gaan. Zelf data verzamelen is ongewoon, en dus is het ook ongewoon dat economen bij bedrijven op bezoek gaan om vragen te stellen."
De 'informed observer approach' doorbreekt dus het hoge studeerkamergehalte van de economische wetenschap. De probleemstelling van een onderzoek wordt eerst uitvoerig besproken in een zogenoemde focusgroep van enkele 'top executives', met het voornaamste doel de onderzoeksvragen te vertalen in de taal van het bedrijfsleven. Daarna vinden de zogenoemde cognitieve interviews plaats, open gesprekken met ondernemers waarin de onderzoekers alle mogelijke ingrediënten verzamelen voor de daarna op te stellen schriftelijke vragenlijst. Die vragenlijst wordt massaal verspreid, de resultaten worden gevat in het tot slot te ontwikkelen model.
Gerard Pfann ontwikkelde zijn aanpak in zijn proefschrift en paste hem daarna toe op een analyse van werkloosheidscijfers. Naar aanleiding van vragen die uit dat onderzoek naar voren kwamen - met name waarom werkloosheid altijd sneller toeneemt dan weer afneemt - nam hij de aanpassingskosten onder de loep. Het asymmetrische karakter van die kosten (gepaard gaand met het aannemen en ontslaan van personeel), bleken een belangrijke verklarende factor, naast de bekende constatering dat het plotselinge karakter van een faillissement nooit ge&eunl;venaard wordt door werkgelegenheidsgroei bij een bedrijf. De resultaten van Pfanns werk bleven niet onopgemerkt. Gerenommeerde economische tijdschriften publiceerden zijn bevindingen en vorig jaar ontving hij bijvoorbeeld de Edmond Hustinxprijs voor de Wetenschap van de Rijksuniversiteit Limburg.
De studie naar de investeringsbeslissing in het bedrijfsleven wordt zijn omvangrijkste project tot nu toe. Vijf mensen zullen vijf jaar onderzoek doen, niet alleen naar de overwegingen om in fysiek kapitaal te investeren, maar ook naar de factoren die van invloed zijn op investeringen in menselijk kapitaal, met andere woorden het trainen en opleiden van personeel. Een derde vorm van investeren die aan de orde komt is het toetreden tot nieuwe markten. Met name in de sector van het kleinbedrijf moet dat beleidsrelevante gegevens opleveren.
Het slagen van Pfann en zijn onderzoeksgroep hangt voor een belangrijk deel af van de bereidheid van beslissers in het bedrijfsleven om openhartig te praten over hun beslissingen. Een onderzoek naar overwegingen rondom investeren lijkt immers verdacht veel op onderzoek naar 'het geheim van ondernemen'. Zullen ondernemers wel het achterste van hun tong laten zien, zowel met betrekking tot hun successen als tot hun mislukkingen?
"Veel hangt af van de manier waarop de bedrijven benaderd zullen worden," antwoordt Pfann. "Daarom gaan we met een aantal onderzoekers om te beginnen een aantal maanden naar de universiteit van Chicago, om daar getraind te worden in die materie. De Amerikanen volgen ons onderzoek met grote belangstelling, maar als het gaat om communicatie met bedrijven hebben zij meer ervaring. Zij weten veel beter hoe bedrijven en mensen te overtuigen zijn van het gemeenschappelijke belang bij een dergelijk onderzoek. Nederlandse economen zijn daar niet in geschoold. Die zijn immers niet gewend contact te hebben met bedrijven."
Wat geleid heeft tot de situatie dat economen wel weten hoe goed of slecht het met 'de' economie gaat en ook nog wel hoe een bepaalde bedrijfstak er voor staat, maar verder nauwelijks antwoorden hebben als het gaat om het uitoefenen van invloed met beleid. "Men weet niet hoe beslissingen in het bedrijfsleven beïnvloed kunnen worden, omdat men niet weet hoe die beslissingen genomen worden, welke overwegingen van het meeste belang zijn," aldus Pfann.
Het feit dat economen niets snappen van het macrocijfer van bedrijfsinvesteringen, hoeft geen probleem te zijn. Het probleem dient zich aan op het moment dat politiek en beleidsmakers zich op die (ontbrekende) kennis richten om een zogenoemd stimuleringsbeleid te voeren. Het gevolg is dat fiscale impulsen (WIR, investeringsaftrekken), leenfaciliteiten (Industriefonds) en banenplannen elkaar afwisselen, in een soort spel van 'trial and error': kijken wat helpt. De macrocijfers, de daarbij behorende modellen zoals die van het CPB en het op grond daarvan tot stand komende beleid kunnen Gerard Pfann niet bekoren. "We moeten kunnen begrijpen hoe mensen reageren, dít is belangrijk. Hoe reageert een ondernemer die onverwacht een groot aantal orders binnenkrijgt, hoe reageert een bedrijf op een innovatie van een concurrent? Als je dat weet, hoe een bedrijf werkt, dan weet je hoe de economie werkt. En dan kun je op grond van dat begrip beleid maken."
(Forum, de Volkskrant van 24 augustus 1996)