om het met voeten te treden. Dat mag ongestraft, want: zij vertegenwoordigen het bevoegd gezag, zij zijn het boegbeeld van de maatschappij en iedereen én ook iedereen kan op ze vertrouwen!
Inleiding Donderdag 27 mei 1999 is een gewone gezellige Coevordense stapavond geweest. Ook in Bar Dancing Lord Nelson aan de Schoolstraat was het gezellig druk. De echte doorzetters, de klanten die er de volgende ochtend niet zo vroeg uitmoeten, zitten om half twee 's nachts (het is dan inmiddels vrijdag 28 mei geworden) nog voor een afzakkertje aan de bar, als een politiemacht de zaak binnen komt stormen. Zestien agenten in totaal voorzien van kogelvrije vesten, een politiehond meenemend, slaan alle twaalf aanwezigen in de handboeien, dwingen ze op de knieën met het gezicht tegen de muur en fouilleren iedereen, waarvan sommigen inwendig. Een slot om de bovenverdieping te bereiken wordt direct bij binnenkomst vernield en het hele gebouw wordt systematisch en gericht doorzocht. De politie is trots op wat buit gemaakt wordt. Althans volgens het eerste persbericht dat de volgende dag op internet staat. Op TV-Drenthe en in diverse regionale dagbladen wordt gemeld: dat tientallen grammen cocaïne en diverse steekwapens in de bar dancing zijn aangetroffen. Henriette en Frans Beukeveld begrijpen er niets van! Veertien jaar lang hebben zij hun brood verdiend in hun horecabedrijf. Nooit hebben zij enige klachten gehoord van wie dan ook over de gang van zaken rondom hun Lord Nelson. Geen gezeur van buren over vernielingen, lawaai of iets dergelijks. Ook nooit een waarschuwing van de gemeente of politie over drugsoverlast of verstoring van de openbare orde gekregen. En dan dit! De woensdag na de inval worden Henriette en Frans Beukeveld ontboden op het gemeentehuis te Coevorden waar hen de gelegenheid wordt geboden zich te verweren tegen hetgeen in hun horecabedrijf is gevonden. Waartegen de beduusd, overrompeld en overvallen Henriette en Frans zich moet verweren is niet duidelijk. Burgemeester mr. ing. B.P. Jansema deelt ze vervolgens mede dat hun zaak voor drie maanden wordt gesloten. Een maand later wordt als straf op straf hun horecavergunning voor een periode van 5 jaren ingetrokken, wegens het voordoen van feiten, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven der vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid, of zedelijkheid met een grote kans op een recidief.
|
Noot! Door speurwerk, logica en arrogantie van de zijde van de politie van Coevorden zijn
Henriette
en Frans achter de Heerlense connectie gekomen en is hen gebleken dat mr. ing. B.P. Jansema,
burgemeester van Coevorden, mevr D. van As-Kleijwegt korpsbeheerder en mevr.
mr. van Rossem-Broos,
hoofdofficier van justitie van het Arrondissement Assen, vooraf niet door de politie van Coevorden op
de hoogte van deze inval zijn gebracht. Het logisch gevolg hiervan is dat al het bewijsmateriaal tijdens
deze illegale inval onwetmatig is verkregen en derhalve nietig is!
Omdat een burgemeester eindverantwoordelijk is voor de openbare orde in zijn gemeente, is hij in deze
direct verantwoordelijke voor de gedragingen van de politie (artikel 12 Politiewet). Daarom wordt mr.
ing. B.P. Jansema als burgemeester van Coevorden enkele maanden later door F.J. Beukeveld bij het Arrondissementsrechtbank te Assen aangeklaagd wegens deze overtredingen van de politie van Coevorden.
Enkele dagen na de inval bemoeit mr. ing. B.P. Jansema als burgemeester van Coevorden zich voor het eerst actief met de inval en spreekt hij schande uit van wat in Lord Nelson heeft plaats gevonden. Hij zou disciplinaire maatregelen treffen en dat heeft hij gedaan!
In het kader van artikel 13b Opiumwet sluit hij, in eerste instantie, de voor publiek toegankelijke ruimte voor een periode van drie maanden.
Tijdens de hoorzitting, die wettelijk verplicht vooraf aan dit besluit moet gaan, zijn Dhr. A.J. Kuipers, wijkchef van politie, burgemeester mr. ing. B.P. Jansema en Dhr. J. Buurman namens de gemeente Coevorden aanwezig.
De heren Kuipers en Jansema zijn uit hoofde van hun functie op de hoogte van de illegaliteit van de inval en kennen zij op dat moment nadere details vanuit Heerlen, zoals het feit dat inmiddels bekend is, dat F.J. Beukeveld niets met drugstransport, -gebruik of -handel uit Heerlen te maken heeft, omdat de drugs onaangeroerd elders in een andere garagebox aan Schaersbergerweg te Heerlen blijken te liggen. Desalniettemin wijst Dhr. A.J. Kuipers erop dat het rapport van de politie aan duidelijkheid niets te wensen overlaat en duidelijk aangeeft welke zaken aangetroffen zijn.
Burgemeester mr. ing. B.P. Jansema voert, zoals gezegd, op 3 juni de sluiting van Lord Nelson uit in het kader van overtredingen van artikel 13b van de Opiumwet en meldt dat dit alles geheel te wijten is aan eigen handelen van F.J. Beukeveld. De gemeente Coevorden moet nu hals over kop enkele Algemene Plaatselijke Verordeningen (APV's) aanpassen omdat deze vanwege artikel 13b Opiumwet niet meer in hun gemeente rechtsgeldig zijn. Desondanks worden deze nieuwe APV's voortijdig tegen F.J. Beukeveld in gebruik genomen. Daarnaast is een gemeentelijk beleidsplan voor drugs niet voorhanden.
Waar heeft F.J. Beukeveld in vredesnaam dan die drugs
en wapens gelaten vraagt de politie zich nu af?
Of, heeft hij eigenlijk wel iets met drugs en wapens te maken?
Nee in de verste verte niet!
De tip vanuit Veldhoven over een vermeend drugstransport
heeft wel verstrekkende gevolgen.
Op woensdag 2 juni 1999 wordt door de politie van Heerlen en Veldhoven de gehele voorraad aan wapens en drugs in de andere garagebox dan die van zijn neef aan de Schaersbergerweg te Heerlen aangetroffen. Daarvoor moesten zij wel enkele garageboxen open breken, omdat zij niet precies wisten in welke garagebox de rommel lag opgeslagen. Woensdag 2 juni 1999 blijkt dus dat F.J. Beukeveld niets met deze drugs en wapens te maken heeft.
Na deze vondst van de drugs en wapens in Heerlen, waar F.J. Beukeveld dus niets en dan ook niets mee te maken heeft gehad, vindt desondanks op 2 juni in Coevorden de hoorzitting onder leiding van burgemeester mr. ing. B.P. Jansema en wijkchef van politie A.J. Kuipers plaats en wordt een dag later op 3 juni door de burgemeester toch de bar-dancing voor 3 maanden gesloten.
Samenvattend: zowel burgemeester Jansema als wijkchef Kuipers zijn uit hoofde van hun functie op 2 juni 1999 op de hoogte van de resultaten uit Heerlen én weten zij op dat moment dat het bewijsmateriaal tijdens de inval in Lord Nelson op onwetmatige wijze is verkregen.
Op 3 juni schrijft de bankdirectie van de ABN-AMRO te Coevorden de geldkraan dicht te moeten draaien. In Coevorden is inmiddels de hel los gebarsten en storten zich allerlei media op F.J. Beukeveld. Enkele weken later spant F.J. Beukeveld met behulp van zijn advocaat een kortgeding aan bij het Arrondissement te Assen tegen het besluit van de burgemeester van Coevorden.
Dit kortgeding dient op dinsdag 6 juli 1999 te Assen.
Op zaterdag 4 juli krijgt F.J. Beukeveld voor het eerst het proces-verbaal van bevindingen, onder ambtseed opgesteld door Dhr. H.I. Huizenga, onder ogen en schrikt hij enorm van hetgeen Dhr. H.I. Huizenga op papier heeft gezet. De opzettelijk verstrekte onjuiste informatie en suggestieve woordspelingen doen vermoeden dat de beheerder
en al zijn bezoekers zware drugscriminelen zijn. Hetgeen dus het feit rechtvaardigt,
dat alle aanwezigen tijdens deze onbesuisde inval zomaar in de handboeien
mogen worden geslagen. Iedereen én dan ook iedereen is dus al bij
voorbaat verdacht!
De ernst, diepgang en de verstrekkende gevolgen
van deze valse én suggestieve bevindingen van Dhr. Huizenga realiseert
hij zich eerst later als het te laat is. Want de stelling geldt:
hetgeen onder ambtseed is opgeschreven is altijd waar, ook al is het niet waar.
Tegenbewijs heeft geen zin. Het genereert narigheid
voor de tegenpartij en dat is knap vervelend. Begin daar dus niet aan of
hou daar ogenblikkelijk mee op! Daarnaast valt met de tegenpartij niet
te spotten. Zij zijn het bevoegd gezag en het boegbeeld van de maatschappij!
Wie bent u om aan hun integriteit te twijfelen,
laat staan te tornen?
Let wel: hetzelfde proces-verbaal van bevindingen,
waarvan Dhr. A.J. Kuipers reeds op 2 juni heeft gemeld, dat het aan duidelijkheid
niets te wensen overlaat en duidelijk aangeeft welke zaken zijn aangetroffen,
kreeg F.J. Beukeveld pas een maand later één werkdag
voor het eerste kortgeding voor het eerst onder ogen.
Herhaaldelijk, doch vergeefs, is door zijn advocaat
om eerdere toezending van dit proces-verbaal verzocht. Nu moet op maandag
5 juli in allerijl de verdediging worden aangepast en vindt één
dag later het eerste kortgeding plaats.
Van een behoorlijke procesorde is hier dan geen sprake meer.
Tijdens dit kortgeding komt burgemeester mr. ing. B.P. Jansema in woord en geschrift met een aaneenrijging van hetze, tendentieuze onwaarheden en verdraaiingen van de feiten.
In tegenstelling tot burgemeester mr. ing. B.P. Jansema op dat moment beweert, staan deze leugens en aantijgingen niet in het eerste proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 1999 vermeld, maar worden ze drie maanden later gedeeltelijk in het geheel herziene proces-verbaal van bevindingen, eveneens onder ambtseed opgemaakt door dezelfde heer H.I. Huizenga, opgenomen.
De burgemeester meldt tijdens dit kortgeding tevens: voor de goede orde deel ik u tenslotte nog mede dat ik in overleg met de inspecteur voor de Drankwetgeving besloten heb het college van burgemeester en wethouders van deze gemeente voor te stellen de aan de heer Beukeveld in het kader van de Drank en Horeca wet verleende vergunning in te trekken.
Plaatsvervangend rechter mr. H.C.P. Venema, tevens docent aan de Hanzehogeschool te Groningen, moet uit hoofde van zijn nevenfunctie op 6 juli 1999 ook op de hoogte zijn van de ware reden van de inval. Desalniettemin rept hij met geen woord over de directe aanleiding van de inval en gaat hij inhoudelijk niet in op de clichés: sinds langere tijd is bekend, bekend werd dat, ook is middels RCID informatie bekend en bekend is.
De discrepanties tussen o.a. de hoeveelheid middelen
die H.I. Huizenga opgeeft en de hoeveelheden vermeldt in de afzonderlijke
processen-verbaal van de verdachten en andere bevindingen vallen ook mr
H.C.P. Venema op.
mr. H.C.P. Venema meldt verder: de omstandigheid
dat uit de processen-verbaal niet blijkt dat de gevonden cocaïne in het
café is verkocht, verstrekt of afgeleverd, doet daar naar het oordeel
van de president niet aan af. (...) Gelet op vorenstaande overwegingen
acht de president het voldoende aannemelijk geworden dat de in artikel
13b van de Opiumwet opgenomen voorwaarde voor toepassing van bestuursdwang
vervuld is.
Het kortgeding wordt op 13 juli 1999 ongegrond verklaard en op 14 juli 1999 krijgt F.J. Beukeveld de brief in huis waarop mr. ing. B.P. Jansema als burgemeester van Coevorden in samenspraak met de inspecteur voor de Drankwetgeving heeft besloten de horecavergunning van F.J. Beukeveld én van mevr. H. Beukeveld-van de Belt voor een periode van 5 jaren in te trekken vanwege het voordoen van feiten in de inrichting, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven der vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid, of zedelijkheid met een grote kans op een recidief.
Tegen deze beslissing van de burgemeester en college
van Coevorden wordt bezwaar aangetekend bij de officier van justitie te
Assen.
Dit tweede kortgeding dient op 6 september 1999.
Daaraan vooraf sturen burgemeester en wethouders van Coevorden op 24 augustus 1999 opmerkingen aan de Griffier van de sector Bestuursrecht van de Rechtbank te Assen, dat de processen-verbaal van de verdachten niet serieus te nemen zijn. Daarbij valt hen op dat in het onderhavige verzoek met geen woord gerept wordt over het proces-verbaal van bevindingen welke na de politieactie is opgemaakt. Juist dat proces-verbaal vormt de basis voor het standpunt dat zich in "Lord Nelson" feiten hebben voorgedaan als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet.
Burgemeester mr. ing. B.P. Jansema stelt een commissie
voor Rechtsbescherming samen die hem van advies moet dienen
over de genomen beslissing de horecagelegenheid van F.J. Beukeveld voor
een periode van 3 maanden te sluiten in het kader van overtredingen van
de Opiumwet.
De openbare zitting is op 18 augustus 1999. De commissie
merkt ook de discrepanties op tussen de door H.I. Huizenga gevonden hoeveelheden
en de hoeveelheden van de verdachten.
Wederom wordt het proces-verbaal van H.I. Huizenga
gevolgd en de commissie concludeert dat het bezwaar van F.J. Beukeveld
tegen de beslissing van burgemeester mr. ing. B.P. Jansema ongegrond is.
Ondertussen dient F.J. Beukeveld op 23 augustus 1999 klachten in bij:
de commissaris der Koningin van de provincie Drenthe over gedragingen van burgemeester mr. ing. B.P. Jansema,
Normaliter moeten de klachten over gedragingen van de politie naar de burgemeester worden gestuurd, maar omdat hij van de tegenpartij is, heeft F.J. Beukeveld de klachten naar de districtschef te Hoogeveen en wijkchef A.J. Kuipers gestuurd, op dat moment nog niet vermoedend dat Dhr. A.J. Kuipers als wijkchef ook enige eindverantwoording draagt voor de illegale inval in Lord Nelson. Desalniettemin komen alle klachten bij burgemeester mr. ing. B.P. Jansema van Coevorden terecht, die een commissie samenstelt, die hem van advies moet dienen bij het afhandelen van de gedragingen van zijn politieambtenaren.
Tegen deze afhandeling van klachten wordt protest aangetekend omdat dit in strijd is met artikel 61 van de Politiewet. Zoals wettelijk voorgeschreven neemt mevr. D. van
As-Kleijwegt, korpsbeheerder en burgemeester van Assen de klachten in behandeling.
Op 30 september 1999 moet F.J. Beukeveld voor de Klachtencommissie van de politie verschijnen.
Het tweede kortgeding op 6 september 1999, eveneens voorgezeten door plaatsvervangend rechter mr. H.C.P. Venema, wordt gewonnen. Althans de rechter sommeert dat beide partijen met elkaar moeten overleggen met als uitgangspunt, dat de horecavergunning van Lord Nelson voorlopig niet wordt ingetrokken.
Burgemeester mr. ing. B.P. Jansema dwingt tijdens dit gesprek af dat de vier verdachten gedurende een periode van 2 jaren niet meer in de bar-dancing mogen komen.
De balans van dit kortgeding is:
Direct de aller, allereerste avond na heropening van Lord Nelson komt de politie van Coevorden controleren of iedereen zich wel aan de gemaakte afspraak houdt (intimidatie!).
Binnen anderhalf maand vinden in Lord Nelson nogmaals twee soortgelijke controles door de politie van Coevorden plaats. Ondertussen organiseren zwager W. Muller en broer dr. G.J.J. Beukeveld d.d. 24 september 1999 een gesprek met de burgemeester van Coevorden met de bedoeling alle horecarechten van het pand Lord Nelson aan de gemeente Coevorden te verkopen, waardoor F.J. Beukeveld zich uit de horecawereld terug kan trekken.
Toen de eerste klap niet dodelijk bleek te zijn, kwam de straf op straf van mr. ing. B.P. Jansema door nu
de horecavergunning van mevr. H. Beukeveld-van de Belt én F.J. Beukeveld in te trekken.
De betrokkenheid van mevr. H. Beukeveld-van de Belt tot deze procedure is uiterst discutabel, omdat
zij tot dat moment in geen enkele brief of proces-verbaal van bevindingen voorkomt. Haar naam wordt
voor het eerst en voor het laatst in de brief van 14 juli 1999 genoemd. In ieder geval moeten beiden
failliet om het pand Lord Nelson voortijdig in handen te kunnen krijgen. Vandaar!
Tijdens het gesprek van W. Muller en dr G.J.J. Beukeveld met J. Buurman en de burgemeester d.d. 24 september liegt mr. ing. B.P. Jansema op zijn werkkamer in het gemeentehuis van Coevorden binnen tien minuten minstens een tweetal malen.
Op 30 september 1999 verschijnen F.J. Beukeveld, H. Beukeveld-van de Belt, dr G.J.J. Beukeveld en W. Muller voor de Klachtencommissie van de politie. Zij zijn op dat moment niet op de hoogte van de feiten dat er geen gerechtelijk vooronderzoek heeft gelopen, dat het proces-verbaal van bevindingen compleet is herzien en dat er een drietal nieuwe processen-verbaal bijgekomen zijn.
Twee van deze processen-verbaal zijn vier maanden na de inval door het hoofd RCID A. Vries onder ambtseed opgesteld om achteraf de inval in Lord Nelson enigszins te kunnen rechtvaardigen. De andere dateert van 9 maanden voor de inval en meldt een discutabele activiteit van 20 maanden voor de inval.
Van de zijde van de politie werden de heren Westerman, Dijkhuis en Huizenga ondervraagd. H.I. Huizenga meldt bij de Klachtencommissie, dat tegen F.J. Beukeveld geen gerechtelijk vooronderzoek loopt, dat het proces-verbaal sinds gisteren bij de officier van justitie is en dat er een strafzaak volgt. In het proces-verbaal staat de aanleiding tot de inval. Hij mag uit de processen-verbaal citeren, die eigenlijk voor intern gebruik zijn. Het is niet gebruikelijk dat wij alle informatie geven waarover wij bezitten.
Uit het rapport van de Klachtencommissie blijkt achteraf dat het eerste proces-verbaal, onder ambtseed opgesteld door H.I. Huizenga, is op essentiële punten een proces-verbaal van horen zeggen is en niet een van eigenwaarnemingen!
Uit oogpunt van een behoorlijke én eerlijke procesvoering blijkt dit proces-verbaal o.a. bij een drietal commissies en bij het Arrondissementgerecht te zijn ingediend, slechts voor intern gebruik te zijn. Zelfs Gedeputeerde Staten heeft in december 1999 alleen de beschikking over het eerste interne proces-verbaal, terwijl zij het geheel herziene proces-verbaal van bevindingen, waaruit Dhr. H.I. Huizenga voor de Klachtencommissie mag citeren, niet te zien krijgen. Dat hoeft ook niet, want wat zei burgemeester mr. ing. B.P. Jansema ook al weer over de basis van dit eerste proces-verbaal?
Het herziene proces-verbaal blijft mooi voor intern gebruik bij de officier van justitie te Assen te liggen. Nee alle soorten processen-verbaal (intern, neven, hoofd) worden niet door elkaar gehaald, zie het rapport van de Klachtencommissie van politie.
De Klachtencommissie gaat op een groot aantal heikele punten niet in en brengt advies uit aan de korpsbeheerder mevr D. van As-Kleijwegt. Het principe van dit afhandelen is hetzelfde als bij de K. de Werd is gebeurd (zie: De geheimen van Vrouwe Justitia) nl.:
Mevr D. van As-Kleijwegt neemt de adviezen van de Klachtencommissie klakkeloos over en weigert na een herhaald verzoek inhoudelijk op de integriteit van haar politieambtenaren in te gaan. Mr. D. ten Boer van de Arrondissementsrechtbank te Assen meldt op 29 september 1999 dat tegen F.J. Beukeveld geen vooronderzoek heeft gelopen en dat hij een dagvaarding tegen hem uitschrijft!
Het blanco proces-verbaal van bevindingen van F.J. Beukeveld, dat onder ambtseed door Dhr. H.I. Huizenga is opgemaakt, heeft hiervoor zeker als basis gediend. Ruim drie maanden na deze mededeling is mr. D. ten Boer nog steeds bezig met het schrijven van deze dagvaarding, want F.J. Beukeveld heeft dan nog steeds geen dagvaarding ontvangen. Daarnaast is hij benieuwd naar de aanklacht(en) en vindt hij dat het nu langzamerhand tijd worden om zich eens voor het eerst voor een echte rechter uit te kunnen spreken.
Groot is de verbazing geweest toen bleek, zoals gezegd, dat het eerste proces-verbaal onder ambtseed opgemaakt door H.I Huizenga geheel is herschreven om aan een groot deel van de klachten over gedragingen van de politie tegemoet te treden. Uit het herziene proces-verbaal blijkt dat de grove beschuldiging van cocaïne gebruik van F.J. Beukeveld, dat mede aanleiding tot de inval is geweest, is weggelaten (wegens horen zeggen en gebrek aan bewijs!). Daarvoor in de plaats komt nu de handel van F.J. Beukeveld en de dames achter de bar.
Op 28 oktober 1999 stuurt F.J. Beukeveld de officier van justitie van de Arrondissementsrechtbank te Assen een 52 pagina's tellend weerwoord over het eerste en tweede geheel herzien proces-verbaal van bevindingen van Dhr. H.I. Huizenga. In dit weerwoord wordt inhoudelijk niet op de processen-verbaal van de 4 verdachten ingegaan om de grove leugens van H.I. Huizenga aan de kaak te stellen.
De basis van het eerste proces-verbaal is duidelijk niet solide genoeg om de niet gestaafde verdachtmakingen gestand te doen houden. Daarnaast komt zijn directe chef, het hoofd RCID, Dhr. A .Vries te hulp met nog twee geheel nieuwe processen-verbaal en een niet ontvankelijk verklaard proces-verbaal om cachet aan de inval te geven.
Het eerste proces-verbaal met de valse aantijgingen dat de basis voor de aanleiding inval moest zijn, heeft inmiddels wel drie commissies, twee kortgedingen en twee hoorzittingen doorlopen, als zijnde de waarheid en niet anders dan de waarheid onder ambtseed opgemaakt!
Daarnaast is geen der vier verdachten vervolgd voor cocaïnebezit in Lord Nelson. Alleen de bar dancing beheerder is en blijft als enige schuldig voor o.a. de geweldsdelicten en brandstichtingen in Coevorden, alwaar hij part nog deel aan heeft. In dit weerwoord wordt een groot aantal aanklachten ingediend tegen verschillende ambtenaren, zoals tegen:
Als reactie op deze aanklachten schrijft de hoofdofficier van justitie van de Arrondissementsrechtbank te Assen mevr. Mr. R.S.T. van Rossum-Broos, dat in het kader artikel 9 van de Opiumwet in de bar-dancing is binnengetreden en dat geen der ambtenaren iets valt te verwijten.
Enigszins verwacht doch ook wel met stomheid geslagen neemt F.J. Beukeveld kennis van haar brief en stuurt vervolgens een brief richting het Gerechtshof te Leeuwarden om volgens artikel 12 de affaire Lord Nelson alsnog de schuldigen voor de rechter te krijgen. Hierbij gaat het hem om recht en gerechtigheid! Niet om veroordeling maar om de beoordeling van de affaire Lord Nelson. Het recht moet recht en rechtvaardig zijn.
Daarnaast wordt bij het Ressort Leeuwarden tegen mevr. mr. R.S.T. van Rossum-Broos als hoofdofficier van justitie een aanklacht ingediend wegens inbreuk op de privacy. F.J. Beukeveld is dan nog niet op de hoogte van het feit dat artikel 12 procedures een zeer kleine kans op succes hebben (minder dan 1%).
In naam van burgemeester mr. ing. B.P. Jansema van Coevorden schrijft Dhr. J. Buurman d.d. 1 december 1999 een brief aan de officier van justitie te Assen met het gegeven, dat algemeen bekend is, dat wanneer men in Coevorden harddrugs wil hebben men dit bij Lord Nelson kan verkrijgen.
Na een persoonlijk gesprek van de inspecteur van de Drankwet met Dhr. H.I. Huizenga schrijft de inspecteur aan Gedeputeerde Staten, dat tijdens de inval is gebleken dat ook beide dames duidelijk onder invloed van middelen verkeerden, die zij in Lord Nelson tot zich hebben genomen. Hiermee komt het totaal aan geïntoxiceerden tijdens de inval op 25%. De bovenverdieping diende hierbij regelmatig als ontmoetingsruimte waar werd ingenomen.
Op 15 december 1999 moet F.J. Beukeveld te Assen voor de commissie verschijnen, die een advies aan Gedeputeerde Staten moet uitbrengen, dat u raad het al, wederom het proces-verbaal van Dhr. H.I. Huizenga gevolgd. Dit keer roept de gemeente Coevorden de hulp van een externe advocaat in om extra lading aan het gebeuren te geven. Het bezwaar wordt ongegrond verklaard en F.J. Beukeveld krijgt zes weken respijt alvorens de vergunning wordt ingetrokken omdat hij meteen hoger beroep heeft aangetekend.
De gemeenteraad van Coevorden wil hier niet op wachten en besluit met onmiddellijke ingang op d.d 18 januari 2000 de vergunning van H. Beukeveld-van de Belt en F.J. Beukveld in te trekken. Ondertussen meldt op 3 januari 2000 mr. D. ten Boer van de Arrondissementsbank Assen dat de foto's die tijdens de inval zijn gemaakt, zijn vernietigd.
Op 18 januari 2000 schrijft F.J. Beukeveld een brief aan mevr mr. R.S.T. van Rossem-Broos met de vraag:
waar in artikel 9 van de Opiumwet staat vermeldt
dat:
De kernvraag in deze brief is een kopie te verkrijgen van de mutatie die Dhr. Johannes in de nacht van 28 mei 1999 meteen na afloop van de inval in Lord Nelson heeft opgemaakt.
De kans is groot dat deze mutatie is vernietigd, dit ondanks het feit dat deze mutatie gewoon als een filebestand in de computer van de RCID ligt opgeslagen. Back-ups van bestanden maken zij nooit, daarnaast wisselen de RCID's onderling nooit gegevens uit.
Inmiddels is F.J. Beukeveld op de hoogte van de inhoud van het IRM-rapport van Dhr. Rem en Co. en van de vele webpagina's van de Sociale Databank Nederland, die de moeizame strijd van Werd, Hop, ing van Rooij, drs Burhoven Jaspers, Lancée en vele, vele anderen tegen de justitiële dwalingen beschrijven.
Daarnaast spreekt het IRT-rapport ook boekdelen! Gesterkt en gesteund door deze verhalen en de diepgaande onderzoeken van deze mensen meldt F.J. Beukeveld de artikel 12 procedure aan bij John Hop en belooft hij de lezers op de hoogte te houden van de uitslagen vanuit Leeuwarden. Eeuwen geleden werd deze rechtbank (inter)nationaal geroemd om zijn rechtspraak. Eens kijken wat daar heden ten dage van is overgebleven.
Voorlopig gaat de strijd om recht en eerlijkheid volop door.
Aangifte van verkrachting van discotheekbezoekster in Lord Nelson
Brief aan mr. R.S.T. van Rossem-Broos Hoofdofficier van Justitie, Arrondissement Assen
Ambtenaren gebruiken het recht om de wet met voeten te treden, ongestraft, want gezag!
Antwoord van Mr. R.S.T. van Rossem-Broos hoofdoff. van Justitie aan dr. F.J. Beukeveld
Brief aan Jhr. mr. J. de Wijkerslooth de Weerdesteyn, PG bij Hoge Raad der Nederlanden
Brief aan burgemeester Jansema over onteigeningsprocedure voor Heege West 3
Discotheek Lord Nelson te Coevorden en zijn bijzondere ambtenaren
Overzicht van de beide processen-verbaal opgesteld door brigadier H.I. Huizenga
De Nationale ombudsman handelt in strijd met de waarheid
Vormfout in uitspraak Raad van State van 10 oktober 2001
Na de onwetmatige inval van de RCID politie in de discotheek Lord Nelson te Coevorden en het indienen
van aanklachten wetend dat stratfbare feiten niet zijn gepleegd worden de overtredingen van de politie
en van de burgemeester van Coevorden door de hoofdofficier van Justitie te Assen geseponeerd.
Rubrieken bij SDN
Schandpaal voor rechtsverkrachting
Integriteit van de Rechterlijke Macht
Stichting Sociale Databank Nederland
E-mailadres: sdn@planet.nl
Site adres:
http://www.sdnl.nl/nelson-3.htm